Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 januari 2017
gepubliceerd op 08 maart 2017

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot goedkeuring van het Waterbeheerplan voor de periode 2016-2021

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2017010521
pub.
08/03/2017
prom.
26/01/2017
ELI
eli/besluit/2017/01/26/2017010521/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 JANUARI 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot goedkeuring van het Waterbeheerplan voor de periode 2016-2021


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 8;

Gelet op de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's, met name de artikelen 9 en 10, § 2, 5°, die de opstelling van een milieueffectenrapport voorziet voor het maatregelenprogramma dat wordt bedoeld in artikel 39 van de ordonnantie tot opstelling van een kader voor het waterbeleid;

Gelet op de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid, met name de artikelen 41 tot 57;

Gelet op het besluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 24 september 2010 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's, met name artikelen 7 en 8;

Gelet op tijdsschema en het werkprogramma voor de opstelling van dit Waterbeheerplan, de lijst van de gewestelijke of gemeentelijke besturen, van de intercommunales of andere gewestelijke instellingen van openbaar nut en rechtspersonen die actief zijn in het beheer van de waterkringloop in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, alsook het overzicht van de belangrijke waterbeheerskwesties die zijn vastgesteld in het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde, zoals bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 december 2013;

Gelet op de "gendertest" van 1 juni 2015, zoals vereist door het besluit van Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 2014 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het milieueffectenrapport van het maatregelenprogramma van september 2015;

Gelet op het advies van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud, gegeven op 4 september 2015;

Gelet op het advies van de Economische en sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 7 september 2015;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu via het Comité van watergebruikers, gegeven op 9 september 2015;

Gelet op het openbaar onderzoek van 23 november 2015 tot 31 mei 2016;

Gelet op de bijkomende termijn van zestig dagen die toegekend is aan de gemeenteraden en de instanties op de lijst aangenomen op 26 september 2013 door de Regering krachtens artikel 51, § 2, tweede alinea op de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid;

Overwegende dat het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt vastgesteld om aan de Europese verplichtingen van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid te beantwoorden;

Overwegende dat het Waterbeheerplan de Regering en de overheden die belast zijn met de toepassing ervan verbindt met betrekking tot de te bereiken resultaten;

Overwegende dat dit Plan een strategisch beleidsdocument vormt waarin acties van algemene aard worden uiteengezet;

Overwegende dat het Plan tot doel heeft de bevoegde instanties te oriënteren bij het bepalen van de prioritering en de samenhang van hun acties;

Overwegende dat de uitvoering ervan doorlopend tijdens de periode 2016-2021 onderhandeld zal worden binnen de normale begrotingscyclus, op basis van de beschikbare middelen en naargelang de prioriteit van de maatregelen, vastgelegd door de Regering als bevoegde autoriteit voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Overwegende dat de wateractoren en -operatoren een tool ontwikkeld hebben voor de opvolging van de uitvoering van het Maatregelenprogramma, waarin de piloten van de instrumenten, het budget en de uitvoeringsplanning werden opgenomen;

Overwegende dat de opvolging en de evaluatie van de uitvoering van dit Plan op twee niveaus gebeurt : eerst en vooral via de hierboven vermelde opvolgingstool, die elk lid van het platform zal moeten aanvullen voor de maatregelen waarvoor hij verantwoordelijk is, en vervolgens, op Europees niveau, is iedere lidstaat verplicht halverwege (tussentijdse reporting) en op het einde van de cyclus van elk stroomgebiedsbeheerplan een rapport op te stellen met betrekking tot de vorderingsstaat;

Overwegende dat dit Plan daarnaast een beknopte evaluatie bevat van de uitvoering van het eerste Waterbeheerplan (2010-2015);

Overwegende dat, naar het voorbeeld van de maatregelen van het Waterbeheerplan, de uitvoering van de voorgestelde wetgevende of reglementaire wijzigingen opgevolgd en na een bepaalde toepassingstermijn geëvalueerd zal worden, dat de Regering zal toezien op de samenhang en de verenigbaarheid van de nieuwe geplande regelgevingen, en er eveneens op zal toezien dat deze toelaten de in dit Plan vooropgestelde doeleinden te bereiken zonder dat er buitensporige kosten of nieuwe administratieve lasten uit voortvloeien;

Overwegende dat het milieueffectenrapport betreffende het maatregelenprogramma de positieve ('opportuniteiten') en de negatieve ('risico's') van elk van de maatregelen binnen eenzelfde thematiek identificeert (cf. de in totaal 60 fiches). Zo worden de positieve en negatieve effecten behandeld die een maatregel in verschillende domeinen kan hebben, zoals levenskwaliteit, bewaring van de biodiversiteit, de potentiële jobcreatie, de financiële winst of kost;

Overwegende dat het maatregelenprogramma van dit Plan onderverdeeld is in 8 actiepijlers die allemaal rechtstreeks of onrechtstreeks in verband staan met elkaar en dat bij de uitwerking een transversale en geïntegreerde benadering van het waterbeleid de voorkeur kreeg, wat ook bij de uitvoering het geval zal zijn;

Gelet op deze onderlinge afhankelijkheid van verschillende prioritaire acties. Dat het in dit opzicht verstandig lijkt het verband dat het Plan legt tussen het gedecentraliseerde beheer van het regenwater (Regennetwerk) en de talrijke verwachte voordelen ervan te benadrukken : zowel het beperken van het risico op overstromingen (Pijler 5) als de verbetering van de kwaliteit van de waterlopen door het rioleringsnet minder te belasten (Pijler 1) en de verbetering van het leefkader door de aanwezigheid van water (Pijler 6);

Overwegende dat dit Plan in de eerste plaats beantwoordt aan de Europese verplichtingen inzake verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en het grondwater en inzake de preventie en het beheer van overstromingsrisico's. Naast deze doelstellingen worden er verbanden gelegd met de andere gewestplannen die gevolgen kunnen hebben op het vlak van water en vice versa, zoals het geval is voor het Natuurplan, het Lucht-Klimaat-Energieplan, het ontwerp van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling of het Masterplan van de Kanaalzone. Deze verbanden worden uiteengezet in het milieueffectenrapport;

Hoewel het maatregelenprogramma van dit Waterbeheerplan een hele reeks acties bevat gericht op het verbeteren van de kwaliteit van onze waterlichamen, vermeldt het de voornaamste acties over die een aanzienlijk positief effect kunnen hebben, maar heeft het geenszins de pretentie alle mogelijke maatregelen op te sommen die kunnen bijdragen tot de verbetering van de kwaliteit van onze wateren, zoals het gebruik van huisgemaakte onderhoudsproducten, vermeld in de opmerkingen bij het openbaar onderzoek. Er dient daarentegen wel herinnerd te worden aan de sensibiliseringscampagne voor het gebruik van ecologische producten en aan de publicaties van Leefmilieu Brussel, zoals de brochure "Minder afval produceren : 100 tips om duurzaam te consumeren", om de Brusselaars aan te zetten om milieuvriendelijk te handelen in hun dagelijks leven;

Overwegende dat er verschillende acties ondernomen werden om het Waterbeheerplan ter kennis van de burgers te brengen. Deze acties staan opgesomd in een nieuw hoofdstuk 7, om overeen te komen met de inhoud opgelegd door richtlijn 2000/60/EG. Enkele voorbeelden : er werd een gewestelijke informatiesessie voor het grote publiek georganiseerd, er werden TV- en radiospots verspreid en gedurende zes maand hebben inserts in de Nederlands- en Franstalige pers en affiches het openbaar onderzoek van dit Plan bekend gemaakt;

Overwegende dat dit Plan behoorlijk technisch is, wat echter nodig is om te voldoen aan de talrijke vereisten van deze richtlijn;

Overwegende dat het Plan tijdens het openbaar onderzoek vergezeld werd van een niet-technische samenvatting om het toegankelijker voor het publiek te maken. Zoals zijn naam aangeeft, kon dit document niet te veel in detail treden, bijgevolg worden er de grote doelstellingen van een plan in ontwerptoestand in vermeld. Uit de gecombineerde lezing van de niet-technische samenvatting en het voorgestelde maatregelenprogramma konden de concrete intenties van het Gewest met betrekking tot zijn toekomstig waterbeleid afgeleid worden;

Overwegende dat de burgerdimensie niet vergeten wordt in dit Plan, de Brusselaars (particulieren, ondernemingen, verenigingen,...) worden in de inleiding op het maatregelenprogramma vermeld als de voornaamste actoren voor de uitvoering ervan;

Overwegende eveneens de lijst met actoren actief in het beheer van de waterkringloop, door de Regering goedgekeurd op 26 september 2013, waarin heel wat niet-institutionele actoren vermeld staan, waaronder een tiental uit de verenigingswereld; dat de voornaamste acties van dit Plan echter uitgevoerd dienen te worden door de operatoren belast met openbare dienstopdrachten inzake water; dat dit rechtvaardigt dat ze meer gespecificeerd worden, zeker omdat hun actieterrein en hun bevoegdheden sterk overlappend zijn, wat het begrip van het institutioneel kader er niet gemakkelijker op maakt, zoals ook naar voren kwam uit verschillende opmerkingen bij het openbaar onderzoek;

Overwegende de vraag tot het betrekken van de burgers, bewoners van de valleien en gemeentes, bij de restauratie van het hydrografisch netwerk, hoewel ze betrokken kunnen worden naar aanleiding van de openbare onderzoeken voorafgaandelijk aan deze werken, lijkt het interessanter deze betrokkenheid te vergroten voor wat de inrichtingen betreft die uitgevoerd dienen te worden in het kader van het Regennetwerk, die meer betrekking hebben op de privéruimte of de gemeentelijke openbare ruimte;

Overwegende dat de gemeentes essentiële actoren zijn voor het concretiseren van bepaalde doelstellingen van dit Plan, te beginnen met de preventie en het beheer van overstromingen, bij het nemen van beslissingen aangaande nieuwe stedenbouwkundige projecten, door het opleggen van voorwaarden met betrekking tot een verantwoord beheer van het regenwater, maar ook met betrekking tot het vrijwaren van de kwaliteit en de kwantiteit van het grondwater. De gemeentes hebben eveneens een voorbeeldfunctie voor wat het inrichten van hun openbare ruimte en hun infrastructuur betreft, door hier een verantwoordelijk en geïntegreerd beheer van het regenwater te ontwikkelen en rekening te houden met de overstromingsrisico's;

Overwegende dat bepaalde waterlopen (zoals de Vleesgracht) die onder gemeentelijk beheer vallen, invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de Zenne en dat een overlegde actie van alle betrokken actoren (eigenaars en gemeentelijke, gewestelijke of nationale beheerders) nodig is om de kwaliteit van het waterlichaam te verbeteren;

Overwegende dat de in dit Plan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vooropgestelde maatregelen moeten bijdragen tot het verwezenlijken van de relevante internationale akkoorden, inclusief deze die tot doel hebben de vervuiling van het mariene milieu te voorkomen en weg te werken, dat in het internationaal Scheldeverdrag, ondertekend door het gewest, het engagement wordt aangegaan om het ecosysteem van de Noordzee te verbeteren en te beschermen, dat er uitwisselingen plaatsvinden tussen de ondertekenende partijen in het kader van de ISC en het CCIM, ter coördinatie van onze acties om al het oppervlaktewater van het internationale stroomgebied van de Schelde te verbeteren, inclusief de kustwateren, dat operationele doelstelling 8.1.3 hier uitdrukkelijk naar verwijst;

Overwegende het overkoepelend deel van het Beheerplan van het internationaal stroomgebied van de Schelde, goedgekeurd op de plenaire vergadering van de Internationale Scheldecommissie (ISC) van 8 december 2015 door de delegatieleiders;

Overwegende dat de keuze van de parameters in de monitoringsprogramma's van het oppervlaktewater en de kwaliteitsdoelstellingen gebaseerd is op de lijst van prioritaire stoffen en de milieukwaliteitsnormen vastgelegd op Europees niveau (richtlijn 2008/105/EG), dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bijgevolg zijn Europese verplichtingen inzake monitoring van het oppervlaktewater nakomt;

Dat het de lidstaten vrij staat de bepalen welke fysisch-chemische parameters relevant zijn in het betreffende stroomgebied, dat dit Plan hiertoe een update van de parameters en kwaliteitsnormen vooropstelt, evenals hun afstemming op degene die toegepast worden in het Vlaams gewest en in Wallonië (PA 1.8);

Overwegende dat Leefmilieu Brussel naar aanleiding van deze update een methodologische nota zal opstellen die geraadpleegd zal kunnen worden op zijn website, in een streven naar transparantie;

Dat bij de opvolging van de parameter 'nitraten' (NO3) - een geoxideerde vorm van stikstof - eveneens de gereduceerde vormen van stikstof (NH3, NH4+) gecontroleerd worden, in het kader van de controle van de fysisch-chemische kwaliteit, ook al staan deze niet uitdrukkelijk vermeld in de evaluatie van de toestand, uitgevoerd op basis van een selectievere selectie van parameters;

Overwegende dat de tot nu toe uitgevoerde monitoringprogramma's in de resultaten van de analyses geen significante verontreiniging van het oppervlaktewater door arseen hebben aangetoond, met waarden hoger dan 10 µg/l, wat overeenkomt met de kwaliteitsnorm voor het grondwater, behalve op een monitoringslocatie.

Op veel plaatsen bedraagt de arseenconcentratie minder dan 2 µg/l, wat zou wijzen op een geologische oorsprong. De monitoring dient voortgezet te worden aangezien de norm eind 2012 overschreden werd. De in het kader van dit Plan geplande uitbreiding van het netwerk met andere monitoringslocaties zal misschien arseenverontreinigingen aan het licht brengen. Indien dit het geval is, moet een inventaris van de bronnen van vervuiling en hun identificatie opgesteld worden om gepaste maatregelen te kunnen nemen om de kwaliteit van het grondwater te herstellen, in het kader van het maatregelenprogramma van het WBP 2022-2027;

Overwegende de opgeworpen vrees voor winningen, aangezien het niet zeker is dat de watervoorraad hernieuwd wordt, liet de piëzometrische monitoring van alle grondwaterlichamen over tientallen jaren toe vast te stellen dat hun kwantitatieve toestand goed is. Om deze vaststellingen in de toekomst te verfijnen, ontwikkelt Leefmilieu Brussel voor alle aquifers beheerstools, zoals hydrogeologische modellen, met als doel onder meer het watervoerend potentieel en de beperkingen op het vlak van duurzaamheid te analyseren. Hiervoor worden verschillende scenario's uitgewerkt om periodes van waternood (droogte) of van intense exploitatie (toename van de winningen) te simuleren. Voor het waterlichaam van het Brusseliaanzand werd deze analyse reeds afgerond en de analyse van alle grondwaterlagen en van het waterlichaam van de Zandlagen van het Landeniaan worden voortgezet. Het voorbeeld van het Brusseliaan toont aan dat de watervoorraad positief reageert op deze belasting, wat de twijfels over winningsactiviteiten kan wegnemen. Deze activiteiten zullen in de loop van de periode waarop dit Plan betrekking heeft beter omkaderd worden door milieuvergunningen;

Overwegende dat Pijler 3 niet in direct verband staat met Pijlers 1 en 2, maar een antwoord vormt op de verplichting tot terugwinning van de kosten van waterdiensten, zoals vermeld in artikel 9 van richtlijn 2000/60/EG, terwijl Pijlers 1 en 2 tot doel hebben de milieudoelstellingen van de richtlijn (artikel 4) te bereiken.

