Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2018
gepubliceerd op 03 augustus 2018

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de controle en het onderhoud van verwarmings- en klimaatregelingssystemen en betreffende de erkenning van de personen die deze handelingen uitvoeren

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2018012980
pub.
03/08/2018
prom.
21/06/2018
ELI
eli/besluit/2018/06/21/2018012980/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST


21 JUNI 2018. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de controle en het onderhoud van verwarmings- en klimaatregelingssystemen en betreffende de erkenning van de personen die deze handelingen uitvoeren


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse Instellingen van 12 januari 1989, artikel 8;

Gelet op de Ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, artikelen 2.2.12, § 4, 2.2.14, § 3, 2.2.17, § 4 en § 5, 2.5.1, § 1, tweede lid, 2.5.2, § 1 en § 2, tweede lid, 2.5.4, 2.5.5 en 4.4.1;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juni 2010 betreffende de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende het door een certificateur opgestelde EPB-certificaat voor de EPB-wooneenheden;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende het door een certificateur opgestelde EPB-certificaat voor de tertiaire eenheden;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 december 2011 betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating;

Gelet op het advies 2018-01-17/1 van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 17 januari 2018;

Gelet op het advies A-2018-002-CES van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 18 januari 2018;

Gelet op het advies 63.209/3 van de Raad van State, gegeven op 25 april 2018 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gezien de gendertest van de respectieve situatie van vrouwen en mannen, zoals bepaald in het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen, uitgevoerd op 9 november 2017;

Op voordracht van de Minister belast met Energie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemeen Artikel 1.1.1 Onderhavig besluit vult de omzetting van de richtlijn 2010/31/UE van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen aan.

Art. 1.1.2 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° EPB-verwarmingsketeltechnicus: controleur belast met de EPB-periodieke controle van verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen, evenals van de toegankelijke delen van de verwarmingssystemen;2° EPB-verwarmingsadviseur type 1: controleur belast met de EPB-oplevering van verwarmingssystemen van type 1;3° EPB-verwarmingsadviseur type 2: controleur belast met de EPB-oplevering van verwarmingssystemen van type 1 en type 2, evenals met de EPB-diagnose van verwarmingssystemen van type 2;4° EPB-klimaatregelingsadviseur: controleur belast met de EPB-diagnose van klimaatregelingssystemen;5° Bevoegd koeltechnicus: technicus die voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in artikel 8 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2012 inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici en de registratie van koeltechnische bedrijven;6° Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling: het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21/06/2018 betreffende de voor de verwarmingssystemen en klimaatregelingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode;7° Besluit van 3 juni 2010: het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juni 2010 betreffende de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode;8° Besluit van 15 december 2011: het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 december 2011 betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating;9° Opleidingsprotocol: door Leefmilieu Brussel ter beschikking gesteld handboek waarin de richtlijnen worden vastgelegd die opleidingsinstellingen moeten opvolgen in het kader van de erkenning van opleidingen, en dit specifiek voor elke opleiding besproken in hoofdstuk 6 van dit besluit.10° Gedragscodes opgesteld door de gassector: de volgende gedragscodes: a) sectorale gedragscode betreffende de aanpak van I2E(S) verwarmingsketels en warmwaterbereidingstoestellen in het kader van de conversie van L-gas naar H-gas in België;b) sectorale gedragscode betreffende de aanpak van I2E(R) verwarmingsketels, warmwatertoestellen en ventilatorbranders binnen het kader van de conversie van L- naar H-gas in België. Art. 1.1.3 De bepalingen van hoofdstuk 1 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling zijn van toepassing op dit besluit.

Art 1.1.4 De eigenaar, de houder of de aangever houdt rekening met de aanbevelingen die de EPB-verwarmingsketeltechnici, de EPB-verwarmingsadviseurs en de EPB-klimaatregelingsadviseurs vermelden op de attesten van EPB-periodieke controle, de EPB- opleveringsattesten en de EPB-diagnoseverslagen zoals bedoeld in artikelen 2.1.3, 2.2.2, § 5, 4° en 2.5.2, 5° en 3.1.2, 5° van dit besluit.

HOOFDSTUK 2. - Controlehandelingen met betrekking tot verwarmingssystemen en waterverwarmingstoestellen Afdeling 1. - EPB-oplevering van verwarmingssystemen Art. 2.1.1 De EPB-oplevering van het verwarmingssysteem bestaat uit een controle uitgevoerd door een EPB-verwarmingsadviseur, na de plaatsing of vervanging van een verwarmingsketel, ongeacht of deze al dan niet nieuw is. Ze gebeurt binnen de maand na de ingebruikname van deze verwarmingsketel.

Leefmilieu Brussel kan een bijkomende termijn toekennen voor verwarmingssystemen van type 2, mits de procedure beschreven in bijlage 1 bij dit besluit gevolgd wordt.

Art. 2.1.2 De EPB-oplevering van een verwarmingssysteem bestaat uit een controle van de naleving van de eisen op het vlak van de goede werking van de verwarmingsketels en van de technische eisen betreffende verwarmingssystemen vastgelegd in hoofdstukken 2 en 3 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling die van toepassing zijn op dit systeem, met uitzondering van de eis omschreven in artikel 3.2.5 van het voormelde besluit met betrekking tot het bijhouden van een energieboekhouding van EPB-eenheden die bediend worden door een collectief verwarmingswatercircuit.

De controle van de naleving van de EPB-eisen houdt rekening met de afwijkingen die Leefmilieu Brussel toegekend heeft, overeenkomstig de procedure voorzien in hoofdstuk 5 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling.

Art. 2.1.3 De EPB-oplevering omvat eveneens het opstellen van aanbevelingen, met name betreffende het gebruik van het verwarmingssysteem en, voor verwarmingsketels aangesloten op het gasdistributienet, betreffende de eventueel te ondernemen acties in het kader van de conversie van L-gas naar H-gas.

Art. 2.1.4 Na de EPB-oplevering stelt de EPB-verwarmingsadviseur het EPB-opleveringsattest op, waarbij hij gebruik maakt van de modellen en informaticatools die Leefmilieu Brussel ter beschikking stelt, en vult hij het stappenplan aan. De minimale inhoud van het EPB-opleveringsattest en het stappenplan worden vastgelegd in bijlage 2 bij dit besluit. Er wordt een kopie van deze documenten bij het logboek van het verwarmingssysteem gevoegd.

Art. 2.1.5 Na een conformiteitsstelling die werd uitgevoerd nadat de EPB-oplevering van een verwarmingssysteem toegelaten heeft om vast te stellen dat een of meerdere EPB-eisen niet werden nageleefd, wordt een nieuwe controle uitgevoerd. In dit geval vermeldt de EPB-verwarmingsadviseur in het EPB-opleveringsattest dat het gaat om een controle na een conformiteitsstelling.

Als een of meerdere eisen op het vlak van de goede werking van de verwarmingsketels zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling niet nageleefd werden voor een of meerdere verwarmingsketels, worden bij deze nieuwe controle de naleving van alle eisen op het vlak van de goede werking van de verwarmingsketel(s) die niet-conform was(waren), gecontroleerd.

Bij een nieuwe controle van de naleving van de technische eisen betreffende verwarmingssystemen zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling wordt de naleving van de eisen die niet gerespecteerd werden gecontroleerd.

