Etaamb.openjustice.be
Document van 26 april 2005
gepubliceerd op 12 juli 2005

Besluit van de Regering betreffende de raad van beroep voor het gesubsidieerd officieel onderwijs

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2005033057
pub.
12/07/2005
prom.
26/04/2005
ELI
eli/besluit/2005/04/26/2005033057/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 APRIL 2005. - Besluit van de Regering betreffende de raad van beroep voor het gesubsidieerd officieel onderwijs


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 7;

Gelet op het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op de artikelen 87, 88, 89 en 94;

Gelet op het protocol nr. OSUW 3/2005 van 28 januari 2005 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het subcomité bepaald in artikel 17, § 2, 3°, van het koninklijk besluit van 28 september 1984;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 februari 2005;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 24 februari 2005;

Gelet op het advies nr. 38.271/2 van de Raad van State, gegeven op 13 april 2005 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Onderwijs;

Na beraadslaging, Besluit : Aantal werkende en plaatsvervangende leden

Artikel 1.Het aantal werkende en plaatsvervangende leden die vermeld zijn in artikel 88, § 1, lid 1, 1°, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra wordt voor elke categorie op 3 vastgelegd.

Duur van de mandaten

Art. 2.§ 1 - Het mandaat van de voorzitter, van de plaatsvervangende voorzitters en van alle werkende en plaatsvervangende leden duurt 5 jaar. Het is hernieuwbaar. § 2 - Het mandaat van de voorzitter, van de plaatsvervangende voorzitters en van alle werkende en plaatsvervangende leden neemt voortijdig een einde in geval van : 1° ontslagneming, 2° overlijden. Het mandaat van een werkend of plaatsvervangend lid neemt ook een einde wanneer de inrichtende machten of de vakorganisaties die ditzelfde lid hebben voorgesteld het mandaat intrekken.

Een plaatsvervangend lid beëindigt het mandaat. Er wordt een nieuw plaatsvervangend lid benoemd.

Verdeling van de mandaten die aan de vakorganisaties toekomen

Art. 3.De verdeling van de mandaten die aan de vakorganisaties toekomen, gebeurt in overeenstemming tussen deze organisaties.

Bij gebrek aan overeenstemming beslist de Regering, waarbij elke organisatie ten minste één mandaat toegekend wordt.

Secretaris en adjunct-secretaris

Art. 4.De Regering wijst de secretaris en de adjunct-secretaris aan onder de ambtenaren van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.

Vergoedingen

Art. 5.De voorzitter of plaatsvervangende voorzitter alsmede alle leden van de raad verkrijgen een reiskostenvergoeding, toegekend overeenkomstig artikel 2 van het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap.

De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter verkrijgen per zitting een presentiegeld van 37 euro .

Huishoudelijk reglement

Art. 6.Binnen 30 dagen na de eerste benoeming van zijn leden maakt de raad een huishoudelijk reglement op dat hij ter goedkeuring aan de Regering voorlegt.

Uitvoering

Art. 7.De Minister bevoegd inzake Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.

Inwerkingtreding

Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.

Eupen, 26 april 2005.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH

^