Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 20 juli 2000
gepubliceerd op 12 oktober 2000

Besluit 2000/776 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de doorlopende evaluatie en de examens in de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2000031337
pub.
12/10/2000
prom.
20/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/20/2000031337/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2000. - Besluit 2000/776 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de doorlopende evaluatie en de examens in de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op de artikelen 138 en 178 van de Grondwet;

Gelet op het decreet II van de Raad van de Franse Gemeenschap, welk de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie toewijst;

Gelet op het samenwerkingsakkoord betreffende de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het "Institut de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", gesloten op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, goedgekeurd bij Decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995, inzonderheid op de artikelen 5, 6°;

Gelet op het advies van de Raad van Beheer van het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", gegeven op 23 april 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën d.d. 17 juli 2000;

Overwegende dat het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", de Centra voor permanente vorming voor de Middenstand, de leersecretarissen, de ondernemingshoofden, de leerlingen en de stagiairs dwingend de nieuwe bepalingen betreffende de doorlopende evaluatie en de examens in de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen vóór het begin van het volgende opleidingsjaar, vastgelegd op 1 september 2000, moeten kennen;

Overwegende dat het besluit bijgevolg zo spoedig mogelijk bekendgemaakt moet worden en in werking moet treden;

Op de voordracht van het Lid van het College tot wiens bevoegdheid de professionele en permanente vorming voor de Middenstand behoort, Besluit : TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "besluit betreffende de cursussen voor opleiding", het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 juli 2000 betreffende de cursussen voor opleiding in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;2° "besluit betreffende de erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten", het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;3° "Instituut", het Institut de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises;4° "Centrum", het Centrum voor permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;5° "territoriale directie", de territoriale directie van het "Institut de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises";6° "regelmatige cursist", de cursist die effektief minstens 2/3 van de tijdens het opleidingsjaar georganiseerde lessen gevolgd heeft;7° "afgewezen regelmatige cursist", de cursist die, hoewel hij regelmatig is, eerder in zijn opleiding niet geslaagd is en de examens opnieuw moet afleggen, zonder de cursussen opnieuw te moeten volgen;8° "geïntegreerde kennis" : a) voor titel II, de algemene en de beroepskennis, die het voorwerp zijn van een zelfde cursus;b) voor titel III, de beheers- en de beroepskennis, die het voorwerp zijn van een zelfde cursus;9° a) "A-examen" : - voor titel II, het examen met betrekking tot de algemene kennis - voor titel III, het examen met betrekking tot de beheerskennis;b) "B-examen" : - het examen met betrekking tot de theoretische beroepskennis;c) "I-examen" : het examen met betrekking tot de geïntegreerde kennis;d) "C-examen" : het examen met betrekking tot de praktische beroepsbekwaamheid.

Art. 2.Het Instituut coördineert zowel de organisatie van de doorlopende evaluatie als deze van het examen, waarvoor het het pedagogische en administratieve toezicht verzekert.

Art. 3.Het Centrum organiseert zowel de evaluatie als het examen en zorgt voor hun goed verloop en hun regelmatigheid, alsook de toepassing van het organisatieplan bedoeld in de artikelen 11 en 32.

Art. 4.De vragenlijsten van de A-, B- en I-examens worden ten minste veertien dagen vóór de datum van de proef aan het Instituut bezorgd.

De examens zijn schriftelijk of mondeling. Een schriftelijk verslag van de mondelinge examens, welk overeenkomstig de door het Instituut bepaalde modaliteiten en voorwaarden opgesteld moet worden, wordt in het Centrum bewaard.

De schriften en werken van de kandidaten, alsook de niet-verbruikbare examenstukken moeten ter beschikking van het Instituut worden gehouden tot 30 september van het burgerlijk jaar dat volgt op het examenjaar.

Eventuele vastgestelde onregelmatigheden kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk nietig verklaard wordt, volgens modaliteiten bepaald door het Instituut en onverminderd andere administratieve beslissingen.

TITEL II. - Evaluaties in de leertijd HOOFDSTUK I. - Evaluatie einde leertijd

Art. 5.§ 1. Het Centrum organiseert de evaluatie einde leertijd voor : 1° de leerling verbonden door een leerovereenkomst, erkend door het Instituut krachtens het besluit houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten.De evaluatie geschiedt gedurende het jaar tijdens welk de leerovereenkomst eindigt; 2° de voor de cursussen van de leertijd ingeschreven regelmatige cursist, die zonder de in 1° bedoelde voorwaarde te vervullen, een praktijkopleiding volgt, die gelijkwaardig is met die van de leerovereenkomst.De evaluatie geschiedt gedurende het jaar tijdens welk deze opleiding eindigt; 3° de afgewezen regelmatige cursist, die daartoe een schriftelijke aanvraag bij het Centrum vóór 31 januari van het evaluatiejaar indient. § 2. De cursist, die in toepassing van artikel 19 § 2 van het besluit betreffende de cursussen voor opleiding van de cursussen vrijgesteld wordt, wordt van de voor deze cursussen georganiseerde evaluatie vrijgesteld.