Afdeling 2. - EPB-periodieke controle van verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen op gas, evenals van de toegankelijke delen van het verwarmingssysteem Art. 2.2.1 § 1. De EPB-periodieke controle van verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen wordt uitgevoerd door een EPB-verwarmingsketeltechnicus in functie van het type toestel, in overeenstemming met de volgende tabel:

Type toestel

Type erkenning van de erkende EPB-verwarmingsketeltechnicus

Type d'appareil

Type d'agrément du technicien chaudière PEB

Verwarmingsketels op vloeibare brandstof

L

Chaudières à combustible liquide

L

Verwarmingsketels of waterverwarmingstoestellen op gasvormige brandstof uitgezonderd toestellen waarvoor een afstelling van het debiet van de verbrandingslucht EN van het gasdebiet noodzakelijk is

GI

Chaudières ou chauffe-eau à combustible gazeux hormis les appareils qui nécessitent un réglage du débit d'air comburant ET du débit de gaz

GI

Alle types verwarmingsketels of waterverwarmingstoestellen op gasvormige brandstof

GII

Tous types de chaudières ou chauffe-eau à combustible gazeux

GII


§ 2. De EPB-periodieke controle gebeurt: 1° bij de plaatsing of vervanging van een waterverwarmingstoestel die werkt op een gasvormige vloeistof;2° na elke interventie aan het verbrandingsgedeelte van een verwarmingsketel of waterverwarmingstoestel, inclusief na de vervanging van een brander;3° Minimum om de twee jaar voor verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen die werken op een gasvormige brandstof;4° Minimum elk jaar voor verwarmingsketels die werken op een vloeibare brandstof; § 3. Voor verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen die geplaatst werden voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk en die nog niet het voorwerp uitgemaakt hebben van een EPB-periodieke controle, wordt deze EPB-periodieke controle uitgevoerd ten laatste één jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk.

Voor verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen die geplaatst werden voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk en die voordien het voorwerp uitgemaakt hebben van een EPB-periodieke controle, wordt de datum waarop de EPB-periodieke controle uitgevoerd dient te worden berekend op basis van de datum van de laatste EPB-periodieke controle.

Voor verwarmingsketels die nieuw geplaatst worden na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk en die nog niet het voorwerp uitgemaakt hebben van een EPB-periodieke controle, wordt de datum waarop de EPB-periodieke controle uitgevoerd dient te worden berekend op basis van de datum van de EPB-oplevering van het verwarmingssysteem.

Art. 2.2.2 § 1. De EPB-periodieke controle van een verwarmingsketel of een waterverwarmingstoestel omvat de volgende handelingen: 1° het onderhoud van de verwarmingsketel of het waterverwarmingstoestel, de inrichting voor de afvoer van verbrandingsgassen en de aanvoer van verbrandingslucht, voor condensatieketels of -waterverwarmingstoestellen de sifon, en voor verwarmingssystemen type 1, de toegankelijke delen van het verwarmingssysteem;2° Indien nodig de afstelling, van de brander en de elektroden van de verwarmingsketel of het waterverwarmingstoestel;3° De controle van de naleving van de eisen van goede werking van de verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen gedefinieerd in hoofdstuk 2 van EPB-eisenbesluit verwarming en klimaatregeling, van toepassing op de verwarmingsketel of het waterverwarmingstoestel;4° Het opstellen van een attest EPB-periodieke controle § 2.Het onderhoud bedoeld in het punt 1° van § 1 wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant, het minimaal onderhoudsprogramma vastgesteld door de Minister et bevat minstens wat in de volgende alinea's beschreven is.

Het onderhoud van een verwarmingsketel of een waterverwarmingstoestel betreft: 1° controle van de algemenen staat, van de reinheid, de dichtheid, de slijtage en de controle van de werking van de verwarmingsketel of het waterverwarmingstoestel door de eventuele gebreken vast te stellen;2° het ontstoffen van de verwarmingsketel of het waterverwarmingstoestel en het reinigen van het verwarmingslichaam en de uitwisselingsoppervlakten in contact met de verbrandingsgassen; Het reinigen van het verwarmingslichaam en van de uitwisselingsoppervlakten die in contact staan met de verbrandingsgassen kan uitgevoerd worden door een derde, op voorwaarde dit deze handeling uitgevoerd wordt onder de verantwoordelijkheid en onder het toezicht van een EPB-verwarmingsketeltechnicus. 3° In aanwezigheid van een condensatieketel, de controle van de afvoer van condensaten en indien nodig, het reinigen en vullen van de sifon. Het onderhoud van de uitrusting voor de afvoer van verbrandingsgassen en aanvoer van verbrandingslucht betreft: 1° De controle van de reinheid en indien nodig de reiniging van het individueel afvoerkanaal van verbrandingsgassen of het individueel gedeelte van het collectief afvoerkanaal van verbrandingsgassen, m.a.w. een kanaal waarop meerdere verwarmingsketels of waterverwarmingstoestellen zijn aangesloten. Het reinigen en/of de controle van het individueel afvoerkanaal of het individueel gedeelte van het collectief afvoerkanaal van verbrandingsgassen kan uitgevoerd worden door een schoorsteenvegersbedrijf. In dit geval gaat de EPB-verwarmingsketeltechnicus de aanwezigheid van een attest opgemaakt door een schoorsteenvegersbedrijf na. 2° In aanwezigheid van een collectief afvoerkanaal van verbrandingsgassen, de controle van de aanwezigheid van een inspectieverslag of van een attest dat aantoont dat het gemeenschappelijk gedeelte van het collectief afvoerkanaal van verbrandingsgassen geveegd werd.3° Desgevallend de controle en, indien nodig, de reiniging van het aanvoerkanaal van verbrandingslucht. Voor wat het onderhoud van de toegankelijke delen van type 1 systemen betreft, wanneer deze uitrustingen toegankelijk zijn en zich in de nabijheid of binnenin de verwarmingsketel bevinden: 1° de controle van de staat en de werking van de circulatiepomp(en);2° de controle van de staat en de werking van de inrichting voor externe regeling die de werking van de verwarmingsketel, de circulatiepomp(en) en desgevallend een of meerdere klep(pen) aanstuurt;3° de controle van de staat van de kleppen en ontluchters;4° de controle van de druk van het verwarmingscircuit en het ontbreken van lekken in de zichtbare delen van dit circuit, indien nodig de afstelling van de druk van het circuit;5° de controle van de druk van het expansievat en indien nodig de regeling ervan. § 3. het gedeelte betreffende de afstelling bedoeld in punt 2° van § 1 wordt uitgevoerd, met naleving van de voorschriften van de fabrikant, het minimaal onderhoudsprogramma vastgesteld door de minister en voor toestellen op gas, de Gedragscodes opgesteld door de gassector. § 4. Na afloop van de EPB-periodieke controle stelt de EPB-verwarmingsketeltechnicus een attest van EPB-periodieke controle op, gebruikmakend van de modellen en informaticatools die Leefmilieu Brussel ter beschikking stelt en vult de stappenplan aan. De minimuminhoud van het attest van EPB periodieke controle et het stappenplan is gedefinieerd in bijlage 2 van dit besluit. Een kopie van deze documenten wordt aan het logboek van het verwarmingssysteem gevoegd.

Het attest van EPB-periodieke controle vermeldt met name: 1° Het resultaat van de uitgevoerde controles.2° Een korte beschrijving van de uitgevoerde handelingen en de gebreken die tijdens de interventie werden verholpen.3° Een evaluatie van de dimensionering van de verwarmingsketel voor verwarmingssystemen van type 1.De evaluatie van de dimensionering van de verwarmingsketel dient niet herhaald te worden indien er in de tussentijd geen wijzigingen van het verwarmingssysteem gebeurden. 4° Aanbevelingen, met name voor te overwegen acties of wijzigingen met het oog op het verbeteren van de energieprestatie van de installaties en, voor verwarmingsketels aangesloten op het gasdistributienet, voor de acties die ondernomen dienen te worden in het kader van de conversie van L-gas naar H-gas. § 5 In afwijking van § 2 2° b), bevat de EPB-periodieke controle bij de plaatsing van een nieuw waterverwarmingstoestel geen reiniging van het verwarmingslichaam en uitwisselingsoppervlakten in contact met verbrandingsgassen.

