Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014
gepubliceerd op 22 mei 2014

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigings-regeling van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2014031408
pub.
22/05/2014
prom.
27/03/2014
ELI
eli/besluit/2014/03/27/2014031408/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MAART 2014. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigings-regeling van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut, artikel 11;

Gelet op het Koninklijk Besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/1989 pub. 07/11/2014 numac 2014031896 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten houdende de oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, artikel 1 § 2;

Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, artikel 8, tweede lid;

Gelet op de ordonnantie van 3 december 1992 betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven en de aanhorigheden ervan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikel 17, vierde lid, gewijzigd bij de ordonnantie van 29 januari 2001;

Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, de artikelen 23 en 34;

Gelet op de ordonnantie van 26 juni 2003 houdende oprichting van het Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel, artikel 9;

Gelet op artikel 30 van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingcode, toegevoegd door de ordonnantie van 1 april 2004;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 20/07/2006 pub. 28/09/2006 numac 2006031460 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2006 tot regeling van de administratieve en geldelijke toestand van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 20/07/2006 pub. 28/09/2006 numac 2006031461 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2006 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 februari 2003 tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sluiten tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 juni 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 27 maart 2014;

Gelet op het protocol nr. 2013/14n van Sector XV van 18 december 2013;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij van 21 januari 2013;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel van 28 februari 2013;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 26 februari 2013;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 2 september 2013;

Gelet op het advies nr. 54.921/2 van de Raad van State, gegeven op 5 maart 2014 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Minister van Openbaar Ambt;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de bij arbeidsovereenkomst bij de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna "instellingen" genoemd, in dienst genomen personen overeenkomstig de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.

De instellingen bedoeld in het eerste lid zijn degene die werden bepaald in artikel 2, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna "statuut" genoemd.

Onderhavig besluit is van toepassing op het contractueel personeel van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

In afwijking van de alinea 1 is dit besluit niet van toepassingen op de personen die in dienst zijn onder een arbeidsovereenkomst in het kader van de toekenning van een mandaatbetrekking overeenkomstig boek IV van het statuut.

Art. 2.Personen kunnen bij arbeidsovereenkomst in dienst worden genomen uitsluitend om : 1° aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen, hetzij voor in de tijd beperkte acties, hetzij voor een buitengewone toename van het werk;2° personeelsleden te vervangen bij gehele of gedeeltelijke afwezigheid, ongeacht ze in dienstactiviteit zijn of niet, wanneer de duur van die afwezigheid tot vervanging noopt;3° bijkomende of specifieke taken te vervullen;4° in het kader van de toekenning van mandaatbetrekkingen, overeenkomstig boek IV van het statuut, om te voorzien in de uitvoering van taken die een bijzondere kennis of ruime ervaring op hoog niveau vereisen, beide relevant voor de uit te voeren taken;5° een vacante betrekking in te vullen die niet kon worden ingevuld door benoeming noch door bevordering, na het organiseren van de selectieprocedure met toepassing van artikel 80, § 2 van het statuut.

Art. 3.§ 1. Elke arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk afgesloten. § 2. In de arbeidsovereenkomst wordt de plaats vermeld waar de werkzaamheden worden verricht.

Elke wijziging van de plaats van tewerkstelling geeft aanleiding tot een bijlage bij de arbeidsovereenkomst. § 3. Indien de functie dit vereist, wordt in de arbeidsovereenkomst een beding opgenomen in verband met de afstand van alle patrimoniale auteursrechten met betrekking tot de huidige en toekomstige werken die het contractuele personeelslid verwezenlijkt tijdens de uitoefening van zijn functie.

Art. 4.De rechten en plichten bepaald in de artikelen 4 tot en met 13 van het statuut zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing. HOOFDSTUK II. - Indienstneming Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 5.Om bij arbeidsovereenkomst in dienst te worden genomen moet aan volgende algemene voorwaarden worden voldaan : 1° de burgerlijke en politieke rechten niet ontnomen zijn;2° de medische geschiktheid bezitten om de functie uit te oefenen, indien de aard van de functie dit vereist;3° houder zijn van een diploma of getuigschrift dat overeenstemt met het niveau van de te verlenen graad onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn voor de ambtenaren krachtens het statuut;4° een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de vereisten aangaande de te verlenen betrekking;5° over een professionele ervaring beschikken van drie jaar voor een functie van rang 2 en zes jaar voor een functie van rang 3.Deze ervaring dient equivalent te zijn aan het niveau van de vacante functie.

Art. 6.De in artikel 2, 1° en 2° bedoelde contractuele personeelsleden worden in dienst genomen in een graad van rang 1.

