Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 19 juli 2004
gepubliceerd op 23 augustus 2004

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van het College van de Franse Gemeenschapscommissie

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031455
pub.
23/08/2004
prom.
19/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/19/2004031455/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JULI 2004. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van het College van de Franse Gemeenschapscommissie


Het College, Gelet op de artikelen 136, 138, 166 § 3 en 178 van de Grondwet gecoordineerd bij de wet van 17 februari 1994;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 ter vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op de artikelen 74 en 75;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapsraad van 18 juni 1990 tot organisatie van de voogdij over de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet (II) van de Franse Gemeenschapsraad van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet (II) van de Waalse Gewestraad van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet (III) van de Franse Gemeenschapcommissie van 2 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op de wetten op de Raad van State gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, zoals het is gewijzigd door de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende de noodzaak om onverwijld de werking te verzekeren van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Besluit :

Artikel 1.Elk Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie beschikt over een Kabinet.

Art. 2.De bevoegdheden van elk Kabinet van de Leden van het College hebben betrekking op de aangelegenheden die het algemeen beleid van het College of de werkzaamheden van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie kunnen beïnvloeden; de onderzoekingen en de studies die door hun aard de persoonlijke werkzaamheden van het Lid van het College kunnen vergemakkelijken; de voorlegging van de dossiers van het bestuur, desgevallend het secretariaat van het College, de ontvangst en de opening van zijn persoonlijke post, de private briefwisseling, de aanvragen van een onderhoud, het persbericht.

Art. 3.§ 1. Het Kabinet van een Lid mag niet meer dan vier adviseurs omvatten, waarvan een de titel van adjunct-kabinetschef mag dragen, of opdrachthouders of kabinetsattachés. § 2. Voor het algemeen beleid en voor de opdrachten verbonden aan de uitoefening van het voorzitterschap, mag de Voorzitter aan zijn Kabinet de volgende leden toevoegen : - een adjunct-kabinetschef; - een adviseur; - twee attachés;

Art. 4.§ 1. Voor de uitvoeringsopdrachten mag het Kabinet van een Lid niet meer dan 4 agenten omvatten, de bodes, chauffeurs, telefonistes en de werklieden inbegrepen. § 2. Het Kabinet van de Voorzitter mag bovendien een bijkomende agent omvatten voor de uitvoeringsopdrachten betreffende het algemeen beleid en de opdrachten verbonden aan de uitoefening van het voorzitterschap.

Art. 5.Het College mag beslissen tot een uitbreiding van het kader voorzien in de artikelen 3 en 4 van onderhavig besluit indien deze wordt gerechtvaardigd in functie van de bevoegdheden van het betrokken Lid.

Art. 6.Mogen niet deel uitmaken van het personeel bedoeld in voornoemd artikel 4, de staats-, gemeenschaps- of gewestambtenaren behorend tot het niveau 1, met uitzondering van rang 10. Deze maatregel is binnen dezelfde beperkingen van toepassing op de houders van gelijkwaardige graden en behorend tot de andere overheidsdiensten, instellingen van openbaar nut of de instellingen van het gesubsidieerde onderwijs.

Art. 7.De leden van het personeel van de overheidsdiensten, de instellingen van openbaar nut of de instellingen van het gesubsidieerd onderwijs, die worden gevraagd om deel uit te maken van een Kabinet, mogen niet in functie blijven in hun betrekking noch hun bevoegdheden verder uitoefenen. Zij nemen evenwel deel aan de bevordering in hun bestuur en nemen hun betrekking opnieuw op na het beëindigen van hun opdracht.

Art. 8.De leden en agenten van het Kabinet worden benoemd door het Lid van het betrokken College. De detacheringen vanuit het bestuur van de Franse Gemeenschapscommissie zijn onderworpen aan het voorafgaandelijk advies van het Lid belast met Begroting, na advies van de Leidende Ambtenaar. De detacheringen in para-gemeenschapsbesturen zijn onderworpen aan het voorafgaandelijk advies van het functioneel bevoegde Lid, na advies van de Leidende Ambtenaar. In geval van een negatief advies wordt de kwestie aanhangig gemaakt bij het College voorafgaand aan de eventuele detachering van de agent.

Art. 9.§ 1. De Kabinetschef deelt de instructies en de dienstorders van het Lid van het College mee via de hiërarchische weg. In geval van dringendheid mag hij afwijken van deze regel, onder het voorbehoud dat hij onverwijld de Leidende Ambtenaar erover inlicht van het bestuur van de openbare dienst of de betrokken instelling van openbaar nut. § 2. De andere leden en agenten van het Kabinet mogen slechts handelen met het bestuur, de openbare dienst of de betrokken instelling van openbaar nut langs de Kabinetschef of met zijn toestemming.

