Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 03 juni 2004
gepubliceerd op 01 juli 2004

Besluit nr. 2002/316 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031351
pub.
01/07/2004
prom.
03/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/03/2004031351/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 2004. - Besluit nr. 2002/316 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


Het College, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het Franstalig Brussels Instituut voor beroepsopleiding, inzonderheid artikel 22;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid deel XVI artikelen 141 tot 157;

Gelet op Richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Franstalig Brussels Instituut voor beroepsopleiding, gegeven op 1 februari 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 mei 2002;

Gelet op het akkoord van het lid van het College belast met Begroting, gegeven op 30 mei 2002;

Gelet op het akkoord van het lid van het College belast met het Openbaar Ambt, gegeven op 30 mei 2002;

Gelet op het akkoord van de Federale Minister van Pensioenen;

Gelet op protocol nr. 2002/14 van het Sectorcomité XV van de Franse Gemeenschapscommissie, ondertekend op 11 juli 2002;

Gelet op de beraadslaging van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 mei 2002 over het verzoek om binnen een termijn van ten hoogste één maand van advies te dienen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 februari 2002, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de bepalingen die momenteel van toepassing zijn inzake de administratieve standen, de verloven van korte duur en de politieke verloven geactualiseerd dienen te worden;

Overwegende dat de ambtenaren van de Franse Gemeenschapscommissie reeds genieten van een verlofregeling van zesentwintig dagen jaarlijks vakantieverlof;

Overwegende dat, in een streven naar samenhang en homogeniteit, het belangrijk is dezelfde richtlijnen te volgen die ten grondslag hebben gelegen aan de teksten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Overwegende dat daarom deel XVI - administratieve standen - van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie gewijzigd dient te worden;

Op voordracht van het lid van het College belast met Beroepsomschakeling en Bijscholing;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikelen 127 en 128 van de Grondwet.

Art. 2.De bepalingen van deel XVI - administratieve standen - van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie worden vervangen door de volgende bepalingen : Deel XVI. - Administratieve standen, afwezigheden en verloven HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 141.§ 1. De bepalingen van dit deel zijn van toepassing op de ambtenaren die vast benoemd zijn in de zin van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie.

Deze bepalingen zijn ook van toepassing op de stagiairs, met uitzondering van de bepalingen betreffende : 1° het verlof om een stage of een proefperiode te verrichten;2° het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte;3° de disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst;4° het opleidingsverlof;5° het verlof wegens opdracht van algemeen belang;6° het verlof voor loopbaanonderbreking;7° de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;8° het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid. § 2. Voor het bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel en voorzover deze regeling gunstiger is dan die bepaald bij de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijzondere wetten gelden de bepalingen van dit deel betreffende : 1° het jaarlijks vakantieverlof en de feestdagen;2° het omstandigheidsverlof;3° het verlof om medische of humanitaire redenen;4° het verlof voor deelname aan een assisenjury;5° het ouderschapsverlof;6° het opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij;7° de opvang, de dienstvrijstellingen voor opleiding en de opleidingsverloven;8° het verlof om politieke redenen. De in de voorgaande leden bedoelde verloven worden toegekend overeenkomstig de modaliteiten die van toepassing zijn op de ambtenaren. HOOFDSTUK II. - Administratieve standen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 142.De ambtenaar bevindt zich in een van de volgende administratieve standen : 1° dienstactiviteit;2° non-activiteit;3° disponibiliteit.

Art. 142/2.De ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in actieve dienst te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid in een andere administratieve stand plaatst. Afdeling 2. - Dienstactiviteit

Art. 143.De dienstactiviteit is de gewone administratieve stand van de ambtenaar.

Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht op wedde en op verhoging in zijn weddeschaal.

Hij kan zijn aanspraken op bevordering, op toekenning van een mandaat doen gelden.

