Etaamb.openjustice.be
Document van 20 juni 2017
gepubliceerd op 07 juli 2017

Besluit van de Regering betreffende mobiliteitshulpmiddelen

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2017203552
pub.
07/07/2017
prom.
20/06/2017
ELI
eli/besluit/2017/06/20/2017203552/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP


20 JUNI 2017. - Besluit van de Regering betreffende mobiliteitshulpmiddelen


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 4 juni 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/06/2007 pub. 11/09/2007 numac 2007033054 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen sluiten betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden, de seniorenresidenties en de psychiatrische verzorgingstehuizen, artikel 5, § 3, gewijzigd bij de decreten van 13 februari 2012 en 25 februari 2013, artikel 10, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2008 en 15 maart 2010, en artikel 12, § 2, gewijzigd bij het decreet van 20 februari 2017;

Gelet op het decreet van 13 december 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/12/2016 pub. 30/01/2017 numac 2017200237 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven sluiten tot oprichting van een Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven, artikel 8, tweede lid, artikel 9, artikel 10, artikel 18, § 1, en artikel 45, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 september 1984Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/09/1984 pub. 16/12/2013 numac 2013000795 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;

Gelet op het besluit van de Regering van 26 februari 1997 over de erkenningsvoorwaarden voor woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven, gegeven op 10 maart 2017;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 31 maart 2017;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 4 april 2017;

Gelet op het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 24 mei 2017;

Gelet op advies 61.413/3 van de Raad van State, gegeven op 31 mei 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het advies van de Adviescommissie voor de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en voor de thuishulp, gegeven op 8 maart 2017;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Bejaarden, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 - Dit besluit is van toepassing op de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven, op de organiserende instanties van bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen die mobiliteitshulpmiddelen ter beschikking stellen van de gebruikers, alsook op de gebruikers die een beroep doen op dit aanbod.

Art. 2 - Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° mobiliteitshulpmiddelen : medische hulpmiddelen die volgens de ISO 9999-norm als technische hulpmiddelen worden beschouwd en speciaal bestemd zijn om de lichamelijke mobiliteit van gebruikers te ondersteunen.Mobiliteitshulpmiddelen hebben tot doel een mobiliteitsbeperkend letsel, een mobiliteitsbeperkende vaardigheidsstoornis of een mobiliteitsbeperkende beperking van de gebruiker te verhinderen, te compenseren, te verlichten of te neutraliseren. Producten en technologieën die gebruikers in het dagelijks leven ondersteunen, functionele stimulatoren, communicatie vereenvoudigende systemen en omgevingsbedieningssystemen vallen niet onder dit begrip; 2° standaardhulpmiddelen : volgende mobiliteitshulpmiddelen die niet aangepast hoeven te worden aan de behoeften van de gebruiker : a) manuele rolstoel : voortbewegingsmiddel in de vorm van een stoel op vier wielen, met voet- en/of beensteunen, dat een begeleidende persoon of de gebruiker zelf kan bewegen door de rolstoel aan te duwen;b) looprek : loophulpmiddel dat drie of vier poten met of zonder wielen heeft en dat handgrepen heeft waarop de gebruiker kan steunen om zich voort te bewegen;c) antidecubituszitkussen : kussen dat de druk van het lichaamsgewicht van de gebruiker verdeelt om letsels en ontstekingen van het weefsel te voorkomen die kunnen ontstaan door doorzitwonden;3° aanpasbare hulpmiddelen : mobiliteitshulpmiddelen die via standaardopties aan de behoeften van de gebruiker kunnen worden aangepast;4° hulpmiddelen op maat : mobiliteitshulpmiddelen die niet via standaardopties, maar door vervaardiging op maat kunnen worden aangepast aan de individuele behoeften van de gebruiker en die enkel en alleen voor gebruik door de betrokken gebruiker bestemd zijn;5° gebruikers : de personen bedoeld in artikel 3, 3°, van het decreet van 13 december 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/12/2016 pub. 30/01/2017 numac 2017200237 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven sluiten tot oprichting van een Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven die een beperking van de mobiliteit hebben of dreigen te hebben;6° leveranciers : volgende personen : a) bandagisten;b) elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die mobiliteitshulpmiddelen vervaardigt en overeenkomstig artikel 85bis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 19/12/2008 numac 2008001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 10/12/2007 numac 2007000977 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2007 sluiten tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, over de nodige uitrusting en het nodige gereedschap beschikt om die mobiliteitshulpmiddelen aan te passen en te herstellen;c) een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is en volgens de daar toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen het recht heeft mobiliteitshulpmiddelen of gelijkwaardige hulpmiddelen te vervaardigen, respectievelijk te verstrekken en aan de behoeften van de gebruikers aan te passen;7° Dienst : de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven;8° bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen : het zorgaanbod vermeld in artikel 2, § 1, 1° en 6°, van het decreet van 4 juni 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/06/2007 pub. 11/09/2007 numac 2007033054 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen sluiten betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden, de seniorenresidenties en de psychiatrische verzorgingstehuizen;9° Minister : de minister bevoegd voor Bejaarden, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden;10° departement : het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Gezondheid en Bejaarden;11° case manager : een personeelslid van de Dienst dat de op de behoeften afgestemde en passende ondersteuning, begeleiding, stimulering en verzorging van de gebruiker organiseert.Het is zijn taak samen met de gebruiker een doelgerichte samenwerkingsregeling te plannen, te organiseren en te evalueren die op de concrete ondersteuningsbehoefte van de gebruiker afgestemd is; 12° RIZIV : het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. HOOFDSTUK 2 - DE VERSTREKKING VAN HULPMIDDELEN DOOR DE DIENST Afdeling 1 - Gemeenschappelijke bepalingen Art. 3 - Na een aanvraag van de gebruiker bij de Dienst analyseert de Dienst welke mobiliteitshulpmiddelen de gebruiker specifiek nodig heeft. De Dienst bepaalt welke van de volgende procedures voor het bepalen van de behoefte en voor het verstrekken van een mobiliteitshulpmiddel ingeleid wordt : 1° de procedure om standaardhulpmiddelen te verstrekken, vastgelegd in afdeling 2;2° de procedure om aanpasbare hulpmiddelen te verstrekken, vastgelegd in afdeling 3;3° de procedure om hulpmiddelen op maat te verstrekken, vastgelegd in afdeling 4. Art. 4 - Mobiliteitshulpmiddelen worden alleen verstrekt op voorschrift van een arts; dat voorschrift is bij de eerste aanvraag bij de Dienst niet ouder dan twee maanden en bij een vernieuwing van de mobiliteitshulpmiddelen niet ouder dan zes maanden.