Art. 2.2.3 Na een conformiteitsstelling die werd uitgevoerd nadat de EPB-periodieke controle van een verwarmingsketel of waterverwarmingstoestel toegelaten heeft vast te stellen dat een of meerdere EPB-eisen niet werden nageleefd, wordt een nieuwe controle uitgevoerd. In dit geval vermeldt de EPB-verwarmingsketeltechnicus in het attest van EPB-periodieke controle dat het gaat om een controle na een conformiteitsstelling. Deze nieuwe controle bestaat eruit na te gaan of alle eisen op het vlak van de goede werking zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling nageleefd worden. De gegevens betreffende het onderhoud van het toestel, vermeld op punt 1.3 in bijlage 2, worden op het attest van EPB-periodieke controle niet ingevuld, voor zover de termijn voor de conformiteitsstelling niet werd overschreden.

Afdeling 3. - Inspectie of vegen van collectieve afvoerkanalen van verbrandingsgassen Art. 2.3.1 Collectieve afvoerkanalen van verbrandingsgassen waarop meerdere verwarmingsketels en/of waterverwarmingstoestellen aangesloten zijn worden visueel geïnspecteerd, onder meer met behulp van een camera of via inspectieluiken, om de staat van de binnenkant van het kanaal en desgevallend van de apparatuur voor de afzuiging van verbrandingsgassen te kennen, of worden minstens elke vijf jaar geveegd, waarna een verslag van de inspectie van het collectief kanaal of een attest van het vegen ervan wordt opgesteld.

Bij de EPB-periodieke controle van elk van de verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen aangesloten op het collectief kanaal wordt nagegaan of dit verslag of attest aanwezig is. De niet-naleving van de maximumtermijn van vijf jaar leidt niet tot de niet-conformiteit van de verwarmingsketel of het waterverwarmingstoestel aangesloten op het collectief kanaal, maar op het attest van EPB-periodieke controle wordt een opmerking geplaatst.

Afdeling 4. - Minimaal onderhoudsprogramma voor verwarmingssystemen van type 2 Art. 2.4.1 § 1. Het onderhoud van de uitrusting van verwarmingssystemen van type 2 gebeurt in overeenstemming met het minimaal onderhoudsprogramma vastgelegd door de Minister. § 2. Het onderhoud wordt uitgevoerd door een persoon, of onder toezicht van een persoon, die beschikt over een bekwaamheidsattest behaald na een opleiding betreffende het minimaal onderhoudsprogramma en de inhoud van het logboek, die erkend werd door Leefmilieu Brussel krachtens de bepalingen van afdeling 2 van hoofdstuk 6 van dit besluit. § 3. Na het onderhoud wordt een onderhoudsverslag opgesteld waarin de naam van de persoon bedoeld in paragraaf 2 vermeld wordt, desgevallend door gebruik te maken van de modellen en informaticatools die Leefmilieu Brussel ter beschikking stelt.

Er wordt een kopie van het onderhoudsverslag bij het logboek van het verwarmingssysteem gevoegd.

Afdeling 5. - EPB-diagnose van verwarmingssystemen van type 2 Art. 2.5.1 § 1. Een EPB-diagnose van een verwarmingssysteem van type 2 is een controle van het verwarmingssysteem, uitgevoerd door een EPB-verwarmingsadviseur van type 2 binnen de vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk en daarna om de vijf jaar. § 2. De EPB-diagnose is niet vereist als het verwarmingssysteem: 1° zich in een gebouw bevindt dat het voorwerp uitmaakt van een PLAGE, overeenkomstig artikel 2.2.22 en artikel 2.4.3. van de ordonnantie; 2° deel uitmaakt van een inrichting die minder dan vijf jaar geleden het voorwerp heeft uitgemaakt van een energieaudit in de zin van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 december 2016 betreffende de energieaudit van de grote ondernemingen en de energieaudit van de milieuvergunning;3° minder dan vijf jaar geleden het voorwerp heeft uitgemaakt van een EPB-oplevering in overeenstemming met afdeling 1 van dit hoofdstuk. Art. 2.5.2 De EPB-diagnose van een verwarmingssysteem van type 2 omvat: 1° de controle van de naleving van de EPB-eisen vastgelegd in afdeling 1, afdeling 2 uitgezonderd artikel 3.2.5, afdeling 3, afdeling 8 en afdeling 9 van hoofdstuk 3 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling, die van toepasbaar zijn op dit systeem; 2° de controle, op basis van een representatief staal van de uitrustingen waaruit dit systeem bestaat, van de uitvoering van het minimaal onderhoudsprogramma voor verwarmingssystemen zoals vastgelegd door de Minister krachtens artikel 2.4.1 van dit besluit; 3° de evaluatie van de energieprestaties van de verwarmingsketel(s) en van het verwarmingssysteem;4° de evaluatie van de dimensionering van de verwarmingsketel of van alle verwarmingsketels;5° het opstellen van aanbevelingen, met name voor te overwegen acties of wijzigingen met het oog op het verbeteren van de energieprestatie van het verwarmingssysteem, zoals adviezen betreffende de regeling en het gebruik van het verwarmingssysteem, de vervanging van verwarmingsketels, alternatieve te overwegen oplossingen en, voor verwarmingsketels aangesloten op het gasdistributienet, aanbevelingen voor de acties die eventueel ondernomen dienen te worden in het kader van de omschakeling van L-gas naar H-gas;6° het opstellen of bijwerken van het stappenplan. De controle van de naleving van de EPB-eisen houdt rekening met de afwijkingen die Leefmilieu Brussel heeft toegekend, overeenkomstig de procedure voorzien in hoofdstuk 5 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling.

Art. 2.5.3 Na de EPB-diagnose stelt de EPB-verwarmingsadviseur een EPB-diagnoseverslag op, waarbij hij gebruik maakt van de modellen en informaticatools die Leefmilieu Brussel ter beschikking stelt, en vult hij het stappenplan aan. De minimale inhoud van het EPB-diagnoseverslag van het verwarmingssysteem en het stappenplan worden vastgelegd in bijlage 2 bij dit besluit.

Er wordt een kopie van deze documenten bij het logboek van het verwarmingssysteem gevoegd.

Art. 2.5.4 § 1. Na een conformiteitsstelling die werd uitgevoerd nadat de EPB-diagnose van een verwarmingssysteem van type 2 toegelaten heet om vast te stellen dat een of meerdere EPB-eisen niet werden nageleefd, wordt een nieuwe controle uitgevoerd. In dit geval vermeldt de EPB-verwarmingsadviseur van type 2 in het EPB-diagnoseverslag dat het gaat om een controle na een conformiteitsstelling. Deze nieuwe controle omvat de controle van de naleving van de EPB-eisen die tijdens de voorgaande EPB-diagnose niet-conform werden bevonden. § 2. Een nieuwe controle wordt uitgevoerd nadat een EPB-diagnose van een verwarmingssysteem van type 2 op basis van een representatieve steekproef heeft laten vaststellen dat het onderhoud niet in overeenstemming met het minimaal onderhoudsprogramma voor verwarmingssystemen is uitgevoerd. In dit geval vermeldt de EPB-verwarmingsadviseur van type 2 in het EPB-diagnoseverslag dat het gaat om een controle na gebrek aan onderhoud. Deze nieuwe controle omvat de verificatie, op basis van een representatieve steekproef van de uitrustingen waaruit dit systeem bestaat, van de uitvoering van het minimaal onderhoudsprogramma voor verwarmingssystemen zoals vastgelegd door de Minister krachtens artikel 2.4.1 van dit besluit.