Art. 143/2.Behalve de in de artikelen 147 tot 157/14 bedoelde verloven kan de ambtenaar in actieve dienst, onder de door het College vastgestelde voorwaarden, om de volgende redenen afwezig zijn : 1° verlof om hem toe te laten een stage of proefperiode te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst, van het gesubsidieerd onderwijs, van het universitair onderwijs, van een gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum, van een gesubsidieerde dienst voor beroepskeuze of van een gesubsidieerd medisch-pedagogisch instituut;2° verlof wegens ziekte of gebrekkigheid;3° verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid;4° verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen;5° afwezigheid wegens persoonlijke aangelegenheid;6° disponibiliteit voor persoonlijke aangelegenheid;7° afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen;8° onderbreking van de beroepsloopbaan;9° verlof voor internationale opdracht;10° verlof voor opdracht;11° verlof om ter beschikking van de Koning te worden gesteld;12° verlof voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten in uitvoering van de wetten op de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980;13° verlof voor onthaal en opleiding.

Art. 143/3.Zolang het College de voorwaarden voor het verkrijgen van de in artikel 143/2 bedoelde verloven niet bepaald heeft, worden volgende koninklijke besluiten en hun wijzigingsbesluiten mutatis mutandis toegepast : 1° Koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende bepaalde verloven toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen en afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid, voor de in artikel 143/2, 1° tot 5°, bedoelde verloven.2° Koninklijk besluit van 13 november 1967 betreffende de stand disponibiliteit van het rijkspersoneel, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 6°.3° Koninklijk besluit van 26 mei 1975 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 7°.4° Koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 8°.5° Koninklijk besluit nr.33 van 20 juli 1967 tot vaststelling van het statuut van sommige ambtenaren van de openbare diensten, die met een internationale opdracht worden belast, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 9°. 6° Koninklijk besluit van 13 november 1967 tot vaststelling van de administratieve toestand van de rijksambtenaren die met een opdracht worden belast, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 10°.7° Koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de rijksbesturen, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 11°.8° Koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten in uitvoering van de op 20 februari 1980 gecoördineerde wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 12°.

Art. 143/4.De ambtenaar wiens ambt afgeschaft wordt en die is wedertewerkgesteld, is in dienstactiviteit.

Section 3. - Non-activiteit

Art. 144.De ambtenaar kan, krachtens de bepalingen van dit besluit, van rechtswege of bij beslissing van de bevoegde overheid in non-activiteit worden geplaatst.

Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in deze stand geen recht op zijn wedde.

Hij kan alleen onder de door het statuut gestelde voorwaarden aanspraken op bevordering, toekenning van een mandaat en op verhoging in zijn weddeschaal doen gelden.

Art. 144/2.Onder de door het College gestelde voorwaarden is de ambtenaar op non-activiteit : 1° wanneer hij in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij toepassing van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarders, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 20 februari 1980;2° wanneer hij de uitvoering voortzet van een opdracht die niet erkend is van algemeen belang te zijn;3° wanneer aan de ambtenaar, om familiale redenen, toegestaan wordt voor een periode van lange duur afwezig te zijn;4° prorata temporis, wanneer hij in zijn ambt verminderde prestaties uitoefent wegens persoonlijke aangelegenheid;5° wanneer hij een facultatief of ambtshalve politiek verlof geniet;6° wanneer hij tuchtschorsing als tuchtstraf opgelegd krijgt.

Art. 144/3.Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand non-activiteit.

Tijdens de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering of op bevordering tot een hogere wedde niet doen gelden en kan hij aan een inhouding van wedde worden onderworpen.

Het College waarborgt de ambtenaar die een inhouding van wedde ondergaat, echter een maandelijkse wedde waarvan het nettobedrag minstens gelijk is aan het bestaansminimum zoals bepaald krachtens de wet van 7 augustus 1974 houdende instelling van het recht op een bestaansminimum.

Art. 144/4.Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de voorwaarden voldoet om te worden gepensioneerd.

Section 4. - Disponibiliteit Onderafdeling 1. - Disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst

Art. 145.De ambtenaar kan, zonder opzegging, in disponibiliteit worden gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst wanneer hij een bepaald ambt niet kan uitoefenen en hij niet onmiddellijk in een beter geschikte betrekking wedertewerkgesteld kan worden.

Op voorstel van de directieraad neemt de benoemende overheid een beslissing omtrent het in disponibiliteit stellen. De betrokkene wordt vooraf door de directieraad gehoord en kan worden bijgestaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 145/2.De ambtenaar in disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst heeft geen recht op wedde of op verhoging in zijn weddenschaal.

Hij verliest zijn aanspraken op bevordering of toekenning van een mandaat.