Art. 5 - Indien uit het eerste contact en de behoefteanalyse blijkt dat de gebruiker een acute behoefte aan een mobiliteitshulpmiddel heeft, zorgt de Dienst ervoor dat de gebruiker op korte termijn een mobiliteitshulpmiddel krijgt dat hij kan gebruiken tot hij, na de afsluiting van één van de procedures vermeld in artikel 3, een definitief mobiliteitshulpmiddel heeft gekregen.

Art. 6 - Voor de hele duur waarin hem mobiliteitshulpmiddelen ter beschikking worden gesteld, richt de gebruiker alle aanvragen in verband met herstellingen, nodige aanpassingen en vernieuwing van de mobiliteitshulpmiddelen aan de Dienst.

Binnen de perken van zijn mogelijkheden zorgt de Dienst ervoor dat de herstelling wordt uitgevoerd en dat een overgangsoplossing wordt geboden door op korte termijn een mobiliteitsmiddel ter beschikking te stellen tot het eigenlijke mobiliteitshulpmiddel van de gebruiker hersteld is.

Art. 7 - Met het oog op de subsidiëring van de aankoop legt de Dienst, voor elk specifiek mobiliteitshulpmiddel, een voorstel over het bedrag van de subsidie of over de tegemoetkoming in de kosten ter goedkeuring voor aan de Minister. Het door de Minister goedgekeurde bedrag of de door de Minister goedgekeurde tegemoetkoming in de kosten is voor de Dienst doorslaggevend.