Art. 6.§ 1. De evaluatie berust op het voor elk beroep uitgewerkte opleidingsprogramma en heeft betrekking : a) hetzij op de algemene kennis en de beroepskennis, elk naar verhouding van 30 pct.van het totaal van de punten, hetzij op de geïntegreerde kennis, naar verhouding van 60 pct. van het totaal van de punten; b) op de praktische beroepsbekwaamheid, naar verhouding van 40 pct. van het totaal van de punten. § 2. In afwijking van § 1. kan het Instituut een verschillende verdeling tussen de proeven voor zekere opleidingen aannemen, die het bepaalt. § 3. De evaluatie van de algemene kennis, van de beroepskennis en van de geïntegreerde kennis bedoeld in § 1. omvat :1° een doorlopende evaluatie; 2° een examen georganiseerd aan het einde van de leertijd, welk hetzij een A- en een B-examen, hetzij een I-examen omvat. De verdeling van de punten tussen de doorlopende evaluatie en het eindexamen wordt door het Instituut bepaald.

Het Instituut kan voor bepaalde leerinhouden beslissen, dat er geen evaluatie geschiedt.

De evaluatie van de praktische beroepsbekwaamheid gebeurt in het kader van een C-examen georganiseerd aan het einde van de leertijd. § 4. Het Instituut kan van de bepalingen van de § 1. tot 3. afwijken, om aan de implicaties van de pedagogische innovaties bedoeld in artikel 11 van het besluit betreffende de cursussen te beantwoorden.

Art. 7.Voor de A-, B- en I-examens worden er twee zittijden georganiseerd.

De eerste zittijd, georganiseerd aan het einde van de cursussen, eindigt uiterlijk op 30 juni, en wordt in de uurrooster-kalender vermeld.

De tweede zittijd wordt tussen 15 augustus en 15 september gehouden.

Voor de C-examens wordt er één enkele zittijd per jaar georganiseerd.

Deze zittijd wordt tussen 15 mei en 30 september gehouden. De uiterste datum wordt voor de door het Instituut bepaalde seizoengebonden beroepen op 31 december gebracht.

Art. 8.§ 1. Het Centrum schrijft hetzij voor de A- en B-examens hetzij voor de I-examens de volgende personen in : 1° de in het laatste cursusjaar ingeschreven regelmatige cursist;2° de afgewezen regelmatige cursist bedoeld in artikel 5, § 1, 3°. § 2. Het Centrum schrijft voor de C-examens de volgende personen in : 1° de in het laatste cursusjaar ingeschreven regelmatige cursist, die bij een vorige zittijd, hetzij voor de A- en B-examens hetzij voor het I-examen geslaagd is;2° de regelmatige cursist bedoeld in artikel 5, § 1, 3°. § 3. Het Instituut zorgt voor de inschrijving voor de B- en C-examens van de kandidaten voor wie geen beroepscursussen georganiseerd konden worden.

Art. 9.De lesgevers werken de inhoud van de A-, B- en I-examens uit, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten. Ze zorgen voor de evaluatie.

Art. 10.§ 1. Er worden, in elk Centrum, B-examencommissies voor de beroepen, waarvoor geen specifieke cursus georganiseerd werd, en C-examencommissies ingesteld. De examencommissie is samengesteld uit : a) hetzij een lesgever en een vakdeskundige die geen lesgever is, behoudens afwijking toegestaan door het Instituut;b) hetzij twee vakdeskundigen, indien geen specifieke cursus georganiseerd werd in het beroep waarvoor het examen georganiseerd wordt. Het Instituut kan, voor bepaalde beroepen die het vastlegt, een hoger aantal leden voor de C-examencommissie bepalen. § 2. Na eventuele raadpleging van de beroeps- en interprofessionele groeperingen stelt het Centrum de leden van de C-examencommissies voor.

De definitieve lijst van de leden wordt door het Instituut aangevuld en vastgelegd, en aan het Centrum overgemaakt; het Centrum stelt dan zijn C-examencommissies samen.

De C-examencommissie zorgt voor de evaluatie van het C-examen, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten, onder anderen wat betreft zijn inhoud en evaluatiecriteria.

Art. 11.Uiterlijk vier weken vóór het begin van de proeven legt het Centrum aan het Instituut een organisatieplan voor, voor de C-examens en voor de B-examens waarvoor geen cursus georganiseerd werd. Het plan omvat o.a. de namen van de leden van de C-examencommissie, de datum, het uur en de plaats van het examen en het aantal kandidaten.

Twee weken na de ontvangst van het ontwerp van organisatieplan geeft het Instituut aan het Centrum kennis van zijn akkoord of zijn opmerkingen.