HOOFDSTUK 3. - Controlehandelingen met betrekking tot klimaatregelingssystemen Afdeling 1. - EPB-diagnose van klimaatregelingssystemen Art. 3.1.1 Een EPB-diagnose van een klimaatregelingssysteem is een controle van het klimaatregelingssysteem, uitgevoerd door een EPB-klimaatregelingsadviseur: 1° periodiek, met inachtneming van een maximumtermijn tussen twee opeenvolgende controles.Deze maximumtermijn hangt af van het effectief nominaal vermogen van het klimaatregelingssysteem overeenkomstig de volgende tabel:

Effectief nominaal vermogen van het klimaatregelingssysteem

Maximumtermijn tussen twee controles

Puissance nominale effective du système de climatisation

Délai maximal entre deux contrôles

> 12 en ? 100 kW

15 jaar

> 12 et ? 100 kW

15 ans

> 100 kW

5 jaar

> 100 kW

5 ans


2° na de plaatsing van een nieuw klimaatregelingssysteem of na de wijziging van een bestaand klimaatregelingssysteem, als het effectief nominaal vermogen van het toegevoegde of vervangen gedeelte groter is dan of gelijk is aan 50 % van het effectief nominaal vermogen van het klimaatregelingssysteem na de werken.In dit geval wordt de EPB-diagnose ten laatste 6 maand na de ingebruikname uitgevoerd.

Art. 3.1.2 De EPB-diagnose van een klimaatregelingssysteem omvat: 1° de evaluatie van de dimensionering van het klimaatregelingssysteem;2° de controle van de regelparameters zoals de temperatuurinstellingen en de bedrijfsuren;3° de controle van de naleving van de EPB-eisen vastgelegd in hoofdstuk 4 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling, die van toepassing zijn op dit klimaatregelingssysteem; 4° de controle, op basis van een representatief staal van de uitrustingen waaruit dit systeem bestaat, van de uitvoering van het minimaal onderhoudsprogramma voor klimaatregelingssystemen zoals vastgelegd door de Minister krachtens artikel 3.2.1 van dit besluit; 5° het opstellen van aanbevelingen ter verbetering van het bestaande klimaatregelingssysteem, en desgevallend adviezen over de vervanging van koelinstallaties en over alternatieve overweegbare oplossingen;6° de controle van de naleving van bepaalde uitbatingsvoorwaarden De controle van de naleving van de EPB-eisen houdt rekening met de afwijkingen die Leefmilieu Brussel heeft toegekend, overeenkomstig de procedure voorzien in hoofdstuk 5 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling. Art. 3.1.3 Na de EPB-diagnose van het klimaatregelingssysteem stelt de EPB-klimaatregelingsadviseur een EPB-diagnoseverslag op, waarbij hij gebruik maakt van de modellen en informaticatools die Leefmilieu Brussel ter beschikking stelt.

De minimale inhoud van het EPB-diagnoseverslag van het klimaatregelingssysteem wordt vastgelegd in bijlage 2 bij dit besluit.

Er wordt een kopie van deze documenten bij het logboek van het klimaatregelingssysteem gevoegd.

Art. 3.1.4 § 1.Na een conformiteitsstelling die werd uitgevoerd nadat de EPB-diagnose van een klimaatregelingssysteem toegelaten heeft om vast te stellen dat een of meerdere EPB-eisen niet werden nageleefd, wordt een nieuwe controle uitgevoerd. In dit geval vermeldt de EPB-klimaatregelingsadviseur in het EPB-diagnoseverslag dat het gaat om een controle na een conformiteitsstelling. Deze nieuwe controle omvat de controle van de naleving van de EPB-eisen die tijdens de voorgaande EPB-diagnose niet-conform werden bevonden. § 2. Een nieuwe controle wordt uitgevoerd nadat een EPB-diagnose van een klimaatregelingssysteem op basis van een representatieve steekproef heeft laten vaststellen dat het onderhoud niet is gebeurd in overeenstemming met het minimaal onderhoudsprogramma voor klimaatregelingssystemen. In dit geval vermeldt de EPB-klimaatregelingsadviseur in het EPB-diagnoseverslag dat het gaat om een controle na gebrek aan onderhoud. Deze nieuwe controle omvat de verificatie, op basis van een representatieve steekproef van de uitrustingen waaruit dit systeem bestaat, van de uitvoering van het minimaal onderhoudsprogramma voor klimaatregelingssystemen zoals vastgelegd door de Minister krachtens artikel 3.2.1 van dit besluit.

Afdeling 2. - Minimaal onderhoudsprogramma voor klimaatregelingssystemen Art. 3.2.1 § 1. Het onderhoud van de uitrusting van klimaatregelingssystemen gebeurt in overeenstemming met het minimaal onderhoudsprogramma vastgelegd door de Minister. § 2. Het onderhoud wordt uitgevoerd door een persoon, of onder toezicht van een persoon, die beschikt over een bekwaamheidsattest behaald na een opleiding betreffende het minimaal onderhoudsprogramma en de inhoud van het logboek, die erkend werd door Leefmilieu Brussel krachtens de bepalingen van afdeling 2 van hoofdstuk 6 van dit besluit. § 3. Na het onderhoud wordt een onderhoudsverslag opgesteld waarin de naam van de persoon bedoeld in paragraaf 2 vermeld wordt, desgevallend door gebruik te maken van de modellen en informaticatools die Leefmilieu Brussel ter beschikking stelt.

Er wordt een kopie van het onderhoudsverslag bij het logboek van het klimaatregelingssysteem gevoegd.

