Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 06 april 2000
gepubliceerd op 08 juni 2000

Besluit 99/262/C van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2000031180
pub.
08/06/2000
prom.
06/04/2000
ELI
eli/besluit/2000/04/06/2000031180/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 APRIL 2000. - Besluit 99/262/C van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking


Het College, Gelet op de artikelen 138 en 178 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 betreffende de hervorming der instellingen, inzonderheid artikel 83, § 3, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 betreffende de overdracht van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid artikel 4, 1°;

Gelet op decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 betreffende de overdracht van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid artikel 4, 1°;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces, inzonderheid de artikelen 36, 37 en 38;

Gelet op het advies van de Sectie « Gehandicapten » van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan Personen en Gezondheid, van 5 maart 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 29 maart 2000;

Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met Begroting van 1 april 1999;

Gelet op de beraadslaging van het College van 27 mei 1999 omtrent het verzoek om een advies van de Raad van State binnen een termijn van maximaal een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, overeenkomstig artikel 84, lid 1, 1° van de samengeschakelde wetten betreffende de Raad van State;

Op voorstel van het Collegelid belast met Gehandicaptenbeleid, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Het besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet, krachtens artikel 138 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : « decreet » : decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces; « bestuur » : de dienst met afzonderlijk beheer tot uitvoering van het beleid inzake de sociale integratie en inschakeling in het arbeidsleven van mindervaliden en die werd opgericht bij decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1998, onder de naam « Brusselse Franstalige dienst voor mindervaliden »; « gehandicapte » : iedere gehandicapte die woonachtig is op het grondgebied van het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6 van het decreet, ofwel die mogelijk kan worden toegelaten uit hoofde van de bepalingen van het decreet, conform de artikelen 46 tot 48 van het decreet; niettemin kunnen uit hoofde van artikel 2 van het decreet de door het College erkende centra, ondernemingen en diensten ook personen opvangen die woonachtig zijn op het grondgebied van een ander gewest; « Collegelid » : het Collegelid van de Franse Gemeenschapscommissie dat belast is met het Gehandicaptenbeleid. HOOFDSTUK II. - De diensten voor begeleiding

Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder « diensten » : de diensten voor begeleiding.

Sectie 1. - De erkenning

Art. 4.Om te worden erkend moet een dienst die de taken vervult zoals gedefinieerd in artikelen 45 en 46 van het decreet en die is samengesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 44 van het decreet, aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° zijn activiteitenzetel vestigen op het grondgebied van het tweetalige Brussel-Hoofdstad;2° zich richten naar de verplichtingen die voortvloeien uit de wettelijke en reglementaire bepalingen die op hem van toepassing zijn;3° de toegankelijkheid van de gebouwen met het oog op de handicap van de opgevangen personen waarborgen;4° beschikken over : a) ruimten die zowel de algemene opvang van de begunstigden als individuele gesprekken mogelijk maken;b) een permanentie die voor gehandicapten minimaal 10 uur/week beschikbaar is.daarnaast moet de dienst één dag per week tussen 18.00 ten 20.00 uur of zaterdagmorgen op afspraak toegankelijk zijn; c) een telefonische permanentie per automatische telefoonbeantwoorder buiten de openingsuren van de dienst voor de gehandicapten;5° geïndividualiseerde bijstand verlenen;6° per begunstigde een dossier bijhouden;7° over een pluridisciplinaire equipe voor begeleiding beschikken;8° zich bereid verklaren samen te werken met de bevoegde particuliere en openbare diensten naargelang van het persoonlijke bijstandsprogramma voor elke gehandicapte;9° zich onderwerpen aan de door het bestuur georganiseerde beoordelingen, bezoeken en controles en het bestuur alle bewijsstukken overleggen die vereist zijn voor de uitoefening van diens controle;10° jaarlijks aan het bestuur een activiteitenverslag voorleggen dat is opgesteld volgens het door het bestuur vastgestelde model en dat ten minste het volgende bevat : a) het aantal ten laste genomen gehandicapten, onder vermelding van de datum van tenlasteneming, de leeftijd en de gemeente waar de gehandicapte woonachtig is;b) de aard van de aanvragen, de activiteitensectoren en de beoordeling van de behaalde resultaten;11° per begrotingsjaar een boekhouding bijhouden volgens het model dat wordt bepaald door het Collegelid;12° beloven het bestuur binnen vijftien dagen op de hoogte te zullen brengen van elke wijziging ten aanzien van de normen voor erkenning en subsidiëring.

Art. 5.De geïndividualiseerde bijstand bedoeld in artikel 4, 5° is het voorwerp van een schriftelijke overeenkomst tussen de dienst en de gehandicapte. Hierin wordt rekening gehouden met de leeftijd, vaardigheden en aanvraag van de gehandicapte. Zij vermeldt : 1° de toegekende subsidies;2° de financiële bijdrage van de gehandicapte.

Art. 6.Het dossier bedoeld in artikel 4, 6° omvat : 1° de aanvraag;2° de overeenkomst;3° de medische, sociale, psychologische en pedagogische gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst;4° het persoonlijke bijstandsprogramma dat door de dienst wordt opgesteld in overleg met de gehandicapte of diens wettige vertegenwoordiger;5° de evaluaties van het bijstandsprogramma, die een jaarlijkse balans moeten omvatten opgesteld in overleg met de gehandicapte of diens wettige vertegenwoordiger.

Art. 7.De pluridisciplinaire equipe voor begeleiding bedoeld in artikel 4, 7° bestaat uit ten minste twee personen met een diploma uit het hoger pedagogisch, psychologisch, sociaal of paramedisch onderwijs. De persoon die belast is met de leiding van de dienst moet aan deze vereiste voldoen.

