Etaamb.openjustice.be
Document van 08 november 1996
gepubliceerd op 15 januari 1998

Besluit van de Regering tot oprichting van een pedagogische werkgroep voor het Duits als moedertaal in de derde graad van het gewoon lager onderwijs en in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
1997033111
pub.
15/01/1998
prom.
08/11/1996
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 NOVEMBER 1996. Besluit van de Regering tot oprichting van een pedagogische werkgroep voor het Duits als moedertaal in de derde graad van het gewoon lager onderwijs en in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993 en 30 december 1993;

Gelet op het decreet van 21 december 1995 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Duitstalige Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1996;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 november 1996;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 8 november 1996;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de pedagogische werkgroep reeds met zijn arbeid is begonnen en dat het dus onontbeerlijk is, zijn doelstellingen, zijn samenstelling, zijn werking alsmede de bepalingen betreffende de financiële vergoedingen vast te stellen;

Op de voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, en na beraadslaging van de Regering, Besluit :

Artikel 1.Er wordt in de Duitstalige Gemeenschap een pedagogische werkgroep voor het Duits als moedertaal opgericht, hierna « werkgroep » genoemd.

De werkgroep heeft als opdracht, netoverschrijdend voor de derde graad van het gewoon lager onderwijs en de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap, sleutelkwalificaties per discipline en interdisciplinair uit te werken voor het onderwijs van het Duits als moedertaal.

De werkgroep sluit zijn werkzaamheden ten laatste op 15 december 1997.

Hij legt de resultaten ervan voor aan de Minister bevoegd inzake Onderwijs.

Art. 2.De werkgroep is samengesteld uit de volgende leden : 1° gemeenschapsonderwijs : Jean-Marie Borguet; Manfred Dahmen;

Elisabeth Fatzaun;

Chantale Reichling;

Freddy Kirschfink;

Ralph Kever;

Elfriede Scheuren; 2° gesubsidieerd vrij onderwijs : August Deneffe; Georges Heck;

Heinz Koch;

Karl-Heinz Pluymen;

Reinhold Halmes;

Manfred Hannen;

Jean-Claude Kaut; 3° gesubsidieerd officieel onderwijs : Joseph Verheggen; Cécile Volders;

Walter Schlabertz;

Alfred Rauw;

Bernd Radermacher.

Hun aanwijzing geldt voor de duur van de in artikel 1 bedoelde opdracht, vervalt echter ten laatste op 15 december 1997.

Op uitnodiging van de Voorzitter kunnen deskundigen aan de zittingen van de werkgroep deelnemen.

Op uitnodiging van de Voorzitter, of op eigen initiatief, kan de pedagogische Inspectie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap aan de zittingen van de werkgroep deelnemen.

Art. 3.De eerste vergadering van de werkgroep vindt plaats op uitnodiging van de Minister bevoegd inzake Onderwijs.

Art. 4.Het voorzitterschap van de werkgroep wordt beurtelings, volgens de bepaalde orde, door een vertegenwoordiger van het gemeenschapsonderwijs, van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd officieel onderwijs waargenomen.

Art. 5.De voorzitter roept de werkgroep bijeen en bepaalt de vergaderplaats en de dagorde.

Art. 6.Het secretariaatswerk wordt verricht door een lid van de werkgroep.

Art. 7.De leden van de werkgroep alsmede de deskundigen en de pedagogische inspecteurs die hun privé-voertuig gebruiken om naar de zittingen te gaan hebben recht op een kilometervergoeding van 7,60 BF met inachtneming van de verplichting, zo mogelijk groepsgewijs te reizen.

Als uitgangspunt voor de berekening van de afstand wordt de woonplaats van de betrokkene of zijn werkplaats in aanmerking genomen, indien deze laatste het meest nabijgelegen is t.o.v. de vergaderplaats.

Bij gebruik van het openbaar vervoer wordt de reiskostenvergoeding op voorlegging van bewijsstukken toegekend.

Art. 8.De leden die een opdracht in het belang van het onderwijs vervullen, de deskundigen en de pedagogische inspecteurs verkrijgen een presentiegeld ten belope van 1500 BF per zittingsdag van ten minste vier uren, wanneer de zittingen buiten de diensturen plaatsvinden.

Op met redenen omkleed verzoek van de Voorzitter en met de toestemming van de Minister is een afwijking voor de deskundigen mogelijk wat de voorwaarden en het bedrag van het in het eerste lid bepaalde presentiegeld betreft.

De andere leden van de pedagogische werkgroep verkrijgen een presentiegeld ten belope van 1500 BF per zittingsdag van ten minste vier uren.

Art. 9.De kilometervergoeding en het presentiegeld worden toegekend op voorlegging van een per semester in te dienen schuldvordering met vermelding van het aantal kilometers per zitting en van het aantal zittingsdagen die recht geven op presentiegeld.

De schuldvorderingen worden door de voorzitter medeondertekend ter bekrachtiging van de juistheid ervan.

Ten hoogste 15 zittingen worden vergoed.

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1996.

Art. 11.De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 8 november 1996.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, W. SCHRÖDER

^