Etaamb.openjustice.be
Document van 09 juli 2020
gepubliceerd op 10 september 2020

Besluit van de Regering tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2020203374
pub.
10/09/2020
prom.
09/07/2020
ELI
eli/besluit/2020/07/09/2020203374/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 JULI 2020. - Besluit van de Regering tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang (II)


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 31 maart 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2014 pub. 02/07/2014 numac 2014202570 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de kinderopvang sluiten betreffende de kinderopvang, artikel 9, tweede lid, en artikel 12, tweede lid;

Gelet op het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang;

Gelet op het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de zelfstandige onthaalouders;

Gelet op het besluit van de Regering van 9 april 2020 tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 1 juli 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 2 juli 2020;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid wordt gerechtvaardigd door het feit dat er momenteel onmiddellijk ingegrepen moet worden om de financiële gevolgen van de federale dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken, zo snel mogelijk in te perken voor de kinderopvangstructuren en zelfstandige onthaalouders; dat deze maatregelen tot een aanzienlijke daling van de aanwezigheid van kinderen leiden, met als gevolg dat de opvangstructuren inkomsten uit kostenbijdragen verliezen of minder subsidies ontvangen, wat een aanzienlijke financiële impact kan hebben op het voortbestaan van deze structuren; dat bovendien zo snel mogelijk een rechtsgrondslag moet worden geschapen voor de noodkinderopvang die tijdens de coronacrisis werd ingevoerd om de rechtszekerheid te waarborgen; dat dit besluit dus zo snel mogelijk moet worden aangenomen;

Op de voordracht van de minister die bevoegd is voor de kinderopvang;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.- In het besluit van de Regering van 9 april 2020 tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang wordt een hoofdstuk 1 ingevoegd, dat artikel 1 omvat, luidende : "Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen"

Art. 2.- Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende : "4° noodkinderopvang: kinderopvang van ten vroegste 6 uur tot ten laatste 23 uur."

Art. 3.- In hoofdstuk 1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 1.1 ingevoegd, luidende: "Art. 1.1 - De Minister bepaalt de einddatum van de coronamaatregelen die in aanmerking moeten worden genomen voor de afwijkingen en bepalingen vermeld in de artikelen 2 tot 5.17."

Art. 4.- In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 2 ingevoegd, dat de artikelen 2 tot 5 bevat, luidende: "Hoofdstuk 2 - Compensatie voor inkomensverlies"

Art. 5.- In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd, dat de artikelen 5.1 tot 5.17 bevat, luidende: "Hoofdstuk 3 - Diverse maatregelen Art. 5.1 - De bepalingen van dit hoofdstuk gelden uitsluitend voor de duur van de coronamaatregelen.

Art. 5.2 - De erkende centra voor kinderopvang worden belast met het aanbieden van een noodkinderopvang.

Ongeacht artikel 111 van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang beslissen de erkende centra voor kinderopvang, op basis van de opvangbehoefte en in overleg met de Minister, over het openen of sluiten van de locaties voor buitenschoolse opvang en leggen ze de nadere regels voor de organisatie van de noodkinderopvang vast.

Ongeacht de artikelen 67 en 89 van hetzelfde besluit leggen de erkende centra voor kinderopvang vast hoe men zich voor de noodkinderopvang kan laten inschrijven.

Art. 5.3 - Ongeacht de artikelen 62, 88, 110 en 115 van hetzelfde besluit zetten de diensten voor kinderopvang de kinderbegeleiders en het sociaal-pedagogisch geschoold personeel in op basis van de werkelijke opvangbehoefte.

Ter ondersteuning van het begeleidend personeel in de crèches, locaties voor buitenschoolse opvang en vakantieopvang kunnen de erkende centra voor kinderopvang studenten aannemen in het kader van een studentenovereenkomst, onder toezicht van het opgeleide begeleidend personeel.

Art. 5.4 - De minimumvoorwaarden voor de openingstijden en werkdagen per kalenderjaar, vermeld in de artikelen 64, 89, 111 en 176 van hetzelfde besluit gelden niet voor de erkende kinderopvangdiensten.

Art. 5.5 - Voor de toepassing van artikel 71 van hetzelfde besluit worden de afwezige kinderen als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van het minimale aantal opvangdagen voor baby's en peuters, alsook voor de berekening van de minimale bezettingsgraad.

Voor de toepassing van de artikelen 72 tot 74, van de artikelen 91 tot 93 en van artikel 116.1 van hetzelfde besluit worden de afwezige kinderen als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van de opvangdagen overeenkomstig het opvangplan vastgelegd in het opvangcontract.

