Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 13 maart 2008
gepubliceerd op 06 mei 2008

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van verschillende statutaire en geldelijke bepalingen betreffende het personeel van het Ministerie en van de paragemeenschappelijke inrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2008033033
pub.
06/05/2008
prom.
13/03/2008
ELI
eli/besluit/2008/03/13/2008033033/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 MAART 2008. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van verschillende statutaire en geldelijke bepalingen betreffende het personeel van het Ministerie en van de paragemeenschappelijke inrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap


De Regering van de Duitstalige gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, vervangen bij de wet van 8 augustus 1988;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wet van 24 december 2002;

Gelet op de wet van 18 februari 1977 houdende de bepalingen betreffende de openbare Radio- en Televisiedienst, inzonderheid op artikel 7, § 5, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 1986;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54, vervangen bij de wet van 18 juli 1990;

Gelet op het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een « Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de decreten van 29 juni 1998 en 16 december 2003, en artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 16 december 2003;

Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO'S, inzonderheid op artikel 24, § 1, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2000;

Gelet op het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een Dienst voor arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 28 december 1994 houdende reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de gemeenschappelijke en gewestelijke dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling (FOREm/GRABA), inzonderheid op artikel 26, § 3, 4°;

Gelet op het besluit van de Regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 4, aangevuld bij het besluit van de Regering van 19 oktober 2006;

Gelet op het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 27 april 2000, 18 februari 2002, 18 november 2002, 20 februari 2003, 17 juli 2003, 11 december 2003, 9 december 2004, 10 maart 2005, 19 oktober 2006 en 5 juli 2007;

Gelet op het besluit van 10 maart 1999 tot vastlegging van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van het « Belgisches Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft » (Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap), inzonderheid op artikel 99;

Gelet op het besluit van de Regering van 7 juni 2001 houdende organisatie van de organismen van openbaar nut der Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren ervan, inzonderheid op artikel 15.3, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 11 december 2003, en artikel 15.15, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 5 juli 2007;

Gelet op het besluit van de Regering van 5 juni 2003 betreffende het vakantiegeld toegekend aan de personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en van de paragemeenschappelijke instellingen van de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 3, lid 1, 3°;

Gelet op het protocol nr. S9/2007 van 15 oktober 2007 van het Sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 oktober 2007;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, gegeven op 26 oktober 2007;

Gelet op het advies 43.846/3 van de Raad van State, gegeven op 4 december 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 28 december 1994 houdende reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de gemeenschappelijke en gewestelijke dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling (FOREm/GRABA)

Artikel 1.Artikel 26, § 3, 4°, van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 28 december 1994 houdende reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de gemeenschappelijke en gewestelijke dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling (FOREm/GRABA) wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° bijkomend jaarlijks vakantieverlof : Een bijkomend verlofdag wordt toegekend wanneer het personeelslid de leeftijd bereikt van : - 45 jaar; - 50 jaar; - 55 jaar; - 58 jaar; - 60 jaar; - 61 jaar; - 62 jaar; - 63 jaar; - 64 jaar. » HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 2.Artikel 4 van het besluit van de Regering van 20 november 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, aangevuld bij het besluit van 19 oktober 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 4 - Het personeelslid moet, voor zover het zich na afloop van de in het formulier bepaalde afwezigheidsduur nog niet in staat voelt om de dienst te hervatten, opnieuw handelen volgens de procedure bepaald in artikel 3, § 3. Het onderzoek bij een arts naar eigen keuze vindt ten laatste op de eerste dag na afloop van de in het formulier bepaalde afwezigheidsduur plaats. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren

Art. 3.Artikel 41, § 1, van het besluit van de Regering van 27 december 1996 houdende organisatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren, gewijzigd bij het besluit van 27 april 2000 en vervangen bij het besluit van 5 juli 2007, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1 - In afwijking van artikel 39 verricht het bevoegde afdelingshoofd de evaluatie zonder ander gesprek dan het gesprek bepaald in artikel 39, § 1, lid 3, noch verslag voor de ambtenaren wier hij de onmiddellijke hiërarchische meerdere is. »