Deze equipe kan uitsluitend worden aangevuld : 1° op het niveau van de begeleiding : met onderwijzend personeel klasse 1 en 2 en voor de in artikel 45, 1° van het decreet beschreven taken, met kinderverzorgsters;2° op het niveau van het secretariaat : met administratief personeel;3° op het niveau van de in artikel 10, alinea 1, 1° bedoelde bijbehorende functie, met arbeiders. Wanneer de dienst de in artikel 45, 4° van het decreet beschreven taak verzorgt, moet de equipe worden aangevuld met een geneesheer, een psycholoog of een assistent in de psychologie en een maatschappelijk assistent.

Art. 8.Elke dienst kan worden erkend in één van de volgende categorieën : 1° categorie 1 : de dienst vervult één of twee van de in artikel 45, 1° tot 3° van het decreet beschreven taken voor ten minste 12 gehandicapten.Deze categorie omvat de voor de eerste keer erkende dienst; 2° categorie 2 : de dienst vervult één of twee van de in artikel 45, 1° tot 3° van het decreet beschreven taken voor ten minste 20 gehandicapten;3° categorie 3 : de dienst vervult ten minste twee van de in artikel 45, 1° tot 3° van het decreet beschreven taken voor ten minste 40 gehandicapten;4° categorie 4 : de dienst vervult de in artikel 45, 1° tot 3° van het decreet beschreven taken voor ten minste 20 gehandicapten per taak;5° categorie 5 : de dienst uit één van de categorieën 1 tot 4 die bovendien de in artikel 45, 4° van het decreet beschreven taak vervult. Hiertoe selecteert hij de gastgezinnen, hierbij bijzonder rekening houdend met hun vermogen om een opvang te ontwikkelen die in overeenstemming is met de behoeften van de gehandicapte.

Art. 9.Om de aantallen in artikel 8 genoemde gehandicapten te bepalen, omvat een begeleiding ten minste twee maandelijkse tussenkomsten door één van de leden van de equipe voor begeleiding bedoeld in artikel 7.

De gehandicapten die hun verzoek tot erkenning nog niet hebben ingediend, worden in deze aantallen eveneens in aanmerking genomen.

Art. 10.Elke dienst kan erkend worden voor één of meerdere bijbehorende functies : 1° begeleide huisvesting : de dienst is eigenaar of huurder van woningen die hij verhuurt of onderverhuurt aan ten minste 5 gehandicapten die hij ter plaatse begeleidt;2° de halte-bewaarplaats : plaats van occasionele dagopvang voor gehandicapte kinderen onder 6 jaar;3° de organisatie van vrijetijdsbesteding : organisatie van verblijven voor gehandicapten tijdens weekends en vakanties, voor ten minste 4 weekends per jaar en 10 vakantiedagen. De dienst vervult één of meerdere van deze bijbehorende functies die verband houden met de taken waarvoor hij erkenning heeft gekregen.

De door de bijbehorende functies geviseerde gehandicapten vallen niet onder de vereisten van artikelen 5 en 6.

Art. 11.De erkenningsaanvraag moet bij een ter post aangetekende brief worden ingediend bij het bestuur volgens het daartoe bestemde model. Het bestuur bericht hiervan binnen tien dagen ontvangst.

De aanvraag moet de volgende documenten en inlichtingen omvatten : 1° een afschrift van de statuten van de v.z.w. zoals ze zijn verschenen in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, samen met de eventuele wijzigingen eraan, alsook de lijst met de leden van de Raad van Bestuur; 2° de naam van de dienst, de adressen van zijn maatschappelijke zetel en activiteitenzetel;3° de beschrijving van de huidige of geplande activiteiten, de functie(s) die de dienst denkt te vervullen, de categorie waaronder de dienst wenst te vallen, de beschrijving van de middelen die zullen worden ingezet om deze functies te vervullen en de datum van inwerkingtreding van de gewenste erkenning;4° de naam van de verantwoordelijke voor het dagelijks beheer die door de organiserende autoriteit gemachtigd is om de dienst te vertegenwoordigen;5° een afschrift van de plannen van de bezette gebouwen, met vermelding van de bestemming en netto oppervlakte van de ruimten;6° het rapport van de gewestelijke brandweerdienst daterend van minder dan drie jaar geleden;7° het huishoudelijk reglement van de dienst;8° het model van de overeenkomst bedoeld in artikel 5;9° de lijst met het personeel van de dienst, met diens diploma's, functie, werkregime, of bij gebrek hieraan het aanwervingsplan van het personeel;10° voor elk van de leden van dit personeel een afschrift van de overeenkomst die het lid verbindt aan de dienst, en de getuigschriften die bewijzen dat het voldoet aan de voorwaarden in het besluit ten aanzien van zijn functie en zijn anciënniteit;11° voor elk van de leden van dit personeel een bewijs van goed zedelijk gedrag dat niet langer dan drie maanden geleden mag zijn afgegeven;12° een afschrift van het contract inzake verzekering en burgerlijke aansprakelijkheid voor deze personeelsleden en de opgevangen gehandicapten;13° de lijst met apparatuur waarover de dienst beschikt of die hij denkt te zullen aanschaffen;14° het arbeidsreglement;15° de eventuele partnerschapsovereenkomsten met derde instellingen met het oog op de uitvoering van de taken van de dienst.

Art. 12.Het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 11, 7° preciseert : 1° de rechten en plichten van de gehandicapte;2° de verplichtingen van de dienst jegens de opgevangen gehandicapten;3° de beschrijving van de dienst en diens werking;4° de modaliteiten voor indiening van klachten en hun wijze van verwerking;5° de namen van de verantwoordelijke voor de dienst, de voorzitter van de raad van bestuur en de maatschappelijke zetel van de vereniging zonder winstbejag;6° de gegevens van het bestuur.