Bepaalde economische maatregelen betreffende de waterdiensten moeten echter ook bijdragen tot de verwezenlijking van deze milieudoelstellingen;

Overwegende de wens dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn kennis en zijn competenties op het vlak van waterbeheer, een terrein van de toekomst, zou verbeteren, dat het opleidingen zou verstrekken voor de nieuwe waterberoepen en nieuwe tewerkstellingskanalen in deze sector zou creëren. Verwijzende naar de studie uitgevoerd in het kader van het programma Alliantie Werkgelegenheid-Leefmilieu (2012-2015), blijkt dat het niet echt om "nieuwe beroepen" gaat, maar eerder om reeds bestaande beroepen die moeten specialiseren, diverser moeten worden en zich moeten heroriënteren om de competenties inzake waterbeheer op te nemen en om tegemoet te komen aan een evoluerende vraag, met name in de richting van de vergroeningstechniek. Binnen het gewest worden specifieke opleidingen voor de watersector voorgesteld (inventaris opgesteld door de CBBH - december 2014) en er is oog voor de behoefte aan nieuwe opleidingen (CBBH, BRC). Het oprichten van werkelijk nieuwe tewerkstellingskanalen in de watersector hangt af van de integrale uitvoering van dit Plan;

Met betrekking tot het feit dat sommigen het volgens bepaalde opmerkingen tijdens het openbaar onderzoek betreurden dat dit Plan weinig aandacht besteedt aan economische stimulatie en het scheppen van werkgelegenheid, dient in herinnering gebracht te worden dat er in het kader van het programma Alliantie Werkgelegenheid-Leefmilieu voor de periode 2012-2015 onderzoeken werden uitgevoerd en er een diagnose werd gesteld. Bepaalde maatregelen van het vorige WBP die betrekking hebben op deze thematiek werden zo uitgevoerd.

Sindsdien zet een Gewestelijk programma voor circulaire economie (GPCE) - door de Regering goedgekeurd op 10 maart 2016 - dit werk voort, het neemt de conclusies die uit de Alliantie getrokken werden over en heeft een actieplan opgesteld waarin elementen betreffende de watersector werden opgenomen. Daarnaast dient er in overweging genomen worden dat dit Waterbeheerplan een maatregelenprogramma met milieudoelstellingen wil voorstellen, terwijl het GPCE een actieplan met economische doelstellingen voorstelt. Dit Plan en dit gewestelijk programma zijn echter met elkaar verbonden in hun uitvoering, zoals vermeld in Pijler 4 : "de uitvoering van het WBP zal het potentieel voor economische ontwikkeling en ontwikkeling van de werkgelegenheid opwaarderen en de uitvoering van de "water"-elementen van het GPCE situeert zich binnen het door het WBP geschapen kader";

Overwegende dat er - onder de tijdens het openbare onderzoek verstrekte meningen - ruime steun is voor maatregelen gericht op het verantwoord beheer van regenwater door de invoering van gedecentraliseerde technieken van het type geul, nieuwe stedelijke rivier, infiltratie ter plaatse, evenals voor maatregelen om bouwwerken in vochtige zones met een aanzienlijk overstromingsrisico te beperken;

Overwegende echter dat een groot deel van het Brussels grondgebied ondoorlaatbaar werd gemaakt en de bevolkingsdichtheid dermate hoog is dat deze gedecentraliseerde maatregelen alleen niet voldoende zijn om het overstromingsrisico te voorkomen, dient er gezocht te worden naar het juiste evenwicht tussen gecentraliseerde maatregelen (type "stormbekken") en gedecentraliseerde maatregelen;

Overwegende de opmerking dat dit Waterbeheerplan zou berusten op verouderde praktijken voor waterbeheer, die eruit zouden bestaan het water op te sluiten in leidingen en stormbekkens, dient er vastgesteld te worden dat het beheer van het regenwater buiten het rioleringsnet om gevaloriseerd te worden voor en door het Blauwe Netwerk of voor de levenskwaliteit in stedelijk milieu een zeer aanwezig thema is in dit Plan, meer dan in het vorige Plan (2010-2015), inclusief het Regenplan, waar dit idee reeds werd aangeboord maar niet werd benadrukt. Er worden niet minder dan 16 prioritaire acties (op een totaal van 120 weerhouden maatregelen) voorgesteld die betrekking hebben op het gedecentraliseerd beheer van regenwater. Om deze nieuwe invulling van het beheer van het regenwater zichtbaarder te maken, was het te overwegen geweest om het gecentraliseerd te behandelen in een uitsluitend aan dit thema gewijde pijler. Er werd voor gekozen om deze transversaal weer te geven, in elke pijler waarin ze bijdraagt tot het verwezenlijken van de doelstellingen inzake kwaliteit, controle, circulariteit, overstromingspreventie,... om de alomtegenwoordigheid van het thema te benadrukken, ook al bemoeilijkt dit misschien de lezing en de identificatie van alle implicaties van het beheer van het regenwater in het Plan;

Overwegende dat er reeds studies over deze technieken en 'alternatieve' regenwaterinrichtingen werden uitgevoerd, waaronder de "Tool voor het beheer van regenwater", die verschillende technieken voor private percelen heeft samengevoegd en een berekening van de dimensionering vastlegt die aangepast is aan de Brusselse context, de studie "Quadeau", over het uitvoeringspotentieel op gewestelijke schaal, waarin becijferde doelstellingen en een berekening voor de controle van de efficiëntie van een dimensionering vastgelegd worden en waarin een wijkdiagnose opgesteld wordt,... of ook nog "Aquatopia", waarin een Brusselse wijk omschreven werd om er de toepassing van "alternatieve" technieken op private en publieke percelen te simuleren en de hydraulische en economische efficiëntie van deze technieken te vergelijken met de zogenaamde 'klassieke' technieken (gecentraliseerd stormbekken);

Dienen eveneens vermeld te worden : de publicatie door Leefmilieu Brussel van een overzicht van alternatieve operationele voorzieningen (catalogus met 100 concrete voorbeelden), de werken van het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw en het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB), met name over de studie van de voorzorgen bij de aanleg van waterdoorlatende wegbedekking,...);

In dit Plan worden nog andere acties vooropgesteld. Deze betreffen de impact van deze gedecentraliseerde technieken op de bodems en de grondwaterlagen binnen de Brusselse context (gekoppeld aan Pijler 1) en de manier om deze zo goed mogelijk te integreren in het gewestelijk stedenbouwkundig regelgevend kader;

Voor wat de uitvoering van de gedecentraliseerde/alternatieve voorzieningen voor het beheer van het regenwater betreft, kan er geen sprake van zijn dat in dit Plan nauwkeurig vastgelegd wordt welke voorzieningen gerealiseerd zullen worden en waar, wanneer en door wie.

Dit Plan is immers een strategisch document dat te volgen richtlijnen opsomt en een reeks acties voorstelt. Zoals vermeld bevat het Plan niet minder dan 16 prioritaire acties die betrekking hebben op het gedecentraliseerd (of ook "alternatief") beheer van het regenwater.

Erop letten rekening te houden met het beheer van het regenwater in al zijn complexiteit via alle valoriseerbare voorzieningen (insijpeling ter plaatse, aanleg van geulen of van nieuwe stadsrivieren,...) en de rol van iedereen in de ontwikkeling van een nieuw netwerk in Brussel zijn zeker en vast uitdagingen die het Gewest van plan is aan te gaan.

Het Regennetwerk, dat alle bestanddelen van het beheer van regenwater aan de bron bevat, is het middel om hierin te slagen. Om dit Plan voor deze thematiek operationeler te maken, zal een indicatieve cartografie van het Regennetwerk voorgesteld worden, met vermelding van de concrete actiemogelijkheden voor een verantwoord beheer van het regenwater. Deze actie kadert binnen de instrumenten van PA 5.12;

Overwegende dat Pijler 5 echter betrekking heeft op de riolering als potentiële afvoervoorziening voor afvloeiingswater, dat het tot op vandaag inderdaad in Brussel niet mogelijk is te denken aan overstromingsbeheer en -preventie zonder het rioleringsnet te vermelden. Zoals vermeld in hoofdstuk 2.5. van het Plan is dit net "plaatselijk onaangepast en verouderd" en moet de opvangscapaciteit voor afvloeiingswater op bepaalde punten vergroot worden. De maatregelen van Pijler 5 die hiermee verband houden (prioritaire acties 5.8 en 5.10) beogen de verbetering van de hydraulische stroom en de capaciteit van het rioleringsnet en de vernieuwing ervan en hebben allemaal tot doel de overstromingsrisico's te beperken.

Het rioleringsnet als schakel in de saneringsdiensten en het rioleringsnet als opvangbak voor afvloeiingswater wordt in dit Plan transversaal behandeld (Pijler 1 en Pijler 5). Desalniettemin werd er op het vlak van de inboeking van de voor dit net nodige investeringen een onderscheid gemaakt : de heraanleg van het rioleringsnet wordt enkel aangerekend op Pijler 1 en niet meer op Pijler 5, in aansluiting op een reeks opmerkingen gemaakt tijdens het openbaar onderzoek.

Bijlage 6 werd in deze zin gewijzigd;

Overwegende dat Pijler 7 niet begroot werd, aangezien deze voornamelijk betrekking heeft op informatieverstrekking en aanpassingen van regelgevende aard, die uitgevoerd moeten worden na het potentieel van het Gewest op het vlak van geothermie en hydroelektriciteit te hebben bepaald. Het grootste deel van de financiering van deze Pijler komt van een EFRO-project (2016-2021), in samenwerking met de UCD, SGD, de VUB en het WTCB. Leefmilieu Brussel levert een bijdrage in de vorm van human resources (niet opgenomen in de kosten) voor de goede opvolging van het project en de Europese Unie neemt de financiën op zich;

Overwegende dat er rekening gehouden werd met de meeste opmerkingen, die een aanpassing van het definitief goedgekeurde Waterbeheerplan 2016-2021 noodzakelijk maakten.

Dit is meer bepaald het geval voor : -de opmerking van Brussel Stedelijke Ontwikkeling (BSO) die, als actor ruimtelijke ordening, vermeld dient te worden als één van de voornaamste actoren belast met de uitvoering van dit Plan, net zoals de 19 gemeentes, en des te meer als rekening gehouden wordt met de in dit Plan voorgestelde wijzigingen van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, de rol van BSO bij de toekenning van bepaalde stedenbouwkundige vergunningen, van renovatiepremies en bij de uitvoering van operationele programma's voor stadsherwaardering en zijn potentiële betrokkenheid bij het concretiseren van pijlers 5 en 6 van het maatregelenprogramma; - de aanpassing aan de klimaatsverandering, een factor waarmee dit Plan reeds rekening hield en dat de conclusies overneemt van studies specifiek voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vooraleer een reeks acties voor te stellen die de aanpassing en de veerkracht van het Gewest met het oog op deze veranderingen tot doel hebben, of het nu gaat om het kwantitatieve beheer van het grondwater (PA 2.4), de maatregelen ter preventie en beheer van overstromingen (Pijler 5), de maatregelen betreffende de strijd tegen invasieve soorten (PA 1.30, PA 6.6) of de strijd tegen de gevolgen van warmte-eilanden (PA 6.8);

Overwegende daarnaast dat fiche nr. 60 van het milieueffectenrapport de vermoedelijke effecten van deze acties gedetailleerd beschrijft; - het belang dat in dit Plan wordt gehecht aan een andere manier om regenwater te beheren dan "alles in het riool" impliceert verduidelijkingen, zeker omdat 16 prioritaire acties (PA) dit beheer transversaal behandelen in de eerste 6 pijlers van het maatregelenprogramma. Dat om dit beheer te omschrijven de termen 'alternatief beheer' (gebruikelijk in Frankrijk), 'geïntegreerd beheer' of ook nog 'gedecentraliseerd beheer' van het regenwater gebruikt worden. Gelet op het risico dat de term 'alternatief beheer' een contraproductieve of beperkende connotaties zou krijgen ten opzichte van de nagestreefde doelstellingen, worden de onontbeerlijke beheertechnieken die complementair zijn ten aanzien van het rioleringsnet (leidingen, collectoren, stroombekkens), die overal waar mogelijk aangelegd zullen worden om dit net - dat bij momenten beperkt is - te ontlasten en omwille van de landschappelijke en ecologische meerwaarde die ze onmiskenbaar kunnen opleveren, omschreven als 'gedecentraliseerd'; - In dit Plan worden een reeks maatregelen vooropgesteld die tot doel hebben het bestaande wettelijke en regelgevende kader inzake water te wijzigen, dat een goede juridische en technische opstelling nodig zal zijn opdat eenieder de nieuwe regels goed begrijpt, ze zich eigen maakt en toepast, naast gepaste informatie voor de personen die ze moeten doen naleven (met name bij de verstrekking van milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen); - de gegevens met betrekking tot de landbouwoppervlakte werden bijgewerkt, op basis van deze gegevens kan de landbouw nog steeds beschouwd worden als een marginale activiteitensector, die minder dan 2% van het Brussels grondgebied in beslag neemt; - er werd samenhang gegeven aan de becijferde gegevens betreffende het rioleringsnet die vermeld worden in hoofdstuk 2 en 6 (grootte, jaarlijkse investeringen); - tijdens het openbaar onderzoek uitten sommige personen de wens dat de gegevens betreffende de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater online gezet zouden worden, deze vraag is gerechtvaardigd met het oog op het principe van toegang tot milieu-informatie, dat er echter drie belangrijke elementen zijn om het online zetten van deze gegevens op correcte wijze te laten gebeuren : 1) de validering van de gegevens (kritische controle van hun kwaliteit), 2) de ontwikkeling van een databank en 3) het maken van een web/webGIS-interface om de gegevens gemakkelijk te kunnen raadplegen. Om deze drie elementen te realiseren zijn er tijd en menselijke middelen nodig. Deze kwestie maakt momenteel het voorwerp uit van een ontwikkeling of een verbetering binnen Leefmilieu Brussel, om de gegevens betreffende de waterkwaliteit zo snel mogelijk toegankelijk te maken via een webinterface, in de loop van de periode 2016-2021 waarop het Plan betrekking heeft; - prioritaire actie 1.3. werd aangepast om ze operationeler te maken, in overleg met VIVAQUA en de BMWB; - prioritaire acties 1.1, 1.2, 1.25 en 1.32 werden aangevuld om de rol die het Regennetwerk speelt bij het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater (doordat het rioleringsnet minder verzadigd raakt en door de inwerkingstelling van stormoverlaten) beter in de verf te zetten; - de concrete maatregelen die zullen uitgevoerd worden in het kader van de prioritaire actie 1.28 kunnen slechts gepreciseerd worden na een studie van de hydromorfologische omschrijving van de Woluwe, waarvan de resultaten eind 2016 verwacht worden, aangezien slechts daarna de relevant geachte interventies gepland kunnen worden; - prioritaire actie 1.30 werd verduidelijkt om uitdrukkelijk de problematiek van de Amerikaanse rivierkreeft in de Woluwe te vermelden; - de steun die de gemeente Watermaal-Bosvoorde aanbiedt bij de denkoefening over het toekomstig beheer van de waterlopen op haar grondgebied, zoals de Zwaneweidebeek. In het kader van Pijler 6 is Leefmilieu Brussel voorstander van een herwaardering van deze waterlopen, het actiepotentieel zal geëvalueerd worden en er zal overleg gepleegd worden met de gemeente; - de uitvoering van prioritaire actie 1.33 in overleg tussen VIVAQUA en de Haven van Brussel; - de wens dat sectoren geraadpleegd worden naar aanleiding van de bijwerking van de normen voor lozing in de riolen en in het oppervlaktewater. In prioritaire actie 1.8 werd verduidelijkt dat er in geval van aanneming van sectoriële normen overleg gepleegd zal worden met de voornaamste betrokken sectoren van het Gewest en dat in elk geval voor elke wijziging van de vergunning de specifieke normen die gewijzigd zouden worden besproken zullen worden met het betrokken bedrijf. De lozingsnormen moeten uitgevaardigd worden om het bereiken van de vastgelegde kwaliteitsdoelstellingen voor de ontvangende waterlichamen niet in het gedrang te brengen; - om verwarring te vermijden tussen de maatregelen betreffende de vernieuwing en de uitbreiding van het rioleringsnet, behandeld in Pijler 1 en in Pijler 5 (cf. PA 1.49; 1.50 en 5.10) en om de nodige investeringen niet dubbel aan te rekenen, werden aanpassingen doorgevoerd in bijlage 6 van het Plan. Deze maatregelen worden niet meer ingeboekt in het kader van de strijd tegen overstromingen (Pijler 5). Aldus geeft deze aanpassing een antwoord op de kritiek die in het kader van het openbaar onderzoek geuit werd, en die luidde dat deze maatregelen eerder betrekking hebben op de verbetering van de kwaliteit van de waterlichamen dan op de preventie en het beheer van overstromingsrisico's; - het aanstellen van een bemiddelaar voor de watersector is een voorstel dat weerhouden werd en nader bestudeerd zal moeten worden om te weten te komen wie deze taak volledig onafhankelijk op zich zou kunnen nemen en een grondige kennis van de sector heeft; - de rol van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het kader van de strijd tegen overstromingen in de Zennevallei werd opnieuw verduidelijkt, naast de notie van "inter-gewestelijke solidariteit" (operationele doelstelling 5.1.4); - prioritaire actie 5.8 ging van prioriteitsgraad 1 naar prioriteitsgraad 2, wat betekent dat ze niet zal uitgevoerd worden vóór 2018; - meerdere studies hebben bijgedragen tot het komen tot conclusies, die bijgedragen hebben tot de reflectie bij het opstellen van dit Plan en in het bijzonder van het Overstromingsrisicobeheerplan (Pijler 5).