HOOFDSTUK 4. - Verplichtingen van de actoren Afdeling 1. - Verplichtingen van de eigenaar of de houder of aangever Art. 4.1.1 De eigenaar, houder of aangever komt de volgende verplichtingen na: 1° hij leeft de eisen na die werden vastgelegd in het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling die van toepassing zijn op het verwarmings- of klimaatregelingssysteem en op waterverwarmingstoestellen;2° hij laat alle handelingen voorzien in hoofdstukken 2 en 3 van dit besluit uitvoeren;3° hij respecteert het bevel om een verwarmingsketel of waterverwarmingstoestel stil te leggen bij een EPB-periodieke controle van een verwarmingsketel of waterverwarmingstoestel of bij een EPB-oplevering of een EPB-diagnose van een verwarmingssysteem, als dit bevel gegeven wordt door een EPB-verwarmingsketeltechnicus of een EPB-verwarmingsadviseur overeenkomstig het protocol beschreven in bijlage 3;4° hij verstrekt indien van toepassing op eenvoudig verzoek gratis aan de gebruikers van de EPB-eenheid: a) een kopie van het laatste attest van EPB-periodieke controle b) een kopie van het EPB-opleveringsattest c) een kopie van het laatste EPB-diagnoseverslag d) een kopie van de verslagen van de energieboekhouding 5° hij laat het minimaal onderhoudsprogramma voor verwarmings- en klimaatregelingssystemen uitvoeren;6° hij neemt een termijn van vijf maand in acht, vanaf de EPB-oplevering, de EPB-periodieke controle of de EPB-diagnose betreffende de verwarming om het verwarmingssysteem, de verwarmingsketel of de waterverwarmingstoestellen conform te maken en een EPB-opleveringsattest, een attest van EPB-periodieke controle of een EPB-diagnoseverslag te bekomen dat de conformiteitsstelling aantoont.7° hij neemt een termijn van twaalf maand in acht vanaf de EPB-diagnose betreffende de klimaatregeling om het klimaatregelingssysteem conform te maken en een EPB-diagnoseverslag te bekomen dat de conformiteitsstelling aantoont. Afdeling 2. - Verplichtingen van de EPB-verwarmingsketeltechnicus, de EPB-verwarmingsadviseur en de EPB-klimaatregelingsadviseur Art. 4.2.1 De EPB-verwarmingsketeltechnicus, de EPB-verwarmingsadviseur en de EPB-klimaatregelingsadviseur voert zijn opdrachten uit met nakoming van de volgende verplichtingen: 1° hij past de bepalingen vastgelegd in hoofdstukken 2 en 3 van dit besluit toe;2° hij maakt de inlichtingen of feiten waarvan hij kennis genomen heeft tijdens de uitvoering van zijn opdracht en met betrekking waartoe hij een discretieplicht heeft niet openbaar;3° hij voldoet aan de verplichtingen die de sociale en fiscale wetgeving hem oplegt;4° hij is gedekt door een verzekering "burgerlijke beroepsaansprakelijkheid" ten aanzien van derden voor fouten of onachtzaamheden bij de uitvoering van zijn opdrachten; 5° hij aanvaardt de controle van de kwaliteit van zijn prestaties door werknemers van Leefmilieu Brussel of door een kwaliteitscontrole-instelling aangeduid door Leefmilieu Brussel krachtens artikel 5.4.1 van dit besluit; 6° hij deelt de codes die Leefmilieu Brussel te zijner beschikking stelt om toegang te krijgen tot de informaticatools niet mee;7° hij werkt zijn kennis bij door onder meer de bijscholingen te volgen die georganiseerd worden volgens de door de Minister bepaalde modaliteiten;8° hij beschikt over het naar behoren onderhouden materieel dat nodig is voor de metingen die hij tijdens zijn opdrachten dient uit te voeren;9° hij beschikt over de technische en informatica-middelen nodig om aan zijn verplichtingen te voldoen;10° hij stelt attesten en verslagen op die overeenkomen met de realiteit.Hij vult alle verplichte velden in en is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens vermeld op de attesten en verslagen die hij opstelt; 11° hij maakt binnen de dertig dagen aan Leefmilieu Brussel een kopie over van elk attest of verslag dat hij in het kader van zijn opdrachten heeft opgesteld, met uitzondering van de attesten van EPB-periodieke controle die een conformiteit aangeven, dewelke pas een jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk aan Leefmilieu Brussel worden overgemaakt;12° hij maakt aan de eigenaar, de houder of de aangever een kopie over van het attest of het verslag dat hij voor de verwarmingsketel, het waterverwarmingstoestel, het verwarmingssysteem of het klimaatregelingssysteem heeft opgesteld en verzekert zich ervan dat dit document aan het logboek wordt toegevoegd;13° hij houdt gedurende vier jaar een kopie bij van de attesten of verslagen die hij heeft opgesteld in het kader van zijn opdrachten, evenals de bewijsstukken;14° hij maakt binnen de vijf werkdagen op eenvoudig verzoek van de werknemers of de kwaliteitscontrole-instelling een kopie over van elk attest of verslag dat hij in het kader van zijn opdrachten heeft opgesteld;15° bij niet-conformiteit bezorgt hij Leefmilieu Brussel alle nuttige elementen om de omvang van deze niet-conformiteit in te schatten, zoals foto's, hydraulische of aëraulische schema's, inventaris van niet-thermisch geïsoleerde leidingsegmenten, uittreksels van documenten van de fabrikant;16° hij gebruikt de modelformulieren en informaticatools die Leefmilieu Brussel ter beschikking stelt voor de uitvoering van zijn opdrachten.Hij kan gedurende een overgangsperiode van twee jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk aan Leefmilieu Brussel via een naar behoren gemotiveerd schrijven vragen tijdelijk een ander formulier te mogen gebruiken dat de minimale inhoud die dit besluit eist, respecteert. 17° hij maakt zijn nieuwe contactgegevens over aan Leefmilieu Brussel van zodra deze veranderen. Art. 4.2.2 De EPB-verwarmingsketeltechnicus komt de volgende verplichtingen na: 1° Hij voert de EPB-periodieke controle van de verwarmingsketels en waterverwarmingstoestellen en van de toegankelijke delen van het verwarmingssysteem op objectieve en onpartijdige wijze uit, los van enig commercieel belang, rekening houdend met de eventuele afwijkingen die Leefmilieu Brussel zou toekennen, overeenkomstig de procedure voorzien in hoofdstuk 5 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling.2° Hij wijkt voor de reiniging en de afstelling van de verwarmingsketel of het waterverwarmingstoestel niet af van de voorschriften van de fabrikant;3° Hij volgt de voorschriften voor de metingen en meettoestellen vastgelegd in bijlage 1 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling ;4° Hij volgt het protocol voor het bevel om een verwarmingsketel of waterverwarmingstoestel tot stilstand te brengen, vastgelegd in bijlage 3;5° Hij voegt bij de attesten de tickets van de resultaten van de metingen die hij uitgevoerd heeft op de verbrandingsgassen, behalve als het gebruikte meettoestel de meetresultaten zonder dat deze gewijzigd konden worden, heeft doorgestuurd naar een informaticaprogramma dat verslagen en attesten kan genereren. Art. 4.2.3 De EPB-verwarmingsadviseur komt de volgende verplichtingen na: 1° Als hij EPB-verwarmingsadviseur type 1 is, voert hij de EPB-oplevering van verwarmingssystemen van type 1 op objectieve en onpartijdige wijze uit, los van enig commercieel belang, rekening houdend met de eventuele afwijkingen die Leefmilieu Brussel heeft toegekend, overeenkomstig de procedure voorzien in hoofdstuk 5 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling; Als hij EPB-verwarmingsadviseur type 2 is, voert hij de EPB-oplevering van verwarmingssystemen van type 1 en type 2 en de EPB-diagnose van verwarmingssystemen van type 2 op objectieve en onpartijdige wijze uit, los van enig commercieel belang, rekening houdend met de eventuele afwijkingen die Leefmilieu Brussel heeft toegekend, overeenkomstig de procedure voorzien in hoofdstuk 5 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling; 2° Hij is niet door een arbeids- of associatieovereenkomst gebonden aan de eigenaar, houder of aangever en is geen eigenaar, houder of aangever van het verwarmingssysteem waarvan hij de EPB-oplevering of EPB-diagnose uitvoert;3° Hij volgt de voorschriften voor de metingen en meettoestellen vastgelegd in bijlage 1 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling;4° Hij volgt het protocol voor het bevel om een verwarmingsketel of waterverwarmingstoestel tot stilstand te brengen, vastgelegd in bijlage 3;5° Hij voegt bij de attesten de tickets van de resultaten van de metingen die hij uitgevoerd heeft op de verbrandingsgassen, behalve als het gebruikte meettoestel de meetresultaten zonder dat deze gewijzigd konden worden, heeft doorgestuurd naar een informaticaprogramma dat verslagen en attesten kan genereren. Art. 4.2.4 De EPB-klimaatregelingsadviseur komt de volgende verplichtingen na: 1° Hij voert de EPB-diagnose van klimaatregelingssystemen op objectieve en onpartijdige wijze uit, los van enig commercieel belang, rekening houdend met de eventuele afwijkingen die Leefmilieu Brussel heeft toegekend, overeenkomstig de procedure voorzien in hoofdstuk 5 van het Besluit EPB-eisen verwarming en klimaatregeling;2° Hij is niet door een arbeids- of associatieovereenkomst gebonden aan de eigenaar of houder of aangever en is geen eigenaar of houder of aangever van het klimaatregelingssysteem waarvan hij de EPB-oplevering of EPB-diagnose uitvoert. HOOFDSTUK 5. - Over de erkenning van de EPB-verwarmingsketeltechnici, de EPB-verwarmingsadviseurs en de EPB-klimaatregelingsadviseurs Afdeling 1. - Toekenning van de erkenning Onderafdeling 1. - Voorwaarden Art. 5.1.1 De erkenning als EPB-verwarmingsketeltechnicus wordt, in functie van het type verwarmingsketel waaraan hij werkt, overeenkomstig de tabel opgenomen in artikel 2.2.1, toegekend aan natuurlijke personen die voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° Houder zijn van een geldig bekwaamheidsattest van EPB-verwarmingsketeltechnicus L, GI of GII, uitgereikt na met vrucht een krachtens afdeling 1 van hoofdstuk 6 van dit besluit erkende opleiding gevolgd te hebben of desgevallend houder zijn van een geldig attest dat door Leefmilieu Brussel als gelijkwaardig wordt erkend; 2° Zich ertoe verbinden te voldoen aan de verplichtingen vermeld in artikels 4.2.1 en 4.2.2 van dit besluit; 3° Niet ontzet zijn uit zijn burgerlijke of politieke rechten. Art. 5.1.2 De erkenning als EPB-verwarmingsadviseur wordt toegekend aan natuurlijke personen die voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° Houder zijn van een geldig bekwaamheidsattest van EPB-verwarmingsketeltechnicus L, GI of GII, uitgereikt na met vrucht een krachtens afdeling 1 van hoofdstuk 6 van dit besluit erkende opleiding gevolgd te hebben of een erkenning EPB-verwarmingstechnicus L, GI of GII;2° Houder zijn van een geldig bekwaamheidsattest van EPB-verwarmingsadviseur van type 1 of 2, uitgereikt na met vrucht een krachtens afdeling 1 van hoofdstuk 6 van dit besluit erkende opleiding gevolgd te hebben; 3° Zich ertoe verbinden te voldoen aan de verplichtingen vermeld in artikels 4.2.1 en 4.2.3 van dit besluit; 4° Niet ontzet zijn uit zijn burgerlijke of politieke rechten. Art. 5.1.3 De erkenning als EPB-klimaatregelingsadviseur wordt toegekend aan natuurlijke personen die voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° Houder zijn van een bachelor- of masterdiploma, of van een diploma industrieel ingenieur, bio-ingenieur of burgerlijk ingenieur, met technische of wetenschappelijke specialisatie of van een gelijkwaardig diploma uitgereikt in een andere staat, of houder zijn van een attest van bekwaamheid in de koeltechniek, in de zin van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2012 inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici en de registratie van koeltechnische bedrijven, of van een gelijkwaardig attest uitgereikt in een ander gewest of een andere staat;2° Minstens drie jaar beroepservaring aantonen in de controle, het ontwerp, de installatie of het onderhoud van HVAC-installaties, indien deze ervaring daadwerkelijk in hoofdbezigheid of voltijds gepresteerd werd en minstens vijf jaar als deze ervaring daadwerkelijk als nevenactiviteit of deeltijds gepresteerd werd;3° Houder zijn van een geldig bekwaamheidsattest van EPB-klimaatregelingsadviseur, uitgereikt na met vrucht een krachtens afdeling 1 van hoofdstuk 6 van dit besluit erkende opleiding gevolgd te hebben; 4° Zich ertoe verbinden te voldoen aan de verplichtingen vermeld in artikels 4.2.1 en 4.2.4 van dit besluit; 5° Niet ontzet zijn uit zijn burgerlijke of politieke rechten. Art. 5.1.4 Het bekwaamheidsattest is geldig als het afgeleverd werd krachtens artikel 6.1.2 van dit besluit en als het attest op de datum van de versturing van het ontvangstbewijs van het volledig verklaard erkenningsaanvraagdossier minder dan twee jaar oud is.

