Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 20 november 2003
gepubliceerd op 16 maart 2004

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot regeling van de begrotingscontrole

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2004033009
pub.
16/03/2004
prom.
20/11/2003
ELI
eli/besluit/2003/11/20/2004033009/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 NOVEMBER 2003. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot regeling van de begrotingscontrole


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 60bis, ingevoegd bij de wet van 18 juli 1990;

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, inzonderheid op artikel 51;

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 april 1998 tot organisatie van het interfederaal Korps van de Inspectie van financiën;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 april 2003;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 22 april 2003;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 24 april 2003 betreffende de aanvraag aan de Raad van State om binnen een termijn van één maand een advies uit te brengen;

Gelet op het advies nr. 35.691/1/V van de Raad van State, gegeven op 7 augustus 2003 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Principe

Artikel 1.De begrotingscontrole wordt uitgeoefend door de Regering en de Minister bevoegd inzake Begroting, hierna « Minister van Begroting » genoemd. Zij worden bijgestaan door de Inspectie van Financiën.

De begrotingscontrole heeft betrekking op de ontwerpen van beslissing van de Regering en haar ministers en op de diensten van het algemeen bestuur van de Duitstalige Gemeenschap.

Het algemeen begrotingsbeleid

Art. 2.De Regering beslist over de maatregelen die noodzakelijk zijn voor het opmaken en de uitvoering van de begroting in het kader van het begrotingsbeleid dat zij bepaalde.

De Minister van Begroting licht de Regering geregeld in over de geldelijke en budgettaire toestand en over de vooruitzichten inzake de uitvoering van de begroting.

De Regering bepaalt haar houding ten opzichte van de decreetsvoorstellen en amendementen waarvan de aanneming een weerslag zou kunnen hebben, hetzij op de ontvangsten, hetzij op de uitgaven.

Verdeling van de bevoegdheden tussen de Inspecteurs van financiën

Art. 3.Zijn meerdere Inspecteurs van financiën bij de Regering geaccrediteerd, kan deze na overleg met de Korpschef van de Inspectie van Financiën bepaalde sectoren aan de verschillende inspecteurs toevertrouwen.

HOOFSTUK II. - De Minister van Begroting Opmaken van de begroting

Art. 4.In samenwerking met de functioneel bevoegde ministers maakt de Minister van Begroting de voorontwerpen van de decreten houdende de begroting en de aanpassingen ervan, de amendementsvoorstellen m.b.t. deze ontwerpen van decreet en de ontwerpen van besluiten houdende de nieuwe verdeling van de basisallocaties op.

Toezicht op de uitvoering van de begroting

Art. 5.Voor elk ontwerp van decreet of reglementair besluit dat de Regering ter beslissing moet worden voorgelegd en waarvan de aanneming een weerslag zou kunnen hebben, hetzij op de ontvangsten, hetzij op de uitgaven, wint de functioneel bevoegde Minister het akkoord van de Minister van Begroting in. Te dien einde legt hij het advies van de Inspecteur van Financiën over aan de Minister van Begroting. Het akkoord van de Minister van Begroting is eveneens vereist voor elke aanschaffing of cessie van een onroerend goed of voor de toekenning van een borg.

Legt de Minister van Begroting zelf een tekst aan de Regering voor als functioneel bevoegde minister, geldt zijn akkoord van rechtswege als gegeven.

Stelt de Inspecteur van Financiën in zijn advies vast dat er geen weerslag is op de ontvangsten of op de uitgaven, dan is het akkoord van de Minister van Begroting niet vereist.

HOOFSTUK III. - De Inspecteur van financiën Algemene bepalingen

Art. 6.§ 1. De Inspecteur van Financiën vervult de functie van budgettaire en financiële raadgever van de Regering en van de ministers. In deze hoedanigheid kan hij, op eigen initiatief of op verzoek, de Regering en de ministers elke suggestie toezenden.

Hij kan door de Regering en de ministers ermee belast worden, onderzoeken uit te voeren en adviezen uit te brengen m.b.t. budgettaire en financiële vraagstukken. Deze opdrachten kunnen eveneens de handelingen van rechtspersonen die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren of de ontvangers van subsidies betreffen. § 2. De Inspecteur van Financiën controleert de uitvoering van de begroting namens de Minister van Begroting. Die controle vindt a priori in de bij de artikelen 8 en 9 bepaalde gevallen en a posteriori in de jaarlijks door de Minister van Begroting bepaalde sectoren plaats. § 3. De adviezen van de Inspecteur van Financiën hebben volgende criteria als uitsluitende basis : wettelijkheid, nuttigheid, werkzaamheid, efficiëntie, budgettaire compatibiliteit. Hij onderzoekt bovendien de overeenstemming met de beslissingen, richtlijnen en programma's van de Regering.

