Etaamb.openjustice.be
Document van 23 december 2020
gepubliceerd op 29 januari 2021

Besluit van de Regering tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2021200308
pub.
29/01/2021
prom.
23/12/2020
ELI
eli/besluit/2020/12/23/2021200308/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 DECEMBER 2020. - Besluit van de Regering tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang (III)


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 31 maart 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2014 pub. 02/07/2014 numac 2014202570 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de kinderopvang sluiten betreffende de kinderopvang, artikel 12, tweede lid;

Gelet op het besluit van de Regering nr. 4 van 30 april 2020 tot invoering van een subsidiegarantie en een liquiditeitsverhoging voor subsidieontvangers ter uitvoering van artikel 5.1 van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020, artikel 1, § 4;

Gelet op het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang;

Gelet op het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de zelfstandige onthaalouders;

Gelet op het besluit van de Regering van 9 april 2020 tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 16 december 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 17 december 2020;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid wordt gerechtvaardigd door het feit dat er momenteel onmiddellijk ingegrepen moet worden om zo snel mogelijk paal en perk te stellen aan de financiële gevolgen die voor de kinderopvangstructuren en zelfstandige (mede-)onthaalouders ontstaan door de federale dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) in te dijken en door het sterk stijgende aantal kinderen en gezinnen die in quarantaine moeten blijven; dat deze maatregelen tot een aanzienlijke daling van de aanwezigheid van kinderen leiden, met als gevolg dat de opvangstructuren inkomsten uit kostenbijdragen verliezen of minder subsidies ontvangen, wat een aanzienlijke financiële impact kan hebben op het voortbestaan van deze structuren; dat dit besluit dus zo snel mogelijk moet worden aangenomen;

Op de voordracht van de minister die bevoegd is voor de kinderopvang;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° coronamaatregelen: de dringende maatregelen die de federale overheid heeft genomen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) te beperken;2° departement: het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Gezin;3° Minister: de minister die bevoegd is voor de kinderopvang. HOOFDSTUK 2. - Compensatie voor inkomensverlies

Art. 2.- § 1 - Ongeacht alle andersluidende bepalingen van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang ontvangen de diensten voor onthaalouders die overeenkomstig datzelfde besluit erkend zijn, een compensatie voor inkomensverlies die bestemd is voor de onthaalouders die bij de dienst aangesloten zijn.

De compensatie voor inkomensverlies bedraagt voor elke aangesloten onthaalouder hoogstens 17,50 euro per dag per kind per afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag die minstens vijf uur duurt. De onthaalouders ontvangen : - 60 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan vijf uur en minstens drie uur duren; - 40 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan drie uur duren.

De compensatie voor inkomensverlies bepaald in het tweede lid wordt niet betaald aan aangesloten onthaalouders die hun activiteit vrijwillig of op basis van een door een arts uitgereikt ziekteattest stopzetten, behalve als het gaat om een periode van opgelegde quarantaine. § 2 - Om de in § 1 bepaalde compensatie te ontvangen, houden de diensten voor onthaalouders alle onthaalouders actief en activeren ze geen enkel systeem waarbij hun medewerkers tijdelijk niet vergoed hoeven te worden tijdens de periode dat de coronamaatregelen gelden.

Die voorwaarde is niet van toepassing als de dienst voor onthaalouders kan aantonen dat de aangesloten onthaalouder zijn kinderopvang door overmacht niet kan voortzetten. § 3 - Op basis van de aanvraag om de in § 1 vermelde compensatie voor inkomensverlies te krijgen, stelt de dienst voor onthaalouders de bij overeenkomst vastgelegde kostenbijdrage voor die periode niet in rekening van de personen belast met de opvoeding. Als de kostenbijdrage toch betaald werd door de personen belast met de opvoeding, dan betaalt de dienst voor onthaalouders het betaalde bedrag aan hen terug.

Art. 3.- § 1 - Ongeacht alle andersluidende bepalingen van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de zelfstandige onthaalouders ontvangen de zelfstandige onthaalouders die overeenkomstig datzelfde besluit erkend zijn en die geen socialezekerheidsbijdragen betalen, een compensatie voor inkomensverlies van hoogstens 19 euro per dag per kind per afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag die minstens vijf uur duurt. De onthaalouders ontvangen : - 60 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan vijf uur en minstens drie uur duren; - 40 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan drie uur duren.

Ongeacht alle andersluidende bepalingen van hetzelfde besluit ontvangen de zelfstandige onthaalouders die overeenkomstig hetzelfde besluit erkend zijn, die activiteit in hoofdberoep uitoefenen en socialezekerheidsbijdragen betalen, een compensatie voor inkomensverlies ten belope van 80 % van de bij overeenkomst vastgelegde kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding per dag per kind per afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag. § 2 - Ongeacht alle andersluidende bepalingen van hetzelfde besluit ontvangen de zelfstandige mede-onthaalouders die overeenkomstig datzelfde besluit erkend zijn en die geen socialezekerheidsbijdragen betalen, een compensatie voor inkomensverlies van hoogstens 19 euro per dag per kind per afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag die minstens vijf uur duurt. De mede-onthaalouders ontvangen: - 60 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan vijf uur en minstens drie uur duren; - 40 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan drie uur duren.