Hij geniet het eerste jaar een wachtgeld gelijk aan zijn laatste activiteitswedde. Vanaf het tweede jaar is dit wachtgeld gelijk aan 1/60e van de laatste activiteitswedde per dienstjaar dat hij telt op de datum waarop hij in disponibiliteit is gesteld.

Onderafdeling 2. - Disponibiliteit wegens ziekte

Art. 145/3.§ 1. De ambtenaar die afwezig is wegens ziekte is na het wettelijk toegekende aantal verlofdagen te hebben bereikt van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte.

Hij behoudt zijn recht op bevordering en op bevordering in zijn weddenschaal. § 2. De ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.

Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan : 1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de socialezekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;2° het pensioen dat hij verkregen zou hebben indien hij, op het ogenblik dat hij in disponibiliteit gesteld werd, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid toegelaten zou zijn. § 3. De ambtenaar heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de kwaal waaraan hij lijdt door de Sociaal-medische rijksdienst als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. Dit recht heeft slechts uitwerking nadat de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte werd gesteld voor een ononderbroken periode van ten minste drie maanden.

Dit recht heeft een herziening van de toestand van de ambtenaar tot gevolg met geldelijke uitwerking op de dag waarop zijn disponibiliteit een aanvang heeft genomen. § 4. De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking bedoeld, noch aan de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek zoals bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende arbeidsverdeling in de openbare sector.

Voor de toepassing van § 2 van dit artikel, is de laatste activiteitswedde deze, welke voor de verminderde prestaties verschuldigd was.

Art. 145/4.De ambtenaar die in disponibiliteit werd gesteld wegens ziekte, wordt ieder jaar medisch onderzocht door de medische controledienst in de loop van de maand overeenstemmend met die waarin hij in disponibiliteit werd gesteld.

Verschijnt de ambtenaar niet voor de medische controledienst op het tijdstip bepaald in het eerste lid, dan wordt de uitkering van zijn wachtgeld vanaf dat tijdstip geschorst tot hij verschijnt.

Onderafdeling 3. - Disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheid

Art. 145/5.De ambtenaar in disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheid krijgt geen wachtgeld. Hij kan ook geen aanspraken doen gelden op ziektes opgedaan gedurende de periode van disponibiliteit.

Hij verliest zijn aanspraken op bevordering of toekenning van een mandaat.

Onderafdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 145/6.De benoemende overheid kan, op advies van de directieraad, de betrekking waarvan de in disponibiliteit gestelde ambtenaar titularis was, onmiddellijk vacant verklaren in geval van disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst.

De vacantverklaring kan slechts worden beslist na verloop van een jaar in geval van disponibiliteit wegens ziekte.

Art. 145/7.De benoemende overheid kan de in disponibiliteit gestelde ambtenaar in actieve dienst terugroepen indien hij de vereiste beroeps- en lichamelijke geschiktheid bezit.

De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte, wiens betrekking niet vacant werd verklaard, neemt haar opnieuw op wanneer hij zijn dienst hervat.

De ambtenaar moet in ieder geval, binnen de door de benoemende overheid gestelde termijn, het aangewezen ambt opnemen. Indien hij zonder geldige reden weigert, wordt hij, na een afwezigheid van tien werkdagen, ambtshalve ontslagen.

Art. 145/8.Niemand kan in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij voldoet aan de voorwaarden om gepensioneerd te worden. HOOFDSTUK III. - Afwezigheden

Art. 146.De ambtenaar mag niet afwezig zijn zonder verlof of dienstvrijstelling te hebben gekregen.

Onder dienstvrijstelling wordt verstaan de toestemming gegeven aan een ambtenaar om gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met het behoud van al zijn rechten.

Met uitzondering van de in dit besluit bepaalde gevallen worden de verloven en dienstvrijstellingen door de leidende ambtenaar of de door hem aangewezen ambtenaar toegekend.

Art. 146/2.Deelneming van een ambtenaar aan een georganiseerde werkonderbreking kan voor de ambtenaar slechts het verlies van zijn wedde tot gevolg hebben.

Art. 146/3.Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf, bevindt de ambtenaar die zonder toestemming afwezig is of de duur van zijn verlof zonder geldige reden overschrijdt, zich van rechtswege in non-activiteit.