Het Centrum brengt er eventuele verbeteringen aan en bezorgt het definitieve organisatieplan aan het Instituut vóór het begin van de proeven.

Art. 12.§ 1. Om aan de evaluatie te voldoen moet de kandidaat : 1° 50 pct.voor het geheel in algemene kennis en in beroepskennis of 50 pct. in elk vak voor de cursussen geïntegreerde kennis behalen; 2° voor de praktijkopleiding, 60 pct.voor het geheel van de evaluatie en 40 pct. voor elk van de beroepswerkzaamheden behalen, in het geval van beroepen met verschillende werkzaamheden, waarvan de lijst door het Instituut bepaald wordt. § 2. In afwijking van § 1. kan het Instituut de minima wijzigen die vereist zijn om te slagen of minima per vak vastleggen voor bepaalde opleidingsprogramma's in beroepen waarvoor bijzondere erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten vastgelegd werden.

Art. 13.In elk Centrum worden er Raden van lesgevers ingesteld. De Raad van lesgevers neemt, overeenkomstig de richtlijnen van het Instituut, de beslissingen betreffende de pedagogische follow-up van de leerling en de sanctie van zijn opleiding.

De Raad van lesgevers is samengesteld uit lesgevers, de directeur van het Centrum of zijn gemachtigde en de leersecretaris, deze laatste met raadgevende stem.

Hij kan elke persoon uitnodigen, die beoordelingsgegevens kan brengen.

Het Instituut wordt voor de vergaderingen van de Raad, minstens veertien dagen vóór de datum van de vergadering uitgenodigd; zijn gemachtigde kan deze met raadgevende stem.

De Raad van lesgevers vergadert minstens eenmaal aan het einde van de opleiding, om over het geval van kandidaten te beslissen, die voor de evaluatie niet geslaagd zijn. Een eventueel beperkte Raad van lesgevers kan na afloop van de tweede zittijd bedoeld in artikel 7 delibereren.

Art. 14.§ 1. Het Centrum deelt de uitslag van de evaluatie en de eventuele beslissing van de Raad van lesgevers bedoeld in artikel 13 aan de leerling en zijn wettelijke vertegenwoordiger, aan het Instituut en aan de leersecretaris mede. Deze laatste deelt onmiddellijk de uitslag en de beslissing van de Raad van lesgevers aan het ondernemingshoofd mede. § 2. De kandidaat, die aan de evaluatie niet voldaan heeft en voor wie de Raad van lesgevers beslist heeft dat hij gezakt is, kan zich voor de A-, B- en I-examens, waarin hij het vereiste minimum van de punten niet behaald heeft, voor de tweede zittijd laten inschrijven.

Het Centrum nodigt hem automatisch voor de tweede zittijd uit, behalve wanneer de Raad van lesgevers een ongunstig advies gegeven heeft, om andere dan disciplinaire redenen. § 3. De kandidaat, die aan de evaluatie voldaan heeft of voor wie de Raad van lesgevers beslist heeft, dat hij geslaagd is, krijgt een getuigschrift, dat namens de Regering van de Franse Gemeenschap door het Centrum uitgereikt wordt. § 4. Op verzoek van de cursist wordt hem een deelgetuigschrift, dat met het door het Instituut opgestelde model overeenstemt, door het Centrum uitgereikt, wanneer de kandidaat bij één van de in artikel 5, § 1. bedoelde evaluaties heeft voldaan. HOOFDSTUK II. - Evaluatie gedurende de leertijd

Art. 15.§ 1. Het Centrum organiseert een jaarlijkse evaluatie voor : 1) de leerling die verbonden is door een leerovereenkomst erkend door het Instituut, krachtens het besluit betreffende de erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten;2) de regelmatige cursist ingeschreven voor de cursussen van de leertijd, die de voorwaarde bedoeld in 1) niet vervult. § 2. De cursist, die in toepassing van artikel 19 § 2° van het besluit betreffende de cursussen van de cursussen vrijgesteld wordt, wordt van de voor deze cursussen georganiseerde evaluatie vrijgesteld.

Art. 16.§ 1. De evaluatie berust op het voor elk beroep uitgewerkte opleidingsprogramma en heeft betrekking : 1° hetzij op de algemene kennis en de theoretische beroepskennis, elk naar verhouding van 50 pct.van het totaal van de punten; 1° hetzij op de geïntegreerde kennis. § 2. De evaluatie omvat : 1° een dagelijkse evaluatie voor zover ze in de erkende programma's vermeld wordt;2° één of meerdere evaluaties georganiseerd na het studeren van een leerstof of van een module, bedoeld in de artikelen 17 en 43 van het besluit betreffende de cursussen.Deze evaluaties worden in de uurrooster-kalender vermeld.De verdeling van de punten tussen de dagelijkse evaluatie en de evaluatie na het studeren van een leerstof of module, wordt door het Instituut vastgelegd. § 3. Voor de A-, B- en I-examens kan er een uitgestelde zittijd georganiseerd worden voor cursisten, die bij de eerste zittijd om een voor de sociale wetgeving geldige reden afwezig waren. De eerste zittijd, georganiseerd aan het einde van de cursussen, eindigt uiterlijk op 30 juni en moet in de uurrooster-kalender vermeld worden.