De studie Aquatopia is één van deze studies en werd opgenomen in de bibliografische referenties. De studie Aquatopia werd uitgevoerd in het kader van de Alliantie Werkgelegenheid-Leefmilieu (2014) en richt zich op de analyse van een specifieke wijk, met het oog op het gedecentraliseerd beheer van het regenwater en op basis van een nauwgezette methodologie bestaande uit het kruisen van hypotheses en de omschrijving van de wijk. Ze benadrukt de hydraulische efficiëntie van de gedecentraliseerde technieken die samenkomen in deze wijk en werpt een blik op het potentieel inzake economie en tewerkstelling gekoppeld aan deze investeringen; - het instrument van PA 5.11, die melding maakt van de invoering van een "regenwatertaks", werd gewijzigd en vervangen door de oprichting van een financieel mechanisme dat toelaat collectieve inrichtingen voor het beheer van het regenwater en de strijd tegen overstromingen te financieren, of het nu gaat om gecentraliseerde infrastructuur van het type stormbekken of van gedecentraliseerde inrichtingen in het kader van het Regennetwerk. Er wordt overigens verwezen naar prioritaire actie 3.5. Deze herformulering laat toe de invoering te overwegen van een inning die de saneringsdienst van het regenwater zou dekken, zoals bedoeld in PA 3.5; - de lancering van een oproep tot projecten bestemd voor de gemeenten voor de aanleg van inrichting(en) voor het gedecentraliseerd beheer van het regenwater werd toegevoegd als instrument van PA 5.12; - de noodzaak van een dimensionering van de kunstwerken om rekening te houden met de aangepaste klimaatscenario's staat uitdrukkelijk vermeld in operationele doelstelling 5.1.6. Deze dimensionering zal echter eveneens rekening moeten houden met de uitgevoerde of geprogrammeerde gedecentraliseerde maatregelen voor het beheer van het regenwater; - de criteria van een overstromingszone in de zin van het koninklijk besluit van 12 oktober 2005 werden verduidelijkt in prioritaire actie 5.15; - het idee om de burgers meer te betrekken bij het waarschuwingssysteem voor overstromingen werd weerhouden. Prioritaire actie 5.22 verwijst nu naar de invoering van een "burgercomité voor toezicht en wederzijdse hulp" dat rekening houdt met de grotere rol die burgers moeten spelen bij de daling van het risico op overstromingen, door de beschermingsmaatregelen die ze nemen, door sensibilisering van nieuwe buren, door elkaar te helpen als er zich een overstroming voordoet en door de informatie die ze aan de instanties kunnen geven. Deze comités zullen bevoorrechte gesprekspartners zijn waaraan het zeer nuttig zal zijn overstromingswaarschuwingen door te geven. De gemeentes zouden een register van deze wijkcomités en hun contactnummers moeten bijhouden; - de omkadering van hydro-elektrische systemen door de creatie van een nieuwe operationele doelstelling 7.1.3; - de uitdrukkelijke vermelding van de coördinatie binnen het CCIM en de invoering van een grensoverschrijdend overleg op lokaal niveau voor prioritaire actie 8.3;

Overwegende dat er onder de niet-weerhouden opmerkingen onderscheid moet worden gemaakt tussen deze die al in dit Waterbeheerplan 2016-2021 werden vooropgesteld, deze die vooropgesteld werden in een ander plan of een specifieke wetgeving, deze die niet onder het Waterbeheerplan vallen en deze die de Regering acht niet in overweging te moeten nemen;

Overwegende dat de volgende opmerkingen en vragen niet in overweging genomen werden, aangezien ze een specifiek karakter hebben dat verband houdt met algemene maatregelen die reeds vooropgesteld werden in het maatregelenprogramma van het Waterbeheerplan, met name : - de studies vermeld in het maatregelenprogramma worden niet verwijderd uit dit document, ze staan er nog steeds in als voorafgaande elementen die dikwijls nodig zijn voor de uitvoering van bepaalde acties. Ze zijn echter niet opgenomen in bijlage 6 (voorlopige raming van de kosten) aangezien het ofwel niet mogelijk is de kostenefficiëntie van een studie betreffende de realisatie van de milieudoelstellingen van het Plan te evalueren ofwel dat ze geïntegreerd worden in andere rechtstreekse investeringen; - de mogelijkheid om een beroep te doen op financiering door Europese fondsen. Hoewel dit Plan het niet uitdrukkelijk vermeldt als actie, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is voortdurend op zoek naar partnerschappen om Europese financieringen en subsidies te kunnen genieten. Zo werden er projecten opgezet waarvan Leefmilieu Brussel één van de partners is (SCALDIT, SCALDWIN), andere projecten werden opgezet om een financiering van het EFRO te bekomen, maar zonder succes, of wachten nog op goedkeuring : LIFE IP BELINI (tweede poging) om de intergewestelijke coördinatie te bevorderen en het project H2020 - Living water, dat rechtstreeks verband houdt met Pijlers 5 en 6 van dit Plan); - de progressieve vermindering van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen en het stopzetten of geleidelijk beëindigen van lozingen, emissies en verliezen van gevaarlijke prioritaire stoffen in het oppervlaktewater zijn de voornaamste doelstellingen van richtlijn 2000/60/EG. Overwegende dat de stormoverlaten nodig zijn om het rioleringsnet te ontlasten maar tegelijkertijd één van de voornaamste oorzaken zijn voor het lozen van afvalwater in de waterlopen, worden in dit Plan een hele reeks maatregelen vooropgesteld om de inwerkingstelling ervan te beperken (PA 1.1, 1.2, 1.3, 1.25, 1.32, 5.11). Daarnaast moeten op bepaalde plekken de ontbrekende verbindingen tussen het rioleringsnet en de collector aangelegd worden (PA 1.15), om de rechtstreekse lozing van polluenten in het oppervlaktewater te vermijden, in het bijzonder in de Zenne; - De Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer (BMWB) beschouwt de beperking van de frequentie en de intensiteit van de overstorten voor wat de stormoverlaten betreft als prioritair. Dit Plan maakt hier een prioriteit van, die weerspiegeld wordt in verschillende prioritaire acties (PA 1.1, 1.2, 1.3, 1.25, 1.26, 1.32 et 1.33) en waarvan de uitvoering een goede coördinatie zal vergen; - prioritaire actie 1.3 die de werking van de stormoverlaten wil optimaliseren zal pas uitgevoerd worden na de haalbaarheidsstudie en de kosten-efficiëntieanalyse van de voorgestelde inrichtingen. De modellen zullen geijkt worden om rekening te houden met de maatregelen die reeds ingevoerd werden in het kader van de uitvoering van dit Plan, wat niet het geval zal zijn voor de preventieve maatregelen die nog moeten uitgevoerd worden, omdat het onduidelijk is welk volume ze effectief zullen kunnen tegenhouden; - de afvloeiing (terugzending) van het regenwater in het rioleringsnet, om nadien onnodig gezuiverd te worden, waarvoor een verhoging van de verwerkingscapaciteit van de zuiveringsstations nodig zou zijn. Het Plan komt tegemoet aan deze opmerking in zoverre dat het goedgekeurde maatregelenplan prioritaire actie 1.4, die voorzag om de capaciteit van de zuiveringsstations om afvalwater te zuiveren bij regenweer te verhogen, niet overneemt, er wordt daarentegen prioriteit gegeven aan de maatregelen die het beheer van regenwater op het perceel of de aansluiting ervan op elementen van het hydrografisch netwerk beogen (PA 1.1, 1.2, 1.25, 1.32, 5.11); - de classificatie van de fysisch-chemische normen in vijf klassen zal worden uitgevoerd in het kader van prioritaire actie 1.8, waarbij gelet zal worden dat deze aansluit op de normen van kracht in Vlaanderen en Wallonië. Deze wens om de normen op elkaar te doen aansluiten staat vermeld in hoofdstuk 4.1.1.2 van het Plan. Er vonden trouwens reeds uitwisselingen plaats tussen deskundigen van de drie gewesten om dit werk tot een goed einde te brengen binnen de periode waarop dit Plan betrekking heeft; - naast de opvolging van de kwaliteit van de drie aangeduide oppervlaktewaterlichamen in de zin van richtlijn 2000/60 bestaat er natuurlijk sinds 2001 een monitoringslocatie voor de fysisch-chemische kwaliteit van de Molenbeek, de Geleytsbeek en de Linkebeek, om een volledig overzicht te hebben van de kwaliteit van onze waterlopen en beken. Om redenen van menselijke en financiële middelen is het echter niet mogelijk op alle waterlopen grondig toezicht te houden zoals gebeurt voor de drie waterlichamen van het Gewest; - de hydromorfologische herwaardering van de Zenne wordt overal waar mogelijk gepland. De acties van dit Plan beperken zich tot interventies in de zomerbedding van de Zenne of hebben tot doel de waterloop gedeeltelijk opnieuw open te leggen (PA 1.19 en 6.2). De aanleg van een fietscorridor langs de Zenne in het noorden van het Gewest, richting Vilvoorde, valt daarentegen onder het mobiliteitsbeleid; - hoewel de waterlopen Vogelzangbeek en Geleytsbeek niet met naam worden genoemd in het maatregelenprogramma, zijn ze wel opgenomen in de bekommernissen van operationele doelstelling 1.1.6. die de emissies van polluenten afkomstig van privépersonen gelegen op het grondgebied van het Gewest wil verminderen, aangezien het gaat om zijrivieren van de Zenne. De verbetering van de kwaliteit van de zijrivieren van de Zenne in het algemeen is een van de bekommernissen van het Plan (OD 1.1.7), maar richt zich in het bijzonder op de Hollebeek-Leibeek, in het noorden van het gewest, omwille van haar huidige belabberde kwaliteit en de mogelijkheden tot herstel van de waterloop; - Overwegende de investeringen die naar aanleiding van het eerste Waterbeheerplan gedaan werden om de Geleytsbeek in Ukkel te herstellen en opnieuw aan te sluiten op de Zenne, overwegende dat er nog acties met betrekking tot deze waterloop uitgevoerd dienen te worden, onder meer voor wat zijn minimumdebiet betreft; dat het beheer van het stroomopwaartse deel van de waterloop valt onder de gemeente en dat deze binnenkort een reeks projecten zou moeten uitvoeren betreffende inrichtingen die interessant zijn voor de herwaardering van de waterloop en het verantwoord beheer van het regenwater; - het beëindigen van de sanering van de zone van de Vogelzangbeek door collectieve of individuele afvalwaterzuivering zit wel degelijk vervat in het Plan; in 2017 worden er investeringen gepland om de ecologische kwaliteit en het vermogen als buffer van de rivier te verbeteren;

Leefmilieu Brussel en de gemeente Anderlecht, die het grondbeheer bezit, zullen de ecologische verbinding met de Kanaalzone onderzoeken, desgevallend in partnerschap met verenigingen die een reëel belang aantonen, zoals de CBN Vogelzang; - de wens dat er een gescheiden rioolstelsel zou aangelegd worden tijdens de werken aan de Ukkelbeek. Hoewel de werken voor de aanleg van een stormbekken door VIVAQUA gescheiden moeten worden van de werken ter vernieuwing of wijziging van het rioleringsnet in de zone, beletten deze geenszins de vernieuwing van de koker van de waterloop.