Art. 146/4.Indien de ambtenaar zonder geldige reden meer dan tien werkdagen afwezig is, wordt hij ambtshalve ontslagen. HOOFDSTUK IV. - Verloven van arbeidsherverdelende aard

Art. 147.De personeelsleden genieten het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek en het stelsel van halftijdse vervroegde uittreding. De bijzondere modaliteiten van dit stelsel worden bepaald bij Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie. HOOFDSTUK V. - Verloven van korte duur Afdeling 1. - Jaarlijks vakantieverlof

Art. 148.De ambtenaar heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof van 35 werkdagen. De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof van één werkdag na vijf dienstjaren; hetzij twee dagen na tien dienstjaren.

Art.148/2. De ambtenaar geniet bijkomend jaarlijks vakantieverlof op grond van zijn leeftijd. Zo heeft hij tussen de 60 en de 65 jaar elk jaar recht op een bijkomende vakantiedag.

Aldus, 1. op 60 jaar, geniet de ambtenaar één werkdag bijkomende vakantie;2. op 61 jaar, geniet de ambtenaar twee werkdagen bijkomende vakantie;3. op 62 jaar, geniet de ambtenaar drie werkdagen bijkomende vakantie;4. op 63 jaar, geniet de ambtenaar vier werkdagen bijkomende vakantie;5. op 64 jaar, geniet de ambtenaar vijf werkdagen bijkomende vakantie.

Art. 148/3.Het vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst.

De ambtenaar heeft recht op een vakantieverlof van minstens tien opeenvolgende werkdagen.

Art. 148/4.De ambtenaar heeft het recht om, binnen een periode van 35 werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen om te zorgen voor een persoon die onder hetzelfde dak woont en die ziek is of die het slachtoffer is van een ongeval, zonder dat het belang van de dienst hiertegen kan worden ingeroepen.

Als persoon die onder hetzelfde dak woont dient te worden beschouwd : de echtgeno(o)t(e), de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een bloed- of aanverwant van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een persoon opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

De ambtenaar moet een doktersattest voorleggen om het volgende te bewijzen : 1. de ziekte of het ongeval;2. de dringende noodzaak van de aanwezigheid van de ambtenaar.

Art. 148/5.Als de ambtenaar de vier werkdagen bedoeld in artikel 148/4, eerste lid, of alle werkdagen bepaald in artikel 148, heeft opgenomen, heeft hij/zij recht op twee bijkomende werkdagen voor dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden als in artikel 148/4.

Art. 148/6.Het jaarlijks verlof wordt opgenomen in het kalenderjaar, volgens de voorwaarden die door de leidende ambtenaar zijn vastgelegd. (Om uitzonderlijke redenen waarover de leidende ambtenaar beslist, kan deze laatste evenwel een overdracht van maximaal 5 onbestede vakantiedagen naar het volgende kalenderjaar toestaan.)

Art. 148/7.In de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie geldt een standaardwerktijdregeling met onderscheid tussen stamtijden, glijtijden en bereikbaarheid van de dienst.

De aanwezigheid van de ambtenaar die onderworpen is aan het reglement betreffende de flexibele werktijd wordt 's morgens, 's middags en 's avonds geregistreerd. De gepresteerde uren in meer worden geregulariseerd op de glijtijden.

Art. 148/8.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijks verlof. Dit verlof wordt verminderd : 1. wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn/haar ambt neerlegt;2. wanneer de ambtenaar tijdens het jaar verloven heeft verkregen : - voor een stage of een proefperiode bij een andere overheidsdienst; - om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden, van de provincieraden of van de Europese vergaderingen; - om dringende redenen van familiaal belang; - wegens de halftijdse vervroegde uittreding; - voor de vrijwillige vierdagenweek; - voor onderbreking van de beroepsloopbaan; - voor een opdracht; - de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst leiden eveneens tot een evenredige vermindering van het vakantieverlof.

Het op die manier berekend aantal dagen heeft altijd betrekking op een aantal halve of volledige dagen. Dit aantal wordt naar boven afgerond tot op een halve of volledige dag.

Art. 148/9.De in dit hoofdstuk bepaalde vakantiedagen worden opgeschort bij ziekte voorzover de geneeskundige controle mogelijk is.