Art. 10.§ 1. Er wordt aan de leden van de Kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van de ministeries van de Federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten en de diensten van de Brusselse instellingen een kabinetstoelage uitgekeerd die geldt als salaris en die wordt vastgesteld in de onderstaande schalen van toepassing op het personeel van de ministeries : - adjunct-kabinetschef : schaal 15/1; - adviseur en opdrachthouder : schaal 13/2; - attaché : schaal 11/3. 2. De agenten van de Kabinetten, die geen deel uitmaken van het personeel van de ministeries van de Federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten en de diensten van de Brusselse instellingen, en die wordt aangesteld voor uitvoeringsopdrachten, evenals de vaklieden en het dienstpersoneel, genieten van een kabinetstoelage die geldt als salaris vastgesteld binnen de perken van het minimum- en maximumsalaris van de schaal verbonden aan de organieke personeelsformatie, in de graad van de ministeries die overeenstemmen met de uitgeoefende functie, verhoogd met een bijkomende toelage van ten hoogste 96.089 frank. De eventueel in overgangsstelsel voor het personeel van de ministeries voorziene bijzondere schaal mag niet worden toegepast.

Art. 11.De leden en agenten van de Kabinetten ontvangen kinderbijslag, geboortepremie, haard- en standplaatsvergoeding, vakantiegeld, eindejaarstoelage en om het even welke andere toelage tegen de percentages en voorwaarden voorzien voor het personeel van de ministeries.

Art. 12.§ 1. De leden van het personeel van de ministeries van de Federale Staat, de diensten van een Gemeenschap of een Gewest die deel uitmaken van een Kabinet en hun woonplaats hebben buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen, ten laste van de Commissie, genieten van een abonnement op een openbaar vervoermiddel voor het traject van hun woonplaats naar de plaats waar het Kabinet is gevestigd.

De duur van het abonnement is beperkt tot een maand en moet van maand tot maand worden hernieuwd.

De klasse van het abonnement wordt eventueel bepaald door de graad van de agent in zijn bestuur van oorsprong, overeenkomstig de reglementering inzake vervoerskosten. § 2. Aan de leden en agenten van de Kabinetten mag worden toegestaan om hun privé-voertuig te gebruiken in de omstandigheden bepaald in hetzelfde besluit voor de ambtenaren waarmee zij in onderhavig artikel worden gelijkgesteld. Zij zijn vrijgesteld van het bijhouden van een ritboekje.

Art. 13.§ 1. Met het oog op de toekenning van de vergoedingen voor reis- en verblijfskosten wordt de gelijkstelling van de leden en agenten van de Kabinetten met de graden van de bestuurshiërarchie als volgt vastgesteld : - de kabinetschef : gelijkgesteld met de ambtenaren van rang 16; - de adjunct-kabinetschef : met de ambtenaren van rang 15; - de adviseurs en opdrachthouders : met de ambtenaren van rang 13; - de kabinetssecretaris, de privé-secretaris en de attachés : met de ambtenaren van rang 11; - het personeel bestemd voor uitvoeringsopdrachten en het vak- en dienstpersoneel : met het personeel dat overeenkomstige functies uitoefent.

Deze gelijkstelling kan niet tot gevolg hebben dat de leden en agenten van de Kabinetten behorend tot het personeel van de ministeries in een lagere categorie terechtkomen dan deze die overeenstemt met hun graad. § 2. Een gelijkwaardig stelsel dan voorzien in § 1 van onderhavig artikel mag worden toegepast op de leden en agenten van de Kabinetten die, zonder deel uit te maken van het personeel van de nationale ministeries of de diensten van een Gemeenschap of een Gewest, behoren tot een staatsdienst, een andere overheidsdienst, een instelling van openbaar nut of een instelling van het gesubsidieerd onderwijs.

Art. 14.Er mag aan de leden van het personeel in dienst van de Kabinetten een kabinetstoelage worden toegekend die niet groter mag zijn dan de volgende jaarlijkse getallen : - adjunct-kabinetschef : 260.813 frank; - adviseur en opdrachthouder : 233.359 frank; - attaché : 137.270 frank; - personeel bestemd voor uitvoeringsopdrachten, vaklieden en dienstpersoneel : 96.089 frank.

Art. 15.§ 1. De geldelijke situatie van de leden en agenten van het Kabinet die, zonder deel uit te maken van de ministeries van de federale Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten en de diensten van de Brusselse instellingen, behoren tot een staatsdienst, een andere overheidsdienst, een instelling van openbaar nut of een instelling van het gesubsidieerd onderwijs, is als volgt geregeld : 1. Wanneer de werkgever ermee instemt om de betaling van het salaris verder te zetten, dan ontvangt de betrokkene de kabinetstoelage voorzien in artikel 13;de Commissie betaalt eventueel aan de dienst van oorsprong het salaris terug van het lid of de agent van het Kabinet, desgevallend verhoogd met de werkgeversbijdragen; het ten laste te nemen salaris mag evenwel niet het maximumbedrag overschrijden van de door artikel 9 voorziene weddeschaal voor de overeenkomstige graad, 2. Indien de werkgever de betaling van het salaris onderbreekt, dan verkrijgt de betrokkene de kabinetstoelage voorzien in artikel 9.Deze toelage mag evenwel het bedrag niet overschrijden van de bezoldiging verhoogd met de toelage die de betrokkene zou hebben verkregen indien de bepalingen van 1. van toepassing zouden zijn. § 2. De terugbetaling van de bezoldiging van de leden van het personeel van de ministeries van de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen gedetacheerd naar een Kabinet van een Lid van het College geschiedt overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de betrokken Federale, Gewest- of Gemeenschapsregering.