Er worden trouwens werken gepland in partnerschap met de gemeente Ukkel, Leefmilieu Brussel en VIVAQUA. De concrete aanleg van een gescheiden rioolstelsel kan echter pas gebeuren nadat het stroomopwaartse deel hersteld is en de kwaliteit van het afvloeiingswater op deze wegen met intensief verkeer onderzocht en aanvaardbaar bevonden werd. Leefmilieu Brussel zal letten op de aanvoer van helder of afvloeiingswater in de Ukkelbeek naar aanleiding van de geplande werken op de betreffende wegen (De Frélaan, Brugmannlaan) en dit om operationele doeleinden 2.1.2 en 5.1.1. van dit maatregelenprogramma te bereiken; - de controle van de normen voor lozing door ondernemingen, vooropgesteld in PA 1.13, zal het voorwerp uitmaken van een door Leefmilieu Brussel opgezet inspectieprogramma, dat rekening houdt met de gegevens van het monitoringprogramma voor het oppervlaktewater en van de inventaris van de emissies om zich zo goed mogelijk te focussen op de polluenten uitgestoten door ondernemingen en laboratoria (universitair of privé) die chemische producten gebruiken; - de sectoriële lozingsnormen van toepassing op ondernemingen maakten het voorwerp uit van een voorafgaandelijke studie, om passende voorwaarden vast te leggen in de milieuvergunningen (PA 1.12); - in PA 1.14 wordt inderdaad de terbeschikkingstelling gepland van technisch-financiële begeleiding van particulieren wiens woning niet het voorwerp kan uitmaken van een collectieve sanering; als er een aansluiting mogelijk is, wordt de technische en/of financiële begeleiding van particulieren- waarvan sprake in PA 1.16 - verzorgd door HYDROBRU/VIVAQUA als beheerder van het rioleringsnet. De interventies, of ze nu technisch of financieel zijn, zijn echter noodzakelijkerwijs beperkt tot het openbaar domein en gebeuren niet op privédomein of op de private delen van het net; - de inrichting van zones die bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van waterfauna en -flora aan de oevers van de Zenne, waarvan sprake in PA 1.22, wordt toegelicht in de inleiding op OD 1.1.8. Er wordt geen enkel instrument aan gekoppeld omdat de in te voeren maatregelen reeds vermeld staan in PA 1.19, 1.20 en 1.21, die betrekking hebben op de hydromorfologische kwaliteit van de Zenne, waarin een luik is opgenomen over de diversiteit van de habitats in de rivier; - de behandeling van afvloeiingswater afkomstig van spoorwegen vóór lozing, waarvan sprake in PA 1.9 en 1.35, zal het voorwerp uitmaken van een overleg met de MIVB, de voornaamste actor betrokken bij de uitvoering van deze maatregel; er zou een gelijkaardige behandeling van het afvloeiingswater van wegen en spoorwegen overwogen kunnen worden door de invoering van een "systeem van stedelijke bekkens" (lagunage), een idee dat werd opgeworpen tijdens het openbaar onderzoek. De herinrichting van de Woluwelaan is in dit opzicht een testcase, waarvan de efficiëntie geëvalueerd zal moeten worden, zoals vermeld in OD 1.2.2.; - bij de uitvoering van de voorziene acties met betrekking tot de Woluwe om de kwaliteit en de hydromorfologische continuïteit ervan te verbeteren (PA 1.26, PA 1.28 en 1.29) zal erop gelet worden de overstromingsrisico's in de vallei niet te vergroten; - de herinvoering van de stekelbaars in de Woluwe, aangezien deze soort reeds talrijk aanwezig is in de waterloop, volgens de resultaten aangaande de vissen, bekomen in het kader van de biologische monitoring. In de toekomst zullen deze resultaten gepubliceerd worden op de website van Leefmilieu Brussel; - het idee om een rivier ten westen van de Woluwelaan te creëren kadert binnen prioritaire actie 2.1., evenals binnen de aanleg van inrichtingen voor het gedecentraliseerd beheer van regenwater (PA 5.12). Zo zouden oude beekbeddingen, zoals de Roodebeek, een zijrivier van de Woluwe, eveneens opgewaardeerd kunnen worden, de doorsijpelingsgebieden van de Roodebeek, die momenteel een gracht vormen op het binnenterrein van het huizenblok van de Goudeneilandenlaan in Sint-Lambrechts-Woluwe, zouden kunnen ingericht, verlengd en beschermd worden tegen lozing van de parking die er langs loopt; Leefmilieu Brussel zal eveneens de herinrichting van de Struybeek onderzoeken; - de noodzaak om de Malouvijver in Sint-Lambrechts-Woluwe adequaat in te richten, zowel op hydraulisch als landschappelijk vlak. Hoewel deze vijver door de gemeente beheerd wordt, wordt hij doorkruist door de Woluwe, beheerd door Leefmilieu Brussel, deze maatregel wordt vooropgesteld in prioritaire acties 1.40 en 1.41 en impliceert overleg met de gemeente; - Leefmilieu Brussel zal in samenspraak met de betrokken gemeentes een strategie bepalen voor de eventuele overname van het beheer van gemeentelijke vijvers (zoals de Tercoignevijver in Watermaal-Bosvoorde) of om heraansluitingen op het hydrografisch netwerk te overwegen, bijvoorbeeld voor de Bemptvijvers in Vorst, die zouden kunnen aangesloten worden op de koker van de Zwartebeek via de Ruisbroeksesteenweg en zo verbonden worden met de Zenne; - de Leybeekvijver in Watermaal-Bosvoorde wordt dikwijls geconfronteerd met de ontwikkeling van blauwwieren. Leefmilieu Brussel is zich maar al te goed bewust van dit probleem en heeft een studie opgestart om de aanvoer van helder water naar deze vijver te verbeteren. Er werd daarnaast een stedenbouwkundige vergunning verkregen om een hele reeks acties zoals vooropgesteld in operationele doelstelling 1.4.1. uit te voeren, wat zal gebeuren in de loop van de periode waarop dit Plan betrekking heeft; - in prioritaire actie 1.42 wordt in de creatie of het behoud van een groene bufferzone langs de vijvers voorzien, om de eutrofiëring ervan tegen te gaan; - de behandeling van het slib in de vijvers - waarvan sprak in PA 1.42 - kan gebeuren met alle soorten bio-additieven, waaronder coccolietenkrijt; - de toename van het aantal muggen, waarover de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe zich zorgen maakt, zou vermeden moeten als operationele doelstelling 1.4.1., vastgelegd in dit Plan, bereikt wordt; - Leefmilieu Brussel is voorstander van een actie die zich richt op het geïntegreerd beheer van waterlopen, vijvers en vochtige zones. Dit betekent dat de acties van het Blauwe Netwerk die in het kader van dit Plan uitgevoerd dienen te worden, noodzakelijkerwijs georiënteerd worden op het bereiken van de doelstellingen inzake waterkwaliteit maar ook inzake natuurbehoud -onverminderd de acties uitgevoerd in het kader van het Natuurplan-, naast louter hydrologische aspecten. Het behoud of zelfs de verbetering van de biodiversiteit rond het hydrografisch netwerk dragen natuurlijk bij tot de verbetering van de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen. Deze bekommernis wordt behandeld in verschillende acties van het maatregelenplan (Pijler 1, Pijler 2 en Pijler 6); - de strijd tegen exotische vogelsoorten is opgenomen in prioritaire actie 1.46 van het maatregelenprogramma. Deze actie zal uitgevoerd worden in het kader van een globaal actieplan dat zich specifiek richt op de strijd tegen invasieve soorten, dat de regering dient goed te keuren op basis van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud; - de aanbevelingen van het milieueffectenrapport betreffende het gebruik van zware machines op de werven zullen opgevolgd worden. De ambtenaren van Leefmilieu Brussel of zijn onderaannemers dienen zich trouwens te voegen naar de eisen van de Brusselse regelgeving, met name degene betreffende het behoud van de natuur, in het bijzonder als er acties ondernomen worden in een van de drie speciale beschermingszones (Natura 2000-gebieden) in ons Gewest; - het probleem van de droogstand van het moeras van Jette, aangehaald tijdens het openbaar onderzoek, werd vastgesteld. Er zijn werken bezig (september 2016) om te zorgen voor een verbinding tussen de twee moerassen onder de spoorwegen, om meer helder water naar het moeras van Jette aan te voeren en de vochtigheidsgraad ervan te verhogen; - het probleem van de gevaarlijkheid en de verouderde toestand van de inspectieputten van het rioleringsnet in de moerassen van Jette en Ganshoren, aangehaald tijdens het openbaar onderzoek, werd in aanmerking genomen. VIVAQUA plant een globale heraanleg van alle kokers stroomopwaarts en in de moerassen; - de controle en de betere opvolging van boringen en piëzometers als potentiële bronnen van vervuiling. Deze actie is opgenomen in PA 1.53 en 1.57; - controleren of vastgoedprojecten geen impact hebben op de grondwaterlagen. Het is aan de milieuvergunningen om op deze problematiek een antwoord te bieden door vergunningen te weigeren of bijzondere voorwaarden op te leggen waardoor de milieueffecten beperkt kunnen worden. In het kader van PA 2.8. zal deze inoverwegingneming verstrekt worden; - de uitbreiding van het onderzoek naar andere stoffen in het grondwater, zoals glyfosaat. Een van de doelstellingen van de ingevoerde monitoringprogramma's van de chemische toestand van het grondwater is juist het opsporen van nieuwe polluenten of vervangers van polluenten. De monitoringprogramma's voor het grondwater houden reeds rekening met bepaalde zogenaamde "opkomende" stoffen. In dit kader werd er reeds een analysecampagne gehouden met betrekking tot residuen van medicamenteuze of hormoonverstorende stoffen in het water (zowel grondwater als oppervlaktewater). Deze monitoring zal voortgezet worden. Ter informatie : bijlage 4 van dit Plan omvat de lijst met de parameters die tijdens het algemeen en operationeel toezicht op het grondwater gevolgd worden; - voor de opvolging van pesticiden gaat het Gewest in op de vraag tot monitoring uitgaande van de Federale Openbare Dienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, belast met de erkenning van gewasbeschermingsmiddelen in België; - maatregelen nemen om te vermijden dat de grondwaterlaag verontreinigd wordt bij boor-en funderingswerken. Voor funderingswerken moet het peil van het grondwater verlaagd worden, er moet dan ook een winningsvergunning verstrekt worden door Leefmilieu Brussel. Hiervoor worden alle maatregelen die de exploitant moet nemen geanalyseerd op een wijze die elke risico op milieuschade moet voorkomen en de niet-significante impact van de winning moet garanderen. Prioritaire actie 1.53 heeft juist betrekking op deze boor- en winningsactiviteiten; - het opstellen van een zoneringsplan dat de zones vastlegt die voorzien zijn van een rioleringsnet, degene die op termijn hiervan voorzien zullen worden en degene die dit nooit zullen krijgen omwille van de technische haalbaarheid en/of de disproportionele kosten die de uitbreiding van het net met zich mee zou brengen. Het gaat om een instrument dat uitgewerkt zal worden in het kader van prioritaire acties 1.14 en 1.50. Deze PA 1.50 wordt echter aangevuld, om de behoefte van VIVAQUA om de perspectieven of projecten inzake stedenbouwkundige ontwikkeling of herstructurering van de gemeenten en het Gewest te kennen om deze uitbreiding te kunnen plannen; - voor de uitvoering van acties 1.49 en 1.50 (uitbreiding, vernieuwing en onderhoud van het rioleringsnet) is een groot deel van de investeringen reeds opgenomen in het investeringsplan van HYDROBRU. Er zijn geen onzekerheden met betrekking tot de uitbreiding van het rioleringsnet, die goed omschreven wordt in het Plan, het gaat dus niet om een bijkomend budget; - de planning en prioritering van de interventies aan het rioleringsnet houden rekening met de bescherming van het leefmilieu (en in het bijzonder met de winningsgebieden), naast andere factoren waarmee rekening gehouden dient te worden : coördinatie met andere nutsvoorzieningen, verplichting om door anderen opgestarte coördinaties te volgen, toelating tot interventie op de openbare weg, budgettaire middelen,...; - Inzake de 35 miljoen euro per jaar, vermeld voor PA 1.56 betreffende het beheer van verontreinigde gronden : het gaat hier om een raming van de kostprijs als de maatregel volledig uitgevoerd zou moeten worden. In toepassing van het principe 'de vervuiler betaalt', dat voor deze actie van toepassing is, kan er geen sprake van zijn dat de financiering uitsluitend van het Gewest zou komen; - in het algemeen betekenen de bedragen opgenomen in bijlage 6 van dit Plan niet noodzakelijkerwijs dat het gaat om maatregelen die gefinancieerd worden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze bedragen vormen evenmin het goedgekeurde en definitieve budget maar zijn slechts een raming van de kostprijs van de maatregelen; - de duurzaamheid van de aan de controlepunten gekoppelde afnamepunten garanderen is zeker een actie die in het kader van dit Plan dient uitgevoerd te worden. Er is sprake van in de operationele doelstellingen in verband met het kwalitatief beheer van het grondwater - in het voorwoord van PA 1.49 tot 1.56 - aangezien de meerderheid van de monitoringlocaties die deel uitmaken van het huidige monitoringprogramma bestaan uit actieve winningen die eigendom zijn van privé-eigenaren die een industriële activiteit uitoefenen.

Het stopzetten van deze activiteiten en de herbestemming van deze locaties ondermijnen de duurzaamheid van het meetnetwerk. Om aan deze situatie te verhelpen, wordt gepland de regelgeving aangaande winningen te wijzigen om er de mogelijkheid in te integreren om in de voorwaarden voor deze vergunningen een erfdienstbaarheid op te nemen die de beheerder (Leefmilieu Brussel) toegang geeft en hem toelaat een staal van het grondwater te nemen om de kwalitatieve en kwantitatieve controle ervan te verzekeren. De erfdienstbaarheid zou van nature van toepassing zijn op de nieuwe eigenaar bij verkoop van de eigendom, mits de winningsactiviteit wordt voortgezet. Bij stopzetting van de winningsactiviteit moet aan de eigenaar van de winplaats of zijn exploitant via de afgeleverde vergunning de keuze worden opgelegd om het inactieve kunstwerk af te dichten of de beheerder van het monitoringnetwerk toe te staan om de kwalitatieve monitoring van het inactieve kunstwerk uit te voeren; - het opleggen van zeer restrictieve voorwaarden in de winningsvergunningen om er zeker van te zijn dat er niet te veel water wordt onttrokken en dat de kwaliteit van de grondwaterlaag niet achteruit gaat is één van de doelstellingen van de herziening van het regelgevend kader betreffende winningen, vermeld in PA 2.5. De op te leggen voorwaarden zullen enerzijds afgestemd worden op de behoeften van de exploitant en anderzijds op het behoud van de grondwatervoorraad; - de herziening van het regelgevend kader dat de winningsvergunningen beheerst zou ertoe moeten leiden dat de aflevering van milieuvergunningen voor een winningsactiviteit -permanent of tijdelijk (verlaging tijdens werven) - gecentraliseerd wordt bij Leefmilieu Brussel. De gemeenten zouden dan niet langer de taken voortvloeiend uit deze bevoegdheid op zich moeten nemen. Dit betekent echter niet dat de lokale autoriteiten geen rol meer spelen in de controle op waterwinningen. In het kader van de werven waarvoor de gemeentes toelating moeten geven via de aangifte van werkzaamheden, moeten deze immers idealiter Leefmilieu Brussel waarschuwen als een werf het behoud van de grondwaterlagen in gevaar zou kunnen brengen. In het algemeen zullen de gemeentes bij het verstrekken van stedenbouwkundige vergunningen of milieuvergunningen bijzondere aandacht dienen te besteden aan toekomstige projecten die invloed zouden kunnen hebben op het grondwater. Deze actie staat vermeld onder prioritaire actie 2.8.

Ze houdt in dat gemeentelijke ambtenaren eventueel een opleiding of bijscholing over deze thematiek dienen te volgen; - de creatie van een voorgestelde pijler met als doel "de financiering van nieuwe stadsrivieren door middelen te nemen uit de financiering van de sanering (onder andere)" vormt op zich geen pijler van het huidige Plan maar is wel opgenomen in de uit te voeren acties.