Onderafdeling 2. - Procedure Art. 5.1.5 § 1. De aanvraag voor een of meerdere erkenningen wordt in één exemplaar bij aangetekende zending of elektronisch aan Leefmilieu Brussel gericht.

Leefmilieu Brussel reikt meteen een bewijs van indiening van de aanvraag uit. § 2. De aanvraag bevat de volgende elementen: 1° het naar behoren ingevulde en door de aangever gedateerd en ondertekend erkenningsaanvraagformulier waarvan het model wordt vastgelegd en ter beschikking gesteld door Leefmilieu Brussel;2° een kopie van het (de) geldig(e) bekwaamheidsattest(en) voor de aangevraagde erkenning(en); 3° een kopie van het bewijs van betaling van de in artikel 2.5.3 van de ordonnantie beoogde dossierrechten; 4° een uittreksel uit het strafregister van minder dan een jaar oud; 5° bewijsstukken betreffende de diploma- en ervaringsvoorwaarden vermeld in artikel 5.1.3, 1° en 2° van dit besluit voor EPB-klimaatregelingsadviseurs.

Indien de aanvraag tot erkenning wordt ingediend door een persoon die houder is van een gelijkwaardige titel die in een ander gewest of in een andere staat afgeleverd werd, bevat de erkenningsaanvraag eveneens een vertaling naar het Nederlands of het Frans van de reeds verkregen titel en elk element dat toelaat aan te tonen dat de voorwaarden van de reeds ontvangen titel gelijkaardig zijn aan de voorwaarden opgelegd in artikels 5.1.1 tot 5.1.3.

Art. 5.1.6 § 1. Leefmilieu Brussel verstuurt een ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier aan de aangever binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot erkenning.

Als het dossier onvolledig is, stelt Leefmilieu Brussel de aanvrager op de hoogte van de ontbrekende documenten en inlichtingen. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van de ontbrekende documenten verstuurt Leefmilieu Brussel hem een ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier.

Als de ontbrekende documenten en inlichtingen niet binnen de 60 dagen na het ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier worden ingediend, wordt het aanvraagdossier afgesloten.

Het ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier vermeldt de behandelingstermijnen van het dossier en de beroepsmogelijkheden tegen de beslissing. § 2. Leefmilieu Brussel oordeelt over de aanvraag tot erkenning, rekening houdend met de elementen in het volledig verklaard dossier.

Het betekent zijn beslissing aan de aangever bij aangetekend schrijven binnen de dertig werkdagen na de datum van verzending van het ontvangstbewijs van het volledig verklaard dossier Als de complexiteit van het dossier dit rechtvaardigt, kan Leefmilieu Brussel deze termijn eenmalig verlengen voor een bepaalde duur. De verlenging en de duur ervan worden naar behoren gemotiveerd en ter kennis van de aangever gebracht voor het verstrijken van de aanvankelijke termijn. § 3. Bij gebreke aan kennisgeving van de beslissing binnen de termijn voorzien in § 2, kan de aangever bij ter post aangetekend schrijven een herinnering richten aan Leefmilieu Brussel.

Indien de aanvrager bij het verstrijken van een nieuwe termijn van vijftien werkdagen te rekenen vanaf de neerlegging ter post van de aangetekende zending houdende de herinnering geen beslissing heeft ontvangen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd.

Art. 5.1.7 § 1. De erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op het onlineportaal van Leefmilieu Brussel. § 2. Alle documenten opgesteld in het kader van de opdrachten waarvoor de persoon erkend is, vermelden zijn erkenningsnummer.

Afdeling 2. - Opschorting en intrekking van de erkenning Art. 5.2.1 § 1. Leefmilieu Brussel kan de erkenning schorsen indien de houder van de erkenning: 1° zijn verplichtingen beoogd in afdeling 2 van hoofdstuk 4 van dit besluit niet nakomt; 2° niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden beoogd in artikels 5.1.1 tot 5.1.3 van dit besluit. § 2. Als een houder van de erkenning die het voorwerp heeft uitgemaakt van een schorsing voldoet aan de voorwaarden voor een tweede schorsing overeenkomstig § 1, kan Leefmilieu Brussel zijn erkenning intrekken.