De uitgestelde zittijd wordt tussen 15 augustus en 15 september gehouden. § 4. Om aan de evaluatie te voldoen moet de kandidaat : - 50 pct. voor het geheel in algemene en in beroepscursussen; - 50 pct. in elk vak in geïntegreerde cursussen behalen. § 5. In afwijking van § 4. kan het Instituut de minima wijzigen die vereist zijn om te slagen of minima per vak vastleggen voor zekere opleidingsprogramma's. In dat geval wordt er een tweede zittijd georganiseerd. § 6. Het Instituut kan van de bepalingen van de paragrafen 1 tot 4 afwijken, om aan de implicaties van de pedagogische innovaties bedoeld in artikel 11 van het besluit betreffende de cursussen te beantwoorden.

Art. 17.De lesgevers bereiden de examens voor, voor de cursussen waarvoor ze verantwoordelijk zijn. Ze voeren de evaluatie van de kennis van de kandidaten uit.

Het Centrum maakt voor elke kandidaat een dossier op, met alle elementen betreffende de evaluatie en de beoordeling door de lesgevers.

Art. 18.Er worden in elk Centrum Raden van lesgevers ingesteld. De Raad van lesgevers onderzoekt het dossier van de leerling en kan o.a. elke individuele maatregel voorstellen, om de leerling in zijn opleiding te helpen.

De Raad van lesgevers is samengesteld uit lesgevers, de directeur van het Centrum of zijn gemachtigde en de leersecretaris, deze laatste met raadgevende stem.

Hij kan elke persoon uitnodigen, die beoordelingsgegevens kan brengen.

Het Instituut wordt voor de vergaderingen van de Raad, minstens veertien dagen vóór de datum van de vergadering uitgenodigd; zijn gemachtigde kan deze met raadgevende stem bijwonen.

De Raad vergadert minstens : - aan het einde van het eerste en van het tweede jaar, uiterlijk op 5 juli; - na afloop van de uitgestelde zittijd bedoeld in artikel 16 § 3., uiterlijk op 20 september.

Art. 19.Er worden in elke territoriale directie Commissies van Toezicht ingesteld.

De Commissie van Toezicht is samengesteld uit : a) de directeur van de territoriale entiteit of zijn vertegenwoordiger;b) een pedagogisch adviseur van het Instituut;c) de leersecretaris. De directeur van het Centrum of zijn gemachtigde woont de vergaderingen van de Commissie van rechtswege, met raadgevende stem bij.

De voorstellen en beslissingen van de Commissie worden bij meerderheid van stemmen genomen.

De Commissie kan elke persoon uitnodigen, die beoordelingsgegevens kan brengen, en zich alle inlichtingen doen overleggen, die nodig zijn voor de uitoefening van haar opdracht. Ze moet desnoods het Centrum verzoeken, het dossier aan de Raad van lesgevers opnieuw voor te leggen, na de uitgestelde zittijd.

De Commissie vergadert uiterlijk op 20 juli. In het geval van een uitgestelde zittijd bedoeld in artikel 16 § 3. wordt die termijn vastgesteld op 30 september. Op deze datum moet over alle dossiers uitspraak gedaan zijn.

Van de beraadslaging van de Commissie worden notulen gemaakt, die na afloop van de vergadering door de commissieleden ondertekend worden.

Art. 20.§ 1. De procedure voor het onderzoek van de dossiers van leerlingen die bij de evaluatie niet hebben voldaan, is de volgende : 1° voor leerlingen die het geheel van de cursussen in één enkel Centrum hebben gevolgd : a) de Raad van lesgevers bedoeld in artikel 18 beslist of de leerling tot de hogere klas toegelaten of niet toegelaten wordt.Het Centrum bezorgt uiterlijk op 10 juli aan het Instituut de lijst van de leerlingen over wie het zich heeft uitgesproken, samen met de uitslagen van de proeven, alsook zijn beslissingen en adviezen. Die termijn is vastgesteld op 20 september voor de leerling, die aan een uitgestelde zittijd moet deelnemen. Hij kan elke maatregel voorstellen, die de leerling in zijn opleiding vorderingen kan helpen maken. b) wanneer de bekwaamheid om tot de hogere klas over te gaan niet vastgesteld is, bezorgt de Raad van lesgevers eveneens aan het Instituut een dossier waarin de beoordelingsgegevens en de rechtvaardiging van zijn beslissing vervat zijn.2° voor leerlingen die de cursussen in twee Centra hebben gevolgd : a) de Raad van lesgevers van elk Centrum beslist of de leerling tot de hogere klas toegelaten of niet toegelaten wordt;hij kan elke maatregel voorstellen, die de leerling in zijn opleiding vorderingen kan helpen maken; b) elk Centrum bezorgt, uiterlijk op 10 juli, aan de territoriale directie die in de erkenning van de leerovereenkomst bemiddeld heeft, de uitslagen van de evaluatie en de beslissingen en voorstellen van de Raad van lesgevers.Die termijn is vastgesteld op 20 september voor de leerling, die aan een uitgestelde zittijd moet deelnemen. § 2. Het dossier van de leerling, die aan de evaluatie niet voldaan heeft en van wie de Raad of de Raden van lesgevers de bekwaamheid om tot de hogere klas over te gaan niet heeft of niet hebben vastgesteld, wordt aan de Commissie van Toezicht bedoeld in artikel 19 voorgelegd.