Prioritaire actie 3.5 wil inderdaad een financiering vooropstellen voor de collectieve sanering van het regenwater dat langs het rioleringsnet passeert. Deze actie moedigt zo maatregelen aan voor het beheer van regenwater op het perceel ('aan de bron') om zo het volume van het te behandelen water te verminderen; - er wordt een grotere transparantie gegarandeerd voor wat de kosten betreft die de waterprijs bepalen, voor zover dat deze kosten het voorwerp uitmaken van een jaarlijkse rapportering door de wateractoren. Deze boekhoudkundige rapporteringen worden overgemaakt aan de Regering en de facturatie aan de eindklanten moet voldoen aan de transparantievereisten vermeld in artikels 6, 13° en 38, § 7 van de ordonnantie van 20 oktober 2006; - het opstellen van tussentijdse facturen om hoge eindfacturen te vermijden en de mogelijkheid te hebben om -onder bepaalde voorwaarden- beroep te doen op een betalingsplan in geval van financiële moeilijkheden maken het voorwerp uit van een herziening bij de operator verantwoordelijk voor de drinkwaterdistributie. Feit blijft dat, voor een frequentere update van de gezinssamenstelling (cf. hieronder, PA 3.8.) de kostprijs van een tussentijdse factuur, die gedragen wordt door alle consumenten, afgewogen moet worden tegen het voordeel dat dit betekent voor een beperkt aantal van deze consumenten; - rekening houden met de saneringskosten (opvang en zuivering) voor tweedecircuitwater dat dit Plan wil promoten. Eveneens de vrijstelling van de saneringsbelasting voor mensen die hun afvalwater zelf behandelen in overweging nemen (PA 3.6); - de watervolumes die door bepaalde bedrijven in het proces geïntegreerd worden. Er werd hiermee reeds rekening gehouden in het kader van de saneringsvergoeding, in toepassing van het beheerscontract van de BMWB; - bij de uitvoering van prioritaire actie 3.4. zouden enkel de sectoren en bedrijven betrokken zijn die stoffen lozen die als problematisch voor de kwaliteit van de waterlichamen beschouwd worden en die een aanzienlijke hoeveelheid lozen. A priori zou deze actie - hoe noodzakelijk ook - slechts betrekking moeten hebben op een beperkt aantal brusselse bedrijven; - de berekeningsmodaliteiten voor de integratie van het afvloeiingswater in het luik sanering van het afvalwater, zoals uiteengezet in PA 3.5., zullen rekening houden met gedane investeringen en met de maatregelen die genomen werden om water terug te winnen of te bufferen, zoals vermeld in de uitleg bij de maatregel.

Er zou overigens ook rekening gehouden moeten worden met eventuele technische of juridische beperkingen waardoor er niet in voorzieningen ter compensatie van de impermeabilisatie van de bodem kan worden voorzien (toegang PBM, trillingswerende tegels voor de tramlijnen,...); - er bestaat reeds een sociale tarifering van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in toepassing van de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid; - de in het kader van operationele doelstellingen 3.3.1. en 3.3.2. uit te voeren maatregelen zullen genomen worden in overleg met de Conferentie van de 19 OCMW's. Er zijn coördinaties tussen HYDROBRU en de OCMW's via de Task Force Energie, evenals formele en informele contacten met de verschillende actoren van deze Task Force; - PA 3.8 bepaalt dat "de gezinssamenstelling vaker geupdate moet worden". Deze actie zal pas uitgevoerd worden als ze gerechtvaardigd blijkt vanuit economisch standpunt, omdat ze een aanzienlijke kostprijs heeft die gedragen zou worden door alle gebruikers en slechts voordeel oplevert voor een marginaal en niet jaarlijks terugkerend deel ervan. Ter ondersteuning van deze PA 3.8. en in een streven naar de toepassing van de solidaire tarifering, maakt het plaatsen van meters per wooneenheid het voorwerp uit van een maatregel van dit Plan (PA 4.5). Dit is sinds 2003 verplicht in nieuwe gebouwen en als de meters vernieuwd worden, wordt er eveneens een plaatsing uitgevoerd, wat in 2012 goed was voor 8,5% van het budget bestemd voor de vernieuwing van het distributienet; - het voortzetten van de plaatsing van individuele watermeters staat nog steeds in het maatregelenprogramma (PA 4.5), niet alleen opdat iedereen zich bewust zou kunnen worden van zijn waterverbruik om het te kunnen rationaliseren, maar ook voor een goede toepassing van de progressieve en solidaire tarifering (PA 3.8). Deze maatregel zal niet overal uitgevoerd worden, maar enkel daar waar het technisch mogelijk en economisch gezien aanvaardbaar is; - van het regenwater een hulpbron maken, ingevoegd in een strategische of operationele doelstelling. Aan deze wens wordt tegemoet gekomen in de valorisatie van het regenwater, uitgebreid behandeld in Pijler 4 van dit Plan; - sensibiliseringscampagnes voeren betreffende de goede kwaliteit van het drinkwater. Dit is een van de uit te voeren acties (PA 4.2); - betreffende de plaatsing van openbare fonteinen en kranen, waarvan sprake in PA 4.2. : deze dienen beschouwd te worden als stadsmeubilair of -uitrusting, horende bij de openbare weg, beheerd en onderhouden door de wegbeheerder in kwestie. Er kan een participatief beheer overwogen worden, bijvoorbeeld in het geval van collectieve moestuinen. Daarnaast wordt bepaald dat er een geïntegreerd wordt in elke nieuwe inrichting van de openbare ruimte. Aan de vraag om deze fonteinen ook buiten het toeristisch seizoen toegankelijk te houden, kan enkel tegemoet gekomen worden als de temperaturen dit toelaten, om het risico op beschadiging van de leidingen te vermijden; - de opmerking dat de sensibilisering voor de effecten van het verbruik van talrijke producten op de watervoorraad niet genoeg belicht zou worden in dit Plan, aangezien prioritaire actie 1.8. voorschrijft om privépersonen en bedrijven te informeren over wat ze al dan niet in het riool mogen lozen, met het idee hen te sensibiliseren voor polluenten die vaak voorkomen in het huishoudelijk afvalwater en waarvan de zuivering niet voldoende grondig gebeurt zodat ze aanwezig zijn in het oppervlaktewater. De sensibilisering voor de kwantitatieve impact van het waterverbruik staat vermeld in prioritaire actie 4.3; - een grotere terugwinning van het regenwater verplicht maken en nieuwe projecten verplichten regenwater te hergebruiken voor welomschreven gebruik. Deze promotie van het gebruik van regenwater wordt immers vooropgesteld in prioritaire actie 4.4. en in het regelgevend luik van actie 5.11. Er wordt immers bepaald dat nieuwe projecten een regenwaterput zullen moeten hebben, met een afmeting in functie van de behoeften van de bewoners. Daarnaast bevatten de verstrekte milieuvergunningen reeds een luik 'terugwinning en hergebruik' van het regenwater; - de plaatsing van voorzieningen die minder water verbruiken zal aangemoedigd worden (prioritaire actie 4.3). In dit opzicht zou de informatie betreffende de terugverdientijd verstrekt moeten kunnen worden per type installatie, rekening houdend met een 'normaal' verbruik. In prioritaire actie 4.4. wordt eveneens in de promotie van regenwater voorzien voor gebruik waarvoor drinkbaar water niet noodzakelijk is; - de toegang tot steun en premies voor de installatie van voorzieningen die toelaten minder drinkwater te verbruiken of niet-drinkbaar water te gebruiken, zoals beoogd in PA 4.3. en 4.4., richt zich tot alle gezinnen die hun waterfactuur willen doen dalen en zal erover waken dat achtergestelde personen niet de laatste zijn die van deze steun profiteren; - Informeren over de waterschaarste is één van de in dit Plan opgenomen acties (prioritaire actie 4.3). Leefmilieu Brussel heeft hierover een folder uitgegeven "10 tips voor een slim watergebruik" en de websites van de wateractoren hebben een luik "tips om zuiniger om te springen met water"; - de studie naar de economische opportuniteit en de technische haalbaarheid van de installatie van intelligente watermeters maakt inderdaad deel uit van de concrete uitvoering van deze PA 4.5; - ook, de invoering van een mechanisme voor financiële steun voor de installatie van een individuele watermeter is een mogelijkheid die in de loop van dit Plan onderzocht zal worden, waarbij de eerste fase nog steeds de communicatie over het voordeel van de plaatsing van deze meters blijft, zeker in gebouwen met meerdere wooneenheden (cf. PA 3.8 en 4.5); - de verduidelijking van de prioritaire interventiegebieden voor overstromingspreventie. Voor strategische doelstellingen (SD) 5.2; 5.3; 5.4 vormen de prioritaire interventiegebieden voor overstromingspreventie risico- en hogerisicogebieden, aangeduid op de overstromingsgevaarkaarten. Voor SD 5.1. dient heel het Brussels Gewest in aanmerking genomen te worden, omdat het door zijn ondoorlaatbare oppervlakten bijdraagt tot het afvloeien van het water naar stroomafwaartse gebieden. In de milieuvergunningen wordt reeds een definitie gegeven van een lekdebiet of van andere hydraulische doelstellingen. PA 5.11 wil het toepassingsgebied van deze definities verruimen door de permanente evaluatie van de definitie van deze hydraulische doeleinden voort te zetten, rekening houdend met de specificiteit van elk project; - de nood aan een duidelijk kader voor het beheer van het regenwater aan de bron, prioritaire actie 5.2 wil de rol van de verschillende wateractoren bij het beheer van het regenwater (en van een eventueel gescheiden rioleringsnet) verduidelijken als noodzakelijk vóór de actie die het Gewest wenst uit te voeren. Daarnaast houden de geplande maatregelen rekening met de kwalitatieve aspecten van het beheer van het afvloeiingswater (PA 1.9; 1.34) en met de opvangscapaciteit van het hydrografisch netwerk (PA 5.8.) middels maatregelen en modellering. Wat het luik "begeleiding" in de uitvoering van dit verantwoord beheer van het regenwater betreft : dit wordt vooropgesteld en uiteengezet in PA 5.12. Het idee om subsidies of financiering in ruimere zin toe te kennen voor de aanleg van inrichtingen voor beheer op het perceel zit vervat in de denkoefening die deel uitmaakt van de instrumenten van PA 5.11, die tot doel hebben een financieel mechanisme op te stellen dat deze inrichtingen aanmoedigt; - in de stedenbouwkundige vergunningen voorwaarden opleggen voor het lozen van regenwater in het hydrografisch netwerk, indien mogelijk.

Het gaat hier duidelijk om een actie die in dit Plan vooropgesteld wordt via het Blauwe Netwerk en het Regennetwerk, die enerzijds tot doel hebben het helder water opnieuw aan te sluiten op het hydrografisch netwerk en anderzijds om het percentage regenwater dat in het riool terechtkomt te doen dalen. Er is een herziening van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Vergunning in deze zin. Het zal aan de vergunnende overheid zijn om te zorgen voor de goede toepassing ervan en aan Leefmilieu Brussel om alle actoren te sensibiliseren voor dit gedecentraliseerd beheer van het regenwater (met name door deel te nemen aan de overlegcommissies); - de goedkeuring van dwingende maatregelen om de doelstelling om het regenwater op het perceel te houden te bereiken en de impermeabilisatie van de bodem te beperken. Zoals reeds vermeld, zijn het beheer van het regenwater op het perceel en het beperken van de impermeabilisatie van de bodem acties die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wenst uit te voeren. In deze zin worden er trouwens ook dwingende maatregelen voorgesteld in het kader van de herziening van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Vergunning. PA 5.11 formuleert dit voorstel. Onder oppervlakten die voor 50% doorlaatbaar moeten blijven zullen onder meer de ruimten voor koeren en tuinen vallen en de zijdelingse insprongen; PA 5.11 wil ook wijzigingen aan andere teksten of documenten voorstellen (zoals het GBP); - andere alternatieven voorstellen voor het beheer van regenwater op het perceel. In dit Plan worden de insijpeling van regenwater en de doorlaatbaarheid van de bodem vermeld als voorbeelden van mogelijke technieken -naast andere- bij de uitvoering van een duurzaam beheer van het regenwater. Wat de ondersteuning bij de uitvoering van deze technieken betreft : PA 5.12. behelst "De begeleiding van de beheerders van openbare ruimten en particulieren bij de implementatie van technieken voor gedecentraliseerd en alternatief regenwaterbeleid", onder meer door de terbeschikkingstelling van een "Facilitator Water". Deze moet zijn begeleidingsfunctie vervullen bij het ontwerp en de implementatie van deze gedecentraliseerde technieken. De begeleiding van de gemeenten zoals vooropgesteld in PA 5.12 kan georganiseerd worden onder de vorm van "PLAGE", een 'plan voor lokale actie voor het beheer van water - net zoals al sinds 2006 voor energie gebeurt - om synergieën tot stand te brengen bij het natuurlijk beheer van het (regen) water; - de versterking van het regelgevend kader om de insijpeling van regenwater en de doorlaatbaarheid van de bodem aan te moedigen bij toekomstige inrichtingen wordt vooropgesteld in PA 5.11. De eerste twee instrumenten van deze actie geven weer hoe er aan deze behoefte aan regelgevende aanpassing tegemoet werd gekomen in de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV), evenals, globaal gezien, in andere gewestelijke stedenbouwkundige teksten, dit om beter rekening te houden met overstromingsrisico's; - in het algemeen is de reflectie over het behoud van de waterkringloop in elk bouwproject, openbaar of privaat, fundamenteel in de zin van dit Plan. Overigens wordt dit meer bepaald voorgesteld in prioritaire acties 5.11, 5.12, 6.7 en 6.8; - bij het verstrekken van de milieuvergunningen -als de activiteit of de installatie er een nodig heeft- wordt reeds rekening gehouden met het effect van elke nieuwe constructie of activiteit vanuit het oogpunt van de schade die ze riskeert te veroorzaken aan de kwaliteit van alle water. Voor elke soort risicoactiviteit worden aldus specifieke voorwaarden opgelegd om rekening te houden met dit milieurisico. Voor woningen is de verplichting tot aansluiting op het rioleringsnet of, indien dit er niet is, tot individuele zuivering, van toepassing op afvalwater, krachtens de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening. Zo zal het beheer van het afvloeiingswater in functie van de ondoorlaatbaar gemaakte oppervlakte in de toekomst meer aandacht krijgen, onder meer door de uitvoering van PA 5.11 van dit Plan; - betreffende de verplichting om een private regenwaterput of een privaat stormbekken aan te leggen, wat volgens sommige gemeentes inefficiënt is, drukt dit Plan de wil uit om de voorschriften van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) inzake te herzien, door een duidelijke differentiëring aan te brengen tussen een regenwaterput (die verplicht aangesloten moet zijn voor aangetoond huishoudelijk gebruik) en een bufferbekken (met opgelegde volumes en lekdebieten). Prioritaire actie 5.11 gaat in die richting; - de verplichting om groendaken te plaatsen op platte daken van nieuwe constructies om het water trager in de riolering te doen belanden. De verplichting om groendaken aan te leggen is al tien jaar opgenomen in de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) voor platte daken van meer dan 100m². In het kader van de implementering van dit Plan (cf. PA 5.11) zal echter voorgesteld worden de criteria voor het verplicht aanleggen van groendaken te herzien (oppervlakte kleiner dan 100m² en daken met een lichte helling); - in sommige gemeentes worden er reeds regentonnen ter beschikking gesteld (gift of verhuur van plastic ton met een inhoud van enkele honderden liters). Meer in het algemeen bestaan er premies die de renovatie (premie voor de renovatie van het woonmilieu) of de plaatsing van putten (gemeentelijke premies) aanmoedigen; - de terbeschikkingstelling aan de gemeentes van een kaart van overstromingsrisico's met voldoende resolutie en de naam van de wegen.