Art. 148/10.Het jaarlijkse vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Dit geldt eveneens voor de twee bijkomende dagen voorzien in artikel 148/5. Afdeling 2. - Feestdagen

Art. 149.§ 1. De ambtenaar heeft verlof tijdens de wettelijke feestdagen, alsook op 27 september, 2 en 15 november en 26 december. § 2. De in § 1 bedoelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag, worden gecompenseerd door een verlof van 27 december tot en met 31 december. § 3. De ambtenaar die krachtens de arbeidstijdregeling die op hem van toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst, verplicht is te werken op één van de dagen bedoeld in § 1, verkrijgt vervangende verlofdagen die kunnen worden genomen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. § 4. De verloven bedoeld in dit artikel worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 3. - Uitzonderlijk verlof

Art. 149/2.Uitzonderlijk verlof wordt toegekend binnen de perken zoals hierna bepaald : 1. verandering van standplaats opgelegd in het belang van de dienst : 2 werkdagen;2. om deel uit te maken van de jury van het hof van assisen en dit tijdens de duur van de zitting. Het verlof bedoeld in dit artikel wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 4. - Verlof om familiale redenen

Onderafdeling 1. - Omstandigheidsverlof

Art. 150.De ambtenaar krijgt binnen de perken zoals hierna bepaald verlof toegekend naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen : 1. huwelijk van de ambtenaar (of viering van het wettelijk samenwonen) : vier werkdagen.2. bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie de ambtenaar op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft : vier werkdagen.3. overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleefde : vier werkdagen.4. overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : vier werkdagen.5. huwelijk van een kind van de ambtenaar of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : twee werkdagen.6. overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar onder hetzelfde dak samenleeft : twee werkdagen.7. overlijden van een bloed- of aanverwant tot in de derde graad dat niet onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar : een werkdag. Als de gebeurtenis zich voordoet in de loop van een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof overeenkomstig verminderd.

Het verlof bedoeld in dit artikel wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Onderafdeling 2. - Verlof om dwingende redenen van familiale aard

Art. 150/2.Een ambtenaar heeft recht op maximaal vijfenveertig werkdagen verlof per kalenderjaar wegens : 1. de ziekenhuisopname van een persoon die bij de ambtenaar inwoont, of van een familielid of aanverwant in de eerste graad die niet bij de ambtenaar inwoont;2. de kinderopvang voor kinderen jonger dan 15 jaar. Als het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgenomen in een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof overeenkomstig ingekort.

Art. 150/3.Dit verlof wordt niet bezoldigd. Voor het overige wordt het gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Onderafdeling 3. - Ouderschapsverlof Art.150/4. Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind, maximaal drie maanden ouderschapsverlof toegestaan. Dit verlof moet worden genomen vóór het kind de leeftijd van 10 jaar heeft bereikt. Het verlof kan slechts opgesplitst worden in maanden en moet opgenomen worden met volledige dagen.

Na het ouderschapsverlof heeft de ambtenaar het recht zijn functie opnieuw uit te oefenen of, indien dat onmogelijk is, een gelijkwaardige of gelijkaardige functie te bekleden.

Art. 150/5.Dit ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd. Het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Onderafdeling 4. - Opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij

Art. 150/6.De ambtenaar kan verlof krijgen wanneer een kind beneden tien jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

De maximumduur van het verlof bedraagt vier weken indien het opgenomen kind ouder is dan drie jaar en zes weken indien het die leeftijd nog niet heeft bereikt.

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kindertoeslagen voor de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslagen ten voordele van de zelfstandigen.

Art. 150/7.Het opvangverlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 5. - Bevallingsverlof en vaderschapsverlof

Art. 151.§ 1. Het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 2. De bezoldiging over de periode gedurende welke de vrouwelijke ambtenaar bevallingsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken bestrijken of zeventien weken in geval van de geboorte van een meerling. § 3. De periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap gedurende de zes weken die vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat worden voor het bepalen van de administratieve stand van de vrouwelijke ambtenaar veranderd in bevallingsverlof.

Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de periodes van afwezigheden wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap gedurende de acht weken die, in geval van de geboorte van een meerling, vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat.

Art. 151/2.Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenataal verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt wordt het prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in bevallingsverlof.

In afwijking van artikel 151 is de bezoldiging verschuldigd.

