Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 04 mei 2017
gepubliceerd op 30 juni 2017

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake de opleiding van het gemeentepersoneel

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2017012209
pub.
30/06/2017
prom.
04/05/2017
ELI
eli/besluit/2017/05/04/2017012209/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake de opleiding van het gemeentepersoneel


DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING, Gelet op artikel 145 bis, § 5, van de nieuwe gemeentewet, vervangen bij de ordonnantie van 27 februari 2014;

Gelet op het protocol van syndicale onderhandeling nr. 2016/01 van het Comité C, gesloten op 9 mei 2016;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact op de respectieve situatie van vrouwen en mannen, "gendertest" genaamd, ingevuld op 2 september 2016;

Gelet op advies 59.979/4 van de Raad van State, gegeven op 19 oktober 2016;

Op de voordracht van de Minister-President, bevoegd voor Plaatselijke Besturen;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De verordenende bepalingen inzake de opleiding van het personeel voorzien in de volgende opleidingstypologie : 1° de initiële opleiding;2° de voortgezette opleiding;3° de beroepsopleiding;4° de opleidingen van het lange type in gemeentelijk management en de opleidingen in overheidsmanagement. Zij bepalen de regels voor de deelname aan de opleidingen, evenals de rechten en plichten van de personeelsleden op dat vlak.

Art. 2.De initiële opleiding wordt georganiseerd door de Regering in overleg met de gemeenten conform artikel 145 bis, § 3 van de Nieuwe Gemeentewet. Zij heeft meer bepaald betrekking op de gemeentelijke opdrachten, het human resources management en de plaatselijke financiën. Zij omvat eveneens een deontologisch onderdeel.

Art. 3.De voortgezette opleiding zorgt ervoor dat de personeelsleden de competenties kunnen ontwikkelen die verband houden met hun opdrachten. Onverminderd het tweede lid is deze opleiding verplicht voor alle personeelsleden ten belope van minstens tien dagen per evaluatieperiode.

Wanneer de evaluatieperiode wordt teruggebracht op één jaar, worden minstens zes dagen voortgezette opleiding georganiseerd.

Art. 4.De beroepsopleiding stelt de personeelsleden in staat te evolueren in hun loopbaan door hun competenties te verbreden. De minimale duur van de beroepsopleidingen wordt vastgesteld per niveau.

De deelname aan deze opleiding gebeurt op vrijwillige basis en met toestemming van het bestuur.

Art. 5.De opleidingen van het lange type in gemeentelijk management en de opleidingen overheidsmanagement omvatten de opleidingen die door de Regering worden erkend conform de artikelen 145, § 3 en 145 bis, § 4 van de Nieuwe Gemeentewet.

Art. 6.De initiële en voortgezette opleidingen die gevolgd worden tijdens of buiten de diensturen op vraag of met toestemming van het bestuur worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.

Art. 7.De premies die na een opleiding bij beslissing van de gemeentelijke overheid verleend worden, worden aan het personeelslid toegekend onder dezelfde voorwaarden als de taalpremies, en dat volledig ongeacht of zij deeltijds of voltijds werken.

Art. 8.Voor elk personeelslid wordt bij het planningsgesprek een individueel plan voor vaardigheidsontwikkeling vastgesteld. Dat plan bepaalt de ontwikkelingsdoelstellingen voor de komende evaluatieperiode en preciseert de aanvragen voor de gewenste opleidingen.

Art. 9.Voor heel het bestuur wordt een meerjarig opleidingsplan opgesteld op basis van het ontwerp dat de gemeentesecretaris uitwerkt conform artikel 26 bis, § 1, 4° van de Nieuwe Gemeentewet.

Het vermeldt het budget dat jaarlijks voor de opleidingen wordt toegewezen.

Art. 10.De minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen is belast met de uitvoering van dit besluit, dat van kracht wordt op de dag van de bekendmaking ervan, met uitzondering van de artikelen 3 en 8, die in werking treden op 30.06.2018.

Brussel, 4 mei 2017.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

^