Art. 4.Artikel 73, § 2, lid 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van 20 februari 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2 - Worden bovendien beschouwd als in aanmerking komende diensten, gepresteerd vóór de indiensttreding in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, de werkelijke diensten die in het kader van een arbeidsovereenkomst of van een publiekrechtelijke benoeming of aanstelling bij een private of openbare werkgever in België of in het buitenland, alsmede in het kader van een vrij beroep of als zelfstandige gepresteerd zijn. »

Art. 5.In artikel 74, § 2, lid 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van 20 februari 2003 en gewijzigd bij het besluit van11 december 2003, wordt punt 1° opgeheven.

Art. 6.In artikel 105, lid 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van 11 december 2003, worden de punten 4° en 5° ingevoegd, luidend als volgt : « 4° vanaf 55 jaar : 29 dagen; 5° vanaf 58 jaar : 30 dagen.»

Art. 7.Artikel 174 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van 11 december 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 174 - De dienstvrijstelling wordt voor de duur van de opdracht verleend, t.w. hoogstens zes jaar, behalve bij gerechtvaardigd geval en bij door het afdelingshoofd toegekende dienovereenkomstige afwijking. »

Art. 8.De bijlage II bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 18 november 2002, wordt door de bijlage I bij dit besluit vervangen, wat de niveaus IV en III betreft.

Art. 9.De bijlage II bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 18 november 2002, wordt door de bijlage II bij dit besluit vervangen, wat het niveau II betreft.

Art. 10.De bijlage II bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 18 november 2002, wordt door de bijlage III bij dit besluit vervangen, wat het niveau II+ betreft.

Art. 11.De bijlage II bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 18 november 2002, wordt vervangen door de bijlage IV bij dit besluit vervangen, wat het niveau I betreft. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het besluit van de Regering van 10 maart 1999 tot vastlegging van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van het « Belgisches Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft » (Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap)

Art. 12.Artikel 99, lid 3, van het besluit van de Regering van 10 maart 1999 tot vastlegging van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van het « Belgisches Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft" (Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap), wordt vervangen door de volgende bepaling : « De ambtenaren genieten volgende bijkomende verlofdagen naargelang hun leeftijd : - op 55 jaar : 1 werkdag; - op 58 jaar : 2 werkdagen; - op 60 jaar : 3 werkdagen; - op 61 jaar : 4 werkdagen; - op 62 jaar : 5 werkdagen; - op 63 jaar : 6 werkdagen; - op 64 jaar : 7 werkdagen.

Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 146.1 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 146.1 - De geldelijke anciënniteit van een ambtenaar bestaat, voor de tussentijdse verhogingen waarin artikel 3 voorziet, uit het geheel van de in aanmerking komende diensten. »

Art. 14.In hetzelfde besluit wordt een artikel 146.2 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 146.2 - § 1 - Worden als in aanmerking komende diensten beschouwd, de diensten die in het kader van een publiekrechtelijke benoeming of van een arbeidsovereenkomst bij het BRF gepresteerd zijn. § 2 - Worden bovendien beschouwd als in aanmerking komende diensten, gepresteerd vóór de indiensttreding bij het BRF, de werkelijke diensten die in het kader van een arbeidsovereenkomst of van een publiekrechtelijke benoeming of aanstelling bij een private of openbare werkgever in België of in het buitenland, alsmede in het kader van een vrij beroep of als zelfstandige gepresteerd zijn.

Wat de diensten gepresteerd bij een private werkgever, in het kader van een vrij beroep of als zelfstandige betreft, worden in totaal ten hoogste 3 jaar in aanmerking genomen vanaf 1 januari 2008, 6 jaar vanaf 1 januari 2009 en 10 jaar vanaf 1 januari 2010.

