Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 10 juli 1997
gepubliceerd op 24 oktober 1997

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot vastlegging van de bepalingen betreffende de stages die met het oog op het verkrijgen van een brevet in verpleegkundige verzorging moeten worden gemaakt

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
1997033084
pub.
24/10/1997
prom.
10/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/10/1997033084/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JULI 1997. Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot vastlegging van de bepalingen betreffende de stages die met het oog op het verkrijgen van een brevet in verpleegkundige verzorging moeten worden gemaakt


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1977 inzake coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (77/453/EEG), gewijzigd bij de richtlijn van 10 oktober 1989 (89/595/EEG);

Gelet op het besluit van de Regering van 13 juni 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het brevet in verpleegkundige verzorging wordt toegekend;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het noodzakelijk is de nieuwe spreiding van de stages een juridisch kader te garanderen voordat de eerste brevetten op het einde van het schooljaar 1996-97 krachtens dit besluit worden uitgereikt;

Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, en van de Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, en na beraadslaging van de Regering op 9 juli 1997, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Onder stage, ook klinisch onderwijs benoemd, wordt verstaan dat deel van de opleiding in de verpleegkunde waar de leerling in een georganiseerd kader en in rechtstreeks contact met een gezonde of een zieke persoon en/of groepen op grond van verworven kennis en vaardigheden de vereiste verpleegkundige verzorging leert plannen, verstrekken en evalueren. De leerling zal geleidelijk de gezondheidseducatie in zijn werkzaamheden toepassen. § 2. In dit besluit gelden de hoedanigheden voor beide geslachten.

Art. 2.Het klinisch onderwijs gebeurt in stageinrichtingen, in België gevestigd en die beschikken over de nodige klinische, sociale en pedagogische hulpmiddelen voor de technische, psychologische, morele en sociale opleiding van de leerlingen, onder het gezag van docenten-verpleegkundigen.

De stageinrichtingen moeten erkend zijn door de bevoegde instanties overeenkomstig de wettelijke bepalingen.

Op met redenen omkleed verzoek van de scholen kan de Minister van Gezondheid hun de toelating verlenen om buiten de landsgrenzen stages voor de leerlingen te organiseren, waarvan de omvang echter 10 % van het aantal vastgelegd in de artikels 9, 10 en 11 niet mag overschrijden.

De scholen delen jaarlijks aan de bevoegde inspectie de benaming van de inrichtingen mede waar de stages georganiseerd worden. HOOFDSTUK II. - Geldigheidsvoorwaarden

Art. 3.Het klinisch onderwijs moet aan de volgende voorwaarden voldoen om geldig te zijn : 1° het toezicht wordt uitgeoefend door een te dien einde gevormde gegradueerde verpleger of vroedvrouw;dit geldt niet voor de stages die 's nachts of tijdens het weekeinde georganiseerd worden; 2° er mogen in geen geval in de inrichting meer dan drie stagiairs per aanwezige verpleger of vroedvrouw werkzaam zijn;3° de leerling moet verpleegkundige verslagen over het klinisch onderwijs opstellen, in doorsnede één per honderd stagelestijden. Onder verpleegkundig verslag verstaat men een document dat ertoe bestemd is om te bewijzen dat de studenten een methode voor oplossing van problemen hebben verworven, die aangepast is aan de verpleegkundige beroepen.

Art. 4.§ 1. Er moet aan de volgende functionele en organisatorische voorwaarden voldaan zijn : 1° een schriftelijk stageovereenkomst moet worden gesloten tussen de school en de stageinrichting.Deze overeenkomst heeft tot doel de verhoudingen te regelen tussen de school die verantwoordelijk is voor de opleiding en de stageinrichting die aan deze opleiding meewerkt. De stageovereenkomst omvat tenminste volgende punten : de naam van de verantwoordelijke van de school en van de stageinrichting, het aantal leerlingen per dienst, de leerjaren, de duur en de spreiding van de stages in de tijd, de verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid, en gegevens betreffende het personeel belast met de begeleiding van de stages; 2° systematisch gebruik van een verpleegkundig dossier aangepast aan de behoeften van de dienst en/of inrichting;3° nauwe samenwerking tussen de dienst waar de student opgeleid wordt en de onderwijsinrichting overeenkomstig de regeling die bepaald is in de stageovereenkomst bedoeld in punt 1°;4° het bewijs, door de stageinrichting te leveren, van regelmatige patiëntenbesprekingen en/of besprekingen over de aanpassing van de verpleegplannen;5° de verantwoordelijke voor de stage in de stageinrichting moet het hoofd van de verpleegkundige dienst zijn of een gegradueerde verpleger die hem vertegenwoordigt of met hem aan de leiding van de dienst samenwerkt. § 2. Bij de keuze van de stageinrichting zal de school erover waken dat de leerlingen over een waaier van gezondheids- en/of ziektetoestanden en psycho-medisch-sociale aspecten alsmede over een diversiteit aan verpleegkundige zorgen beschikken die overeenstemmen met de verschillende stadia van de opleiding.