Sinds 2013 beschikt elke gemeente over een bevoorrechte contactpersoon die via de tool Urbis AaS Overstroming toegang heeft tot de overstromingsrisicokaart zonder schaalbeperking en met de naam van de wegen; - de verbetering van de informatie op de websites van de gewestelijke besturen en de toename van campagnes betreffende te nemen beschermingsmaatregelen bij overstroming. Deze sensibiliseringsmaatregel wordt vooropgesteld in prioritaire actie 5.22, maar ook in PA 5.12, 5.18 en 5.24; - de vlotte doorstroming van informatie betreffende overstromingsrisico's naar de gemeentes en dan naar de burgers toe, in het kader van het waarschuwingssysteem. Prioritaire acties 5.20 en 5.21 gaan in die zin. Deze PA zullen technologisch gezien moeilijk uit te voeren zijn en vereisen dus een lange uitvoeringstermijn. Daarnaast blijft het voorspellen van de intensiteit van onweersregens een wetenschappelijke heksentoer, met een grote mate van onzekerheid, wat we zullen moeten leren beheren en meedelen naar de burgers toe (problematiek van het "goed bedoelde vals alarm"); - de systematische inzameling van gegevens na uitzonderlijke regenval wordt reeds verzekerd door een ad hoc procedure uitgewerkt door Leefmilieu Brussel; - de investeringen en de maatregelen voor de implementering van het Grijze Netwerk zullen het voorwerp uitmaken van een kosten-batenanalyse, waarbij de factoren uitvoeringstermijn en belang voor de gemeenschap eveneens in overweging genomen zullen worden met het oog op andere alternatieve oplossingen; - de vermindering van grote werven van het type 'stormbekken' zal realiteit worden. Er zijn er nog enkele, die al sinds lange tijd gepland waren -waarvan sprake in PA 5.9 - en die operationeel zouden moeten worden in de loop van dit Plan. Een andere realiteit is dat dit Plan vanaf heden en naar de toekomst toe een gedecentraliseerd beheer van het regenwater beoogt; - het opstellen van een cartografie met betrekking tot de gemeentelijke rioleringen en straatkolken. Deze actie wordt vooropgesteld in PA 5.10. Het Instituut of VIVAQUA moet de gegevens afkomstig van de gemeentes samenvoegen. VIVAQUA zal in functie van de overgemaakte gegevens evalueren hoeveel tijd er nodig is om deze wegtoebehoren te integreren in het GIS (geografisch informatiesysteem). De kosten hiervoor zullen geval per geval bekeken worden; - de creatie van non aedificandi-zones langs de waterlopen is een van de acties die vooropgesteld worden in het kader van de preventie van overstromingsrisico's (Pijler 5, PA 5.14). Momenteel wordt er een wetgevend tekstontwerp opgesteld om dit soort onbebouwbare zones aan de oevers van waterlopen wettelijk toe te laten. De huidige wetgeving (federale wet van 1967) legt bepaalde afstanden op die gerespecteerd dienen te worden en verplicht tot het verlenen van toegang voor het onderhoud van de waterlopen maar is niet toepasbaar in de Brusselse context; - de mogelijkheid tot onteigening in overstromingszones is een maatregel die reeds overweegbaar was op basis van artikel 60 van de ordonnantie van 20 oktober 2006, om de uitvoer van het Plan en het maatregelenprogramma te garanderen. Onteigening omwille van openbaar nut is enkel mogelijk mits naleving van de geldende wetgeving. Dit soort instrument van het grondbeleid wordt besproken in PA 5.14 van het maatregelenprogramma; - de integratie van de overstromingsgevaarkaarten in een regelgevende tool en begeleidingsmaatregelen plannen in overstromingszones.

Momenteel zijn de kaarten een waardevolle tool om de overheden te helpen bij het nemen van een beslissing, met name voor het verstrekken van vergunningen, maar worden ze hen niet opgelegd. Deze kaarten geven niet enkel de overstromingen weer die te wijten zijn aan hoogwater maar ook degene die veroorzaakt worden door opstuwing in het rioleringsnet. PA 5.13 overweegt echter een verband te leggen tussen deze overstromingsgevaarkaarten en de voorschriften inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening. PA 5.13 behelst eveneens het opstellen van een nieuwe versie van de kaarten, die zou voldoen aan de criteria vastgelegd in een koninklijk besluit in verband met de wetgeving betreffende verzekeringscontracten. Deze officiële publicatie van de kaarten zou als gevolg hebben dat verzekeringsmaatschappijen zouden kunnen weigeren dekking te verlenen aan nieuwe gebouwen die gebouwd zouden worden in deze zones, waar het risico reeds werd aangetoond.

Het gaat hier om een ontradende tool die moet toelaten de doelstelling om de kwetsbaarheid van gebouwen te verkleinen (SD 5.2) te bereiken); - eveneens bouwwerken beperken op de hellingen van de vallei, in het kader van prioritaire actie 5.13, omdat dit het aantal overstromingen doet toenemen. Aangezien het hele Brusselse Gewest bestaat uit stroomgebieden van de Zennevallei, wordt het in zijn geheel beschouwd als producent van afvloeiingswater. De maatregelen om de impermeabilisatie te beperken of om het effect op overstromingen te verminderen zijn op heel het gewest van toepassing, in een logica van solidariteit als stroomgebied; - betreffende nieuwe bouwwerken in overstromingsgebieden dient opgemerkt te worden dat dit Plan geen verbod oplegt maar eerder toekomstige bouwheren wenst te ontmoedigen. Prioritaire actie 5.13 bespreekt de mogelijkheden om deze nieuwe inplantingen die risico lopen op overstroming te beperken door een aanpassing van de reglementaire en planologische instrumenten. Hetzelfde geldt onrechtstreeks voor PA 5.15; - Op pragmatisch vlak beoogt dit Waterbeheerplan eerder de aanpassing van het gebouw aan dit risico (operationele doelstelling 5.2.3); om deze aanpassing van gebouwen concreet te maken, zal het Gewest expertise moeten verwerven en de instanties die stedenbouwkundige vergunningen afleveren moeten ondersteunen. Zo zullen er technische fiches bijgewerkt of ontwikkeld worden in de geest en in het kader van de Gids Duurzame Gebouwen, die geïntegreerd zullen worden in de expertise van een facilitator Water en/of Duurzame Gebouwen. Een Facilitator Water -waarvan sprake in PA 5.12 en gewenst door enkele gemeentes - zou in de loop van het jaar 2017 operationeel moeten worden. Daarnaast zal deze thematiek het voorwerp uitmaken van seminaries en/of van opleidingen ingericht door Leefmilieu Brussel; - hoewel dit Plan in de eerste plaats tot doel heeft de waterkwaliteit te verbeteren om te voldoen aan de Europese eisen, maakt ook de verbetering van de onmiddellijke omgeving van de waterlopen deel uit van de doelstellingen van het Plan, zoals blijkt uit operationele doelstelling 6.1.2 : `Bevordering van de biodiversiteit rondom het hydrografische netwerk'; - dit Plan voorziet in prioritaire actie 6.1 in de invoering van een gewestelijke signalisatie van de historische aanwezigheid van water in de valleien, daarnaast wordt vooropgesteld deze elementen van het historisch hydrografisch netwerk te herstellen en bepaalde grachten die nuttig zouden kunnen zijn in het kader van de aanvoer van helder water naar de waterlopen of van de strijd tegen overstromingen te classificeren; - de inrichting van de blauwe wandeling, beoogd in prioritaire actie 6.1, zal gebeuren overeenkomstig alle geldende wetgevingen, gelet op de beschermingsstatus van de verschillende betrokken zones en met respect voor de milieuoverwegingen en aanbevelingen van het milieueffectenrapport, inclusief het respect voor broedvogels; - omdat het algemeen parcours van de blauwe wandeling niet gedetailleerd wordt vermeld, wordt deze actie te algemeen bevonden.

Het voorwerp van prioritaire actie 6.1 is juist dit parcours te ontwikkelen - van bij het begin dus - en de lokale partners (gemeenschapsprojecten, verenigingen, scholen, wijkcomités) te betrekken bij de uitvoering ervan, zoals gevraagd tijdens het openbaar onderzoek en reeds vooropgesteld in dit Plan; - het Kanaal is één van de prioriteiten van dit Plan als centraal en structurerend element van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en gelet op zijn potentieel om het leefkader te verbeteren. Kwalitatief gezien is het absoluut noodzakelijk zowel de chemische als de ecologische toestand van het kanaalwater te verbeteren, wat de uitvoering van prioritaire acties 1.32 tot 1.39 rechtvaardigt. Gelet op zijn specifiek karakter als kunstmatig waterlichaam dat hoofdzakelijk bestemd is voor scheepvaart, zal het echter moeilijk zijn een hoger ecologisch kwaliteitsniveau te bereiken (van 'gemiddeld' naar 'goed ecologisch potentieel'). Daarnaast willen prioritaire acties 6.2, 6.3 en 6.5 van dit Plan de onmiddellijke omgeving van het Kanaal verbeteren, bij wijze van aanvulling op het Masterplan Kanaal en in een streven naar opwaardering van het Brussels hydrografisch netwerk; - De valorisatie van het slib afkomstig van de behandeling van afvalwater : de RWZI Noord wekt 20% van de elektriciteit die het verbruikt op uit biogassen gerecupereerd uit de slibbehandeling (10%) en uit de hydraulische energie van het waterverval bij het verlaten van de nabezinktanks dat door een turbine wordt opgevangen (10%). De residuen kunnen na vergisting door natte oxidatie gedeeltelijk gevaloriseerd worden, bijvoorbeeld als technozand in cementfabrieken of als onderlaag voor wegen. In de RWZI Zuid zal het slib gedeeltelijk gevaloriseerd worden om biogas te produceren dat onmiddellijk gebruikt wordt op de site door warmtekrachtkoppeling. Momenteel wordt het meeste slip van de RWZI Zuid naar Duitsland verstuurd om daar verbrand te worden met warmterecuperatie; - het opstellen van een referentielijst waarop de verschillende specialisten op het vlak van geothermie vermeld staan en de verduidelijking van de milieueffecten van gesloten geothermische systemen. Deze elementen zullen ontwikkeld worden bij de uitvoering van prioritaire acties 7.1 en 7.2 van het maatregelenprogramma.

Leefmilieu Brussel neemt deel aan het EFRO-project BruGeoTherMap, dat in januari 2016 van start ging voor 5 jaar. De ULB leidt dit project en Leefmilieu Brussel, de VUB, de Belgische geologische dienst en de WTCB nemen eraan deel. De doelstellingen van het projecten zullen toelaten de twee vorige opmerkingen te beantwoorden. Deze doelstellingen zijn de evaluatie van het Brussels geothermisch potentieel, de versterking van de omkadering van professionals (certificatie, goede praktijken, de ontwikkeling van een ad hoc regelgeving (besluit, certificatie van boorders/studiebureau) en inlichtingen verschaffen over dit potentieel aan het publiek dat interesse heeft voor dit energiealternatief, via webtools (cartografie, rekentool voor de technische haalbaarheid en de oriëntering van de beste praktijken in functie van de lokale eigenschappen van de ondergrond, technische fiches);

Overwegende dat de volgende opmerkingen en vragen niet in aanmerking werden genomen daar zij immers al onder een ander plan vallen of door een specifieke wetgeving geregeld worden : - de bestrijding van de vervuiling van de Woluwe met polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). De uit te voeren acties vallen eerder onder het gewestelijk Lucht-Klimaat-Energieplan om de luchtkwaliteit te verbeteren en dit soort atmosferische vervuiling te doen afnemen; dit verklaart waarom PA 1.27 niet opgenomen is in het maatregelenprogramma; - de toevoeging van een fase voorafgaand aan het openbaar onderzoek en aan het voorleggen van het dossier aan de overlegcommissie, die eruit zou bestaan buurtbewoners en comité(s) van het stroomgebied die over terreinkennis beschikken de mogelijkheid te geven hun mening te geven over waterkwesties om een goede integratie van het project te garanderen. Het is niet aan dit Plan om zich met dit voorstel, dat de termijnen voor de verstrekking van vergunningen zou verlengen, in te mengen in de procedures vooropgesteld in het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO). Ter herinnering : burgers, buurtbewoners en eventuele stroomgebiedcomités hebben nu reeds de mogelijkheid hun mening te geven in het openbaar onderzoek, als de vergunning onderworpen is aan speciale regels van openbaarmaking, en kunnen verzoeken gehoord te worden in de overlegcommissie. Er wordt dus in dit Plan geen gunstig gevolg gegeven aan deze vraag; - de visvangst, die weinig aan bod komt in dit Plan, zal het voorwerp uitmaken van een nieuwe regelgeving, die afgestemd zal worden op die van de twee andere gewesten maar echter wel rekening zal houden met de Brusselse context en specificiteit. In een streven naar goed beheer van de waterlichamen (voornamelijk de gewestelijke vijvers) zal de beschermingsstatus van bepaalde waterlopen en vijvers in aanmerking genomen worden bij de aanduiding van wateren waarop gevist mag worden.

Het Gewest zal er in het bijzonder op toezien dat deze vrijetijdsactiviteit niet botst met de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden of schade berokkent aan de goede ecologische toestand van het oppervlaktewater. Deze maatregel zal genomen worden in uitvoering van artikelen 79 tot 81 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud; - de specifieke maatregelen voor het gebruik van pesticiden vallen voornamelijk onder de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en onder het Gewestelijk Programma voor Pesticidenreductie, en dat op basis hiervan het verbod op gewasbeschermingsmiddelen die glyfosaat bevatten bestudeerd wordt; - In dezelfde zin zijn de informering en de sensibilisering van bewoners van panden gelegen in zones met verhoogd risico op pesticiden acties die vooropgesteld werden in het Gewestelijk Programma voor Pesticidenreductie 2013-2017 en die vermeld worden in het maatregelenprogramma van dit Plan omdat ze tot doel hebben het grondwater te beschermen. Het is in dit kader dat de informatietool (bij de opstelling waarvan de gemeentes Ukkel, Elsene, Brussel-Stad en Vivaqua betrokken werden) over het gevaar van pesticiden, de wettelijke bepalingen om deze te verbieden in zones met verhoogd risico en de alternatieven voor het gebruik ervan ter beschikking gesteld werd van het publiek tijdens de verschillende sensibiliseringsevenementen in verband met de problematiek van pesticidenreductie (Week zonder pesticiden 2015 en 2016, Landelijk Brussel, Milieufeest, evenementen georganiseerd door Natagora,...).