Boven de maximale grens van 10 jaar bepaald in het tweede lid kan de raad van beheer elke andere diensten als in aanmerking komende diensten erkennen, voor zover het om een nuttige beroepservaring gaat en dit in de oproep tot de kandidaten vermeld is. § 3 - De werkelijke diensten die in het kader van programma's ter bevordering van de werkgelegenheid bij het BRF gepresteerd zijn, worden met de in § 1 bedoelde diensten gelijkgesteld. § 4 - De werkelijke diensten gepresteerd bij andere instellingen van algemeen nut die onder het Belgisch recht, het recht van een EU-lidstaat of het Europees recht ressorteren en waarin de openbare hand een meerderheidsdeelneming heeft of waarvan de federale Staat of de Duitstalige Gemeenschap lid zijn, worden met de in § 1 bedoelde diensten gelijkgesteld. »

Art. 15.In hetzelfde besluit wordt een artikel 146.3 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 146.3 - § 1 - Een ambtenaar verricht werkelijke diensten zolang hij zich in een administratieve stand bevindt op grond waarvan hij - krachtens zijn statuut - recht heeft op zijn activiteitswedde of ten minste zijn aanspraak op tussentijdse verhogingen overeenkomstig zijn weddeschaal behoudt. § 2 - Een contractueel personeelslid verricht werkelijke diensten zolang de uitvoering van de overeenkomst niet geschorst is, wat de niet-betaling van zijn wedde tot gevolg zou hebben.

In afwijking van het eerste lid wordt in volgende gevallen de duur van de schorsing als werkelijke dienst in aanmerking genomen : 1° de afwezigheden in het kader van een geboorte zoals bepaald in de artikelen 39 en 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971;2° de afwezigheid wegens een georganiseerde werkonderbreking;3° de afwezigheid in het kader van een loopbaanonderbreking;4° het ouderschapsverlof;5° de dienstvrijstelling voor opdracht overeenkomstig artikel 123.»

Art. 16.In hetzelfde besluit wordt een artikel 146.4 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 146.4 - Zowel voltijdse als deeltijdse diensten worden in aanmerking genomen. De periodes van deeltijdse en voltijdse diensten worden op dezelfde wijze in aanmerking genomen. »

Art. 17.In hetzelfde besluit wordt een artikel 146.5 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 146.5 - Slechts volledige kalendermaanden worden voor de berekening in aanmerking genomen. »

Art. 18.In hetzelfde besluit wordt een artikel 146.6 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 146.6 - De berekening van de geldelijke anciënniteit begint voor de ambtenaren van de niveaus IV, III en II met ingang van hun 18e, voor de ambtenaren van het niveau II+ met ingang van hun 21e, en voor de ambtenaren van het niveau I met ingang van hun 22e jaar.

Indien de verjaardag van de ambtenaar niet op de eerste van de maand valt, dan wordt de eerste dag van de volgende maand in aanmerking genomen voor de berekening van de leeftijd. »

Art. 19.In hetzelfde besluit wordt een artikel 146.7 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 146.7 - De overgang van een ambtenaar naar een ander niveau heeft tot gevolg dat er voor de berekening van de geldelijke anciënniteit rekening wordt gehouden met de leeftijd die in artikel 146.6 aan het nieuwe niveau is verbonden. »

Art. 20.De bijlage 3 bij hetzelfde besluit wordt door de bijlage V bij dit besluit vervangen, wat de niveaus IV en III betreft.

Art. 21.De bijlage 3 bij hetzelfde besluit wordt door de bijlage VI bij dit besluit vervangen, wat het niveau II betreft.