De Commissie kan beslissen de leerovereenkomst te verlengen, wanneer zij oordeelt dat de leerling het jaar moet herbeginnen.

De Commissie kan beslissen de erkenning van de leerovereenkomst in te trekken, overeenkomstig artikel 26 van het besluit betreffende de erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten, wanneer zij het nodig acht.

Elke intrekking ingevolge een voorstel van de Commissie kan slechts met haar instemming opgeheven worden, mits de voorwaarden voor de erkenning van een nieuwe overeenkomst vervuld zijn.

De Commissie kan elke maatregel voorstellen, die de leerling in zijn opleiding vorderingen kan helpen maken.

Art. 21.De beslissingen bedoeld in de artikelen 19 en 20 moeten door het Instituut goedgekeurd worden. In geval van intrekking van erkenning brengt de Commissie voorstellen uit, om aan de leerling toe te laten zich te heroriënteren, overeenkomstig artikel 3, 1° van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de leersecretaris in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Art. 22.§ 1. De uitslagen van de evaluaties worden door het Centrum of de Centra, waar de leerling de cursussen gevolgd heeft, aan de leerling en zijn wettelijke vertegenwoordiger, aan het Instituut en aan de leersecretaris medegedeeld.

De leersecretaris deelt ze onmiddellijk aan het ondernemingshoofd mede.

Wanneer de leerling door de Raad van lesgevers niet toegelaten werd tot de hogere klas, informeert het Centrum deze leerling en zijn wettelijke vertegenwoordiger dat zijn dossier door een Commissie van Toezicht onderzocht zal worden.

Wanneer de leerling, die de cursussen in twee Centra gevolgd heeft, door de Raad van lesgevers in één of in beide Centra niet toegelaten werd : 1° informeert het Instituut de leerling en zijn wettelijke vertegenwoordiger van het onderzoek van het dossier in de Commissie van Toezicht;2° informeert de leersecretaris het ondernemingshoofd van het onderzoek van het dossier in de Commissie van Toezicht. § 2. De voorstellen en beslissingen van de Commissie worden : 1° door het Instituut aan de betrokken Centra, aan de leerling en zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° door de leersecretaris aan het ondernemingshoofd medegedeeld.

Art. 23.Wanneer voorgesteld wordt, de leerling te laten blijven zitten, verzoekt de leersecretaris de contracterende partijen hem hun akkoord voor de verlenging van de leerovereenkomst mede te delen. Hij informeert schriftelijk de leerling en zijn wettelijke vertegenwoordiger dat de weigering van de verlenging of het uitblijven van een antwoord de intrekking van de erkenning van de overeenkomst tot gevolg heeft.

De brief vermeldt de antwoordtermijn alsook de sanctie wanneer op die brief niet gereageerd wordt. Het aanhangsel tot verlenging van de overeenkomst moet uiterlijk op 30 september bij het Instituut toekomen.

Art. 24.Op verzoek van de leerling kan het Centrum hem, volgens het geval, attesten uitreiken, die bewijzen dat hij de lessen heeft gevolgd of voor de examens op het einde van het jaar is geslaagd.

Art. 25.Het Instituut evalueert de praktijkopleiding in het bedrijf volgens de voorwaarden en modaliteiten die het bepaalt.

Deze evaluatie heeft tot doel : 1° na te gaan of de staat van de vorderingen, die door de leerling bij zijn praktijkopleiding gemaakt worden, aan de eisen van het opleidingsprogramma voldoet en of de leeromstandigheden aan de wettelijke en reglementaire voorschriften beantwoorden;2° in voorkomend geval, de vastgestelde leemten en gebreken te verhelpen. Ze omvat twee luiken : - een regelmatige evaluatie; - een jaarlijkse evaluatie.