Art. 151/3.Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen worden, de volgende afwezigheden gedurende de zes weken die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat : 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° de in artikel 149 bedoelde feestdagen;3° de in de artikelen 148/4, 148/5, 150 et 152/6 bedoelde verloven;4° het verlof om dwingende redenen van familiale aard;5° de afwezigheden wegens ziekte met uitsluiting van de afwezigheden bedoeld in artikel 151, § 3.

Art. 151/4.Zwangere of de borstvoedende ambtenaren mogen geen overuren verrichten. Als overuren dienen, voor de toepassing van dit artikel, te worden beschouwd, alle werk bovenop de 38 uren week.

Art. 151/5.De ambtenaar die, in toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 is vrijgesteld van arbeid, wordt ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 151/6.Artikel 151 is niet van toepassing in geval van miskraam vóór de 181e dag van de zwangerschap.

Art. 151/7.§ 1. Als, op de datum van de bevalling, de moeder van het kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt de vader van het kind op eigen verzoek een vaderschapsverlof om in de opvang van het kind te voorzien. § 2. In geval van overlijden van de moeder is de duur van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt had.

De ambtenaar die vader van het kind is en die het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof wenst te genieten stelt daar schriftelijk de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte binnen zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder. De brief waarin hij dat doet vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof. Hij legt zo spoedig mogelijk een uittreksel uit de overlijdensakte van de moeder voor. § 3. In geval van hospitalisatie van de moeder kan de ambtenaar die vader van het kind is een verlof ter vervanging van het moederschapsverlof krijgen onder de volgende voorwaarden : 1° de pasgeborene moet het ziekenhuis hebben verlaten;2° de hospitalisatie van de moeder moet langer dan zeven dagen duren. Het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof kan niet aanvangen vóór de zevende dag volgend op de dag van de geboorte van het kind en wordt beëindigd op het ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde loopt en uiterlijk op het einde van het gedeelte van het bevallingsverlof dat door de moeder nog niet was opgebruikt.

De ambtenaar die de vader van het kind is en die het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte.

De brief waarin hij dat doet vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof. De verlofaanvraag wordt gestaafd met een getuigschrift dat de duur van de hospitalisatie van de moeder vermeldt bovenop de zeven dagen volgend op de datum van de bevalling en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis heeft verlaten. § 4. Het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het kan niet gecumuleerd worden met het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 150, 2°, en met het vaderschapsverlof waarin artikel 151/8 van dit besluit hierna voorziet.

Art. 151/8.De mannelijke ambtenaar heeft recht op vaderschapsverlof van tien dagen in de drie maanden volgend op de geboorte van het kind.

Het verlof wordt genomen per dag of per halve dag. Het wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 6. - Verlof wegens ziekte of humanitaire reden

Art. 152.De vrouwelijke ambtenaar kan dienstvrijstelling krijgen om naar prenatale medische onderzoeken te gaan die niet buiten de diensturen kunnen plaatsvinden.

De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd.

Art. 152/2.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van het geven van : 1. bloed : één dag;2. bloedplasma : een halve dag;3. bloedplaatjes : één dag. Dit verlof kan op de dag zelf of de dag nadien worden genomen. Per jaar kunnen maximaal vier werkdagen worden opgespaard.

De ambtenaar moet een bewijs kunnen voorleggen van het geven van bloed, plasma, of bloedplaatjes.

Art. 152/3.De ambtenaar verkrijgt een verlof voor het afstaan van beenmerg, organen of weefsels.

Dit verlof wordt toegestaan voor een periode die met de duur van de hospitalisatie en van de herstelperiode overeenkomt. Met de duur van de voorafgaande geneeskundige onderzoeken kan eveneens rekening worden gehouden.

De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd.

Art. 152/4.Wanneer de echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie de ambtenaar samenleeft of een lid van het gezin, dat onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar, wordt getroffen door een ziekte waarvan de ernst en de besmettelijkheid door de arts zijn vastgesteld, moet deze arts met de hoofdarts van het geneeskundig controlecentrum van de Administratieve Gezondheidsdienst, waaronder de ambtenaar ressorteert, contact opnemen, teneinde in onderlinge overeenstemming de meest geschikte preventieve maatregelen te bepalen met inbegrip van chimioprophylaxie en eventueel verlof.