Art. 5.2.2 § 1. Elke beslissing tot schorsing wordt genomen nadat de houder van de erkenning de mogelijkheid heeft gekregen om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk mee te delen. § 2. Elke beslissing tot intrekking wordt genomen nadat de houder van de erkenning hierover ten minste één waarschuwing heeft ontvangen, en nadat hij de mogelijkheid heeft gekregen om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk mee te delen. § 3. De beslissing tot schorsing of intrekking wordt aan de houder van de erkenning betekend bij aangetekend schrijven. Ze wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op het onlineportaal van Leefmilieu Brussel, van zodra aan één van de volgende twee voorwaarden is voldaan: 1° De termijn voor het indienen van het beroep voorzien in afdeling 3 van dit hoofdstuk is verstreken;2° De beslissing werd bevestigd of wordt geacht te zijn bevestigd na het voorwerp te hebben uitgemaakt van het beroep voorzien in afdeling 3 van dit hoofdstuk. De houder van de erkenning wiens erkenning werd geschorst of ingetrokken laat zijn cliënten binnen dezelfde termijn weten dat hij niet langer erkend is nu krachtens de ordonnantie alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput.

Afdeling 3. - Beroepsprocedure Art. 5.3.1 § 1. In uitvoering van artikel 2.5.5 van de ordonnantie kunnen alle personen van wie een erkenning werd geweigerd, geschorst, ingetrokken of die geen beslissing binnen de in artikel 5.1.6, § 3 van dit besluit bedoelde termijn hebben verkregen, een beroep bij het Milieucollege indienen § 2. De beroepstermijn van dertig dagen loopt vanaf de datum van kennisgeving van de in artikel 5.1.6, § 2 of artikel 5.2.2, § 3 bedoelde beslissing of na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 5.1.6, § 3 van dit besluit. § 3. Het Milieucollege maakt binnen de vijf dagen na de datum van ontvangst van het beroep een kopie ervan over aan Leefmilieu Brussel. § 4. Leefmilieu Brussel bezorgt het Milieucollege een kopie van het dossier binnen de tien dagen na de datum van ontvangst van de kopie van het beroep. § 5. De verzoeker of zijn raadgever en Leefmilieu Brussel of zijn afgevaardigde, worden op hun verzoek, gehoord door het Milieucollege.

Wanneer één van de partijen vraagt om gehoord te worden, worden ook de andere partijen uitgenodigd om te verschijnen.

Afdeling 4. - Instellingen voor de controle van de kwaliteit van de erkende personen Art. 5.4.1 Leefmilieu Brussel wijst, overeenkomstig de federale reglementering inzake overheidsopdrachten, de kwaliteitscontrole-instellingen aan die minstens aan de volgende voorwaarde voldoen: in hun midden natuurlijke personen hebben aangeduid die erkend zijn en beschikken over praktijkervaring als erkend persoon voor het type erkenning waarop de kwaliteitscontrole betrekking heeft;

Art. 5.4.2 § 1. De kwaliteitscontrole-instelling voert op verzoek van Leefmilieu Brussel minstens al de volgende opdrachten uit: 1° de controle van de verplichtingen beoogd in artikels 4.2.1 tot 4.2.4 van dit besluit; 2° de opstelling van verslagen over de uitgevoerde kwaliteitscontroles en de verzending ervan naar Leefmilieu Brussel. § 2. Als uit de bij § 1, 1° beoogde controle blijkt dat de erkende persoon zijn verplichtingen niet is nagekomen en deze tekortkoming een nieuwe controle in aanwezigheid van de betrokken partijen noodzakelijk maakt, dan komen de kosten voor deze nieuwe controle voor rekening van de erkende persoon die in gebreke werd gesteld. § 3. Leefmilieu Brussel kan de resultaten van de controle bedoeld in § 1 gebruiken om de erkenning te schorsen of in te trekken.

HOOFDSTUK 6. - Over de erkenning van opleidingen Afdeling 1. - Opleidingen voor EPB-verwarmingsketeltechnici, EPB-verwarmingsadviseurs en EPB-klimaatregelingsadviseurs Art. 6.1.1 De erkenning van een opleiding voor EPB-verwarmingsketeltechnici, EPB-verwarmingsadviseurs en EPB-klimaatregelingsadviseurs wordt toegekend aan opleidingen die minstens aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° Naargelang het gaat om een initiële opleiding of een bijscholing heeft de opleiding de volgende minimale inhoud: a) de initiële opleiding en de eerste bijscholing bestaan uit meerdere modules, waarvan de minimale inhoud vastgelegd wordt in bijlage 4;b) de bijscholing heeft betrekking op de aan de modules aangebrachte wijzigingen, zoals vastgelegd door de Minister;2° De opleiding wordt verstrekt in een infrastructuur die aangepast is aan de organisatie van de opleiding en is conform de richtlijnen uiteengezet in het opleidingsprotocol;3° De opleiding wordt verstrekt door lesgevers die aan de volgende voorwaarden voldoen: a) een door Leefmilieu Brussel georganiseerde opleiding gevolgd hebben met betrekking tot de modules die ze gaan onderwijzen of met vrucht een erkende opleiding die deze modules bevatte gevolgd hebben;b) houder zijn van een bachelor- of masterdiploma, of van een diploma industrieel ingenieur, bio-ingenieur of burgerlijk ingenieur, met technische of wetenschappelijke specialisatie of van een gelijkwaardig diploma uitgereikt in een andere staat, of beschikken over minstens vijf jaar beroepservaring in de controle, het ontwerp, de installatie of het onderhoud van HVAC-installaties, of van minstens vijf jaar beroepservaring als technisch lesgever HVAC-installaties;4° De opleiding leeft de bepalingen vastgelegd in het onderwijsprotocol na. Art. 6.1.2 Elke opleidingsinstelling waarvan de opleiding door Leefmilieu Brussel erkend werd, is gemachtigd om een bekwaamheidsattest af te leveren aan de personen die met vrucht de opleiding gevolgd hebben, overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in het opleidingsprotocol.

Art. 6.1.3 § 1. Leefmilieu Brussel brengt de opleidingsinstellingen desgevallend op de hoogte van gelijkwaardige opleidingen die verstrekt worden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een ander gewest of een andere lidstaat, en geeft ze de toelating vrijstelling te verlenen voor een of meerdere modules of moduleonderdelen aan natuurlijke personen die een bewijs van deelname met vrucht aan deze gelijkwaardige opleiding voorleggen. § 2. Een EPB-verwarmingsadviseur van het type 1 die een certificaat heeft behaald voor de bijscholingscursus "EPB-verwarmingsadviseur type 1", is vrijgesteld van de bijscholingscursus " EPB-verwarmingsketeltechnicus". § 3. Een EPB-verwarmingsadviseur van het type 2 die een certificaat heeft behaald nadat hij met succes de bijscholingscursus "EPB-verwarmingsadviseur type 2" heeft gevolgd, is vrijgesteld van de bijscholingscursus " EPB-verwarmingsketeltechnicus" en "EPB-verwarmingsadviseur type 1".