Ongeacht alle andersluidende bepalingen van hetzelfde besluit ontvangen de zelfstandige mede-onthaalouders die overeenkomstig hetzelfde besluit erkend zijn, die activiteit in hoofdberoep uitoefenen en socialezekerheidsbijdragen betalen, een compensatie voor inkomensverlies ten belope van 90 % van de bij overeenkomst vastgelegde kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding per dag per kind per afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag. § 3 - De compensatie voor inkomensverlies bepaald in de § § 1 en 2 wordt niet betaald aan de zelfstandige mede-onthaalouders die hun activiteit vrijwillig of op basis van een door een arts uitgereikt ziekteattest stopzetten, behalve als het gaat om een periode van opgelegde quarantaine. § 4 - Om de compensatie bepaald in de § § 1 en 2 te ontvangen, zijn de zelfstandige mede-onthaalouders beschikbaar om hun dienstverlening voort te zetten en activeren ze geen systeem waarbij ze hun dienstverlening moeten stopzetten.

Die voorwaarde is niet van toepassing als de zelfstandige (mede-)onthaalouder kan aantonen dat hij de kinderopvang door overmacht niet kan voortzetten. § 5 - Op basis van de aanvraag om de in de § § 1 en 2 vermelde compensatie voor inkomensverlies te krijgen, stellen de zelfstandige (mede-)onthaalouders de bij overeenkomst vastgelegde kostenbijdrage voor die periode niet in rekening van de personen belast met de opvoeding. Als de kostenbijdrage toch betaald werd door de personen belast met de opvoeding, dan betaalt de zelfstandige (mede-)onthaalouder het betaalde bedrag aan hen terug.

Art. 4.- § 1 - Ongeacht alle andersluidende bepalingen van een overeenkomst die werd goedgekeurd krachtens artikel 202 van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang ontvangen de onthaalouderhuizen die in het kader van een dergelijke overeenkomst erkend zijn, een compensatie die overeenstemt met het werkelijke inkomensverlies naar aanleiding van de afwezigheid van de kinderen op de gereserveerde opvangdagen. Het inkomensverlies wordt berekend op basis van de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding die het onthaalouderhuis voorziet op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

De compensatie bepaald in het eerste lid wordt niet betaald aan het onthaalouderhuis, als de organiserende instantie de activiteit van het onthaalouderhuis vrijwillig stopzet, behalve als het gaat om een periode van opgelegde quarantaine of opgelegde sluiting. § 2 - Om de compensatie bepaald in § 1 te ontvangen, zijn de onthaalouderhuizen beschikbaar om hun dienstverlening voort te zetten en activeren ze geen systeem waarbij ze hun dienstverlening moeten stopzetten.

Die voorwaarde is niet van toepassing als de organiserende instantie kan aantonen dat de kinderopvang door overmacht niet kan worden voortgezet. § 3 - Op basis van de aanvraag om de in § 1 vermelde compensatie voor inkomensverlies te krijgen, stellen de onthaalouderhuizen de bij overeenkomst vastgelegde kostenbijdrage voor die periode niet in rekening van de personen belast met de opvoeding. Als de kostenbijdrage toch betaald werd door de personen belast met de opvoeding, dan betaalt de organiserende instantie het betaalde bedrag aan hen terug.

Art. 5.- De aanvraag voor de compensaties voor inkomensverlies bepaald in de artikelen 2 tot 4 wordt uiterlijk zes maanden na afloop van de coronamaatregelen ingediend bij het departement met vermelding van de volgende gegevens : 1° de identiteit en het rekeningnummer van de aanvrager;2° het aantal en de duur van de afwezigheidsdagen;3° de bij overeenkomst vastgelegde kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding voor het verkrijgen van de compensatie bepaald in artikel 3, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid;4° het bedrag van de daling van de inkomsten die door het aantal afwezige kinderen is ontstaan voor het verkrijgen van de compensatie bepaald in aritkel 4, § 1, eerste lid. De Minister beslist over de aanvraag op basis van een standpuntbepaling van het departement. HOOFDSTUK 3. - Diverse maatregelen

Art. 6.- Ongeacht de artikelen 62, 88, 92, 110 en 115 van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang zetten de diensten voor kinderopvang de kinderbegeleiders en het sociaal-pedagogisch geschoold personeel in op basis van de werkelijke opvangbehoefte.

Ter ondersteuning van het begeleidend personeel in de crèches, locaties voor buitenschoolse opvang en vakantieopvang kunnen de erkende centra voor kinderopvang studenten aannemen in het kader van een studentenovereenkomst, onder toezicht van het opgeleide begeleidend personeel.

Art. 7.- De minimumvoorwaarden voor de openingstijden en werkdagen per kalenderjaar die worden vermeld in de artikelen 64, 89 en 111 van hetzelfde besluit gelden niet voor de erkende dienstverrichters die kinderopvang aanbieden.