Art. 8 - § 1 - Bij de Dienst wordt een multidisciplinair team opgericht. § 2 - Het multidisciplinair team beslist over : 1° de aanbeveling vermeld in artikel 14;2° de deskundigenadviezen vermeld in de artikelen 24 en 32. § 3 - Het multidisciplinair team bestaat uit de volgende personen : 1° een arts-specialist die op honorariumbasis werkt;2° een bij de Dienst aangestelde ergotherapeut;3° een bij de Dienst aangestelde maatschappelijk assistent;4° een personeelslid van de Dienst dat beschikt over paramedische of pedagogische kwalificaties. Het multidisciplinair team kan aanvullende deskundigen met raadgevende stem voor zijn vergaderingen uitnodigen. § 4 - Het multidisciplinair team kan rechtsgeldig beraadslagen en besluiten als de arts vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1°, en twee andere leden aanwezig zijn.

De besluiten van het multidisciplinair team worden genomen bij absolute meerderheid van de uitgebrachte stemmen. § 5 - De raad van bestuur van de Dienst wijst de leden van het multidisciplinair team aan.

Art. 9 - § 1 - De financiële en administratieve betrekkingen tussen de leverancier enerzijds en de Dienst anderzijds kunnen geregeld worden via overeenkomsten.

In de overeenkomsten vermeld in het eerste lid wordt minstens het volgende vastgelegd: de prijs van de mobiliteitshulpmiddelen, de leveringstermijnen, de adviesverlening en de door de leverancier te leveren diensten. § 2 - Indien de verstrekking van het mobiliteitshulpmiddel in kwestie geregeld wordt via een in § 1 vermelde overeenkomst, subsidieert de Dienst de aankoop van dat mobiliteitshulpmiddel alleen als het wordt aangekocht bij een leverancier die zo'n overeenkomst met de Dienst heeft gesloten.

Art. 10 - § 1 - Voor de uitvoering van de procedure vastgelegd in de afdelingen 2 tot 4 betaalt de Dienst - voor gebruikers die een verzekering ter dekking van de kosten van mobiliteitshulpmiddelen of gelijkwaardige hulpmiddelen hebben gesloten - de subsidie alleen dan wanneer de verzekering de kosten voor de verstrekking van het mobiliteitshulpmiddel in kwestie niet draagt.

De gebruiker levert aan de Dienst het bewijs dat de kosten niet door de verzekering gedragen worden. § 2 - Indien de verzekering een deel van de kosten voor de verstrekking van mobiliteitshulpmiddelen draagt, betaalt de Dienst aan de gebruiker het verschilbedrag tussen de subsidie van de Dienst en de gedeeltelijke tegemoetkoming in de kosten die de verzekering betaalt.

De gebruiker levert aan de Dienst het bewijs van de werkelijke tegemoetkoming in de kosten die de verzekering betaalt.

Afdeling 2 - Verstrekking van standaardhulpmiddelen Onderafdeling 1 - Algemene verstrekkingsprocedure Art. 11 - Overeenkomstig de procedure bepaald in deze onderafdeling kan de Dienst ofwel de aankoop van standaardhulpmiddelen subsidiëren, ofwel standaardhulpmiddelen aan de gebruiker uitlenen.

Art. 12 - Nadat de Dienst overeenkomstig artikel 3 heeft vastgelegd dat aan de gebruiker standaardhulpmiddelen worden verstrekt, voert een bij de Dienst aangestelde case manager een gesprek met de gebruiker om de behoefte aan een verstrekking van mobiliteitshulpmiddelen te bepalen. Dit gesprek vindt plaats bij de gebruiker thuis of, als de gebruiker dit wenst, in de Dienst.

Tijdens dat gesprek : 1° noteert de case manager de aanvraag van de gebruiker;2° geeft de gebruiker aan de case manager het voorschrift van de arts voor een mobiliteitshulpmiddel;3° voeren de case manager en de gebruiker een adviesgesprek om te bepalen wat de gebruiker precies nodig heeft en om een passend standaardhulpmiddel te vinden;4° wordt de gebruiker ingelicht over de draagwijdte van artikel 9. Art. 13 - Voor de nauwkeurige behoefteanalyse en de verdere behandeling van de aanvraag kan de case manager namens en voor rekening van de Dienst de volgende persoonsgebonden gegevens over de gebruiker verzamelen, verwerken en in voorkomend geval navragen bij de behandelende arts van de gebruiker : 1° naam, voornaam, rijksregisternummer, geboortedatum, woonplaats, burgerlijke staat, telefoonnummer en e-mailadres;2° naam, voornaam, woonplaats, telefoonnummer en e-mailadres van diens vertegenwoordiger;3° de vermelding of de gebruiker aangesloten is bij een verzekering als bedoeld in artikel 10;4° gezinssamenstelling en familiale situatie;5° opsomming en beschrijving van de hobby's en interesses;6° aard en beschrijving van de aandoening of beperking die de mobiliteit beperkt, alsook de daarmee verbonden risicofactoren, in voorkomend geval door overlegging van een medisch verslag;7° opsomming van de activiteiten die door de aandoening of beperking niet meer zelfstandig kunnen worden uitgevoerd;8° beschrijving van het verloop van de dag, wat mobiliteit betreft;9° bekwaamheden en vaardigheden die voor de mobiliteit noodzakelijk zijn. De gegevens vermeld in het eerste lid kunnen gedurende tien jaar verwerkt en bewaard worden, onverminderd andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaringstermijn voorzien.