Voor de toepassing van artikel 114, § 1, 2°, van artikel 155, vierde lid, en van artikel 193 van hetzelfde besluit worden de afwezige kinderen als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van de gemiddelde minimumaanwezigheid.

Art. 5.6 - De erkende centra voor kinderopvang ontvangen de jaarlijkse forfaitaire bedragen bepaald in artikel 76, § 2, van hetzelfde besluit en betalen die bedragen aan de aangesloten onthaalouders, zoals bepaald in artikel 137 van hetzelfde besluit, ongeacht of voortgezette opleidingen werden georganiseerd of daaraan werd deelgenomen.

Art. 5.7 - Ongeacht artikel 81, § 1, en artikel 98 van hetzelfde besluit wordt geen reservatiegeld ingehouden als de personen belast met de opvoeding hun kind op grond van de coronamaatregelen niet zoals overeengekomen naar de opvang brengen.

Art. 5.8 - Ongeacht artikel 85 en artikel 98 van hetzelfde besluit worden de dagen waarop een kind niet opgevangen werd, beschouwd als aanwezigheid overeenkomstig het opvangrooster vastgelegd in het opvangcontract.

Art. 5.9 - Ongeacht artikel 117 van hetzelfde besluit neemt de Duitstalige Gemeenschap het tekort dat eventueel bij de locaties voor buitenschoolse opvang zou ontstaan door de coronamaatregelen volledig voor haar rekening.

Art. 5.10 - Voor de toepassing van artikel 123, § 1, 3°, van hetzelfde besluit worden de afwezige kinderen als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van de minimale bezettingsgraad bij de aangesloten onthaalouders.

Art. 5.11 - Voor de organisatie van de noodkinderopvang vermeld in artikel 5.2 en de daarvoor nodige aanvullende kinderbegeleiders worden de personeelskosten volledig gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap.

De loonkosten voor de vergoeding van de werkuren van de kinderbegeleiders van 6 uur tot 7 uur en van 18 uur tot 23 uur overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het arbeidsrecht worden ook volledig overgenomen door de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 5.12 - Ongeacht artikel 159 van hetzelfde besluit kent de Duitstalige Gemeenschap aan de erkende centra een subsidie toe : 1° ter volledige compensatie van het bewijsbare en door de coronamaatregelen veroorzaakte verlies aan inkomsten uit de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding in de dienst voor onthaalouders, in de crèches en in de locaties voor buitenschoolse opvang;1° ter volledige compensatie van het bewijsbare en door de coronamaatregelen veroorzaakte verlies aan inkomsten uit de kostenbijdrage van de gemeenten in de dienst voor onthaalouders en in de crèches. Art. 5.13 - Ongeacht artikel 160 van hetzelfde besluit subsidieert de Duitstalige Gemeenschap de bewijsbare personeelskosten van het poetspersoneel, de kok, de kinderbegeleiders, de leiding, de coördinatie en de administratie van de erkende centra voor kinderopvang met een maximumbedrag van in totaal 164.000 euro, alsook de overblijvende kosten van de werkingskosten en personeelskosten van de erkende crèches.

Art. 5.14 - De Duitstalige Gemeenschap kent de personeelssubsidiëring bepaald in hetzelfde besluit toe voor het personeel van de crèches, van de dienst voor onthaalouders, van de locaties voor buitenschoolse opvang en van de administratie van de erkende centra voor kinderopvang, ongeacht of het personeel al dan niet werd ingezet.

Uitgesloten daarvan zijn de personeelskosten van de werknemers die afwezig zijn wegens ziekte en een uitkering van het ziekenfonds ontvangen.

Art. 5.15 - Wat de erkende centra voor kinderopvang betreft, subsidieert de Duitstalige Gemeenschap de volledige bewijsbare aanschaffingskosten voor de uitvoering van de hygiënemaatregelen die vereist worden naar aanleiding van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan.

Art. 5.16 - De zelfstandige onthaalouders ontvangen de kostenvergoeding bepaald in artikel 30 van het besluit van 22 mei 2014 betreffende de zelfstandige onthaalouders, ongeacht of ze aan de voortgezette opleidingen hebben deelgenomen.

Art. 5.17 - De Minister kent de subsidies vermeld in dit hoofdstuk toe op aanvraag, na voorafgaand onderzoek door het departement. De subsidieaanvragen worden bij het departement ingediend, samen met de eventueel noodzakelijke bewijzen."

Art. 6.- In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 4 ingevoegd, dat de artikelen 6 tot 7 bevat, luidende : "Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen"

Art. 7.- Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 16 maart 2020.

Art. 8.- De minister die bevoegd is voor de kinderopvang is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 9 juli 2020.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën O. PAASCH De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek H. MOLLERS

^