In het kader van zijn opdrachten heeft de Inspecteur van Financiën een onbeperkt inzagerecht. Alle betrokkenen zijn ertoe verplicht, hem inlichtingen te geven.

De Inspecteur van Financiën voert zijn opdrachten in alle onafhankelijkheid uit en neemt geen deel aan het regeringsbeleid noch aan de leiding van het bestuur.

Opmaken van de begroting

Art. 7.De Inspecteur van Financiën wordt betrokken bij het opmaken van de begroting en de aanpassingen ervan. Op verzoek van de Minister van Begroting brengt hij adviezen uit over de voorontwerpen van de decreten houdende de begroting en de aanpassingen ervan, de amendementsvoorstellen en m.b.t. deze ontwerpen van decreet en de ontwerpen van besluit houdende de nieuwe verdeling van de basisallocaties.

Toezicht op de uitvoering van de begroting

Art. 8.Het voorafgaande advies van de Inspecteur van Financiën, met een gunstige of ongunstige vermelding, is vereist in volgende gevallen : 1° als het akkoord van de Minister van Begroting vereist is overeenkomstig artikel 5;2° voor elk ander ontwerp van besluit, omzendbrief of beslissing dat/die een weerslag zou kunnen hebben, hetzij op de ontvangsten, hetzij op de uitgaven. Op verzoek van de betrokken minister kan de Minister van Begroting in dringende gevallen eisen dat het advies binnen de door hem bepaalde termijn uitgebracht wordt.

Uitzonderingen

Art. 9.§ 1. In afwijking van artikel 8, 2°, is het advies van de Inspecteur van Financiën niet vereist voor : 1° elke beslissing m.b.t. het personeel, genomen met toepassing van het geldelijk en administratief statuut, met uitzondering van de nieuwe aanwervingen en nieuwe benoemingen als het niet om vervangingsovereenkomsten met een duur lager dan één jaar gaat; 2° de opdrachten in België en in het buitenland; 3° de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, voor zover de uitgave niet hoger ligt dan euro 75.000, BTW niet inbegrepen; 4° de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en diensten, voor zover de uitgave niet hoger ligt dan euro 25.000, BTW niet inbegrepen; 5° toelagen of dotaties : a) waarvan het bedrag en de ontvanger nominatief in de begroting worden geboekt;b) of die krachtens een reglement door voorwaardelijke beslissingen zonder handelingsvrijheid worden toegekend; 6° andere toelagen of uitgaven die euro 5.000 niet overschrijden, BTW niet inbegrepen, indien daartoe redenen zijn. § 2. De Minister van Begroting kan de modaliteiten vastleggen voor de toepassing van de voorschriften van § 1 en de erin vermelde maximale bedragen wijzigen. § 3. In afwijking van § 1, 3° en 4°, is het advies in elk geval vereist, als bij een overheidsopdracht het zonder BTW geschatte bedrag met meer dan 20 % overschreden wordt.

Informatieplicht

Art. 10.De boekhoudkundige vastleggingen worden de Inspecteur van Financiën maandelijks toegezonden. De bemerkingen van het Rekenhof worden de Inspecteur van Financiën ter informatie betekend.

De lijst met de overheidsopdrachten waarvoor, met toepassing van artikel 9, § 1, 3° en 4°, het advies van de Inspecteur van Financiën niet vereist is, wordt de Inspecteur van financiën om de drie maanden medegedeeld.

Ongunstig advies

Art. 11.Brengt de Inspecteur van financiën een ongunstig advies uit over een in artikel 8, 2°, vermelde aangelegenheid, dan kan de uitgave niet uitgevoerd worden, behoudens de Regering op verzoek van de betrokken minister beslist haar toestemming ervoor te geven. HOOFDSTUK IV. - Voorschriften qua vorm en slotbepalingen Vorm

Art. 12.Elk besluit vermeldt in de aanhef, met opgave van de datum, het advies van de Inspecteur van Financiën, het akkoord van de Minister van Begroting en, zo nodig, de toestemming van de Regering.

Bij toepassing van artikel 5, lid 2, hoeft het akkoord van de Minister van Begroting niet in de aanhef te worden vermeld.

Opheffing

Art. 13.Het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole wordt opgeheven, wat de Duitstalige Gemeenschap betreft.

Inwerkingtreding

Art. 14.Voorliggend besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Uitvoering

Art. 15.De Minister-President, bevoegd inzake Begroting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 20 november 2003.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ

^