Etaamb.openjustice.be
Document van 23 september 1997
gepubliceerd op 25 november 1998

Besluit van de Regering houdende vaststelling voor 1997 van de criteria voor de verdeling van het bijzonder fonds voor maatschappelijk welzijn onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de Duitstalige Gemeenschap. - Activiteiten 1996

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
1998033093
pub.
25/11/1998
prom.
23/09/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 SEPTEMBER 1997. - Besluit van de Regering houdende vaststelling voor 1997 van de criteria voor de verdeling van het bijzonder fonds voor maatschappelijk welzijn onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de Duitstalige Gemeenschap. - Activiteiten 1996


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993 en 16 juli 1993;

Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 60, § 7 en op artikel 105, tweede lid, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 31 december 1983, 22 december 1995 en 29 april 1996;

Gelet op het decreet van 9 mei 1994 houdende toekenning van toelagen met het oog op de aankoop en de reparatie van noodopvangwoningen, gewijzigd bij het programmadecreet van 4 maart 1996;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 1997 tot vaststelling, voor het jaar 1997, van het aan het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn toe te kennen bedrag en tot vaststelling van het aandeel dat aan de Duitstalige Gemeenschap toekomt alsook van het aandeel bestemd voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de Franstalige gemeenten van het Waalse Gewest;

Gelet op de omzendbrief KHL/NS/GK/A16333 van 16 april 1997 betreffende initiatieven genomen door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn met toepassing van artikel 60, § 7 van de wet van 8 juli 1976, omzendbrief gericht aan de voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn der gemeenten van de Duitstalige Gemeenschap;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de aanpassing van de criteria voor de verdeling van het bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de Duitstalige Gemeenschap geen uitstel lijdt om voor de continuïteit van de arbeid van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn te zorgen;

Op de voordracht van de Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt voor 1997 (activiteiten 1996) de verdeling van het gedeelte van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn van het Waalse Gewest dat aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de Duitstalige Gemeenschap toekomt. Dit gedeelte beloopt 26.462.398 BF.

Art. 2.Het gedeelte van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn dat aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend wordt met toepassing van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beloopt 209.070 BF voor 1997 (activiteiten 1996). Dit bedrag vertegenwoordigt de resterende kosten m.b.t. initiatieven die niet aan een project gebonden zijn en met toepassing van artikel 60, § 7 van de wet van 8 juli 1976 worden genomen.

Het saldo van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn ten bedrage van 26.253.328 BF wordt percentsgewijs als volgt verdeeld onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn : § 1. 3 % op basis van het aantal maatschappelijke werkers die op 31 december 1996 een volledige of een deeltijdbaan hadden; § 2. 27 % op basis van de netto-uitgaven ontstaan in de loop van het jaar 1996 tengevolge van de uitbetaling van het wettelijk bestaansminimum of van elke andere sociale hulpverlening, en niet vermeld onder de §§ 3 tot 10; § 3. 3 % op basis van de noodopvangwoningen erkend op 31 december 1996 die zich op het gebied van de gemeente bevinden en waarvan de sociale begeleiding uitsluitend door het OCMW wordt gewaarborgd; § 4. 30 % op basis van de kosten die in de loop van het jaar 1996 door het OCMW gedragen werden voor de uitbating van bedden in rust- en verzorgingstehuizen, hetzij in eigen regie, hetzij door tussenkomst van een intercommunale waarbij het OCMW aangesloten is; § 5. 10 % op basis van de netto-uitgaven ontstaan in de loop van het jaar 1996 tengevolge van de plaatsing van bejaarden, met uitzondering van de in § 4 bedoelde kosten; § 6. 2 % op basis van de netto-uitgaven ontstaan in de loop van het jaar 1996 tengevolge van de uitbating van een dienst voor warme maaltijden; § 7. 4 % op basis van het aantal uren die in de loop van het jaar 1996 gepresteerd werden door een dienst voor gezins- en bejaardenhulp, hetzij door de eigen dienst van het OCMW, hetzij door een openbare of een privé-dienst waarmee het OCMW een schriftelijke overeenkomst heeft gesloten; § 8. 4 % op basis van de door het OCMW gedragen kosten voortvloeiend uit de uren die in de loop van het jaar 1996 door de dienst "SOS-Selbsthilfe" of door andere hulpdiensten gepresteerd werden en waarvoor het OCMW krachtens een overeenkomst in een kostenbijdrage voorziet; § 9. 4 % op basis van het aantal erkende politieke vluchtelingen en asielzoekers die in 1996 een met het bestaansminimum overeenstemmende tegemoetkoming van het OCMW hebben gekregen, en van de samenstelling van hun gezinnen; § 10. 13 % op basis van de door het OCMW in 1996 gedragen kosten die voortvloeien uit de exploitatie van instellingen waaraan minderjarigen worden toevertrouwd krachtens de wetgeving over de hulp aan de jeugd.

Art. 3.Indien het aandeel van het Bijzonder Fonds van een OCMW met betrekking tot één van de criteria hoger is dan de effectieve lasten, wordt het verschil tussen aandeel en lasten bij het overeenkomstig artikel 2, § 5 bepaald totaal aandeel voor de plaatsing van bejaarden opgeteld.

Art. 4.De verdeling van de middelen die ter beschikking van het Bijzonder Fonds gesteld worden is onderworpen aan het indienen, bij het bevoegde Ministerie, van : - de begroting van de verschillende OCMW's voor het lopende begrotingsjaar; - de goedgekeurde rekeningen van de OCMW's voor het voorafgaande jaar; - een algemene beleidsnota, zoals bedoeld in artikel 88, § 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW's; - de correct ingevulde vragenlijsten over de telling van de ontvangers van het bestaansminimum voor de verschillende OCMW's, waarbij de teldatum voor het desbetreffende jaar vooraf vastgelegd is.

Art. 5.De Minister regelt de uitbetalingsmodaliteiten van de middelen die ter beschikking van het Bijzonder Fonds gesteld worden.

Art. 6.§ 1. Wordt na de verdeling vastgesteld dat een vergissing werd begaan ten nadele van een OCMW, dan wordt de ontbrekende som aan dit centrum toegekend bij de overeenkomstige verdeling betreffende een daaropvolgend jaar.

Die som wordt berekend volgens de grondslagen van de verdeling waarbij de vergissing werd begaan. § 2. Indien een vergissing ten voordele van een OCMW begaan werd, dan wordt dit overschot afgetrokken bij de overeenkomstige verdeling betreffende het daaropvolgende jaar.

Dit overschot wordt berekend volgens de grondslagen van de verdeling waarbij de vergissing werd begaan.

Art. 7.De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Eupen, 23 september 1997.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden, K.-H. LAMBERTZ

^