Art. 13.Indien de erkenningsaanvraag niet volledig is, licht het bestuur de aanvrager in dat hij drie maanden de tijd heeft om zijn aanvraag aan te vullen. Zo niet, dan wordt de aanvraag beschouwd als nietig.

Art. 14.Wanneer de aanvraag volledig is, bestuurt het bestuur haar en organiseert het een bezoek om na te gaan of de dienst voldoet aan de erkenningsvoorwaarden.

Het bestuur overhandigt de aanvraag aan het Collegelid, vergezeld van een beslissingsvoorstel. Het Collegelid legt dit voorstel voor aan de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid. Hij preciseert de termijn die kan worden uitgetrokken voor het advies.

Binnen dertig dagen na het advies van de Adviesraad legt het bestuur zijn beslissingsvoorstel samen met dit advies voor aan het Collegelid.

De beslissing van het College wordt door het bestuur aan de aanvrager meegedeeld.

Art. 15.Het College kent de erkenning toe voor een duur van vijf jaar die niet eerder kan aanvangen dan de datum van ontvangst van de aanvraag.

Deze duur kan worden hernieuwd.

De erkenningsbeslissing plaatst de dienst in één van de categorieën in artikel 8 en bepaalt desgevallend de bijbehorende functies waarvoor de erkenning wordt toegekend.

Art. 16.De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning van de dienst wordt ingediend bij het bestuur uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de periode waarvoor de vorige erkenningsbeslissing geldt.

De dienst blijft erkend tot het College beslist heeft over de hernieuwingsaanvraag.

De documenten in het oorspronkelijke dossier hoeven niet bij de hernieuwingsaanvraag te worden gevoegd voor zoverre zij nog altijd getrouw de situatie weerspiegelen op de datum van de aanvraag tot hernieuwde erkenning.

Art. 17.Elke aanvraag tot wijziging van de erkenning door de dienst wordt bij het bestuur ingediend. Deze aanvraag preciseert en motiveert het doel van de wijziging.

Het bestuur informeert de dienst omtrent de elementen die nodig zijn voor de bestudering van de aanvraag.

Deze aanvraag wordt bestudeerd en over haar wordt beslist volgens de regels toepasselijk op de erkenningsaanvraag.

Art. 18.De dienst die niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarde wordt daarvan door het bestuur op de hoogte gebracht en verzocht om dit in orde te brengen.

Art. 19.Wanneer binnen twee maanden nog altijd niet is voldaan aan één der erkenningsvoorwaarden geeft het bestuur de dienst bij een ter post aangetekende brief kennis van een met redenen omklede ingebrekestelling.

Indien het bestuur na één maand vaststelt dat de erkenningsvoorwaarden nog altijd niet zijn vervuld, bezorgt het aan het Collegelid een voorstel tot opening van de procedure tot opschorting of intrekking van de erkenning. In dit voorstel wordt rekening gehouden met de toestand van het personeel en de gehandicapten.

Indien het Collegelid zijn goedkeuring hecht aan dit voorstel, geeft het bestuur hiervan bij een ter post aangetekende brief kennis aan de dienst. De dienst heeft dertig dagen de tijd om een toelichting in te dienen en om op haar verzoek gehoord te worden bij het bestuur, dat de dag en het uur van de hoorzitting vaststelt.

Het bestuur bezorgt binnen de dertig dagen die volgen op de hoorzitting een voorstel tot behoud, opschorting of intrekking van de erkenning aan het Collegelid. Het Collegelid vraagt het advies van Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid binnen drie maanden na de aanhangigmaking.

Het bestuur dient binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van de Adviesraad het voorstel en voornoemd advies in bij het Collegelid.

Het College beslist binnen twee maanden na ontvangst van het advies.

Van de beslissing van het College wordt door het bestuur bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven..

Art. 20.De beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning leidt tot stopzetting van de tegemoetkomingen aan de dienst op de door het College vastgestelde datum.

Het bestuur deelt de beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning onverwijld mee aan het personeel van de dienst alsook aan hun vakbondsafgevaardigden.

De dienst deelt de beslissing tot intrekking van de erkenning onverwijld mee aan de opgevangen gehandicapten of hun wettelijke vertegenwoordigers. Indien de dienst hieromtrent in gebreke blijft, vervult het bestuur deze verplichting ten aanzien van de opgevangen en krachtens het decreet toegelaten gehandicapten.

Sectie 2. - De financiële bijdrage

Art. 21.De gehandicapte draagt bij in de werkingskosten van de dienst waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten en betaalt hem hiertoe een maandelijkse financiële bijdrage.

Deze bijdrage ligt tussen 50 en 500 frank en houdt rekening met de middelen van de geïnteresseerde.

Voor de bijbehorende functie van begeleide huisvesting neemt de gehandicapte bovendien de huur en huurlasten ten laste.

Voor de bijbehorende functie van halte-bewaarplaats betaalt de gehandicapte een maandelijkse financiële bijdrage, die niet hoger mag zijn dan de barema's toegepast door de Office de la Naissance et de l'Enfance.

De gehandicapte draagt tevens de verblijf- en vervoerkosten en de kosten van activiteiten in verband met de bijbehorende functie van organisatie van vrijetijdsbesteding.

Art. 22.Indien de gehandicapte zijn financiële bijdrage niet kan betalen, dient hij bij het bestuur een verzoek in voor een verlaagd tarief. Dit verzoek wordt vergezeld van alle bewijzen dat hij over onvoldoende middelen beschikt.

Het bestuur stelt het bedrag van de financiële bijdrage vast dat de gehandicapte verschuldigd is met het oog op zijn inkomsten en zijn persoonlijke en gezinslasten.

