Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 20 november 2003
gepubliceerd op 16 maart 2004

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende het budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer alsmede de leiding van het "Mediacentrum van de Duitstalige Gemeenschap", dienst met autonoom beheer

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2004033013
pub.
16/03/2004
prom.
20/11/2003
ELI
eli/besluit/2003/11/20/2004033013/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 NOVEMBER 2003. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende het budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer alsmede de leiding van het "Mediacentrum van de Duitstalige Gemeenschap", dienst met autonoom beheer


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;

Gelet op het programmadecreet van 7 januari 2002, inzonderheid op de artikelen 24 en 25;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 november 2003;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 18 november 2003;

Gelet op de wetten op de Raad vare State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervanger hij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat, wegens de opmerkingen van de Inspectie van Financiën en van het Rekenhof betreffende de boekhouding van de diensten met autonoom beheer, de dienovereenkomstige regels voor de dienst "Mediacentrum van de Duitstalige Gemeenschap" onverwijld moeten worden aangepast, zoals het reeds het geval is voor de dienst "Gemeenschapscentra", om een probleemloze consolidatie van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap te waarborgen;

Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Toepassingsgebied

Artikel 1.Voorliggend besluit regelt het budgettair, financieel en boekhoudkundig bestuur alsmede de leiding van het "Mediacentrum van de Duitstalige Gemeenschap", dienst met autonoom beheer.

Behoudens afwijkende bepalingen van voorliggend besluit zijn de bepalingen van titel II van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, van toepassing op deze dienst.

Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : - de dienst : de dienst met autonoom beheer "Mediacentrum van de Duitstalige Gemeenschap"; - de Minister : de minister van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Media; - het Ministerie : het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.

Bevelschrift tot betaling

Art. 3.De directeur van de dienst wordt als ordonnateur aangewezen.

Activiteitenverslag

Art. 4.De dienst maakt jaarlijks een activiteitenverslag op overeenkomstig de aanwijzingen van de Minister. HOOFDSTUK II. - Budgettaire voorschriften Begroting

Art. 5.De dienst maakt jaarlijks een begrotingsontwerp met alle ontvangsten en uitgaven op overeenkomstig de aanwijzingen van de Minister bevoegd inzake Financiën. De voorziene ontvangsten en uitgaven worden volgens de economische classificatie in basisallocaties opgesplitst.

De begroting alsmede elke wijziging worden door de dienst aan de Minister bevoegd inzake Financiën op de door hem vastgelegde datums gezonden.

Ontvangsten van de dienst

Art. 6.Onder "ontvangsten" verstaat men alle in de loop van het begrotingsjaar vastgestelde rechten, dotaties en subsidies.

De ontvangsten omvatten : 1° alle ontvangsten voortvloeiend uit de activiteiten van de dienst;2° de opbrengst in rente van het belegde tegoed;3° subsidies en dotaties;4° schenkingen en legaten;5° financiële middelen uit leningen. Leningen kunnen slechts niet toestemming van de Minister en valt de Minister bevoegd inzake Financiën aangegaan worden.

Uitgaven van de dienst

Art. 7.De uitgaven omvatten : 1° alle allerhande uitgaven voortvloeiend uit de activiteiten van de dienst;2° de interesten en bankkosten;3° de huurkosten en leasingkosten;4° de investeringen. De uitgaven mogen het totaal van de ontvangstelf en van het gecumuleerd begrotingsresultaat niet overschrijden.

Jaarrekening

Art. 8.Op het einde van elk jaar maakt de dienst een rekening over de kasverrichtingen, een rekening van uitvoering van de begroting en een rekening over de bezittingen, alsmede een resultatenrekening en een balans op.

De dienst zendt deze documenten aan de Minister bevoegd inzake Financiën vóór 31 maart van het volgend jaar. De Minister zendt ze ten laatste op 30 april aan het Rekenhof.

Rekening en verantwoording

Art. 9.De rekening van uitvoering van de begroting bedoeld in artikel 8 wordt bij de algemene begroting van de Duitstalige Gemeenschap gevoegd.