Art. 14 - Na het huisbezoek doet de case manager, in samenwerking met de leverancier, een aanbeveling omtrent de vraag welk standaardhulpmiddel aan de gebruiker moet worden verstrekt en omtrent de vraag of de aankoop van dat hulpmiddel moet worden gesubsidieerd, dan wel of dat hulpmiddel moet worden uitgeleend.

Art. 15 - Het multidisciplinair team onderzoekt de aanbeveling en neemt een beslissing ter zake binnen een termijn van vijftien werkdagen na afgifte van de aanbeveling. Die termijn wordt echter opgeschort tot alle inlichtingen en documenten vermeld in artikel 13 voorhanden zijn.

De beslissing kan van de aanbeveling afwijken.

Indien geen beslissing wordt genomen binnen de termijn gesteld in het eerste lid, dan wordt de aanbeveling als goedgekeurd beschouwd.

Art. 16 - Wijst het multidisciplinair team de aanbeveling af, dan brengt de Dienst die afwijzing per aangetekende brief ter kennis van de gebruiker.

De beslissing bevat : 1° de redenen voor de afwijzing;2° de mogelijkheid om de klachtenprocedure vermeld in afdeling 5 te doorlopen;3° de bevoegde instanties waar een klacht kan worden ingediend of beroep kan worden ingesteld. Art. 17 - In geval van een gunstige beslissing deelt de Dienst die beslissing mee aan de gebruiker.

De beslissing bevat : 1° welk standaardhulpmiddel aan de gebruiker verstrekt moeten worden;2° of de aankoop van dat hulpmiddel gesubsidieerd moet worden, dan wel of dat hulpmiddel uitgeleend moet worden;3° dat de gebruiker de leverancier van het hulpmiddel mag kiezen als de aankoop van het hulpmiddel gesubsidieerd wordt. Art. 18 - § 1 - Als de aankoop gesubsidieerd wordt, kiest de gebruiker een leverancier en vraagt een kostenraming aan. De case manager ondersteunt hem daarbij, ofwel door gewoon advies te geven, ofwel door hem te helpen bij het invullen van de nodige formulieren en documenten. § 2 - De gebruiker legt de kostenraming ter goedkeuring voor aan de Dienst.

Indien de Dienst instemt met de kostenraming, deelt hij de gebruiker die beslissing mee.

In de gunstige beslissing wordt het bedrag van de subsidie vermeld. § 3 - Indien de Dienst niet instemt met de kostenraming, brengt hij die afwijzing per aangetekende brief ter kennis van de gebruiker.

In de afwijzingsbeslissing worden de gegevens vervat in artikel 16, tweede lid, vermeld. § 4 - Bij een gunstige beslissing bestelt de gebruiker het standaardhulpmiddel bij de door hem gekozen leverancier. De case manager ondersteunt hem daarbij, ofwel door gewoon advies te geven, ofwel door hem te helpen bij het invullen van de nodige formulieren en documenten.

Art. 19 - In geval van uitlening stelt de Dienst het standaardhulpmiddel ter beschikking.

Na terbeschikkingstelling van het hulpmiddel wordt dit hulpmiddel aan de gebruiker uitgeleend tot de gebruiker het niet meer nodig heeft.

Indien de Dienst al een passend standaardhulpmiddel in zijn bezit heeft, wordt dat hulpmiddel direct aan de gebruiker uitgeleend, zonder dat de gebruiker de leverancier kiest.