Art. 22.De bijlage 3 bij hetzelfde besluit wordt door de bijlage VII bij dit besluit vervangen, wat het niveau I betreft. HOOFDSTUK V. - Wijziging van het besluit van de Regering van 7 juni 2001 houdende organisatie van de organismen van openbaar nut der Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren ervan

Art. 23.Artikel 15.3 van het besluit van de Regering van 7 juni 2001 houdende organisatie van de organismen van openbaar nut der Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren ervan, ingevoegd bij het besluit van 11 december 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 15.3 - In de artikelen 105, 121, 137, tweede lid, 139, 159, 162, 170, 174 en 187 van bovenvermeld besluit van 27 december 1996 dient onder « afdelingshoofd » « afgevaardigde directeur » te worden verstaan. »

Art. 24.Artikel 15.15 van het besluit van de Regering van 7 juni 2001 houdende organisatie van de organismen van openbaar nut der Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren ervan, ingevoegd bij het besluit van 5 juli 2007, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 15.15 - Artikel 87.2, § 1, van het bovenvermeld besluit van 27 december 1996 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1 - Op voorstel van de directieraad kan de afgevaardigde directeur een toelage toekennen aan een personeelslid dat managements- of stafopdrachten in een bepaald werkgebied vervult.

Onder personeelslid verstaat men een contractueel personeelslid, een stagiaire of een ambtenaar van de inrichting of een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs of van het gesubsidieerd officieel resp. vrij onderwijs dat in de betrokken inrichting een bijzondere opdracht vervult.

De Regering bepaalt, per inrichting, het maximaal aantal toelagen dat kan worden toegekend.

De toelage beloopt 357,09 EUR per maand voor een voltijdse betrekking.

De toelage wordt tegelijk met de maandwedde uitbetaald. Bij deeltijdse betrekking wordt het bedrag naar rato verminderd.

Wordt geen effectieve dienst tijdens ten minste 30 opeenvolgende dagen gepresteerd, dan wordt de toelage voor de duur van de afwezigheid geschrapt.

Het bedrag vermeld in het vierde lid is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer bedoeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De spilindex bij de inwerkingtreding van het besluit is 138,01. »

Art. 25.In hetzelfde besluit wordt een artikel 15.16 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 15.16 - Artikel 87.3, lid 2, van het bovenvermeld besluit van 27 december 1996 wordt vervangen door de volgende bepaling : « In afwijking van lid 1 schrapt de afgevaardigde directeur vroegtijdig de toelage op advies of op voostel van de directieraad, als het personeelslid geen managements- of stafopdracht meer vervult. » HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het besluit van de Regering van 5 juni 2003 betreffende het vakantiegeld toegekend aan de personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en van de paragemeenschappelijke instellingen van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 26.In artikel 3, lid 1, 3°, van het besluit van de Regering van 5 juni 2003 betreffende het vakantiegeld toegekend aan de personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en van de paragemeenschappelijke instellingen van de Duitstalige Gemeenschap wordt het laatste zinsdeel vervangen door de volgende bepaling : « P = percentage dat voor de personeelsleden van de verschillende niveaus als volgt is vastgelegd : 1. voor de niveaus IV en III 92 % vanaf 2008 2.voor het niveau II a) 85 % in 2008 b) 92 % vanaf 2009 3.voor het niveau II+ a) 80 % in 2008 en 2009 b) 85 % vanaf 2010 4.voor het niveau I a) 75 % in 2008 en 2009 b) 80 % vanaf 2010. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 27.De artikelen 1 en 6 hebben uitwerking op 1 januari 2008.

De artikelen 8 en 20 treden in werking op 1 januari 2009.

De artikelen 9 en 21 treden in werking op 1 januari 2010.

Artikel 10 treedt in werking op 1 januari 2011.

De artikelen 11 en 22 treden in werking op 1 januari 2012.

Art. 28.De Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 13 maart 2008.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ

Bijlagen bij het besluit van de Regering van 13 maart 2008

Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om bij het besluit van de Regering van 13 maart 2008 te worden gevoegd.

Eupen, 13 maart 2008.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Ministerpresident, Minister van de Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ

^