TITEL III. - Evaluaties in de ondernemersopleiding HOOFDSTUK I. - Evaluatie einde ondernemersopleiding

Art. 26.§ 1. Het Centrum organiseert de evaluatie op het einde van de ondernemersopleiding voor : 1° de in het laatste cursusjaar ingeschreven regelmatige cursist;2° mits akkoord van het Centrum, de cursist die het geheel of een gedeelte van de lessen om redenen van vooropleiding of in geval van overmacht niet heeft gevolgd;3° de op de C-proef afgewezen of afwezige regelmatige cursist, die vóór 31 januari van het examenjaar een schriftelijke aanvraag bij het Centrum heeft ingediend. § 2. De cursist, die in toepassing van artikel 48 van het besluit betreffende de cursussen van de cursussen vrijgesteld wordt, wordt van de voor deze cursussen georganiseerde evaluatie vrijgesteld.

Art. 27.§ 1. De evaluatie berust op het door het Instituut voor elk beroep uitgewerkte opleidingsprogramma en heeft betrekking op : 1° de beheerskennis en de beroepskennis, elk naar verhouding van 30 pct.van het totaal van de punten, of de geïntegreerde kennis, naar verhouding van 60 pct. van het totaal van de punten; 2° de praktische beroepsbekwaamheid, naar verhouding van 40 pct.van het totaal van de punten. § 2. In afwijking van § 1. kan het Instituut een verschillende verdeling tussen de proeven aannemen voor zekere opleidingen, die het bepaalt. § 3. In afwijking van § 1. kunnen de theoretische en de praktische kennis gelijktijdig geëvalueerd worden voor zekere opleidingen, die het Instituut bepaalt. § 4. De evaluatie van de beheerskennis, van de theoretische beroepskennis en van de geïntegreerde kennis bedoeld in § 1, omvat : 1° een doorlopende evaluatie;2° een examen georganiseerd aan het einde van de ondernemersopleiding, welk hetzij een A- en een B-examen hetzij een I-examen omvat. De verdeling van de punten tussen de doorlopende evaluatie en het eindexamen wordt door het Instituut bepaald.

Het Instituut kan voor bepaalde leerinhouden beslissen, dat er geen evaluatie geschiedt.

De evaluatie van de praktische beroepsbekwaamheid gebeurt in het kader van een C-examen georganiseerd aan het einde van de ondernemersopleiding. § 5. Het Instituut kan van de bepalingen van de § 1 tot 4 afwijken, om aan de implicaties van de pedagogische innovaties bedoeld in artikel 11 van het besluit betreffende de cursussen te beantwoorden.

Art. 28.Voor de A-, B- en I-examens bedoeld in artikel 27 § 4 worden er twee zittijden georganiseerd.

De eerste zittijd, georganiseerd aan het einde van de cursussen, eindigt uiterlijk op 15 juli, en wordt in de uurrooster-kalender vermeld. De tweede zittijd wordt tussen 15 augustus en 15 september gehouden.

Het C-examen bedoeld in artikel 27 § 4 is het voorwerp van één zittijd per jaar, die tussen 15 mei en 30 september wordt gehouden.

In afwijking van alinea 2 kan er, voor kandidaten die in de A-, B- of I-examens geslaagd zijn, in opleidingen waarvan het Instituut de lijst vastlegt, een bijkomende zittijd van C-examen georganiseerd worden, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten en tussen 15 december en 15 januari van het volgende jaar.

In afwijking van alinea 2 kunnen de organisatiedata van de C-examens voor de door het Instituut bepaalde seizoengebonden beroepen op 31 december gebracht worden, mits voorafgaand akkoord van het Instituut.

Art. 29.§ 1. Het Centrum schrijft voor de A-, B- of I-examens de cursisten bedoeld in artikel 26, § 1, 1° en 2° in. Onder voorbehoud van § 2 schrijft het Centrum voor het C-examen de cursisten bedoeld in artikel 26 § 1 in. § 2. Het Centrum schrijft voor het C-examen de kandidaat in, die een voldoende praktijkervaring aantoont, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten.

De kandidaat, die in een bedrijf een stage doet, waarvan de modaliteiten bepaald worden door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 betreffende de stageovereenkomst, toont de in alinea 1 vereiste praktijkervaring aan.

Art. 30.De lesgevers werken de inhoud van de A-, B- en I-examens uit, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten.

Ze voeren de evaluatie uit.

Art. 31.Er worden in elk Centrum C-examencommissies ingesteld. Deze examencommissies zijn samengesteld uit een lesgever en, behalve afwijking toegestaan door het Instituut, uit een vakdeskundige die geen lesgever is.

Het Instituut kan voor bepaalde beroepen die het vastlegt, een hoger aantal leden van de C-examencommissie bepalen.

Na eventuele raadpleging van de beroeps- en interprofessionele groeperingen stelt het Centrum de leden van de C-examencommissie voor.

De definitieve lijst van de leden wordt door het Instituut aangevuld en vastgelegd, en aan het Centrum overgemaakt, dat zijn C-examencommissies samenstelt.

De C-examencommissie zorgt voor de evaluatie van dit examen, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten, onder anderen wat betreft zijn inhoud en evaluatiecriteria.

Art. 32.Uiterlijk vier weken vóór het begin van de proeven legt het Centrum aan het Instituut een ontwerp van organisatieplan van de C-examens voor.