Art. 23.In afwijking van artikel 21, lid 1, wordt de financiële bijdrage van de gehandicapte die in een gezin wordt geplaatst, vastgesteld : 1° op twee derde van de daadwerkelijk door de begunstigde ontvangen kinderbijslag, wanneer hij minder dan 21 jaar oud is en zijn verblijf te kort is om het gastgezin de kinderbijslag te laten ontvangen, en dit prorata temporis. Wanneer evenwel de begunstigde recht heeft op een verhoogde kinderbijslag uit hoofde van zijn hoedanigheid als wees, kind van een invalide of gepensioneerde werknemer of kind van een langer dan 6 maanden werkloze werknemer, wordt zijn bijdrage gewoon berekend op basis van het gewone tarief van de kinderbijslag. 2° op 200 frank per nacht als hij minder dan 21 jaar oud is maar geen kinderbijslag ontvangt;3° op het dagforfait dat betaald wordt aan het gastgezin, als hij ouder is dan 21 jaar. Terwijl, de gehandicapte die ouder dan 21 jaar is en die in een gezin kan worden geplaatst, een minimumbedrag van 5 000 frank per maand tot zijn beschikking houdt en indien het een werknemer betreft een bedrag ter hoogte van een derde van zijn netto maandsalaris, zonder dat dit lager kan uitvallen dan 6 500 frank.

Art. 24.Wanneer de gehandicapte zowel in een gezin als in het dagcentrum is geplaatst, wordt de financiële bijdrage met betrekking tot het dagcentrum afgetrokken van die voor de plaatsing in het gezin.

Sectie 3. - De subsidie

Art. 25.Een jaarlijkse subsidie wordt toegekend aan de diensten inzake personeel, opleiding en werking.

Art. 26.§ 1. De subsidie voor de personeelskosten beslaat de loonmassa. Zij omvat de bezoldiging, de sociale zekerheidsbijdragen, de wettelijke aanvullende lasten zoals gedefinieerd in bijlage 1, de kosten van het sociale secretariaat en eventueel de vakbondspremie. § 2. De referentienormen gebruikt bij de berekening van de personeelskosten per categorie zijn : 1° categorie 1 : 1 2 voltijds;2° categorie 2 : 2 2 voltijds;3° categorie 3 : 3 2 voltijds;4° categorie 4 : 4 2 voltijds. § 3. De subsidie wordt geplafonneerd volgens : 1° de kwalificaties in bijlage 2;2° de barema's 3 tot 16 in bijlage 1 en een anciënniteit verworven in de erkende centra, ondernemingen en diensten in het kader van de bijstand aan personen en gezondheid en in de sectoren van de hulpverlening aan de jeugd, het Office de la naissance et de l'enfance en het bijzonder onderwijs. Wanneer een kwalificatie overeenstemt met een schaal boven barema 16, wordt de subsidie beperkt tot dit barema, behalve voor de categorieën 2 tot 4 waarbij de tenlasteneming van een halftijds directeur in overweging kan worden genomen binnen de normen vastgesteld in lid 2.

Bovendien wordt rekening gehouden met de anciënniteit van het administratief of arbeiderspersoneel die is verworven in dezelfde functie maar in een andere arbeidssector dan de bovengenoemde, zonder dat deze meer dan 10 jaar kan bedragen. § 4. Deze subsidie wordt met maximaal één percent verhoogd om de gerechtvaardigde kosten van personeelsvorming en toezicht van de equipe bedoeld in artikel 7 te dekken.

Art. 27.De subsidie voor de werkingskosten wordt beperkt tot : 1° 400 000 frank voor de diensten uit categorie 1;2° 700 000 frank voor de diensten uit categorie 2;3° 900 000 frank voor de diensten uit categorie 3;4° 1 150 000 frank voor de diensten uit categorie 4. Zij omvat de verplaatsingskosten van het personeel.

Art. 28.Een aanvullende subsidie wordt aan de dienst toegekend om de personeels- en werkingskosten te dekken die zijn gemaakt om de bijbehorende functie(s) te verrichten waarvoor hij erkenning heeft gekregen.

Deze aanvullende subsidie wordt voor de personeelskosten toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 26, § 3, met een maximum van 900 000 frank.

Als ze ten doel heeft de kosten te dekken van het huisvestingsbeheer voor minder dan 7 woningen, wordt de aanvullende subsidie beperkt tot 450 000 frank.

De financiële bijdragen van de gehandicapten met betrekking tot de bijbehorende functies worden afgetrokken van de toegestane werkingskosten.

Art. 29.Een jaarlijkse subsidie, bovenop degene voorzien in artikel 25, wordt aan de diensten uit categorie 5 toegekend voor de dekking van : 1° de kosten van bezoldiging van een psycholoog of assistent in de psychologie, een specialist en een maatschappelijk assistent, op basis van de volgende normen : a) psycholoog of assistent in de psychologie of maatschappelijk assistent : deeltijd (1/3) voor 10 gehandicapten die 365 dagen per jaar worden opgevangen via plaatsing in een gezin, op basis van de barema's genoemd in bijlage 1;b) specialist : deeltijd (1/4) voor 30 gehandicapten die 365 dagen per jaar worden opgevangen via plaatsing in een gezin, op basis van barema 23 genoemd in bijlage 1. De subsidie houdt rekening met de anciënniteit gepreciseerd in artikel 26, lid 3; 2° de aanvullende werkings- en verplaatsingskosten van het personeel in verband met de specifieke taken van de gezinsplaatsing, voor een bedrag van 120 frank per dag en per geplaatste persoon;3° het dagforfait dat de gastgezinnen van de dienst ontvangen. Dit forfait is vastgesteld op 655 frank per opvangdag. Het wordt verhoogd met : 1° 72 frank per begunstigde met een ernstig geestelijk handicap, motorische stoornissen uit groep B;2° 36 francs per gehandicapte begunstigde met een middelmatig geestelijk handicap of motorische stoornissen uit groep A of ernstige gezichtsstoornissen. Groep A omvat de gehandicapten met motorische stoornissen, dysmelie, polio, misvorming van het skelet en de ledematen.

