Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 28 april 2003
gepubliceerd op 30 oktober 2003

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot bevordering van maatregelen inzake voortdurende vorming van het verzorgend personeel en van het vakpersoneel in de gezondheidssector

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2003033068
pub.
30/10/2003
prom.
28/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/28/2003033068/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 APRIL 2003. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot bevordering van maatregelen inzake voortdurende vorming van het verzorgend personeel en van het vakpersoneel in de gezondheidssector


De regering van de Duitstalige gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 30 december 1993, 16 december 1996, 4 mei 1999, 6 mei 1999, 25 mei 1999, 22 december 2000 en 7 januari 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 maart 2003;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 17 april 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de inwerkingtreding van voorliggend besluit geen uitstel lijdt, daar meerdere maatregelen inzake voortdurende vorming van het verzorgend personeel en van het vakpersoneel die aan een acuut behoefte aan voortgezette beroepsopleiding beantwoorden reeds voor het jaar 2003 gepland zijn; dat de eruit voortvloeiende personeels- en werkingskosten, bij gebreke aan een juridische basis, echter niet kunnen worden gesubsidieerd, wat de bevordering van de projecten vanaf 2003 onmogelijk maakt;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Voorliggend besluit is toepasselijk op alle initiatieven die bijdragen tot de voortdurende vorming van het verzorgend personeel en van het vakpersoneel in de gezondheidssector. § 2. Elke voortdurende vorming moet tot doel hebben de technische bekwaamheden van de deelnemers alsmede de integratie van de leerstof in het alledaagse beroepsleven te verbeteren.

Als de aanvrager een voortdurende vorming voor zijn eigen verzorgend personeel en vakpersoneel aanbiedt, moet zich dit project in het algemeen concept van voortdurende vorming integreren dat voor het personeel van de aanvrager gedefinieerd werd. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring Doelgroep

Art. 2.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een subsidiëringsaanvraag indienen. § 2. De rechtspersonen waarvan de hoofdactiviteit erin bestaat, voortdurende vormingen voor het verzorgend personeel en het vakpersoneel aan te bieden, mogen om een jaarlijkse toelage vragen voor het organiseren van de voortdurende vorming en voor de personeels- en werkingskosten. § 3. Naast de in § 2 bepaalde personen mogen alle natuurlijke of rechtspersonen werkzaam in de gezondheidssector om een toelage vragen voor het organiseren van de in artikel 1 bedoelde voortdurende vorming.

Subsidiëringsaanvragen

Art. 3.§ 1. De subsidiëringsaanvraag ingediend door de in artikel 2, § 2, vermelde personen moet volgende elementen omvatten : 1° een jaarlijks programma van de geplande voortdurende vormingen, vooraf goedgekeurd door het Ministerie en houdende tenminste een beschrijving van de inhoud, de doelpubliek, de duur, de rechtvaardiging van de programmering van de betrokken vormingen en de bekwaamheid van de voordrachthouders;2° een kostenraming voor de uitvoering van het jaarlijks programma;3° een begroting;4° alle gegevens die noodzakelijk zijn om de toelage te kunnen berekenen, waarin artikel 4, § 1, voorziet. Naast deze documenten verplicht de aanvrager er zich toe, volgende initiatieven te nemen : 1° drie keer per jaar voor een beroepspublicatie over thema's m.b.t. de gezondheidssector te zorgen; 2° actief deel te nemen aan de organen die de gezondheid in de Duitstalige Gemeenschap promoveren. § 2. De subsidiëringsaanvraag ingediend door de in artikel 2, § 3, vermelde personen moet volgende elementen omvatten : 1° gegevens m.b.t. de voortdurende vorming houdende tenminste een beschrijving van de inhoud, de doelpubliek en de duur van de betrokken vorming; 2° het curriculum vitj van de voordrachthouders die voor de voortdurende vorming in aanmerking zijn genomen;3° een kostenraming voor de uitvoering van de voortdurende vorming. Bedrag van de toelage

Art. 4.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kunnen de in artikel 2, § 2, vermelde personen de volgende toelage verkrijgen voor het organiseren van de voortdurende vorming : 1° 60 % van de voor de voortdurende vorming goedgekeurde kosten;2° 75 % van de goedgekeurde personeelskosten; 3° een forfaitair bedrag van ten hoogste euro 9.663 voor de werkingskosten. Het betrokken bedrag is aan de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen gekoppeld. Het spilindex bij de inwerkingtreding van voorliggend besluit bedraagt 138,01, gebaseerd op het indexcijfer van de consumptieprijzen toepasselijk op 1 januari 1984.