Het plan omvat onder anderen de namen van de leden van de C-examencommissie, de datum, het uur et de plaats van het examen en het aantal kandidaten.

Twee weken na de ontvangst van het ontwerp van organisatieplan geeft het Instituut aan het Centrum kennis van zijn akkoord of zijn opmerkingen.

Het Centrum brengt er eventuele verbeteringen aan en bezorgt het definitieve organisatieplan aan het Instituut vóór het begin van de proeven.

Art. 33.§ 1. Om aan de evaluatie te voldoen moet de kandidaat : 1° in de A-, B- of I-kennis : 50 pct.van de punten in elk vak behalen.Bovendien, in alle opleidingen, waar het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs voor de toelating vereist wordt : 60 pct. voor het geheel van de punten; 2° in de B- kennis van de door het Instituut bepaalde opleidingen : 50 pct.voor het geheel van de punten behalen; 3° voor de praktische bekwaamheid : 60 pct.voor het geheel van de evaluatie en 50 pct. in elk van de beroepsactiviteiten behalen, in het geval van beroepen met verschillende activiteiten, waarvan de lijst door het Instituut bepaald wordt; 4° wanneer de praktische en de theoretische kennis gelijktijdig geëvalueerd worden, zoals voorzien in artikel 27 § 3 : 60 pct.van de punten behalen. § 2. In afwijking van § 1 kan het Instituut de minima wijzigen die vereist zijn om te slagen of minima per vak vastleggen voor bepaalde opleidingsprogramma's, die het bepaalt.

Art. 34.In elk Centrum worden er Raden van lesgevers ingesteld. De Raad van lesgevers neemt, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten, de beslissingen betreffende de pedagogische follow-up van de cursist en de sanctie van zijn opleiding.

De Raad van lesgevers is samengesteld uit lesgevers, de directeur van het Centrum of zijn gemachtigde en de leersecretaris, deze laatste met raadgevende stem. Hij kan elke persoon uitnodigen, die beoordelingsgegevens kan brengen. Het Instituut wordt voor de vergaderingen van de Raad, minstens veertien dagen vóór de datum van de vergadering uitgenodigd; zijn gemachtigde kan deze met raadgevende stem bijwonen.

De Raad van lesgevers vergadert minstens eenmaal aan het einde van de opleiding, om over het geval van de cursist te beslissen, die voor de evaluatie niet geslaagd is.

Een eventueel beperkte Raad van lesgevers kan na afloop van de tweede zittijd bedoeld in artikel 28, alinea 1 delibereren.

Art. 35.Het Centrum deelt de uitslag van de evaluatie alsook de eventuele beslissing van de Raad van lesgevers bedoeld in artikel 34, aan de kandidaat, aan het Instituut en aan de leersecretaris schriftelijk mede. Deze laatste deelt onmiddellijk de uitslag en de beslissing van de Raad van lesgevers aan het ondernemingshoofd mede.

De kandidaat, die aan de evaluatie niet voldaan heeft en voor wie de Raad van lesgevers beslist heeft dat hij gezakt is, kan zich voor de A-, B- en I-examens, waarin hij het vereiste minimum van punten niet behaald heeft, voor de tweede zittijd laten inschrijven, op voorwaarde dat hij door de Raad van lesgevers toegelaten wordt. De Raad van lesgevers werkt de inhoud van de proeven uit.

De kandidaat, die aan de evaluatie voldaan heeft of voor wie de Raad van lesgevers beslist heeft dat hij geslaagd is, krijgt een diploma, dat namens de Regering van de Franse Gemeenschap door het Centrum uitgereikt wordt.

Op verzoek van de cursist wordt hem een deelgetuigschrift, dat met het door het Instituut opgestelde model overeenstemt, door het Centrum uitgereikt, wanneer hij bij één van de in artikel 27 § 1 bedoelde evaluaties geslaagd is.

De kandidaat, die aan de evaluatie van de beheerscursussen voldaan heeft of voor wie de Raad van lesgevers beslist heeft dat hij geslaagd is, krijgt een beheersgetuigschrift, welk met het door het Instituut opgestelde model overeenstemt en door het Centrum namens de Regering van de Franse Gemeenschap uitgereikt wordt. HOOFDSTUK II. - Evaluatie gedurende de ondernemersopleiding

Art. 36.§ 1. Het Centrum organiseert een jaarlijkse evaluatie voor de regelmatige cursist.

De cursist, die in toepassing van artikel 48 van het besluit betreffende de cursussen van de cursussen vrijgesteld wordt, wordt van de voor deze cursussen georganiseerde evaluatie vrijgesteld. § 2. Er kunnen twee zittijden georganiseerd worden voor de A-, B- en I-examens. De eerste zittijd, georganiseerd aan het einde van de cursussen eindigt uiterlijk op 15 juli en moet in de uurrooster-kalender vermeld worden. De tweede zittijd wordt tussen 15 augustus en 15 september gehouden.