Groep B omvat de gehandicapten met hersenverlamming, multiple sclerose, spina bifida, myopathie en meervoudig gehandicapten.

Art. 30.De jaarlijkse subsidie wordt uitbetaald in de vorm van maandelijkse voorschotten, ten laatste op de laatste werkdag van de maand voorafgaand aan degene waarvoor de subsidie wordt toegekend, en wordt vereffend op basis van de bepalingen van deze sectie.

Het maandelijkse voorschot houdt rekening met de erkende categorie, de evolutie van het personeel in termen van kwalificatie, aantal en anciënniteit alsook, desgevallend, met het aantal en de categorie van de in een gastgezin ten laste genomen gehandicapten.

Art. 31.Een dossier met bewijsstukken voor de berekening van de jaarlijkse subsidie moet door de dienst bij het bestuur worden ingediend vóór 31 december van het boekjaar volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Het dossier omvat ten minste de bewijsstukken met betrekking tot : 1° de personeelskosten die de loonmassa dekken zoals gedefinieerd in artikelen 26 en 29;2° de werkingskosten bedoeld in bijlage 3, inclusief de verplaatsingskosten van het personeel in het kader van zijn functies en de dienstverleningen voor de uitvoering van administratieve, boekhoudkundige, medische en paramedische taken en het onderhoud van de gebouwen;3° de financiële bijdrage van de gehandicapten en het eventueel vermeerderde dagforfait voor de gastgezinnen, in het kader van de plaatsing in een gezin. Het bestuur controleert de bewijsstukken en stelt het verschil vast tussen het in artikel 30 bedoelde voorschot en het bedrag van de jaarlijkse subsidie, in één beslissing voor alle erkende diensten tezamen. Deze beslissing wordt ten laatste genomen op 31 december van het jaar volgend op het boekjaar waarin het dossier met bewijsstukken werd ingediend.

Art. 32.Wanneer het bestuur vaststelt dat de maandelijks aan de dienst uitbetaalde voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaarlijkse subsidie, recupereert het het teveel betaalde door compensatie met de te betalen maandelijkse voorschotten voor het lopende jaar. Deze recuperatie kan, op verzoek van de dienst, in termijnen geschieden en het bestuur stelt een plan op voor de terugbetaling van het teveel ontvangen bedrag.

Art. 33.Wanneer het bestuur daarnaast merkt dat het teveel ontvangene door de dienst het resultaat is van door hem verstrekte opzettelijk foutieve inlichtingen of onvergeeflijke vergissingen van zijn kant, int het bestuur de niet verschuldigde sommen in één keer terug en zijn de moratoire interesten rechtens verschuldigd vanaf de datum van instelling van de rekening voor de subsidie. In dit geval overhandigt het bestuur aan het Collegelid een voorstel tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning. Over dit voorstel wordt beslist overeenkomstig artikel 19. HOOFDSTUK III. - De diensten voor dovenvertolking

Art. 34.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder diensten : « de diensten voor dovenvertolking ».

Sectie 1. - De erkenning

Art. 35.Om te worden erkend moet een dienst die de taken vervult zoals gedefinieerd in artikel 52 van het decreet en die is samengesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 51 van het decreet, aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° zijn activiteitenzetel vestigen op het grondgebied van het tweetalige Brussel-Hoofdstad;2° zich richten naar de verplichtingen die voortvloeien uit de wettelijke en reglementaire bepalingen die op hem van toepassing zijn;3° de opvang van doven waarborgen en over de vereiste ruimten hiervoor beschikken;4° een permanent toegankelijke dienst per telefoon, minitel, fax en internet verzorgen;5° uurtickets afgeven voor tolkwerkzaamheden, volgens de modaliteiten vastgesteld in bijlage 1 van het besluit van 25 februari 2000 betreffende de individuele bepalingen van de Brusselse Franstalige dienst voor mindervaliden voor de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces;6° beschikken over een equipe bestaande uit ten minste één persoon met een diploma uit het hoger onderwijs, die ten minste 28 uur per week effectief aanwezig is en één persoon met een diploma uit het hoger secundair onderwijs, die het secretariaat verzorgt;7° de bijscholing van zijn personeel waarborgen;8° zich bereid verklaren samen te werken met de bevoegde particuliere en openbare diensten naargelang van het persoonlijke bijstandsprogramma van elke gehandicapte;9° zich onderwerpen aan de door het bestuur georganiseerde beoordelingen, bezoeken en controles en het bestuur alle bewijsstukken overleggen die vereist zijn voor de uitoefening van diens controle;10° jaarlijks aan het bestuur een activiteitenverslag voorleggen dat is opgesteld volgens het door het bestuur vastgestelde model en dat ten minste het volgende bevat : a) het aantal ten laste genomen doven, onder vermelding van de datum van tenlasteneming, de leeftijd en de gemeente waar de dove woonachtig is;b) de aard van de aanvragen, de activiteitensectoren en de beoordeling van de behaalde resultaten;11° per begrotingsjaar een boekhouding bijhouden volgens het model dat wordt bepaald door het Collegelid;12° beloven het bestuur binnen vijftien dagen op de hoogte te zullen brengen van elke wijziging ten aanzien van de normen voor erkenning en subsidiëring.

Art. 36.De erkenningsaanvraag moet bij een ter post aangetekende brief worden ingediend bij het bestuur volgens het daartoe bestemde model. Het bestuur bericht hiervan binnen tien dagen ontvangst.