Art. 7.De contractuele personeelsleden die een vervangingsopdracht vervullen, treden in dienst voor een periode die niet langer mag zijn dan de duur van de vervanging.

Art. 8.De bijkomende of specifieke taken stemmen overeen met de betrekkingen uitgeoefend door : 1° de adjunct-informatici (rang C1);2° de assistent-informatici (rang B1);3° de informatici (rang A1);4° het hoofd van de IT-afdeling (rang A3) 5° de verpleegassistenten - opleiders van ambulanciers van de BHDBDMH (rang B1) 6° de geneesheer van de BHDBDMH (rang A1). Afdeling 2. - Bevoegde overheden

Art. 9.§ 1. Enkel de niet-ingevulde functies voorzien in het personeelsplan zoals bedoeld in artikel 18 van het statuut, kunnen het voorwerp uitmaken van een contractuele indienstneming. § 2. De leidende ambtenaren beslissen of de betrekking moet worden ingevuld door een contractuele tewerkstelling. § 3. De dienst belast met het "human resources management", afgekort als het HRM, stelt, overeenkomstig artikel 19 van het statuut, de generieke functiebeschrijvingen op en legt ze ter goedkeuring voor aan de leidende ambtenaren. § 4. Voor de instellingen van categorie A, geschiedt de beslissing tot indienstneming tot en met rang A1 door de leidende ambtenaren of hun afgevaardigde. De beslissing tot indienstneming van hogere rangen wordt genomen door de Regering.

Voor de instellingen van categorie B, geschiedt de beslissing tot indienstneming door de daartoe aangewezen autoriteit ingevolge hun oprichtingsordonnantie, of diens afgevaardigde. Afdeling 3. - Indienstnemingsprocedure

Art. 10.§ 1. De preselectie van de kandidaten gebeurt door het HRM. § 2. De preselectie wordt gevolgd door de organisatie van een specifieke module, waarbij een evaluatie van de specifieke vaardigheden die verbonden zijn aan de vacante betrekking plaatsvindt.

Deze specifieke module wordt georganiseerd zoals bepaald in artikel 49 van het statuut. Wanneer de aanwerving betrekking heeft op een functie van rang 2 of 3, wordt de selectie gedaan door een commissie samengesteld conform de bevorderingscommissie van artikel 90 van het statuut. § 3. Indien het aantal kandidaten die naar de betrekking in kwestie solliciteren dit rechtvaardigt of als de complexiteit van het aan te werven profiel dit vereist, kan voor de specifieke module een eliminatiemodule met een of meerdere bijkomende proeven georganiseerd worden, overeenkomstig artikel 49 van het statuut.

Het HRM bepaalt voorafgaandelijk de aard van de proef en desgevallend de vaardigheden waarop deze proeven betrekking zullen hebben. § 4. De bepalingen van het statuut strekkende tot de inschakeling van personen met een handicap zijn mutadis mutandis van toepassing op de contractuele indienstneming. HOOFDSTUK III. - Arbeidsregeling en verloven Afdeling 1. - Arbeidsregeling

Art. 11.De arbeidsduur en de arbeidsregeling zijn dezelfde voor het contractueel personeel als voor het statutair personeel.

Art. 12.Het contractuele personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of van een bepaalde duur van minstens twee jaar wordt geëvalueerd.

De evaluatie heeft tot doel het werk van het contractuele personeelslid in de functie die hij vervult, aan de hand van de functiebeschrijving ervan, doorlopend te beoordelen.

Art. 13.§ 1. De evaluatie van het contractuele personeelslid vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in titel VI van het statuut. § 2. In geval van bevestiging van de verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid door de leidende ambtenaren, of indien het contractuele personeelslid tegen de verklaring van beroepsongeschiktheid niet in beroep is gegaan, wordt het contractuele personeelslid door de benoemende overheid ontslagen.

Art. 14.De statutaire bepalingen inzake onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing.

Art. 15.De statutaire bepalingen inzake vrijwillige interne mobiliteit zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing, degenen bedoeld in artikel 2, 3° uitgezonderd. Afdeling 2. - Verloven

Art. 16.De contractuele personeelsleden genieten dezelfde verloven als degene bepaald in de hoofdstukken III, Ven VIII van titel VII van Boek I van het statuut, uitgezonderd de halftijdse vervroegde uittreding, voor zover deze regeling gunstiger is dan die bepaald bij de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijzondere wetten.

De verloven bedoeld in de voorgaande leden worden toegekend volgens de op het statutair personeel van toepassing zijnde regels.

Art. 17.De contractuele personeelsleden mogen niet afwezig zijn als zij geen verlof of dienstvrijstelling hebben gekregen volgens de voor de ambtenaren bestaande regeling.