Onderafdeling 2 - Vereenvoudigde procedure voor het verstrekken van loophulpmiddelen Art. 20 - In afwijking van de bepalingen van onderafdeling 1 kan de gebruiker een loophulpmiddel bij een leverancier naar keuze bestellen op eenvoudige overlegging van het voorschrift van de arts.

Art. 21 - Na levering van het loophulpmiddel dient de leverancier de rekening en het voorschrift van de arts voor het op grond van artikel 20 geleverde loophulpmiddel in bij de Dienst.

De Dienst betaalt het bedrag van die rekening met inachtneming van artikel 9.

Afdeling 3 - Verstrekking van aanpasbare hulpmiddelen Art. 22 - Overeenkomstig de procedure bepaald in deze afdeling kan de Dienst ofwel de aankoop van aanpasbare hulpmiddelen subsidiëren, ofwel aanpasbare hulpmiddelen aan de gebruiker uitlenen.

Art. 23 - Nadat de Dienst overeenkomstig artikel 3 heeft vastgelegd dat aan de gebruiker aanpasbare hulpmiddelen worden verstrekt, voert een bij de Dienst aangestelde ergotherapeut een gesprek met de gebruiker om de behoefte aan een verstrekking van mobiliteitshulpmiddelen te bepalen. Dit gesprek vindt plaats bij de gebruiker thuis of, als de gebruiker dit wenst, in de Dienst.

Tijdens dat gesprek : 1° noteert de ergotherapeut de aanvraag van de gebruiker;2° geeft de gebruiker aan de ergotherapeut het voorschrift van de arts voor een mobiliteitshulpmiddel;3° geeft de ergotherapeut advies aan de gebruiker over de mogelijkheden en verwachte ontwikkelingen van de ondersteuning met aanpasbare hulpmiddelen;4° wordt de gebruiker ingelicht over de draagwijdte van artikel 9. Om de aanvraag te noteren, kan de ergotherapeut de gegevens vermeld in artikel 13, overeenkomstig de nadere regels bepaald in dat artikel, namens en voor rekening van de Dienst verzamelen en verwerken.

Art. 24 - § 1 - Na het huisbezoek bepalen de ergotherapeut, een in opdracht van de Dienst handelende arts-specialist en de gebruiker de individuele behoefte van de gebruiker en zoeken een geschikt aanpasbaar hulpmiddel. § 2 - De arts-specialist en de ergotherapeut maken een protocol op over het adviesproces dat overeenkomstig § 1 werd doorlopen.

Op basis van dat adviesproces maken de ergotherapeut en de arts-specialist een deskundigenadvies op over de vraag welk aanpasbaar hulpmiddel aan de gebruiker verstrekt moet worden en over de vraag of de aankoop van dat hulpmiddel gesubsidieerd moet worden, dan wel of het hulpmiddel uitgeleend moet worden. Het deskundigenadvies bevat ten minste : 1° de aanvraag van de gebruiker;2° de vastgestelde behoeften van de gebruiker;3° de voorgestelde verstrekking en de redenen daarvoor;4° het standpunt van de gebruiker omtrent de voorgestelde verstrekking. § 3 - Nadat het deskundigenadvies is opgemaakt, kiest de gebruiker een leverancier die op basis van de noodzakelijke aanpassingen de passende, mogelijke mobiliteitshulpmiddelen voorstelt.

Art. 25 - Het multidisciplinair team onderzoekt het deskundigenadvies en neemt een beslissing ter zake binnen een termijn van vijftien werkdagen na afgifte van het deskundigenadvies. Die termijn wordt echter opgeschort tot alle inlichtingen en documenten vermeld in artikel 13 voorhanden zijn.

De beslissing kan van het deskundigenadvies afwijken.

Indien geen beslissing wordt genomen binnen de termijn gesteld in het eerste lid, dan wordt het deskundigenadvies als goedgekeurd beschouwd.

Art. 26 - In geval van afwijzing door het multidisciplinair team zijn de nadere regels bepaald in artikel 16 van toepassing.

Art. 27 - In geval van een gunstige beslissing zijn de nadere regels bepaald in artikel 17 van toepassing.