Afdeling 2. - Opleidingen betreffende het minimale onderhoudsprogramma en het logboek van verwarmings- en klimaatregelingssystemen Art. 6.2.1 De erkenning van een opleiding betreffende het minimale onderhoudsprogramma en het logboek van verwarmings- en klimaatregelingssystemen wordt toegekend aan opleidingen die minstens aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° De opleiding bestaat uit meerdere modules, waarvan de minimale inhoud vastgelegd wordt in bijlage 5;2° De opleiding wordt verstrekt in een infrastructuur die aangepast is aan de organisatie van de opleiding en is conform de richtlijnen uiteengezet in het opleidingsprotocol;3° De opleiding wordt verstrekt door lesgevers die aan de volgende voorwaarden voldoen: a) een door Leefmilieu Brussel georganiseerde opleiding gevolgd hebben met betrekking tot de modules die ze gaan onderwijzen of met vrucht een erkende opleiding die deze modules bevatte gevolgd hebben;b) houder zijn van een bachelor- of masterdiploma, of van een diploma industrieel ingenieur, bio-ingenieur of burgerlijk ingenieur, met technische of wetenschappelijke specialisatie of van een gelijkwaardig diploma uitgereikt in een andere staat, of beschikken over minstens vijf jaar beroepservaring in de controle, het ontwerp, de installatie of het onderhoud van HVAC-installaties, of van minstens vijf jaar beroepservaring als technisch lesgever HVAC-installaties;4° De opleiding leeft de bepalingen vastgelegd in het opleidingsprotocol na. Art. 6.2.2 Elke opleidingsinstelling waarvan de opleiding door Leefmilieu Brussel erkend werd, is gemachtigd om een bekwaamheidsattest af te leveren aan de personen die met vrucht de opleiding gevolgd hebben, overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in het opleidingsprotocol.

Art. 6.2.3 Leefmilieu Brussel brengt de opleidingsinstellingen desgevallend op de hoogte van gelijkwaardige opleidingen die verstrekt worden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een ander gewest of een andere lidstaat, en geeft ze de toelating vrijstelling te verlenen voor een of meerdere modules of moduleonderdelen aan elk natuurlijk persoon die een bewijs voorlegt dat hij/zij met vrucht heeft deelgenomen aan deze gelijkwaardige opleiding.

Afdeling 3. - Erkenningsprocedure Art. 6.3.1 De aanvraag tot erkenning van de opleiding wordt in een exemplaar aangetekend of elektronisch naar de zetel van Leefmilieu Brussel gestuurd en bevat minstens de gegevens vermeld op het formulier, in overeenstemming met de minimale inhoud opgenomen in bijlage 6, naast de in die bijlage vermelde documenten.

Leefmilieu Brussel reikt meteen een bewijs van indiening van de aanvraag uit.

De aanvraag tot erkenning wordt onderzocht volgens de procedure beschreven in artikels 5.1.6 en 5.1.7 Art. 6.3.2 De instelling waarvan de opleiding erkend wordt, leeft de volgende verplichtingen na: 1° Ze past het opleidingsprotocol toe dat specifiek is voor de opleiding waarvoor ze een erkenning heeft gekregen;2° Ze bezorgt jaarlijks een activiteitenrapport aan Leefmilieu Brussel waarin ze de georganiseerde erkende opleidingen beschrijft en evalueert, de afgeleverde bekwaamheidsattesten opsomt en verklaart dat de opleiding nog steeds voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;3° Ze deelt aan Leefmilieu Brussel elke wijziging van de gegevens in het erkenningsdossier mee, van zodra deze zich voordoet.4° Ze gebruikt de laatste versie van het door Leefmilieu Brussel geleverde pedagogisch ondersteuningsmateriaal en examenvragen en als ze deze wenst te wijzigen of ander pedagogisch ondersteuningsmateriaal of andere examenvragen wenst te gebruiken, dient ze deze ter goedkeuring voor te leggen aan Leefmilieu Brussel en ze bij te werken volgens de instructies van Leefmilieu Brussel. Art. 6.3.3 Leefmilieu Brussel kan beslissen de erkenning te schorsen of in te trekken, waarbij het de procedure beoogd in artikel 5.2.2 dient te respecteren: 1° als de voorwaarden voor de erkenning niet langer vervuld zijn of; 2° als de instelling waarvan de opleiding erkend is zijn verplichtingen bedoeld in artikel 6.3.2 niet nakomt of; 3° als de instelling waarvan de opleiding erkend is de instructies die Leefmilieu Brussel in het kader van de erkenning gaf niet heeft opgevolgd. Art. 6.3.4 De bepalingen betreffende de beroepsprocedure vastgelegd in artikel 5.3.1 van dit besluit zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 7. - Overgangs-, opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen Afdeling 1. - Overgangsbepalingen Art. 7.1.1 Personen die krachtens het besluit van 3 juni 2010 en het besluit van 15 december 2011 erkend werden als: erkend verwarmingsketeltechnicus, erkend verwarmingsinstallateur, EPB-verwarmingsadviseur en controleur blijven erkend krachtens dit besluit, als respectievelijk: EPB-verwarmingsketeltechnicus, EPB-verwarmingsadviseur van type 1, EPB-verwarmingsadviseur van type 2 en EPB-klimaatregelingsadviseur; voor zover ze met vrucht binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van dit artikel een erkende bijscholing gevolgd hebben die betrekking had op de punten van de modules vastgelegd in bijlage 4 bij dit besluit.

Art. 7.1.2 De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op opleidingen die erkend werden voor de inwerkingtreding van dit artikel, voor zover dat: 1° de instelling waarvan de opleiding erkend is niet uitdrukkelijk om de intrekking van de erkenning heeft gevraagd en;2° de eerste dag van de erkende opleidingssessie na de datum van de inwerkingtreding van dit artikel valt. Art.7.1.3 De EPB-klimaatregelingstechnicus die erkend is voor de inwerkingtreding van dit artikel, is bevoegd om de handelingen bedoeld in de artikelen 2.4.1 en 3.2.1 van dit besluit uit te voeren.

Afdeling 2. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen Art. 7.2.1 Hoofdstukken 3, 4, 5, 6, 7 en 8 en artikel 63 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juni 2010 betreffende de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode worden opgeheven.

Art. 7.2.2 Hoofdstukken 3, 4, 5, 6 en 7 en artikel 37 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 december 2011 betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating worden opgeheven.

Art. 7.2.3 § 1. In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende het door een certificateur opgestelde EPB-certificaat voor EPB-wooneenheden worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het artikel 5, § 3, eerste lid, worden de woorden "via de software zoals bepaald in artikel 1, 6° van het Erkenningenbesluit " ingevoegd tussen de woorden "aan de Residentiële certificateur " en het woord "betekend";2° in artikel 6, § 1, worden de woorden "of het tussentijds rapport" ingevoegd tussen de woorden "uit het EPB-certificaat" en de woorden "wordt overgenomen". § 2. In artikel 5, § 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende het door een certificateur opgestelde EPB-certificaat voor de tertiaire eenheden worden de woorden "of het tussentijds rapport" ingevoegd tussen de woorden "uit het EPB-certificaat" en de woorden "wordt overgenomen".

In het opschrift van bijlage 1 van hetzelfde besluit worden de woorden "punt 1.2" vervangen door de woorden "punt 1.3".

Afdeling 3. - slotbepalingen Art. 7.3.1 Indien de Gedragscodes opgesteld door de gassector later op een zodanige wijze worden gewijzigd, dat de naleving van de in dit besluit vastgelegde verplichtingen technisch, economisch of functioneel onuitvoerbaar is; kan de minister de versie van de toe te passen Gedragscodes opgesteld door de gassector bepalen.

Art. 7.3.2 Met uitzondering van hoofdstuk 6 en artikelen 7.1.2 en 7.2.3, dit besluit alsook artikel 2.2.17 van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing treden in werking op 1 januari 2019.

Artikel 4.2.2 van voormelde ordonnantie treedt gelijktijdig met dit besluit in werking, voor wat artikelen 20 en 21 van de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen betreft.

Hoofdstuk 6 en artikel 7.1.2 van dit besluit treden in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 7.3.3 De Minister die bevoegd is voor energie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 21 juni 2018.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^