Art. 18.Onverminderd de op hen van toepassing zijnde regels zoals deze gelden in de privésector, vallen wegens ziekte afwezige contractuele personeelsleden onder het medisch toezicht van de door de minister aangestelde medische controledienst volgens de voor de ambtenaren bestaande regeling.

De regelgeving van de federale administratieve gezondheidsdienst is op hen van toepassing voor wat betreft de arbeidsongevallen en beroepsziekten. Afdeling 3. - Vorming

Art. 19.De statutaire bepalingen inzake vorming zijn op de contractuele personeelsleden van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Bezoldigingsregeling Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 20.§ 1 De contractuele personeelsleden ontvangen een bezoldiging die overeenstemt met de wedde die met de graad en de eerste schaal van een ambtenaar verbonden is voor dezelfde of een analoge functie alsmede de daarmee gepaard gaande tussentijdse verhogingen. § 2. Overeenkomstig hun respectievelijk niveau, genieten de volgende contractuele personeelsleden de weddenschaal E 101, C 101, B 101 of A 101 bij hun indienstneming, de weddenschaal E 102, C 102, B 102 of A 102 wanneer zij minstens 9 jaar anciënniteit in hun functie hebben en de weddenschaal E 103, C 103, B 103. of A 103 wanneer zij minstens 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben, voor zover zij aan de verplichte vorming hebben deelgenomen en minstens gunstige evaluaties hebben gekregen : 1 de verpleegassistenten - opleiders van ambulanciers van de BHDBDMH (rang B1) § 3. De volgende contractuele personeelsleden genieten de weddenschaal A 111 bij hun indienstneming. Zij genieten respectievelijk de weddenschaal A 112 en A 113 wanneer zij minstens 9 en 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben, voor zover zij de verplichte vorming hebben gevolgd en minstens gunstige evaluaties hebben gekregen : 1° de geneesheer van de BHDBDMH (rang A1) § 4.De volgende contractuele personeelsleden genieten van de volgende weddenschalen; zij genieten een hogere weddenschaal, voor zover zij de verplichte vorming hebben gevolgd en minstens gunstige evaluaties hebben gekregen : 1° de adjunct-informatici : de weddenschaal C103 bij hun indienstneming en de weddeschaal C200 wanneer zij minstens 9 jaar anciënniteit in hun functie hebben 2° de assistent-informatici : de weddenschaal B103 bij hun indienstneming en de weddeschaal B200 wanneer zij minstens 9 jaar anciënniteit in hun functie hebben 3° de informatici : de weddenschaal A111 bij hun indienstneming, de weddeschaal A113 en A310 wanneer zij respectievelijk minstens 9 en 18 jaar anciënniteit in hun functie hebben 4° het hoofd van de IT-afdeling : de weddenschaal A310 bij zijn indienstneming en de weddeschaal A400 wanneer hij minstens 9 jaar anciënniteit in zijn functie heeft.

Art. 21.De contractuele personeelsleden genieten op dezelfde wijze als de ambtenaren van de instellingen : a) een gewaarborgd minimuminkomen;b) een haard- of standplaatstoelage;c) vakantiegeld;d) een eindejaarstoelage;e) dezelfde vergoedingen en toelagen als degene voor dezelfde of een gelijkwaardige functie, onverminderd het specifieke regime voor het contractuele personeelslid dat geniet van de toelage bedoeld in de artikelen 27 tot 32 van dit besluit;f) een aanvullende vergoeding voor begrafeniskosten voor zover het totaal van de hem verschuldigde vergoedingen krachtens de op hem van toepassing zijnde regelingen in de privé-sector het bedrag van de aan het statutair personeel verschuldigde vergoeding niet overschrijdt.

Art. 22.§ 1. De geldelijke anciënniteit wordt berekend volgens de voor de ambtenaren bestaande regeling. § 2. De periodes van niet gewaarborgd inkomen, met uitzondering van de het moederschapsverlof en de periodes van moederschapsbescherming bedoeld in de artikelen 41bis, 42, § 1, 43, § 1 en 43bis van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, evenals de periodes met verminderde prestaties om medische redenen worden niet in aanmerking genomen voor de tussentijdse verhogingen of om een hogere weddenschaal te bekomen. § 3. De periode tijdens dewelke het personeelslid een evaluatie met vermelding "onder voorbehoud" of "onvoldoende" heeft gekregen, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit die nodig is om een hogere weddenschaal te bekomen.