Art. 28 - § 1 - Als de aankoop gesubsidieerd wordt, vraagt de gebruiker een kostenraming aan bij de door hem gekozen leverancier. De ergotherapeut ondersteunt hem daarbij, ofwel door gewoon advies te geven, ofwel door hem te helpen bij het invullen van de nodige formulieren en documenten. § 2 - De gebruiker legt de kostenraming ter goedkeuring voor aan de Dienst.

Indien de Dienst instemt met de kostenraming, deelt hij de gebruiker die beslissing mee.

In de gunstige beslissing wordt het bedrag van de subsidie vermeld. § 3 - Indien de Dienst niet instemt met de kostenraming, brengt hij die afwijzing per aangetekende brief ter kennis van de gebruiker.

In de afwijzingsbeslissing worden de gegevens vervat in artikel 16, tweede lid, vermeld. § 4 - Bij een gunstige beslissing bestelt de gebruiker het aanpasbare hulpmiddel bij de door hem gekozen leverancier. De ergotherapeut ondersteunt hem daarbij, ofwel door gewoon advies te geven, ofwel door hem te helpen bij het invullen van de nodige formulieren en documenten.

Art. 29 - In geval van uitlening stelt de Dienst het aanpasbare hulpmiddel ter beschikking, overeenkomstig de bepalingen vervat in artikel 19.

Afdeling 4 - Verstrekking van hulpmiddelen op maat Art. 30 - De Dienst kan de aankoop van hulpmiddelen op maat subsidiëren volgens de procedure bepaald in deze afdeling.

Art. 31 - Nadat de Dienst overeenkomstig artikel 3 heeft vastgelegd dat aan de gebruiker hulpmiddelen op maat worden verstrekt, voert een bij de Dienst aangestelde ergotherapeut een gesprek met de gebruiker om de behoefte aan een verstrekking van mobiliteitshulpmiddelen te bepalen. Dit gesprek vindt plaats bij de gebruiker thuis of, als de gebruiker dit wenst, in de Dienst.

Dat gesprek en het daarmee gepaard gaande noteren van de aanvraag, geschieden overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 23.

Art. 32 - § 1 - Na het huisbezoek bepalen de ergotherapeut, een in opdracht van de Dienst handelende arts-specialist en de gebruiker de individuele behoefte van de gebruiker en zoeken een geschikt hulpmiddel op maat. § 2 - De arts-specialist en de ergotherapeut maken een protocol op over het adviesproces dat overeenkomstig § 1 werd doorlopen.

Op basis van dat adviesproces maken de ergotherapeut en de arts-specialist een deskundigenadvies op over de details van de vervaardiging van het hulpmiddel op maat dat aan de gebruiker moet worden verstrekt. Het advies bevat, naast de gegevens vermeld in artikel 24, § 2, tweede lid, de redenen waarom een aanpasbaar hulpmiddel niet aan de behoeften van de gebruiker voldoet. § 3 - Nadat het deskundigenadvies is opgemaakt, kiest de gebruiker een leverancier die - op grond van de noodzakelijke niet op de markt verkrijgbare aanpassingen - de passende, mogelijke mobiliteitshulpmiddelen voorstelt. De gebruiker vraagt daar ook een kostenraming aan. Zo nodig helpt de ergotherapeut hem bij het invullen van de nodige formulieren en documenten.

Art. 33 - Het multidisciplinair team onderzoekt het deskundigenadvies en neemt een beslissing ter zake binnen een termijn van vijftien werkdagen na afgifte van het deskundigenadvies. Die termijn wordt echter opgeschort tot alle inlichtingen en documenten vermeld in artikel 13 voorhanden zijn.

De beslissing kan van het deskundigenadvies afwijken.

Indien geen beslissing wordt genomen binnen de termijn gesteld in het eerste lid, dan wordt het deskundigenadvies als goedgekeurd beschouwd.

Art. 34 - De beslissing van het multidisciplinair team en de kostenraming worden ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur van de Dienst.

De raad van bestuur van de Dienst beslist binnen een termijn van veertig werkdagen die ingaat vanaf de overlegging van de beslissing van het multidisciplinair team.

Indien geen beslissing wordt genomen binnen de termijn vermeld in het tweede lid, wordt de aanvraag tot verstrekking van een hulpmiddel op maat als goedgekeurd beschouwd.

Art. 35 - In geval van afwijzing door het multidisciplinair team of door de raad van bestuur van de Dienst zijn de nadere regels bepaald in artikel 16 van toepassing.