De aanvraag moet de volgende documenten en inlichtingen omvatten : 1° een afschrift van de statuten van de v.z.w. zoals ze zijn verschenen in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, samen met de eventuele wijzigingen eraan, alsook de lijst met de leden van de Raad van Bestuur; 2° de naam van de dienst, de adressen van zijn maatschappelijke zetel en activiteitenzetel;3° de beschrijving van de huidige of geplande activiteiten, de beschrijving van de middelen die zullen worden ingezet en de datum van het verzoek om inwerkingtreding van de gewenste erkenning;4° de standaardovereenkomst die met de tolken wordt gesloten;5° een afschrift van de plannen van de bezette gebouwen, met vermelding van de bestemming en netto oppervlakte van de ruimten;6° het rapport van de gewestelijke brandweerdienst daterend van minder dan drie jaar geleden;7° het huishoudelijk reglement van de dienst;8° de lijst met het personeel van de dienst, met diens diploma's, functie, werkregime, of bij gebrek hieraan het aanwervingsplan van het personeel;9° voor elk van de leden van dit personeel een afschrift van de overeenkomst die het lid verbindt aan de dienst, en de getuigschriften die bewijzen dat het voldoet aan de voorwaarden in het besluit ten aanzien van zijn functie en zijn anciënniteit;10° voor elk van de leden van dit personeel een bewijs van goed zedelijk gedrag dat niet langer dan drie maanden geleden mag zijn afgegeven;11° een afschrift van het contract inzake verzekering en burgerlijke aansprakelijkheid voor deze personeelsleden en de opgevangen gehandicapten;12° de lijst met apparatuur waarover de dienst beschikt of die hij denkt te zullen aanschaffen;13° het arbeidsreglement;14° het huishoudelijk reglement van de dienst;15° de eventuele partnerschapsovereenkomsten met derde instellingen met het oog op de uitvoering van de taken van de dienst.

Art. 37.De standaardovereenkomst met de tolken bedoeld in artikel 36, 4° omvat : 1° de deontologische regels waaraan de tolken zijn gebonden;2° het verbod voor de tolken om aan de doven een aanvullend bedrag te vragen, bovenop de waarde van het door het bestuur vergoede uurticket, buiten de verplaatsingskosten tot een maximum van 100 frank;3° de uurperiodes die de tolk ter beschikking stelt;4° de maatregelen inzake afspraken, beheer van de agenda en organisatie van de bijscholing;5° de bepalingen betreffende de bemiddeling tussen de tolk en de doven.

Art. 38.Indien de erkenningsaanvraag niet volledig is, licht het bestuur de aanvrager in dat hij drie maanden de tijd heeft om zijn aanvraag aan te vullen. Zo niet, dan wordt de aanvraag beschouwd als nietig.

Art. 39.Wanneer de aanvraag volledig is, bestudeert het bestuur haar en organiseert het een bezoek om na te gaan of de dienst voldoet aan de erkenningsvoorwaarden.

Het bestuur overhandigt de aanvraag aan het Collegelid, vergezeld van een beslissingsvoorstel. Het Collegelid legt dit voorstel voor aan de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid. Hij preciseert de termijn die kan worden uitgetrokken voor het advies.

Binnen dertig dagen na het advies van de Adviesraad legt het bestuur zijn beslissingsvoorstel samen met dit advies voor aan het Collegelid.

De beslissing van het College wordt door het bestuur aan de aanvrager meegedeeld.

Art. 40.Het College kent de erkenning toe voor een duur van vijf jaar die niet eerder kan aanvangen dan de datum van ontvangst van de aanvraag.

Deze duur kan worden hernieuwd.

De erkenningsbeslissing plaatst de dienst in één van de categorieën in artikel 8 en bepaalt desgevallend de bijbehorende functies waarvoor de erkenning wordt toegekend.

Art. 41.De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning van de dienst wordt ingediend bij het bestuur uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de periode waarvoor de vorige erkenningsbeslissing geldt.

De dienst blijft erkend tot het College beslist heeft over de hernieuwingsaanvraag.

De documenten in het oorspronkelijke dossier hoeven niet bij de hernieuwingsaanvraag te worden gevoegd voor zoverre zij nog altijd getrouw de situatie weerspiegelen op de datum van de aanvraag tot hernieuwde erkenning.

Art. 42.Elke aanvraag tot wijziging van de erkenning door de dienst wordt bij het bestuur ingediend. Deze aanvraag preciseert en motiveert het doel van de wijziging.

Het bestuur informeert de dienst omtrent de elementen die nodig zijn voor de bestudering van de aanvraag.

Deze aanvraag wordt bestudeerd en over haar wordt beslist volgens de regels toepasselijk op de erkenningsaanvraag.

Art. 43.De dienst die niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarde wordt daarvan door het bestuur op de hoogte gebracht en verzocht om dit in orde te brengen.

Art. 44.Wanneer binnen twee maanden nog altijd niet is voldaan aan één der erkenningsvoorwaarden geeft het bestuur de dienst bij een ter post aangetekende brief kennis van een met redenen omklede ingebrekestelling.

Indien het bestuur na één maand vaststelt dat de erkenningsvoorwaarden nog altijd niet zijn vervuld, bezorgt het aan het Collegelid een voorstel tot opening van de procedure tot opschorting of intrekking van de erkenning. In dit voorstel wordt rekening gehouden met de toestand van het personeel en de gehandicapten.

Indien het Collegelid zijn goedkeuring hecht aan dit voorstel, geeft het bestuur hiervan bij een ter post aangetekende brief kennis aan de dienst. De dienst heeft dertig dagen de tijd om een toelichting in te dienen en om op haar verzoek gehoord te worden bij het bestuur, dat de dag en het uur van de hoorzitting vaststelt.