Art. 152/5.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van : 1. het volgen van lessen aan de school bij het korps van de Civiele Bescherming;2. het verrichten van prestaties als vrijwillige dienstnemer bij dit korps in vredestijd.

Art. 152/6.Voorzover het niet onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de ambtenaar verlof krijgen van maximaal vijf werkdagen per jaar om mindervaliden en zieken te vergezellen of om andere humanitaire diensten te verrichten tijdens vakantiereizen en -verblijven in België of in het buitenland.

Deze reizen of verblijven worden georganiseerd door een openbare instelling of een vereniging waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor mindervaliden, zieken of humanitaire acties op zich te nemen. De instelling of vereniging moet erkend zijn door de Belgische Staat of een van haar gefedereerde entiteiten.

De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder haar verantwoordelijkheid valt.

Art. 152/7.Het verlof om medische of humanitaire redenen wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK VI. - Verloven om politieke redenen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 153.Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de ambtenaren in de administratieve stand dienstactiviteit geplaatst. Het verlof toegekend krachtens de hierna vermelde bepalingen wordt echter niet bezoldigd.

Art. 153/2.Voor de toepassing van dit hoofdstuk en tenzij anders bepaald, wordt voor het personeel dat bij arbeidsovereenkomst in dienst is genomen de uitvoering van hun overeenkomst opgeschort.

De toegekende periodes van verlof om politieke redenen vormen niettemin periodes van administratieve dienst die gelijkgesteld kunnen worden met het oog een weddeverhoging.

Art. 153/3.De toepassing van deze bepalingen gebeurt met inachtneming van de onverzoenbaarheden en verboden die op de personeelsleden van toepassing zijn. Afdeling 2. - Verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen.

Art. 154.De ambtenaar kan een verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor de wetgevende, regionale, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen.

Dit verlof wordt toegekend voor een periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan hij deelneemt. Afdeling 3. - Verlof om een functie uit te oefenen bij een erkende

politieke fractie

Art. 155.Een erkende politieke fractie is een groep verkozenen die als dusdanig is erkend overeenkomstig het reglement van de wetgevende vergadering waartoe zij behoren.

Art. 155/2.De ambtenaar kan verlof krijgen om een ambt uit te oefenen bij een erkende politieke fractie.

De voorzitter van een politieke fractie dient hiertoe een verzoek in bij de leidende ambtenaar.

De directieraad gaat na of het belang van de dienst er zich niet tegen verzet.

Met het akkoord van de functioneel bevoegde minister kent het lid van het College belast met het Openbaar Ambt het verlof toe.

Art. 155/3.De beslissing vermeldt de duur van het toegekende verlof, alsmede de politieke fractie waarbij de ambtenaar een ambt zal uitoefenen.

Art. 155/4.De Minister kan om dienstredenen het verlof beëindigen mits hij een opzeggingstermijn van één maand respecteert. Afdeling 4. - Verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet

Art. 156.De ambtenaar krijgt verlof wanneer hij aangewezen wordt om een functie te vervullen op het kabinet van een Minister of een Staatssecretaris of ermee gelijkgesteld : 1) van de federale Regering;2) van de Regering van een Gemeenschap of Gewest;3) van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De aanstelling vindt plaats na akkoord van het Beheerscomité.

Op het einde van zijn detachering en tenzij hij naar een ander kabinet overgaat, krijgt de ambtenaar, per maand activiteit in een kabinet, één dag verlof met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen. Afdeling 5. - Verlof om een politiek mandaat uit te oefenen

Art. 157.De personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie hebben recht op politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of van een functie die daarmee gelijkgesteld kan worden.

Art. 157/2.Onder politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of een functie die daarmee kan worden gelijkgesteld, dient te worden begrepen : 1. hetzij een vrijstelling van dienst die geen enkele invloed heeft op de administratieve en geldelijke situatie van de personeelsleden;2. hetzij een facultatief politiek verlof toegekend op vraag van de personeelsleden;3. hetzij een van ambtswege politiek verlof dat het personeelslid niet kan weigeren.