Art. 23.De effectief onder arbeidsovereenkomst gepresteerde diensten in de privé-sector of als zelfstandige komen in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit, indien deze een vereiste vormden bij de aanwerving en ten belope van het aantal jaren ervaring die vereist worden bij de aanwerving.

Art. 24.De geldelijke anciënniteit van een personeelslid kan nooit meer bedragen dan de reële duur van de werkelijk gepresteerde diensten.

Art. 25.De bij deeltijdse arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden worden bezoldigd naar rata van de deeltijdse prestaties. Afdeling 2. - Specifieke bepalingen ten gunste van de leden van het

administratief personeel toegewezen in de hoedanigheid van operator aan de centrale 100-112 van de DBDMH

Art. 26.Het contractueel personeel dat als operator is toegewezen aan de centrale 100-112 geniet een toelage voor nacht-, zaterdag- en zondagswerk tegen de hierna vermelde voorwaarden.

Art. 27.Er dient te worden verstaan onder : 1° nachtprestaties : prestaties tussen 18 en 8 uur;2° zaterdagprestaties : prestaties die op een zaterdag worden verricht tussen 0 en 24 uur;3° zondagprestaties : prestaties die op een zondag of op een wettelijke of erkende feestdag worden verricht tussen 0 en 24 uur.

Art. 28.De nacht-, zaterdag- en zondagprestaties geven recht op een toelage.

De toelage is gelijk aan : - zaterdag- en zondagprestaties : 100 % van de geleverde prestaties; - nachtprestaties : 25 % van de geleverde prestaties.

Het bedrag per uur prestatie van de toelage wordt vastgesteld op 1/1 850e van het salaris vermeerderd met de haard- of standplaatstoelage en/of de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt.

Art. 29.De toelage voor nachtprestaties mag niet gecumuleerd worden met de toelagen voor zaterdag- en zondagprestaties.

De toelagen mogen niet worden samengevoegd met de toelage voor het presteren van overuren. De betrokken ambtenaar geniet van het gunstigste stelsel.

Art. 30.De toelage wordt maandelijks uitbetaald, na het vervallen van de termijn. Het uurgedeelte van het maandelijks totaal van de prestaties wordt naar boven afgerond als het gelijk is aan of meer dan dertig minuten bedraagt. Het wordt genegeerd indien het minder bedraagt.

Art. 31.Een verantwoordelijkheidstoelage wordt toegekend aan de leden van het contractueel personeel dat als operator is toegewezen aan de centrale 100-112 van de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp.

Deze toelage bedraagt € 1.365 op jaarbasis.

Zij is gekoppeld aan de schommelingen van de spilindex 138.01. Deze wordt maandelijks en samen met het salaris uitbetaald, en maakt er deel van uit. HOOFDSTUK V. - De ontbinding van de arbeidsovereenkomst

Art. 32.Indien professionele tekortkomingen of diverse gebreken, buiten het geval van dringende redenen of een verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid bedoeld in artikel 14, § 2, worden vastgesteld die een ontslag verantwoorden, stelt de hiërarchische meerdere een omstandig verslag op waarin deze worden opgenomen.

De hiërarchische meerdere hoort en licht het contractueel personeelslid in omtrent het verslag en het voorstel tot ontslag. Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 33.Het verslag en het voorstel tot ontslag worden verzonden naar de leidende ambtenaar en de adjunct leidende ambtenaar of hun afgevaardigde en betekend aan het contractuele personeelslid per aangetekend schrijven.

Art. 34.Het contractueel personeelslid wordt gehoord door de leidende ambtenaar en de adjunct leidende ambtenaar. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 35.Na het horen van het personeelslid beslist de leidende ambtenaar of de adjunct leidende ambtenaar of het aangewezen is om het personeelslid te ontslaan.

Art. 36.De definitieve beslissing wordt betekend per aangetekend schrijven aan het contractuele personeelslid.

Art. 37.In geval van herstructurering van de diensten, die het ontslag van contractuele personeelsleden tot gevolg kan hebben, moet er vooraf overleg met de representatieve vakorganisaties plaatshebben. HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepalingen

Art. 38.Het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 20/07/2006 pub. 28/09/2006 numac 2006031460 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2006 tot regeling van de administratieve en geldelijke toestand van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 20/07/2006 pub. 28/09/2006 numac 2006031461 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2006 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 februari 2003 tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sluiten tot regeling van de administratieve en geldelijke toestand van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd door de besluiten van 26 april 2007, 10 april 2008, 15 mei 2008 en van 15 december 2011, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen Onderafdeling 1. - Algemene overgangsbepalingen

Art. 39.De wervingsprocedures voor de betrekkingen die vacant verklaard werd(en) voor de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet op basis van de bepalingen die op deze procedure van toepassing waren voor deze datum.