Het bestuur bezorgt binnen de dertig dagen die volgen op de hoorzitting een voorstel tot behoud, opschorting of intrekking van de erkenning aan het Collegelid. Het Collegelid vraagt het advies van Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid binnen drie maanden na de aanhangigmaking.

Het bestuur dient binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van de Adviesraad het voorstel en voornoemd advies in bij het Collegelid.

Het College beslist binnen twee maanden na ontvangst van het advies.

Van de beslissing van het College wordt door het bestuur bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven.

Art. 45.De beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning leidt tot stopzetting van de tegemoetkomingen aan de dienst op de door het College vastgestelde datum.

Het bestuur deelt de beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning onverwijld mee aan het personeel van de dienst alsook aan hun vakbondsafgevaardigden.

Art. 46.Teneinde de lijst met de door hem voorgestelde tolken samen te stellen, gebruikt de dienst een methode van aanhoudende selectie en evaluatie van de tolken. Hij deelt deze aan het bestuur mee, vergezeld van de lijst met personen die eraan meewerken.

Art. 47.De lijst met tolken wordt voortdurend bijgewerkt en bij elke wijziging aan het bestuur meegedeeld, die hem elk semester ter goedkeuring voorlegt aan het Collegelid.

Hij bevat, naast de naam van de tolken, ook de door hen gebruikte communicatiewijzen en de gebieden waarin zij zijn gespecialiseerd.

Art. 48.De dienst moet de plannen voor de opleiding van de tolken vooraf ter goedkeuring aan het bestuur voorleggen.

Sectie 2. - De subsidie

Art. 49.Een jaarlijkse subsidie wordt toegekend aan de diensten inzake personeel, opleiding en werking.

Art. 50.De subsidie voor de personeelskosten beslaat de loonmassa van het personeel zoals vastgesteld in artikel 35, 6°, te weten : 1° het personeel met een diploma uit het hoger onderwijs, voltijd;2° het administratief personeel, deeltijd (3/4). Deze loonmassa omvat de bezoldiging, de sociale zekerheidsbijdragen, de wettelijke aanvullende lasten zoals gedefinieerd in bijlage 1, de kosten van het sociale secretariaat en eventueel de vakbondspremie.

De subsidie wordt geplafonneerd volgens de barema's 16 en 12 in bijlage 1 en een anciënniteit verworven in de erkende centra, ondernemingen en diensten in het kader van de bijstand aan personen en gezondheid en in de sectoren van de hulpverlening aan de jeugd, het Office de la naissance et de l'enfance en het bijzonder onderwijs.

Bovendien wordt rekening gehouden met de anciënniteit van het administratief of arbeiderspersoneel die is verworven in dezelfde functie maar in een andere arbeidssector dan de bovengenoemde, zonder dat deze meer dan 10 jaar kan bedragen.

Deze subsidie wordt met maximaal één percent verhoogd om de gerechtvaardigde opleidingskosten te dekken.

Art. 51.De subsidie voor de werkingskosten van de dienst wordt beperkt tot 380 000 frank.

Een aanvullende subsidie wordt toegekend om de bijscholingskosten te dekken die voor de tolken worden gemaakt. Zij wordt beperkt tot 100 000 frank.

Art. 52.De jaarlijkse subsidie wordt uitbetaald in de vorm van maandelijkse voorschotten, ten laatste op de laatste werkdag van de maand voorafgaand aan degene waarvoor de subsidie wordt toegekend, en wordt vereffend op basis van de bepalingen voorzien in artikel 50.

Het maandelijkse voorschot houdt rekening met de evolutie van het personeel in termen van kwalificatie, aantal en anciënniteit.

Art. 53.Een dossier met bewijsstukken voor de berekening van de jaarlijkse subsidie moet door de dienst bij het bestuur worden ingediend vóór 31 december van het boekjaar volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Het dossier omvat ten minste de bewijsstukken met betrekking tot : 1° de personeelskosten, overeenkomstig artikel 50;2° de werkingskosten bedoeld in bijlage 3, inclusief de verplaatsingskosten van het personeel in het kader van zijn functies en de diensten in verband met de uitvoering van administratieve en boekhoudkundige taken en het onderhoud van de gebouwen;3° de kosten van opleiding van de tolken. Het bestuur controleert de bewijsstukken en stelt het verschil vast tussen het in artikel 52 bedoelde voorschot en het bedrag van de jaarlijkse subsidie, in één beslissing voor alle erkende diensten tezamen. Deze beslissing wordt ten laatste genomen op 31 december van het jaar volgend op het boekjaar waarin het dossier met bewijsstukken werd ingediend.

Art. 54.Wanneer het bestuur vaststelt dat de maandelijks aan de dienst uitbetaalde voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaarlijkse subsidie, recupereert het het teveel betaalde door compensatie met de te betalen maandelijkse voorschotten voor het lopende jaar. Deze recuperatie kan, op verzoek van de dienst, in termijnen geschieden en het bestuur stelt een plan op voor de terugbetaling van het teveel ontvangen bedrag.

Art. 55.Wanneer het bestuur daarnaast merkt dat het teveel ontvangene door de dienst het resultaat is van door hem verstrekte opzettelijk foutieve inlichtingen of onvergeeflijke vergissingen van zijn kant, int het bestuur de niet verschuldigde sommen in één keer terug en zijn de moratoire interesten rechtens verschuldigd vanaf de datum van instelling van de rekening voor de subsidie. In dit geval overhandigt het bestuur aan het Collegelid een voorstel tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning. Over dit voorstel wordt beslist overeenkomstig artikel 44. HOOFDSTUK IV. - Opheffende bepalingen

Art. 56.Wordt opgeheven artikel 2 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 9 december 1999 tot vaststelling van de wijze van subsidiëring van de dagcentra en de onthaalcentra voor gehandicapten. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 57.In afwijking van artikel 8 kunnen de diensten voor begeleiding en vroegtijdige bijstand die op 31 december 1999 waren aangesloten, alsook de instellingen die op die datum erkend werden als dagcentrum of onthaalcentrum, kunnen worden erkend in de categorieën 2 tot 5.