Art. 157/3.De ambtenaar krijgt op zijn aanvraag vrijstelling van dienst, ten belope van : 1. een halve dag per maand, voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid, burgemeester, schepen of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter inbegrepen, in een gemeente tot 10 000 inwoners;2. één dag per maand, voor de uitoefening van een mandaat van : a) gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 inwoners of meer;b) burgemeester, schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners;c) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;d) provincieraadslid, niet-lid van de bestendige deputatie.

Art. 157/4.De vrijstelling van dienst bepaald in artikel 157/3, wordt naar keuze van de ambtenaar genomen in dagen of halve dagen. Zij mag niet van een maand naar een andere worden overgedragen.

Art. 157/5.De ambtenaar kan op zijn aanvraag, behalve de vrijstelling van dienst bepaald in artikel 157/3, een facultatief politiek verlof krijgen, ten belope van : 1. één of twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen, voorzitter of lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn, in een gemeente tot 10 000 inwoners;2. één tot drie dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners;b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 50 000 inwoners;c) lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 20 000 inwoners. . één tot vijf dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 20 000 inwoners; 4. een kwart van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners.5. de helft van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners;b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80 001 tot 130 000 inwoners.

Art. 157/6.De ambtenaar is in politiek verlof van ambtswege, ten belope van : 1. twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 20 001 tot 30 000 inwoners;b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 20 001 tot 50 000 inwoners.2. een kwart van een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners.3. de helft van een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners;b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80 001 tot 130 000 inwoners.4. een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente met meer dan 80 000 inwoners;b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente met meer dan 130 000 inwoners;c) lid van de bestendige deputatie van een provincieraad.

Art. 157/7.De personeelsleden zijn in politiek verlof van ambtswege, ten belope van een voltijds ambt, voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : - lid van één der Wetgevende Kamers of van de federale Regering; - lid van een Gemeenschaps- of Gewestraad; - lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering; - lid van het Europees Parlement of van de Europese Commissie.

Art. 157/8.Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.

Art. 157/9.Voor de toepassing van de artikelen 156/3, 156/5 en 156/6, wordt het aantal inwoners bepaald overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 29 van de Nieuwe Gemeentewet.

Art. 157/10.De ambtenaar die geen voltijds ambt uitoefent wordt met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden indien aan zijn politiek mandaat reeds een politiek verlof van ambtswege beantwoordt waarvan de duur ten minste de helft van een voltijds ambt beloopt.

Art. 157/11.De ambtenaar die recht heeft op een politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt, kan, op zijn aanvraag, halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.

De ambtenaar die recht heeft op een halftijds politiek verlof, kan op zijn aanvraag, voltijds politiek verlof krijgen.

Art. 157/12.De periodes welke door facultatief politiek verlof of politiek verlof van ambtswege worden gedekt, worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Ze worden evenwel niet bezoldigd.

Voor de personeelsleden die zijn aangeworven met een arbeidscontract, vormen de periodes die gedekt zijn door een facultatief politiek verlof of door een van ambtswege politiek verlof periodes van opschorting van dienst die moeten worden beschouwd als diensten die in aanmerking komen voor de weddeverhoging.

Art. 157/13.Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens de welke het mandaat een einde neemt.

Vanaf dat ogenblik, herkrijgt de belanghebbende zijn rechten. Wanneer hij niet in zijn betrekking werd vervangen, bezet hij die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat. Indien hij wel werd vervangen, wordt hij voor een andere betrekking aangewezen in overeenstemming met de bepalingen die voor hem van toepassing zijn inzake reaffectatie en mobiliteit.

Art. 157/14.De ambtenaar mag na zijn wederopneming zijn wedde niet cumuleren met voordelen die verbonden zijn aan de uitoefening van een politiek mandaat en die een wederaanpassingsvergoeding betreffen.

Art. 3.Slotbepalingen.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.

Art. 4.De Voorzitter van het College belast met Beroepsomscholing en Bijscholing en het Lid van het College belast met het Openbaar Ambt worden belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 juni 2004.

Door het College : E. TOMAS, Voorzitter van het College, Belast met Onderwijs, Beroepsomscholing en Bijscholing, Leerlingenvervoer, het Samenleven van plaatselijke gemeenschappen de Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, alsook met Internationale Betrekkingen J. SIMONET, Lid van het College belast met het Openbaar Ambt A. HUTCHINSON, Lid van het College belast met Begroting

^