Art. 16.§ 1. Het Lid van het College mag een vertrektoelage toekennen aan de personen die functies hebben bekleed in een kabinet en die geen titularis zijn van een functie in een ministerie van de Federale Staat, een Gemeenschap of een Gewest of in de diensten van de Brusselse instellingen, in een staatsdienst of een andere openbare dienst, een instelling van openbaar nut of een instelling van het gesubsidieerd onderwijs of evenmin een functie bekleden ten laste van de Schatkist. § 2. Het bedrag van deze forfaitaire toelage stemt overeen met : - een maand kabinetstoelage met waarde van salaris voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes maanden; - twee maanden kabinetstoelage met waarde van salaris voor een ononderbroken activiteitsperiode van zes maanden tot een jaar; - drie maanden kabinetstoelage met waarde van salaris voor een ononderbroken activiteitsperiode van een jaar tot achttien maanden; - vier maanden kabinetstoelage met waarde van salaris voor een ononderbroken activiteitsperiode van achttien maanden tot twee jaar; - vijf maanden kabinetstoelage met waarde van salaris voor een ononderbroken activiteitsperiode van twee jaar en meer. § 3. De vertrektoelage wordt per maand uitbetaald. Om de vertrektoelage te verkrijgen, moet de betrokkene elke maand een verklaring op erewoord indienen waaruit blijkt dat hij voor de betrokken periode geen beroepsactiviteit heeft uitgeoefend of dat hij voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in § 4.

Hij dient te verwittigen van elke wijziging van zijn situatie op straffe van verlies van de genoemde toelage. § 4. In afwijking van § 1. Mag het Lid van het College een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die functies hebben uitgeoefend op een Kabinet en die : - of een of meerdere deeltijdse functies bekleden in een overheidsdienst of in een instelling van het gesubsidieerd onderwijs of een of meerdere pensioenen ontvangen ten laste van de Schatkist die betrekking hebben op een of meerdere onvolledige loopbanen; - of een werkloosheidsuitkering ontvangen.

In dit geval, wordt de vertrektoelage vastgesteld overeenkomstig § 2, en al naargelang het geval verminderd met het totale bedrag dat aan de betrokkene verschuldigd is voor de overeenkomstige periode, als bezoldiging voor onvolledige functies, of bij wijze van pensioen of werkloosheidsuitkering. § 5. De toelagen en vergoedingen voorzien in de artikelen 13 en 16 worden niet in aanmerking genomen bij de vaststelling van de vertrektoelage. De vertrektoelage is niet verschuldigd aan de personen die hun functies op vrijwillige basis stopzetten.

Art. 17.Er wordt aan de autobestuurders van de Kabinetten toegekend : 1° een forfaitaire maandelijkse toelage van 10.981 frank 2° een forfaitaire jaarlijkse vergoeding van ten hoogste 99.970 frank.

Het besluit van de Regent van 30 maart 1950 tot regeling van de toekenning van toelagen voor uitzonderlijke prestaties, het koninklijk besluit van 24 december 1964 houdende vaststelling van de vergoedingen voor verblijfskosten van de leden van het personeel van de ministeries, evenals de bijkomende toelage en de kabinetstoelage vastgesteld in de artikelen 9 en 13 van onderhavig besluit zijn op hen niet van toepassing.

Art. 18.§ 1. De vergoedingen en toelagen voorzien in de artikelen 9, 10, 13 en 16 worden maandelijks uitgekeerd, na verloop van termijn. De vergoeding of toelage van de maand is gelijk aan 1/12 van het jaarbedrag. Indien de vergoeding of toelage van de maand niet volledig verschuldigd is, dan wordt deze uitbetaald in dertigsten, overeenkomstig de regel vastgesteld in het geldelijk statuut van het personeel van de ministeries. § 2. De vergoedingen en toelagen voorzien in de artikelen 9, 10, 13 en 16 zijn gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer op de kleinhandelsprijzen en zijn hiertoe gekoppeld aan index 138,01.

Art. 19.Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 juli 1999 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Kabinetten van de Leden van het College van de Franse Gemeenschapscommissie wordt ingetrokken.

Art. 20.Onderhavig besluit treedt in werking op 19 juli 2004.

Brussel, 19 juli 2004.

De Minister-Voorzitter van het College belast met Openbaar Ambt en Gezondheid, B. CEREXHE De Minister, Lid van het College, belast met Sociale Cohesie, Ch. PICQUE De Minister, Lid van het College, belast met Begroting, Andersvaliden en Toerisme, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister, Lid van het College, belast met Beroepsopleiding, Onderwijs, Cultuur en Schoolvervoer, Mevr. Fr. DUPUIS De Minister, Lid van het College, belast met Sociale Acties, Gezinnen en Sport, E. KIR

^