Art. 58.De anciënniteit die in de aangesloten dienst voor begeleiding en vroegtijdige bijstand wordt verworven door het personeel dat in dienst is op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de personeelssubsidies voor de erkende centra, ondernemingen en diensten bedoeld in het decreet. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 59.De bedragen die zijn opgenomen in artikelen 21, 23, 27, 28, 29 en 37 en in de bijlage kunnen worden herzien en zijn gekoppeld aan de refertegezondheidsindex van december 1999.

Vanaf 1 januari 2001 worden zij jaarlijks aangepast op 1 januari rekening houdend met de index van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter bescherming van het concurrentievermogen van het land, gezondheidsindex genaamd, volgens de formule : Basisbedrag op 31.12 van het jaar n-1 x gezondheidsindex december van het jaar n-1 gezondheidsindex december van het jaar n-2

Art. 60.De bedragen die worden genoemd in bijlage 1 zijn gekoppeld aan de spilindex van december 1999 en worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient te worden gehouden bij de berekening van sommige bijdragen aan de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

Art. 61.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2000.

Art. 62.Het Collegelid is belast met de uitvoering het onderhavige besluit.

Brussel, 6 april 2000.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College E. ANDRE, Collegelid belast met Gehandicaptenbeleid A. HUTCHINSON, Collegelid belast met Begroting.

Bijlage 1 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking SCHAAL VAN DE BEZOLDIGINGEN EN SALARISSEN DIE VOOR SUBSIDIES IN AANMERKING KOMEN ALGEMENE NORMEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De maximale tenlasteneming houdt rekening met een anciënniteit verworven in voltijd of deeltijd in de erkende centra, ondernemingen en diensten in het kader van de bijstand aan personen en gezondheid en in de sectoren van de hulpverlening aan de jeugd, het « Office de la Naissance et de l'Enfance » en het bijzonder onderwijs.

Voor de berekening van de pecuniaire anciënniteit, blijft de totale anciënniteit die in een functie wordt verworven, behouden bij de overgang naar een andere functie, met uitzondering van de promotie van een personeelslid tot een directiegraad waarvoor : van de erkende anciënniteit wordt gevaloriseerd. In geen geval mag de toepassing van deze bepaling tot een verlaging van de bezoldiging leiden.

De wettelijke aanvullende lasten die in aanmerking worden genomen, zijn : 1° de vergoeding van de vervoerkosten naar de woning van de werknemer;2° de wettelijke verzekering;3° arbeidsgeneeskunde;4° werkkleding. Onder vergoeding verstaat men : het brutosalaris plus, eventueel : 1° een aanvullende bezoldiging van 50 % op basis van de subsidieerbare uurvergoeding voor verrichtingen op zaterdagen en van 100 op basis van de subsidieerbare uurvergoeding voor verrichtingen op zon- en feestdagen, toegekend aan de volgende categorieën : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De maximale in aanmerking komende duur van de verrichtingen wordt per personeelslid beperkt tot 16 uur per dag en houdt rekening met het aantal gehandicapten dat op de betrokken dag aanwezig is.2° een eindejaarspremie die wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van het ministerie van ambtenarenzaken.De leden van het personeel die deeltijdwerk verrichten, ontvangen deze premie naar evenredigheid met het verrichte werk; 3° een vakantietoeslag die wordt berekend volgens de in de privésector geldende bepalingen. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 6 april 2000.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College E. ANDRE, Collegelid belast met Gehandicaptenbeleid A. HUTCHINSON, Collegelid belast met Begroting.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 2 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking LIJST MET KWALIFICATIES VOOR HET PERSONEEL VAN DIENSTEN VOOR BEGELEIDING EN DIENSTEN VOOR DOVENVERTOLKING Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De personeelsleden die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige bijlage en die, uit hoofde van deze bijlage, behoren tot een opgeheven functie of een functie met een lager barema dan degene waartoe zij tot die datum behoorden, behouden het voordeel van deze functie en/of dat barema.

De personeelsleden die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige bijlage en beoefenaars van een functie van opvoeder Klasse III worden opvoeders Klasse II na 10 jaar dienst in Klasse III. De personeelsleden die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige bijlage en beoefenaars van een functie van opvoeder Klasse II B worden opvoeders Klasse II na 10 jaar dienst in Klasse II B. De personeelsleden die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige bijlage en beoefenaars van een functie van boekhouder 2de Klasse worden boekhouders na 5 jaar dienst als boekhouder 2de Klasse.

De personeelsleden die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige bijlage en beoefenaars van een functie van klerk worden opstellers na 5 jaar dienst als klerk.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 6 april 2000.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College E. ANDRE, Collegelid belast met Gehandicaptenbeleid A. HUTCHINSON, Collegelid belast met Begroting.

Bijlage 3 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking TOEGESTANE UITGAVEN VOOR DE RECHTVAARDIGING VAN DE WERKINGSKOSTEN EN DE KOSTEN VAN DE VERRICHTINGEN VAN DE DIENSTEN VOOR BEGELEIDING (D.V.B.) EN DE DIENSTEN VOOR DOVENVERTOLKING (D.V.D.) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 6 april 2000.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College E. ANDRE, Collegelid belast met Gehandicaptenbeleid A. HUTCHINSON, Collegelid belast met Begroting.

^