Tijdens de stages moeten de leerlingen de mogelijkheid krijgen om geleidelijk verpleegkundige zorgen te verstrekken in overeenstemming met hun vaardigheden.

De leerlingen moeten een methodische evaluatie van de verpleegkundige zorgen weten te maken.

De leerervaringen opgedaan door de leerlingen moeten met de docenten-verpleegkundigen/vroedvrouwen en, desgevallend, met de verpleger-hoofd van dienst besproken worden. § 4. Voor de keuze van de dienst of inrichting waar het klinisch onderwijs verstrekt wordt, kan de Minister van Gezondheid een afwijking verlenen van de vereisten opgenomen in de artikelen 2 en 4.

Dat geldt in het bijzonder voor nieuwe ervaringen in de gezondheidszorg.

Art. 5.Behalve bij een door de Minister van Gezondheid beoordeelde overmacht worden geen stages georganiseerd tijdens de kerst-, paas- en zomervakantie.

Voor de stage gelden volgende regels : 1° in het eerste en het tweede leerjaar mogen niet meer dan 10 uren zijn tussen het begin en het einde van de stagedag;2° in het derde leerjaar wordt ten minste 50 % van de stages georganiseerd overeenkomstig de arbeidstijdregeling die van toepassing is in de betrokken dienst of inrichting;3° slechts in de loop van het tweede en van het derde leerjaar mogen stages tijdens de weekeinden georganiseerd worden, met een maximum van 11 weekeinden verspreid over twee jaar. Voor de stage met nachtprestaties gelden volgende regels : 1° in het eerste en het tweede leerjaar mogen in geen geval 's nachts stages georganiseerd worden;2° in het derde leerjaar zullen de leerlingen nachtprestaties leveren : ten minste 4 keer en ten hoogste 8 keer;3° de nachtprestaties duren ten minste 8 uren;4° het toezicht waarin artikel 3, 1° van dit besluit voorziet, geldt niet voor stages die 's nachts of tijdens het weekeinde georganiseerd worden;5° tijdens de nachtprestaties staat de leerling onder het effectieve toezicht van een aanwezige verpleger van de betrokken dienst of inrichting. Het klinisch onderwijs dat gedurende de dag of de nacht georganiseerd wordt, mag geen belemmering vormen voor het bijwonen van de lessen.

Het mag ook niet indruisen tegen de geldende arbeidstijdregeling van de betrokken sector. HOOFDSTUK III. - Spreiding van het klinisch onderwijs

Art. 6.Het klinisch onderwijs van de leerjaren leidend tot het bekomen van het brevet in verpleegkundige verzorging moet ten minste 2.240 stagelestijden van 50 minuten omvatten die over drie leerjaren verspreid zijn.

Art. 7.In ieder van de stagegebieden bedoeld onder de artikels 9, 10 en 11 mogen studiebezoeken georganiseerd worden voor zover de leerlingen hierover een schriftelijk verslag maken. Het totaal aantal eraan bestede uren mag 150 uren niet overschrijden, verspreid over drie jaar.

De toelating vermeld in artikel 2, lid 3 van dit besluit is niet vereist voor studiebezoeken buiten de landsgrenzen.

Art. 8.Een stagestaat wordt voor elk leerling door de school opgesteld. Na het met vrucht gevolgde derde leerjaar leidend tot het bekomen van het brevet in verpleegkundige verzorging wordt deze stagestaat voor elk leerling aan de bevoegde inspectie voorgelegd die ze waarmerkt.