Art. 8.- Voor de toepassing van artikel 71 van hetzelfde besluit worden de kinderen die wegens een opgelegde quarantaine afwezig zijn als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van het minimale aantal opvangdagen voor baby's en peuters, alsook voor de berekening van de minimale bezettingsgraad.

Voor de toepassing van de artikelen 72 tot 74, van de artikelen 91 tot 93 en van artikel 116.1 van hetzelfde besluit worden de kinderen die wegens een opgelegde quarantaine afwezig zijn als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van de opvangdagen overeenkomstig het opvangplan vastgelegd in het opvangcontract.

Voor de toepassing van artikel 114, § 1, 2°, van artikel 155, vierde lid, en van artikel 193 van hetzelfde besluit worden de kinderen die wegens een opgelegde quarantaine afwezig zijn als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van de gemiddelde minimumaanwezigheid.

Art. 9.- De erkende centra voor kinderopvang ontvangen de jaarlijkse forfaitaire bedragen bepaald in artikel 76, § 2, van hetzelfde besluit en betalen die bedragen aan de aangesloten onthaalouders, zoals bepaald in artikel 137 van hetzelfde besluit, ongeacht of voortgezette opleidingen werden georganiseerd of daaraan werd deelgenomen.

Art. 10.- Ongeacht artikel 81, § 1, en artikel 98 van hetzelfde besluit wordt geen reservatiegeld ingehouden als de personen belast met de opvoeding hun kind niet zoals overeengekomen naar de opvang brengen op grond van de coronamaatregelen of omdat hun kind zich in een opgelegde quarantaine bevindt.

Art. 11.- Ongeacht artikel 85 en artikel 98 van hetzelfde besluit worden de dagen waarop een kind wegens een opgelegde quarantaine niet opgevangen werd, beschouwd als aanwezigheid overeenkomstig het opvangrooster vastgelegd in het opvangcontract.

Art. 12.- Ongeacht artikel 117 van hetzelfde besluit neemt de Duitstalige Gemeenschap het tekort dat eventueel bij de locaties voor buitenschoolse opvang zou ontstaan door de coronamaatregelen volledig voor haar rekening.

Art. 13.- Voor de toepassing van artikel 123, § 1, 3°, van hetzelfde besluit worden de kinderen die wegens een opgelegde quarantaine afwezig zijn als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van de minimale bezettingsgraad bij de aangesloten onthaalouders.

Art. 14.- Ongeacht artikel 159 van hetzelfde besluit kent de Duitstalige Gemeenschap aan de erkende centra voor kinderopvang een subsidie toe : 1° ter volledige compensatie van het bewijsbare en door de coronamaatregelen veroorzaakte verlies aan inkomsten uit de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding in de dienst voor onthaalouders, in de crèches en in de locaties voor buitenschoolse opvang;2° ter volledige compensatie van het bewijsbare en door de coronamaatregelen veroorzaakte verlies aan inkomsten uit de kostenbijdrage van de gemeenten in de dienst voor onthaalouders en in de crèches.

Art. 15.- In geval van een opgelegde sluiting van de opvangvoorziening en in geval van een opgelegde quarantaine van personeelsleden worden zowel de doorbetaling van de lonen als de uitbetaling van de aanvulling bovenop de werkloosheidsuitkering tot het bedrag van het loon beschouwd als aanneembare personeelskosten overeenkomstig artikel 1, § 4, van het besluit van de Regering nr. 4 van 30 april 2020 tot invoering van een subsidiegarantie en een liquiditeitsverhoging voor subsidieontvangers ter uitvoering van artikel 5.1 van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020. Uitgesloten daarvan zijn de personeelskosten van de werknemers die afwezig zijn op basis van een door een arts uitgereikt ziekteattest.

Art. 16.- De Duitstalige Gemeenschap kent aan de erkende centra voor kinderopvang een subsidie toe om alle bewijsbare aanschaffingskosten te dekken die voortvloeien uit de uitvoering van de hygiënemaatregelen die vereist worden om het coronavirus (COVID-19) in te dijken.

Art. 17.- De zelfstandige onthaalouders ontvangen de kostenvergoeding bepaald in artikel 30 van het besluit van 22 mei 2014 betreffende de zelfstandige onthaalouders, ongeacht of ze aan de voortgezette opleidingen hebben deelgenomen.

Art. 18.- De Minister kent de subsidies vermeld in dit besluit toe op aanvraag, na voorafgaand onderzoek door het departement. De subsidieaanvragen worden bij het departement ingediend, samen met de eventueel vereiste bewijzen. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 19.- Het besluit van de Regering van 9 april 2020 tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang, gewijzigd bij het besluit van 9 juli 2020, wordt opgeheven.

Art. 20.- Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2020 en geldt tot 31 december 2020.

In afwijking van het eerste lid kan de Minister de uitwerking van dit besluit of afzonderlijke bepalingen ervan telkens verlengen tot en met 28 februari 2021.

Art. 21.- De minister die bevoegd is voor de kinderopvang is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 23 december 2020.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën O. PAASCH De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek L. KLINKENBERG

^