Einde van het boekjaar

Art. 10.Het op het einde van het jaar beschikbaar gecumuleerd begrotingsresultaat mag vanaf het begin van het volgende jaar gebruikt worden.

Wordt de begroting van de Duitstalige Gemeenschap niet vóór het begin van het bedoelde begrotingsjaar goedgekeurd, dan mogen tot de goedkeuring van de begroting slechts de verrichtingen uitgevoerd worden die in de voorafgaande begroting goedgekeurd waren.

Rekenplichtige

Art. 11.De door de Minister aangewezen en vóór het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige van de dienst is belast met : 1° de aanwending en de bewaring van de geldmiddelen en van het goederenkapitaal; 2°de opmaking en de bewaring van de documenten bedoeld in artikel 8; 3° de boekhouding van de bezittingen;4° de jaarlijkse opmaking van een "vermogensinventaris". Kassa

Art. 12.Het houden van een kassa is toegelaten. Na het storten van de dagelijkse ontvangsten op de bankrekening van de dienst moten de liquiditeiten het bedrag van euro 2.500 niet overschrijden.

Uitgaven

Art. 13.De uitgaven worden rechtstreeks, zonder visum van het Rekenhof, door de Dienst verricht.

Controle

Art. 14.De inschrijvingen tot vaststelling van alle boekhoudkundige bewerkingen die tot de rekening van uitvoering van de begroting bedoeld in artikel 8 bijdragen, worden door de Thesaurie van het Ministerie gecontroleerd.

Het Rekenhof kan een controle ter plaatse uitvoeren. Het kan zich te allen tijde alle bewijsstukken, ramingen, inlichtingen en uitleggingen over de ontvangsten; uitgaven, bezittingen en schulden laten verschaffen. HOOFDSTUK III. - Adviesraad Opdrachten van de adviesraad

Art. 15.De adviesraad heeft als opdracht : 1° de leiding van het Centrum te adviseren; 2° de Regering over elk vraagstuk m.b.t. het Centrum te adviseren; 3° een advies uit te brengen over het activiteitenverslag en de rekening en verantwoording. Samenstelling van de adviesraad

Art. 16.De adviesraad is samengesteld uit : 1° de ministers of hun afgevaardigden;2° één vertegenwoordiger per fractie van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap;3° twee vertegenwoordigers van de adviesraad voor de openbare bibliotheken;4° één vertegenwoordiger van de Afdeling "Culturele Aangelegenheden" van het ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;5° één vertegenwoordiger van de Afdeling "Onderwijs" van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;6° vertegenwoordigers van de gebruikers van het Mediacentrum, één voor de sector Bibliotheken, één voor de sector Mediatheken en één voor de sector Animatie.De Regering wijst deze vertegenwoordigers aan onder de kandidaten die aan de openbare oproep gevolg hebben gegeven.

Duur van het mandaat

Art. 17.De leden van de adviesraad worden voor de duur van de zittingsperiode van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap aangewezen.

Zij blijven hun ambt uitoefenen totdat hun navolgers aangewezen worden.

Werkwijze van de adviesraad

Art. 18.Het voorzitterschap van de adviesraad wordt door de Minister waargenomen. De directeur van de dienst woont de zittingen van de adviesraad bij en stelt de procesverbalen op.

De adviesraad stelt zijn huishoudelijk reglement op dat door de Regering goedgekeurd wordt.

De leden van de adviesraad hebben ten laste van de begroting van de dienst recht op presentiegeld en op reiskostenvergoeding overeenkomstig het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen Opheffingsbepaling

Art. 19.Het besluit van de Regering van 1 maart 2002 betreffende het budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer van het mediacentrum, dienst met autonoom beheer, wordt opgeheven.

Inwerkingtreding

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Uitvoering

Art. 21.De Minister bevoegd inzake Media en de Minister bevoegd inzake Financiën zijn, ieder wat heen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 20 november 2003.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ

^