Deze bundel zal eveneens ter beschikking van het publiek gesteld worden in de verschillende Brusselse gemeentes en is ook beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel. In het kader van het volgende programma voor pesticidenreductie zal er een specifieke informatietool opgesteld worden voor de beschermingszones voor waterwinning voor menselijke consumptie, die huis-aan-huis bedeeld zal worden aan de bewoners van panden gelegen in de winningszone; de vereniging Natagora zal met de steun van Leefmilieu Brussel andere zichtbaarheids- en sensibiliseringsactie organiseren; - het verbod op stomerijen die gechloreerde solventen gebruiken op het grondgebied van het Gewest. Hoewel op basis van de analyseresultaten van de monitoringprogramma's in de periode 2010-2012 bleek dat het waterlichaam van het Brusseliaanzand zich in middelmatige toestand bevond op het vlak van tetrachloorethyleen, voorzien de in dit Plan voorgestelde maatregelen in de eerste plaats in het opstellen van de inventaris van de bronnen van verontreiniging door tetrachloorethyleen om de antropogene risicoactiviteiten te identificeren die bijdragen tot de vervuiling van het grondwater. Op basis van deze elementen zal een maatregelenprogramma opgesteld worden dat inderdaad zou kunnen leiden tot het verbod op het gebruik van tetrachloorethyleen bij risicoactiviteiten op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tegen het einde van de derde cyclus van het waterbeheerplan (2022-2027); - het verbod om dieren te voederen om eutrofiëring van de vijvers te voorkomen werd reeds bepaald in een besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 mei 2014. Het gaat om het besluit dat het reglement van de gewestelijke parken vastlegt. Artikel 13, 11° bepaalt duidelijk dat het verboden is de dieren te voederen. Dit verbod, dat te zien is op de borden aan de ingang van de gewestelijke parken, is van toepassing op alle parken, tuinen, pleinen, groene ruimtes en onbebouwde terreinen beheerd door Leefmilieu Brussel-BIM die toegankelijk zijn voor het publiek. Informatiecampagnes over de milieueffecten van het voederen van dieren en een verhoogde waakzaamheid van de parkwachters in de omgeving van de vijvers zouden er zonder twijfel voor zorgen dat dit verbod beter nageleefd zou worden; - Voor wat het potentieel effect van de stedelijke landbouw inzake nitraten betreft, is het belangrijk om de code van goede landbouwpraktijken (die in bijlage bij het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 november 1998 is gevoegd) te doen naleven bij het ontbreken van de goedkeuring van een actieprogramma ter vermindering van de vervuiling van het water door nitraten uit de landbouw, rekening houdend met de weinige actiehefbomen waarop een dergelijk programma een uitwerking kan hebben in de Brusselse landbouwcontext; - de analyse van het effect van de uitbreiding van de ring (in het Noorden van het Gewest) op de waterkwaliteit in SBZ III valt eerder onder de wetgeving betreffende het natuurbehoud in het algemeen en in het bijzonder onder de passende effectenbeoordeling die uitgevoerd dienen te worden van zodra een project impact kan hebben op een Natura 2000-gebied. Feit blijft er dat tijdens de looptijd van dit Plan een studie opgestart zal worden om de kwaliteit te omschrijven van het afvloeiingswater voor dit in de Molenbeek terechtkomt; - de aanleg van een ecologische verbinding tussen de vallei van de Vogelzangbeek en de Kanaalzone is een actie die eerder kadert in het Natuurplan goedgekeurd op 14 april 2016 en die uitgevoerd dient te worden samen met de gemeente Anderlecht, die over het grondbeheer beschikt van de meeste gronden die deze verbinding kunnen garanderen; - De onderbreking van de levering van water in geval van niet-betaling van facturen wordt wettelijk omkaderd door de ordonnantie van 8 september 1994 tot regeling van de drinkwatervoorziening via het waterleidingnet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ordonnantie van 20 oktober 2006 (artikel 38, § 6). De sociale actoren worden steeds door HYDROBRU op de hoogte gebracht voor de procedure voor het onderbreken van de levering opgestart wordt, wat enkel kan gebeuren na een rechterlijke beslissing. De OCMW worden dus op voorhand verwittigd zodat ze de maatregelen kunnen nemen die ze naargelang het geval noodzakelijk achten. In alle gevallen wordt het respect voor de menselijke waardigheid gegarandeerd; - de kwaliteit van het kraantjeswater dat aan de Brusselaars verdeeld wordt is onderworpen aan de kwaliteitseisen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 januari 2002 betreffende de kwaliteit van het leidingwater. De producent, VIVAQUA, heeft regelmatige controleprogramma's ingevoerd om er zeker van te zijn dat de parameterwaarden in bijlage van dit besluit nageleefd worden.

Daarnaast kan iedereen de samenstelling van het water dat hem geleverd wordt nagaan op de website van VIVAQUA en een analyse aanvragen als er twijfels zijn over de kwaliteit ervan; - de belasting op drinkverpakkingen om aan te zetten tot het drinken van kraantjeswater aangezien dit geen bevoegdheid is van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maar van de federale overheid. Daarnaast wordt deze materie reeds geregeld in zogenaamde ecotakswet van 1993, betreffende de verpakkingsheffing op drankverpakkingen voor eenmalig gebruik; - het gebruik van regenwater en tweedecircuitwater niet promoten omwille van het risico op verontreiniging van het drinkwaternet, gezondheidsrisico's en het feit dat de kosten van het distributie- en saneringsnet voortvloeiend uit het gebruik van dit water niet verdeeld worden. Deze vraag leidde niet tot wijzigingen aan prioritaire acties 4.4. en 4.6 van het maatregelenprogramma, omdat geoordeeld werd dat het beroep doen op regenwater voor gebruik dat geen drinkwater vereist de voorkeur moet krijgen, in een streven naar behoud van onze watervoorraden en dat de netten voor tweedecircuitwater in elk geval gescheiden zullen worden van het drinkwaternet. De adequate inning van de kosten voor de sanering van dit water zal geanalyseerd worden in het kader van prioritaire actie 3.6.; - Het is niet aan het Waterbeheerplan om de ondoordringbare oppervlakte te reduceren tot 45%, de gewestelijke ontwikkelingsplannen of de plannen voor ruimtelijke ordening zijn beter geschikt om de groeiende impermeabilisatie van het Brussels grondgebied te beperken.

Het is daarentegen wel aan dit Plan om bouwprojecten te oriënteren naar een meer verantwoord beheer van het regenwater om zo een ondoorlaatbaar gemaakt oppervlak intelligent te compenseren; - de actie ter ontwikkeling van het interstedelijk riviertransport en de intermodale havenactiviteiten worden niet gefinancierd door de watersector maar vallen onder de uitvoering van het Masterplan van de Brusselse Haven tegen 2030; - prioritaire actie (PA 6.6) betreffende de strijd tegen invasieve soorten is opgenomen in het Waterbeheerplan omdat bepaalde planten- en dierensoorten specifiek zijn voor het aquatisch milieu en de oevers van waterlopen : de Japanse duizendknoop, reuzenbalsemien, Chinese krabben, Amerikaanse rivierkreeften. Deze noodzakelijke actie zal de actie voor het 'optimaal beheer van exotische invasieve soorten' zoals vooropgesteld in het Natuurplan versterken en kan geïntegreerd worden in een specifiek actieplan dat door de regering goedgekeurd dient te worden in toepassing van artikel 12 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud.

Overwegende dat de opmerkingen en de volgende vragen niet in aanmerking werden genomen daar zij niet onder het Waterbeheerplan vallen : - bepaalde vijvers worden nog steeds beheerd door de gemeentes en het is dus aan de gemeentelijke instanties om schikkingen te treffen om te zorgen dat ze onderhouden worden volgens de regels van de kunst om de gezondheid en de openbare netheid te garanderen. Deze vijvers, die onder het beheer en de verantwoordelijkheid van de gemeentes vallen, worden niet besproken in dit plan, behalve om op te merken dat ze in verbinding staan met een waterloop van 1e of 2e categorie, zoals het geval is met de vijvers in de Woluwevallei; - aangezien de overheden evenmin verantwoordelijk zijn voor het beheer van private vijvers, houdt dit Plan er geen rekening mee. Zo hebben de acties beoogd in SD 1.4 en prioritaire actie 2.2 enkel betrekking op gewestelijke vijvers als onderdelen van het Brussels hydrografisch netwerk; - de opvolging van de kwaliteit van de waterlopen als zijnde problematisch voor de volksgezondheid. Dit Plan behandelt de problematiek van hormoonverstorende stoffen en andere opkomende stoffen niet maar Leefmilieu Brussel volgt wel de ontwikkeling op van twee lopende projecten (IMHOTEP en BIODIEN) die specifiek betrekking hebben op dit soort vervuiling, die gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid; de resultaten worden verwacht in het eerste trimester van 2017, indien nodig zullen er passende acties uit voortvloeien. Aldus garandeert het gewest het toezicht op opkomende stoffen die voorkomen op een Europese aandachtstoffenlijst; - het verontreinigde water van de noordring (Pontbeeklaan) dat in de Molenbeek belandt. Leefmilieu Brussel is zich als beheerder van de waterloop bewust van het probleem, dat zich situeert in het Vlaams Gewest en bestudeerd wordt door de Vlaamse Milieumaatschappij om eraan te kunnen verhelpen; - het stuk van de Vogelzangbeek dat de grens vormt tussen het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest valt op basis van een ministerieel besluit van 16 juni 1970 onder het beheer van de provincie Vlaams-Brabant en niet onder dat van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarom bevat dit Plan geen specifieke maatregelen voor het beheer ervan die verder gaan dan de acties van operationele doelstellingen 1.1.6 en 1.1.7., die op het gewestelijk grondgebied uitgevoerd kunnen worden; - het engagementscharter van Hydrobru bestaat nog steeds maar wordt momenteel herzien omwille van de fusie van de intercommunales, wat verklaart waarom het niet meer op de website van de operator staat. De operator zal het initiatief nemen voor de nieuwe publicatie ervan, zonder dat dit in dit Plan vermeld moet worden; - het behoud van de btw op 6% voor een product voor de eerste levensbehoeften valt onder de federale overheid en niet onder de gewesten; - de doelstelling van internationale solidariteit is een doelstelling van het Gewest die zich niet binnen de context van dit Waterbeheerplan situeert maar wel is opgenomen in de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid. Tot op heden werden er twee oproepen tot projecten gelanceerd, de eerste gaf recht op een financiering door het Fonds voor Internationale Solidariteit voor vijf projecten die de toegang tot drinkwater en/of de sanering van afvalwater verbeteren. Deze solidaire actie van het Gewest zal in de toekomst voortgezet worden; - de oprichting van een cel "Regenwaterbeheer' binnen de gemeentes, samengesteld uit personen van verschillende diensten (openbare ruimte, planning, vergunning, wegen, groene ruimten, energie, studiebureau en architectuur, wijkcontracten,...). Deze actie - die overeenstemt met de algemene doelstelling van dit Plan betreffende de transversaliteit van het beheer van de openbare ruimte die ze voorstelt - valt eerder onder de gemeentelijke autonomie en de eigen organisatie van de 19 gemeentes; - de oprichting van een collectieve databank met de historiek van alle overstromingen die zich in heel België hebben voorgedaan om te zien welke maatregelen genomen werden en te oordelen over hun efficiëntie.

De bevoegdheid van het gewest beperkt zich tot zijn grondgebied, maar de FOD Binnenlandse Zaken - de vroegere beheerder van het Rampenfonds - heeft de risicogegevens van de drie Belgische gewesten gebundeld.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toont eveneens interesse in acties die ondernomen werden in andere steden met een gelijkaardige context, zoals Parijs.