Voor de in § 1, 1°, bedoelde toelage worden volgende kosten in aanmerking genomen : 1° de huurprijs van de lokalen, in zoverre de aanvrager het bewijs levert dat hij niet persoonlijk over adequate lokalen beschikt; 2° de kosten m.b.t. de voordrachthouders (verplaatsingen, algemene onkosten, erelonen); 3° de kosten m.b.t. het materieel dat noodzakelijk is voor het organiseren van de vorming, informatiematerieel en vakliteratuur inbegrepen.

De in § 1, 2°, bedoelde toelage wordt berekend overeenkomstig het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren « sociale aangelegenheden » en « gezondheid ».

Voor de in § 1, 3°, bedoelde toelage worden volgende kosten in aanmerking genomen : 1° de bureaukosten; 2° de kosten i.v.m. water en energie; 3° de verzekeringskosten;4° de verplaatsingskosten van het personeel; 5° de kosten i.v.m. de voortdurende vorming van het personeel; 6° de kosten van verhuring en de huurlasten;7° de kosten voor het onderhoud van de lokalen;8° de publicatiekosten;9° de kleine uitgaven voor bureaumaterieel. § 2. Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kunnen de in artikel 2, § 3, vermelde personen, voor de volgende kosten, een toelage verkrijgen ten belope van 60 % : 1° de huurprijs van de lokalen, in zoverre de aanvrager het bewijs levert dat hij niet persoonlijk over adequate lokalen beschikt; 2° de kosten m.b.t. de voordrachthouders (verplaatsingen, algemene onkosten, erelonen); 3° de kosten m.b.t. het materieel dat noodzakelijk is voor het organiseren van de vorming, informatiematerieel en vakliteratuur inbegrepen. § 3. Als de in de §§ 1 en 2 vermelde kosten reeds door andere openbare overheden gesubsidieerd worden, worden deze toelagen afgetrokken van het voor de subsidiëring in aanmerking komende bedrag.

Bepalingen m.b.t. de uitbetaling van de toelagen

Art. 5.§ 1. De toelage waarin artikel 4, § 1, voorziet, wordt als volgt uitbetaald : 1° 90 % van de goedgekeurde jaarlijkse kostenraming wordt uitbetaald in twaalfden als toelage;2° de resterende 10 % wordt uitbetaald na goedkeuring van de ingediende slotrekening, van de desbetreffende bewijsstukken en van de in artikel 6, § 1, vermelde documenten. § 2. De toelage waarin artikel 4, § 2, voorziet, wordt uitbetaald na indiening en goedkeuring van de in artikel 6, § 2, vermelde documenten. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen Documenten en controle

Art. 6.§ 1. De in artikel 2, § 2, vermelde personen dienen jaarlijks, ten laatste in juni, volgende documenten in bij het Ministerie : 1° een gedetailleerd activiteitenverslag m.b.t. het vorige jaar; 2° een resultatenrekening m.b.t. het vorige jaar. § 2. De in artikel 2, § 3, vermelde personen dienen bij het Ministerie, na elke activiteit i.v.m. de voortdurende vorming, een verslag in met details over de mate waarin de doeleinden van de voortdurende vorming bereikt zijn, over het aantal deelnemers en over de eventuele bemerkingen van de deelnemers. Bovendien dienen ze bij het Ministerie alle documenten in die noodzakelijk zijn om de toelage bedoeld in artikel 4, § 2, te berekenen. § 3. De ondersteunde activiteiten kunnen te allen tijde door de afgevaardigde van het Ministerie gecontroleerd worden.

Strafmaatregelen

Art. 7.Bij niet-naleving van de bepalingen van voorliggend besluit kan de Minister, nadat hij het advies van de aanvrager heeft ingewonnen, de toelage verminderen, de uitbetaling van de toelage weigeren of de terugbetaling van de uitbetaalde toelagen eisen.

Opheffing

Art. 8.Het besluit van de Executieve van 25 augustus 1988 tot bevordering van maatregelen inzake voortdurende vorming van het verzorgend personeel en tot algemene gezondheidinformatie, gewijzigd bij het besluit van 26 maart 1992, wordt opgeheven.

Inwerkingtreding

Art. 9.Voorliggend besluit heeft uitwerking op 1 januari 2003.

Uitvoering

Art. 10.De Minister bevoegd inzake Gezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 28 april 2003.

De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN

^