Art. 36 - § 1 - In geval van een gunstige beslissing deelt de Dienst die beslissing mee aan de gebruiker.

De beslissing bevat : 1° de details van de vervaardiging van het hulpmiddel op maat dat aan de gebruiker verstrekt moet worden, zoals vastgelegd in het deskundigenadvies;2° het bedrag van de subsidie. § 2 - Na ontvangst van de gunstige beslissing bestelt de gebruiker het hulpmiddel bij de leverancier van wie de kostenraming goedgekeurd werd. De ergotherapeut ondersteunt hem daarbij, ofwel door gewoon advies te geven, ofwel door hem te helpen bij het invullen van de nodige formulieren en documenten.

Afdeling 5 - Klachten Art. 37 - De gebruiker kan een klacht bij de Dienst indienen via het in artikel 38 vermelde klachtenformulier. Daardoor wordt de in deze afdeling vastgelegde interne klachtenprocedure bij de Dienst gestart.

Ofwel vult hij dit formulier zelf in, ofwel neemt hij contact op met de Dienst om het samen met een personeelslid in te vullen.

Art. 38 - § 1 - De Dienst bezorgt alle gebruikers een klachtenformulier.

Het formulier vermeld in het eerste lid bevat de volgende gegevens : 1° naam, voornaam, woonplaats en telefoonnummer van de gebruiker;2° dossiernummer van de aanvraag van de gebruiker;3° aard en inhoud van de inlichtingen en documenten die de gebruiker aan de Dienst heeft meegedeeld en/of bij de Dienst heeft ingediend;4° reden van de klacht;5° bevestiging dat de gebruiker over het verdere verloop van zijn klacht binnen de Dienst geïnformeerd en in kennis is gesteld en zich akkoord verklaart met de beschreven werkwijze;6° contactpersoon van de Dienst die de klacht in ontvangst neemt;7° plaats en datum;8° handtekening van de gebruiker. § 2 - De gegevens vermeld in § 1 en de andere in het kader van de klachtenbehandeling verzamelde gegevens kunnen gedurende tien jaar verwerkt en bewaard worden, onverminderd andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaringstermijn voorzien.

Art. 39 - Het ingevulde klachtenformulier wordt door de Dienst onderzocht op basis van een procedure die door de raad van bestuur van de Dienst wordt vastgelegd en door de Regering wordt goedgekeurd. In het kader van het onderzoek wordt de klacht door de volgende personen in deze volgorde behandeld : 1° door een personeelslid van de Dienst;2° bij gebrek aan onderlinge overeenstemming over de door het personeelslid voorgestelde oplossing: door een departementshoofd van de Dienst;3° bij gebrek aan onderlinge overeenstemming over de door het departementshoofd voorgestelde oplossing: door de afgevaardigd directeur van de Dienst, eventueel op basis van een advies van het gespecialiseerd adviesorgaan. Art. 40 - De klacht wordt behandeld binnen een termijn van veertig werkdagen die ingaat vanaf de overlegging van het klachtenformulier.

Indien binnen de termijn vermeld in het eerste lid geen onderlinge overeenstemming over een voorgestelde oplossing is bereikt, wordt de klacht als afgewezen beschouwd.

Art. 41 - § 1 - De Dienst brengt zijn beslissing ter kennis van de gebruiker per aangetekende brief. § 2 - In een afwijzingsbeslissing worden de volgende gegevens vermeld : 1° de mogelijkheid om beroep in te stellen;2° de bevoegde rechter of rechtbank;3° de in acht te nemen termijnen en vormvoorschriften. § 3 - In geval van een gunstige beslissing wordt de procedure voor het verstrekken van mobiliteitshulpmiddelen hervat daar waar ze op grond van de aangevochten beslissing werd onderbroken.

HOOFDSTUK 3 - VERSTREKKING VAN HULPMIDDELEN IN BEJAARDENTEHUIZEN EN RUST- EN VERZORGINGSTEHUIZEN Afdeling 1 - Verstrekking van standaardhulpmiddelen Onderafdeling 1 - Procedure Art. 42 - Overeenkomstig de procedure bepaald in deze afdeling kan het bejaardentehuis of het rust- en verzorgingstehuis standaardhulpmiddelen aan de gebruiker uitlenen.