Overwegende dat de volgende opmerkingen en vragen geanalyseerd maar niet behandeld werden : - het opstellen van een beschrijvende fiche per prioritaire actie zou heel wat werk betekenen, om de structuur van het Plan zoals voorgesteld tijdens het openbaar onderzoek te herschrijven, terwijl alle elementen betreffende de prioritaire acties er reeds in opgenomen werden; - het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verzet zich niet tegen de spontane totstandkoming van 'stroomgebiedcontracten' of van 'riviercontracten', - naar het voorbeeld van hetgeen reeds bestaat in Wallonië - maar heeft niet de intentie dit soort structuur te institutionaliseren aangezien de verzoekende verenigingen reeds deel kunnen nemen aan de vergaderingen van de deelstroomgebiedcomités, in het kader van de vergaderingen van het coördinatieplatform van de wateractoren op basis van artikel 7 van het besluit van de Regering van 24 april 2014 dat dit platform in het leven roept. Ze kunnen eveneens gewestelijke subsidies aanvragen om hun taken te vervullen die de algemene verbetering van één of meerdere waterlopen, de sensibilisering voor de kwaliteitsuitdagingen van het oppervlaktewater of in het algemeen de uitvoering van de maatregelen van dit Plan beogen; - prioritaire actie 1.5 vermeldt een kostenraming van 44 miljoen euro voor de eerste zes jaar van dit Plan. Dit bedrag zou door de BMWB, de beheerder van de zuiveringsstations, gefinancieerd moeten worden; - sommige gemeentes die doorkruist worden door de Woluwe betreuren dat de kwaliteitsdoelstellingen betreffende deze waterloop tot 2027 uitgesteld worden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat, hoewel de kwaliteit van de rivier deze laatste jaren aan het verbeteren is, het weinig waarschijnlijk lijkt dat tegen 2021 een goede staat bereikt wordt, omwille van de grote stedelijke druk op deze waterloop. Het gaat daarenboven om een sterk veranderd waterlichaam, die over meerdere kilometers overkoepeld is, om hem terug in de open lucht te laten stromen, bij voorbeeld als hij terug vertrekt uit de vijvers van Bosvoorde, of om obstakels voor vismigratie te vermijden (zoals ter hoogte van de Lindekemalemolen), is grondbeheer nodig en dient een grote ruimte vrijgemaakt te worden. Om deze redenen lijkt het redelijker te vragen om de doelstelling uit te stellen dan om nadien te moeten uitleggen waarom het Brussels Hoofdstedelijke Gewest de vooropgestelde doelstellingen niet heeft bereikt, de acties van strategische doelstelling 1.2 zullen echter wel voortgezet worden tijdens de periode waarin dit Plan van kracht is, om de kwaliteit ervan nog te verbeteren; - de heropname van de maatregelen die genomen moeten worden met betrekking tot de Geleytsbeek. De voornaamste acties betreffende de Geleytsbeek werden uitgevoerd voor de goedkeuring van dit tweede Waterbeheerplan, sinds september 2012 is de aansluiting van deze waterloop op de Zenne weer een feit. Vanuit het standpunt van kostenefficiëntie kunnen er nog maar weinig extra acties ondernomen worden om de kwaliteit van de Zenne via de Geleytsbeek te verbeteren, in tegenstelling tot wat er nog gedaan kan worden aan de Hollebeek-Leibeek. Deze feitelijke toestand rechtvaardigt het feit dat in dit maatregelenprogramma enkel prioritaire actie 1.17 wordt behouden voor de doelstelling om de zijrivieren van de Zenne te verbeteren. Dit wil echter niet zeggen dat het gewest geen interesse meer zal tonen in deze waterloop : Leefmilieu Brussel zal deze nog steeds gepast beheren, het project van de gemeente Ukkel stroomopwaarts van de waterloop om deze terug in de open lucht te brengen en het afvloeiingswater tegen te houden zal voortgezet worden en de mogelijkheid om de Ukkelbeek er verder stroomopwaarts mee te verbinden zal onderzocht worden; - de opmerkingen betreffende het updaten van het register van beschermde gebieden zijn relevant maar zullen geïntegreerd worden in de in 2020 voorziene update, aangezien dit register de toestand op 31 augustus 2014 vastlegt; - het Gewest steunt de initiatieven inzake fysische, chemisch en biologische kwaliteit van het water, zoals de Paccotest. De staalnames en gegevens van de monitoring moeten echter uitgevoerd en verwerkt worden door laboratoria die beschikken over een erkenning en voldoen aan een reeks technische specificaties, onder meer krachtens richtlijnen 2009/90/EG en 2014/101/EU, wat het belang dat in dit Plan aan expertise voor de analyse van de waterkwaliteit wordt gehecht rechtvaardigt; - het opstellen van sancties. Het is niet aan het Plan - als planningstool - om bijzondere sancties vast te leggen om de emissie van polluenten tegen te gaan, voor particulieren of voor ondernemingen. Er bestaan overigens reeds sancties : zowel in de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid als in de wetten van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en op de bescherming van het grondwater en ze worden voortgezet in het kader van het Inspectiewetboek; - de ombouw van zinkputten tot regenwaterputten met horizontale insijpeling. Eerst en vooral omdat er voorrang gegeven wordt aan de aansluiting van het afvalwater op het openbaar rioleringsnet en aan het opvullen van niet meer gebruikte zinkputten om elk risico op verontreiniging van het grondwater te vermijden door enig toekomstig ongepast gebruik. Als er geen rioleringsnet is of het blijkt technisch of economisch gezien onmogelijk om het huishoudelijk afvalwater aan te sluiten op het bestaande openbaar rioleringsnet, moedigt het Plan bij elk nieuw project de plaatsing aan van efficiënte behandelingssystemen (performante individuele zuiveringsstations) zoals vooropgesteld in PA 1.14 en 1.15. Het zou eveneens goed zijn het behandelde afvalwater prioritair af te leiden naar een systeem voor horizontale verspreiding en zinkputten enkel als laatste toevlucht te gebruiken. Ten tweede omdat zinkputten verspreidingssystemen zijn, waarbij het water dus insijpelt via de grond en de ondergrond, terwijl een regenwaterput toelaat een volume aan water op te slaan, onder meer om het te hergebruiken. De ombouw van zinkputten tot regenwaterputten met horizontale insijpeling lijkt technisch gezien dus moeilijk. Ook al is het doel van de ombouw van zinkputten tot insijpelingssystemen voor regenwater de gevolgen van overstromingen te beperken, mogen de doelstellingen die betrekking hebben op de kwaliteit van het grondwater niet in het gedrang komen. Het beheer van het regenwater en in het bijzonder het gebruik van zinkputten voor de insijpeling van regenwater moet dus geanalyseerd worden - als laatste redmiddel en geval per geval - en zou het voorwerp moeten uitmaken van een analyse in het kader van de stedenbouwkundige vergunning of de milieuvergunning. Via deze vergunning zouden dan specifieke exploitatievoorwaarden opgelegd kunnen worden om de goede staat van het grondwater te garanderen; - de afwatering van de grondwaterlaag garanderen door werken aan de oppervlakte zoals aan de bron Calvaire in Vorst. Het gaat hier om te specifiek geval om in dit Plan behandeld te worden. In het geval van de bron Calvaire is het kwantitatief effect te wijten aan het effect van de bemaling (winning om de grondwaterlaag te doen zakken) tijdens de werffase en/of de plaatsing van een passieve periferische afwatering zodat het grondwater rond het gebouw kan lopen en zo elk "afdammingseffect" vermeden kan worden. Hoewel ondiep is er dus sprake van ondergrondse werken en niet van werken aan de oppervlakte. De passieve afwatering en de winning van het bemalingstype worden reeds beheerd in het kader van de stedenbouwkundige vergunning en de winningsvergunning; - De publicatie in het Waterbeheerplan van een duidelijk en didactisch schema betreffende de financiering van het waterbeleid, dat eveneens de financiële stromen tussen de actoren verduidelijkt. Een dergelijk schema zou snel verouderd zijn door de fusie van de intercommunales VIVAQUA en HYDROBRU. Het zal daarentegen wel interessant zijn om deze oefening te doen na de fusie en de inwerkingtreding van de aangekondigde hervorming in de watersector, die onder meer een betere controle van de op de consumenten toepasbare tarieven moet toelaten; - zoals vermeld in het Plan werd het idee om de voordelige tarifering voor de drinkwatervoorziening van meer dan 5000 m® per jaar te schrappen uiteindelijk niet weerhouden, gelet op het beperkte effect en het soort bedrijven of rechtspersonen die hiervan profiteren (voornamelijk ziekenhuizen); in het kader van prioritaire actie 3.6 "De geldende tarifering aanpassen" valt het echter niet uit te sluiten dat in de loop van de periode 2016-2021 een herevaluatie en aanpassing van de huidige gedifferentieerde tarieven gebeurt, met name voor wat hun relevantie voor de betrokken economische actoren of sectoren betreft; - er dient geen rekening gehouden te worden met de trendmatige daling van het waterverbruik die sinds enkele jaren waar te nemen valt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de berekening van de toekomstige evolutie van de exploitatiekosten aangezien deze daling gecompenseerd wordt door de demografische groei; - de levering van gratis water voor alle horeca-activiteiten wordt niet vooropgesteld in dit Plan hoewel PA 4.2 het gebruik van kraantjeswater wil aanmoedigen; - de levering van gratis m® water wordt evenmin in overweging genomen als een oplossing op zich aangezien dit kan leiden tot een minder verantwoordelijk gedrag van de consumenten. Vlaanderen besloot trouwens terug te komen op deze oplossing tijdens de herziening van de structurele tarifering die in werking trad op 1 januari 2016. Het is aan de sociale actoren, die een opdracht van maatschappelijke begeleiding hebben, om te zorgen voor achtergestelde gezinnen en indien nodig financieel tussen te komen; We herinneren eraan dat de tarifering solidair en progressief is, de eerste m® water zijn dus minder duur; - specifiek conciërges betrekken bij de sensibilisering zoals vooropgesteld in PA 4.3 en 4.5 en wat de sociale maatregelen van HYDROBRU betreft. Deze acties dienen een algemeen doel. Voor PA 4.5 (De plaatsing van individuele watermeters voortzetten) zou overwogen kunnen worden een gerichte communicatie op te stellen voor de syndici van gebouwen met meerdere wooneenheden (of zelfs eerder een uitwisseling en discussies over de problematiek); - het vernieuwingspercentage van de drinkwaterleidingen is momenteel voldoende en moet niet versneld worden. Het bedraagt meer dan 1,3% van het net, terwijl een beheer als goede huisvader momenteel een percentage van minstens 1,0% aanraadt; - betreffende de door enkelen betreurde afwezigheid van maatregelen betreffende de systematische opsporing van lekken over heel het drinkwaternet : dit kan gerechtvaardigd worden omdat dergelijke hoogtechnologische telemetrische systemen momenteel een kostprijs hebben die niet in verhouding staan tot hun voordelen (of minimalisering van de kosten) in een dergelijke dichtbevolkte stedelijke omgeving (die de facto zorgt voor sociale controle en een grote waarschuwingsreflex als dergelijke gebeurtenis zich voordoet); - de vraag om de vernieuwing van het rioleringsnet te versnellen van 20 tot 25 km per jaar kan niet overwegen worden, zowel omwille van de vereiste financiële middelen (er wordt jaarlijks reeds 50 miljoen euro geïnvesteerd in de geprogrammeerde vernieuwing) als omwille van de logistiek en de praktische beperkingen (mobiliteitsaspecten en coördinatie met andere nutsvoorzieningen). Dit ritme, dat reeds meerdere jaren aangehouden wordt, in combinatie met de grondiger kennis van de staat van de netten, liet toe de frequentie van grote verzakkingen zoals die voorkwamen begin jaren 2000 te doen afnemen; - PA 4.5. "De plaatsing van individuele watermeters voortzetten" intrekken of minstens de kosten ervan spreiden. Deze maatregel blijft behouden en werd beperkt tot het investeringsplan van HYDROBRU, dat in de vernieuwing van de meters voorziet als degene die het einde van hun levensduur bereikt hebben vervangen worden. De kostenraming voor deze maatregel in bijlage 6 vormt dus geen extra budget voor het Gewest; - Een denkoefening houden met betrekking tot het onrechtstreeks waterverbruik (aankoop van goederen en producten die veel waterverbruik vereisen). Deze vraag leidde niet tot wijzigingen in pijler 4. Het gaat om een zeer interessante maatregel die potentieel gunstig is voor het duurzaam gebruik van de grondstof, maar die op supragewestelijk niveau behandeld dient te worden. Het gaat om een denkoefening die vergelijkbaar is met die over de koolstofbalans of de ecologische voetafdruk voor wat water betreft; - naast overwegingen van technische aard is het moeilijk denkbaar de progressieve overgang naar een gescheiden rioleringsnet in overweging te nemen in een efficiënt scenario omdat de uitvoering hiervan een aanzienlijke kostprijs met zich mee zou brengen. Het Plan stelt voor gescheiden netten op kleinere schaal te overwegen en bij voorkeur eerder boven- dan ondergronds. De maatregelen van het Regennetwerk dragen bij tot deze nieuwe dynamiek die dit Plan wil benadrukken; - van prioritaire actie 5.5 die tot doel heeft een bijzonder beschermingsstatuut toe te kennen aan niet-geklasseerde en historische waterlopen van het gewest prioriteit nr. 1 maken. Deze actie kan niet uitgevoerd worden zonder de Atlas van het hydrografisch netwerk -waarvan de elektronische updating lopende is - en die de niet-geklasseerde waterlopen zal inventariseren. Hoewel deze actie symbolisch gezien belangrijk is - met name in het kader van het Regennetwerk - heeft ze geen uitvoeringsprioriteit in het overstromingsrisicobeheerplan (Pijler 5) tegen 2017. In afwachting van dit beschermingsstatuut zou het nuttig zijn het potentieel van deze waterlopen en van de grachten als natuurlijke gebieden voor het tegenhouden van water te inventariseren en te waken over het behoud ervan bij het verstrekken van de stedenbouwkundige vergunning; - het idee om jaarlijks kwantitatieve beperkingen inzake impermeabilisatie vast te leggen. Om de impermeabilisatie van de bodem als oorzaak van de overstromingen van ons gewest tegen te gaan, wil dit Plan specifieke beperkingen opleggen die toegepast dienen te worden op het vlak van stedenbouw. In deze zin zijn er aanpassingen aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening gepland (PA 5.11) zowel om het percentage doorlatende grond dat op het niveau van het perceel behouden dient te blijven te verhogen als om in nieuwe voorschriften te voorzien voor de compensatie van impermeabilisatie.

Het vastleggen van jaarlijkse kwantitatieve impermeabilisatiebeperkingen lijkt in de praktijk geen realiseerbare maatregel; - groendaken financieel bevoordelen. In dit Plan is geen belastingvermindering voor duurzaam gedrag gepland. Er is echter wel een rechtstreekse vermindering van de heffing op impermeabilisatie gepland (cf. PA 3.5) voor elke inrichting die het bufferen van regenwater mogelijk maakt, met name groendaken; - prioritaire actie 5.12 wordt niet opgenomen in de kostenraming voor de uitvoering van het Plan (bijlage 6), aangezien deze raming enkel rechtstreekse investeringen bevat : de begeleiding door Leefmilieu Brussel is geen bijkomende uitgave en de efficiëntie van deze maatregel voor wat de verbetering van het leefmilieu betreft is moeilijk te ramen; - de creatie van een systeem gelijkend op het EPB-attest om een dubbel binnennet verplicht te maken en zo 50% van het waterverbruik te dekken door regenwater wordt niet als dusdanig overwogen in het kader van dit Plan. Dit idee om het regenwater te hergebruiken voor huishoudelijke doeleinden waarvoor geen drinkwater vereist is, staat echter wel vermeld in de voorstellen tot herziening van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening. In deze gewenste herziening betreffende de waterthematiek zou de verplichting om een regenwaterput aan te leggen bij nieuwe constructies en zware renovaties behouden blijven maar zou de dimensionering niet meer arbitrair zijn (33l/m²) maar in functie van de behoeften van de bewoners. De aanleg van een dubbel net zou nodig zijn om het leidingwater te scheiden van het regenwater, maar het gaat er niet om hier een soort EPB-attest van te maken; - de creatie van een systeem gelijkend op het EPB-attest om de invoering van maatregelen ter compensatie van de impermeabilisatie te controleren. Een attest zoals het EPB-attest lijkt niet het beste middel om de invoering van maatregelen ter compensatie van de impermeabilisatie te controleren en zou de procedure voor het verstrekken van de vergunningen aanzienlijk verzwaren. Het lijkt ons meer opportuun de controle bij de uitvoering van de maatregelen op te voeren (gemeentelijke en gewestelijke stedenbouwkundige inspectie), desgevallend op basis van een nota die het waterbeheer op schaal van het project beschrijft; - de oprichting van een "water- en landschapsagentschap". Het werd niet opportuun geacht deze opmerking te weerhouden aangezien het gaat om bevoegdheden waarvoor Leefmilieu Brussel de instantie is die het best in staat is deze taken bestaande uit het geïntegreerd beheer van het water en de landschappen (groene ruimten) uit te voeren. Deze taken worden trouwens reeds gedeeltelijk uitgevoerd door Leefmilieu Brussel en zullen aangevuld worden door de uitvoering van een facilitatorproject voor de uitvoering van maatregelen betreffende regenwaterbeheer; - zwemmen toelaten in bepaalde waterlopen of vijvers. Momenteel is de kwaliteit van de Brusselse waterlopen niet voldoende om zwemmen toe te laten in afdoende sanitaire omstandigheden, omwille van de stedelijke druk op deze waterlichamen en het feit dat het water slechts in beperkte mate vernieuwd wordt. De aanduiding van een waterlichaam of een deel ervan betekent daarnaast de verplichting om meer te controleren, een rapport op te stellen op Europees niveau en om in onthaalinstallaties en toezichtposten te voorzien om zwemmen onder goede omstandigheden toe te laten; - het opstellen van een concreet actieplan voor de ontdubbeling van het net per deelstroomgebied om verplicht een gescheiden net aan te leggen op het heel Gewest en in de plaatsing van wachtkokers te voorzien bij grote wegenwerken is slechts op enkele plaatsen uitvoerbaar omdat de Brusselse ondergrond vol zit met nutsleidingen.

Daarnaast houdt deze voorgestelde piste geen rekening met de wijzigingen aan bestaande woningen die ze inhoudt, naast de inrichtingen van de openbare ruimten. De in dit Plan weerhouden optie bestaat eruit het regenwater overal waar mogelijk uit het rioleringsnet te halen, ofwel via een nabij gelegen hydrografisch netwerk, ofwel via een regenwaternet aan de oppervlakte, "Regennetwerk" genaamd, dat tot doel heeft het regenwater vast te houden waar het valt en het plaatselijk te behandelen, om de functie van de waterkringloop te herstellen (insijpeling, evapotranspiratie, verbinding met het hydrografische netwerk,...) en om zo de vele voordelen die de aanwezigheid van water oplevert op te waarderen (ondersteuning van de biodiversiteit, reductie van warmte-eilanden, landschappelijke meerwaarde,...). We merken eveneens op dat de milieuvergunningen in alle gevallen een gescheiden verbinding tot aan de eigendomsgrens verplicht maken, om de ontwikkeling van deze gescheiden bovengrondse (of uitzonderlijk ondergrondse) netten voor te bereiden. Deze logica wordt eveneens aanbevolen in de voorschriften van toekomstige verkavelingen;

Daarnaast werd er geen rekening gehouden met bepaalde opmerkingen omdat ze onduidelijk waren of er geen concreet voorstel in opgenomen was;

Op voordracht van de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Leefmilieu en het Waterbeleid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Het Waterbeheerplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de periode 2016-2021 is goedgekeurd, zoals bijgevoegd bij dit besluit.

Art. 2.Het Waterbeheerplan beoogd in artikel 1 omvat het Overstromingsrisicobeheersplan in de zin van artikel 7 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 september 2010 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's.

Art. 3.Het Waterbeheerplan beoogd in artikel 1 kan geraadpleegd worden op de website van Leefmilieu Brussel, onder het thema "Water".

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 5.De minister die bevoegd is voor het Leefmilieu en het Waterbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 januari 2017.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 januari 2017 tot goedkeuring van het Waterbeheerplan voor de periode 2016-2021

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 januari 2017 tot goedkeuring van het Waterbeheerplan voor de periode 2016-2021.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Leefmilieu en het Waterbeleid, C. FREMAULT

^