Art. 40.De evaluatieprocedures, lopende op de dag die de inwerkingtreding van dit besluit voorafgaat, verlopen voorts volgens de bepalingen die toen van toepassing waren.

Deze evaluatieperiodes mogen echter niet langer duren dan één jaar, vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 41.De geldelijke anciënniteit verworven door de contractuele personeelsleden op datum van inwerkingtreding van dit besluit blijven verworven.

Onderafdeling 2. - Overgangsmaatregel voor de opgeheven bijkomende en specifieke opdrachten

Art. 42.De taken, uitgeoefend door de volgende betrekkingen worden niet langer beschouwd als bijkomende en specifieke opdrachten : 1° de expertingenieurs van het water- en milieubeleid bij de Haven van Brussel (rang A1);2° de zeevaartexperts bij de Haven van Brussel (rang A2) 3° de verpleegkundigen (rang B1);4° de financiële auditeurs (rang A2);5° de sociaal afgevaardigden van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGHM) (rang B2);6° de coördinator van de beheersovereenkomst tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de BGHM, en tussen de BGHM en de Openbare Vastgoedmaatschappijen (rang A2);7° de experts inzake duurzame huisvesting bij de BGHM (rang A2);8° de experts inzake integratie van kunstwerken in sociale woningen bij de BGHM (rang A2);9° de experts inzake het Huisvestingsplan van de BGHM (rang A2);10° de expert verantwoordelijk voor de sociaal afgevaardigden van de BGHM (rang A2);11° de expert "coördinatie van het Huisvestingsplan" van de BGHM (rang A3);12° de junioranalisten van de arbeidsmarkt bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor de Arbeidsbemiddeling (BGDA) (rang A1);13° de consultants inzake diversiteit bij de BGDA (rang A1);14° de consultants van de transversale cel in het kader van het territoriaal pact voor de werkgelegenheid bij de BGDA (rang A1);15° de expertanalisten van de arbeidsmarkt bij de BGDA (rang A2);16° de experts inzake overzicht van de vakbekwaamheden bij de BGDA (rang A2);17° de experts in internationale betrekkingen inzake werkgelegenheid bij de BGDA (rang A2);18° de coördinator van het territoriaal pact voor de werkgelegenheid bij de BGDA (rang A2);19° de experts verantwoordelijk voor de opvolging van de beheersovereenkomst tussen de BGDA en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de BGDA (rang A2);20° de attachés belast met de bevordering van het rationeel energiebeleid bij het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) (rang A1);21° de attachés belast met de uitvoering van Europese richtlijnen bij het BIM (rang A1);22° de experts belast met de uitvoering van de liberalisering van de energiemarkt bij het BIM (rang A2);23° de experts belast met de uitvoering van Europese richtlijnen bij het BIM (rang A2);24° de experts in wetenschappelijk onderzoek bij het Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel (IWOIB) (rang A2);25° de secretaris van de Raad voor Wetenschapsbeleid bij het IWOIB (rang A2) 26° de arbeiders van het kledingatelier van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp (BHDBDMH) (rang E1);27° de operatoren 100 van de BHDBDMH (rang C1);28° de hoofdoperatoren 100 van de BHDBDMH (rang C2);29° de monitors lichamelijke opvoeding van de BHDBDMH (rang B1);30° de preventieassistenten van de BHDBDMH (rang B1);31° de preventieattachés van de BHDBDMH (rang A1); Wanneer een selectie wordt georganiseerd voor een functie gericht op het vervullen van de hierboven opgesomde lijst opdrachten voor statutaire aanwerving of bevordering, zal deze selectie georganiseerd worden volgens artikel 37, laatste gedachtestreep (aanwerving) of artikel 80 § 2 van het statuut, rekening houdend met het niveau en de rang van de functie.

Met toepassing van artikel 35 van het statuut zullen bijzondere toelaatbaarheidsvoorwaarden voor deelname aan deze selectie worden opgelegd. Deze voorwaarden houden specifiek een verband met de opdrachten in kwestie. Voor een functie van rang 2 of 3 dient bovendien respectievelijk drie tot zes jaar nuttige beroepservaring geëist te worden van de kandidaten.

Behoudens de andere redenen tot ontslag voorzien in dit besluit, worden de personeelsleden, aangeworven met een arbeidscontract gericht op het vervullen één van de in deze lijst opgenomen opdrachten, ontslagen wanneer hun specifieke opdracht uitgevoerd wordt door een hiertoe aangeworven of bevorderde ambtenaar. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 43.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2014.

Art. 44.De minister bevoegd voor Openbaar Ambt wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 maart 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. C. FREMAULT

^