Art. 43 - Zo nodig voeren een personeelslid van het bejaardentehuis of van het rust- en verzorgingstehuis dat over de nodige paramedische bevoegdheid beschikt en de gebruiker een adviesgesprek om de precieze behoefte van de gebruiker te bepalen en een passend standaardhulpmiddel te vinden.

Art. 44 - Nadat de behoefte is bepaald, leent het bejaardentehuis of het rust- en verzorgingstehuis het passende standaardhulpmiddel uit aan de gebruiker tot hij het niet meer nodig heeft. De uitlening is gratis voor de gebruiker.

De gebruiker en het in artikel 43 vermelde personeelslid van het bejaardentehuis of rust- en verzorgingstehuis proberen het gebruik van het hulpmiddel samen uit.

Onderafdeling 2 - Bijzondere taken van het bejaardentehuis en rust- en verzorgingstehuis inzake mobiliteitshulpmiddelen Art. 45 - Het bejaardentehuis en rust- en verzorgingstehuis zorgt ervoor dat : 1° er altijd voldoende standaardhulpmiddelen voor de daar wonende gebruikers ter beschikking staan;2° aan elke gebruiker de nodige standaardhulpmiddelen worden verstrekt;3° de gedetailleerde procedure voor het verstrekken van standaardhulpmiddelen vermeld wordt in het concept betreffende de bevordering en het behoud van de mobiliteit van de bewoners. Art. 46 - De niet-naleving van de taken vermeld in artikel 45 wordt gecontroleerd en bestraft overeenkomstig het decreet van 4 juni 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/06/2007 pub. 11/09/2007 numac 2007033054 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden en de psychiatrische verzorgingstehuizen sluiten betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden, de seniorenresidenties en de psychiatrische verzorgingstehuizen en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Onderafdeling 3 - Subsidiëring Art. 47 - Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kent de Regering aan elk bejaardentehuis en rust- en verzorgingstehuis jaarlijks een forfaitaire subsidie van 80 euro per opvangcapaciteit toe voor de aanschaffing, de vernieuwing, de uitlening en het onderhoud van standaardhulpmiddelen.

Het bedrag van de subsidie vermeld in het eerste lid is gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen op 1 juli 2017.

Art. 48 - Het bejaardentehuis of rust- en verzorgingstehuis dient om de drie jaar in de maand april alle dienstige bewijsstukken over de aanwending van het bedrag van de subsidie vermeld in artikel 47 in bij het departement.

Art. 49 - De Regering eist de terugbetaling van het bedrag van de subsidie vermeld in artikel 47 dat niet werd gebruikt voor de aanschaffing, de vernieuwing, de uitlening of het onderhoud van standaardhulpmiddelen als uit de bewijsstukken vermeld in artikel 48 blijkt dat het bejaardentehuis of rust- en verzorgingstehuis, binnen de periode van drie jaar, minder dan 90 % van het hele subsidiebedrag voor die doeleinden heeft aangewend.

Afdeling 2 - Verstrekking van aanpasbare hulpmiddelen en hulpmiddelen op maat Art. 50 - Voor de verstrekking van aanpasbare hulpmiddelen en hulpmiddelen op maat voor een gebruiker die in een bejaardentehuis of rust- en verzorgingstehuis woont, zijn de bepalingen en de procedure vervat in hoofdstuk 2 van toepassing.

Het in artikel 43 vermelde personeelslid van het bejaardentehuis of rust- en verzorgingstehuis wordt betrokken bij het door de Dienst geleide adviesproces en het door de Dienst geleide proces voor de verstrekking van hulpmiddelen.

HOOFDSTUK 4 - SLOTBEPALINGEN Art. 51 - Artikel 28, § 8, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/09/1984 pub. 16/12/2013 numac 2013000795 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 mei 2014, wordt opgeheven.

Art. 52 - Bijlage A, hoofdstuk 3, punt 5, b), van het besluit van de Regering van 26 februari 1997 over de erkenningsvoorwaarden voor woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden, vervangen bij het besluit van 26 juni 2009, wordt aangevuld als volgt : "- een concept betreffende de bevordering en het behoud van de mobiliteit".

Art. 53 - Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2017.

Art. 54 - De minister bevoegd voor Bejaarden, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 20 juni 2017.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President O. PAASCH De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden A. ANTONIADIS

^