Art. 9.In het eerste leerjaar leidend tot het bekomen van het brevet in verpleegkundige verzorging omvat het klinisch onderwijs ten minste 640 lestijden algemene verpleegkundige verzorging, verdeeld als volgt : 1° ten minste 320 lestijden bij volwassenen die in de dienst « geneeskunde » of « heelkunde » van een ziekenhuis opgenomen zijn;2° ten minste 80 lestijden bij bejaarden in rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen en in dagcentra voor bejaarden, behalve de geriatrische en psycho-geriatrische diensten;3° ten minste 40 lestijden bij gezonde kinderen.Deze lestijden kunnen georganiseerd worden in kribben, peutertuinen, kleuterscholen, kindertehuizen of bij raadplegingen gericht op de gezondheidseducatie; 4° 200 lestijden, bepaald door de school, die in de diensten bedoeld onder de punten 1 tot 3 of in andere, in overleg met de bevoegde inspectie gekozen diensten kunnen worden verricht.

Art. 10.In het tweede leerjaar omvat het klinisch onderwijs ten minste 760 lestijden verpleegkundige verzorging, verdeeld als volgt : 1° ten minste 160 lestijden bij volwassenen die in de dienst « geneeskunde » van een ziekenhuis opgenomen zijn;2° ten minste 160 lestijden bij volwassenen die in de dienst « heelkunde » van een ziekenhuis opgenomen zijn;3° ten minste 80 lestijden bij bejaarden in geriatrische en psycho-geriatrische diensten;4° ten minste 120 lestijden verpleegkunde bij moeder en pasgeborene enerzijds en bij kinderen die ziek zijn of in een ziekenhuis moeten worden opgenomen anderzijds.Deze lestijden moeten in de obstetrische en pediatrische diensten verricht worden; 5° ten minste 80 lestijden geestelijke gezondheidszorg en psychiatrie in psychiatrische klinieken en diensten, in psychiatrische tehuizen, in initiatieven van beschut wonen en bij raadplegingen;6° 160 lestijden, bepaald door de school, die in de diensten bedoeld onder de punten 1 tot 5 of in andere, in overleg met de bevoegde inspectie gekozen diensten kunnen worden verricht.

Art. 11.In het derde leerjaar omvat het klinisch onderwijs ten minste 840 lestijden verpleegkundige verzorging, verdeeld als volgt : 1° ten minste 200 lestijden bij volwassenen die in de dienst « geneeskunde » van een ziekenhuis opgenomen zijn;2° ten minste 200 lestijden bij volwassenen die in de dienst « heelkunde » van een ziekenhuis opgenomen zijn.Indien de studenten in de operatiekamer werkzaam zijn, moeten ze daar ten minste 40 lestijden verrichten; 3° ten minste 80 lestijden bij bejaarden in rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, in dagcentra voor bejaarden en in geriatrische en psycho-geriatrische diensten;4° ten minste 80 lestijden geestelijke gezondheidszorg en psychiatrie in psychiatrische klinieken en diensten, in psychiatrische tehuizen, in initiatieven van beschut wonen en bij raadplegingen;5° ten minste 80 lestijden bij personen die thuis verzorgd worden door de verplegers van de diensten voor thuiszorg;6° 200 lestijden naar keuze, waaronder 80 door de studenten bepaald worden.Deze lestijden moeten worden verricht in één van de disciplines vermeld in de artikelen 9, 10 en 11 of in andere, in overleg met de bevoegde inspectie gekozen disciplines. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 12.Dit besluit heeft geleidelijk, jaar na jaar uitwerking m.i.v. 29 augustus 1994 voor de scholen en m.i.v. 1 januari 1995 voor de examencommissie.

Het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 6 juli 1994 tot vaststelling van de bepalingen betreffende de stages die met het oog op het verkrijgen van een brevet van ziekenhuisassistent en van het brevet van verpleger moeten worden gemaakt, wordt geleidelijk, jaar na jaar opgeheven, te beginnen met het eerste leerjaar tijdens het schooljaar 1994-1995 voor de scholen en met het eerste leerjaar tijdens het jaar 1995 voor de examencommissie.

Art. 13.De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, en de Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 10 juli 1997.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, W. SCHRÖDER

^