Art. 37.§ 1. De evaluatie berust op het voor elk beroep door het Instituut uitgewerkte programma en heeft betrekking : a) hetzij op de beheerskennis en de theoretische beroepskennis, elk naar verhouding van 50 pct.van het totaal van de punten; b) hetzij op de geïntegreerde kennis. In afwijking van alinea 1 kan het Instituut een verschillende verdeling tussen de proeven aannemen voor zekere opleidingen, die het bepaalt. § 2. De evaluatie omvat twee luiken : enerzijds een evaluatie in de loop van het jaar en anderzijds een examen op het einde van het jaar.

De verdeling van de punten tussen de twee luiken van de evaluatie wordt door het Instituut bepaald, dat voor bepaalde vakken kan beslissen dat er geen evaluatie in de loop van het jaar moet worden georganiseerd. § 3. Het Instituut kan van de bepalingen van de § 1 en 2 afwijken, om aan de implicaties van de pedagogische innovaties bedoeld in artikel 11 van het besluit betreffende de cursussen te beantwoorden.

Art. 38.De lesgevers bereiden de examens voor de cursussen voor, waarvoor ze verantwoordelijk zijn.

De lesgevers zorgen voor de evaluatie van de kennis van de kandidaten.

Het Centrum maakt voor elke kandidaat een dossier op met alle elementen betreffende de evaluatie.

Art. 39.§ 1. Om aan de evaluatie te voldoen moet de kandidaat in A-, B- en I- kennis 50 pct. van de punten behalen in elk vak van de cursus en : a) in opleidingen waar het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs voor de toelating vereist wordt : 60 pct.van het geheel van de punten of b) in opleidingen bepaald door het Instituut : 50 pct.in totaal voor het geheel van de punten in beroepskennis. § 2. In afwijking van § 1 kan het Instituut voor bepaalde opleidingsprogramma's de minima wijzigen, die vereist zijn om te slagen, of minima per vak vastleggen.

Art. 40.In elk Centrum worden er Raden van lesgevers ingesteld. De Raad van lesgevers neemt, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten, de beslissingen betreffende de pedagogische follow-up van de cursist en de sanctie van zijn opleiding.

De Raad van lesgevers is samengesteld uit lesgevers, de directeur van het Centrum of zijn gemachtigde en de leersecretaris, deze laatste met raadgevende stem. Hij kan elke persoon uitnodigen, die beoordelingsgegevens kan brengen. Het Instituut wordt voor de vergaderingen van de Raad, minstens veertien dagen vóór de datum van de vergadering uitgenodigd; zijn gemachtigde kan deze met raadgevende stem bijwonen.

De Raad van lesgevers vergadert minstens eenmaal aan het einde van het jaar, om over het geval van de cursist te beslissen, die voor de evaluatie niet geslaagd is.

Een eventueel beperkte Raad van lesgevers kan na afloop van de tweede zittijd bedoeld in artikel 36 § 2 delibereren.

Art. 41.Het Centrum deelt de uitslag van de evaluatie alsook de eventuele beslissing van de Raad van lesgevers bedoeld in artikel 40, aan de kandidaat, aan het Instituut en aan de leersecretaris schriftelijk mede. Deze laatste deelt onmiddellijk de uitslag en de beslissing van de Raad van lesgevers aan het ondernemingshoofd mede.

Op verzoek van de cursist wordt hem door het Centrum, volgens het geval, een attest uitgereikt, waaruit blijkt dat hij de lessen heeft gevolgd of voor één van de evaluaties geslaagd is.

Art. 42.Het onderzoek van het dossier van de stagiair, die aan de evaluatie niet voldaan heeft, gebeurt overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten bepaald door het Instituut.

Art. 43.Het Instituut evalueert de praktijkopleiding, die in een bedrijf aan cursisten gegeven wordt, welke een stageovereenkomst hebben gesloten, krachtens het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 betreffende de stageovereenkomst in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Deze evaluatie heeft tot doel : 1° na te gaan of de staat van de vorderingen, die door de stagiair bij zijn praktijkopleiding gemaakt worden, aan de eisen van het opleidingsplan voldoet en of de stageomstandigheden aan de wettelijke en reglementaire voorschriften beantwoorden;2° in voorkomend geval, de vastgestelde leemten en gebreken te verhelpen. Ze omvat twee luiken : - een regelmatige evaluatie; - een jaarlijkse evaluatie. HOOFDSTUK III. - Evaluatie van de versnelde cursussen

Art. 44.De regelmatige cursist wordt aan een evaluatie onderworpen, waarvoor de voorwaarden om te slagen in de artikelen 36 en 39 bepaald worden.

De evaluatie berust op het opleidingsprogramma.

Art. 45.De lesgevers bereiden de examens voor de cursussen voor, waarvoor ze verantwoordelijk zijn.

De lesgevers zorgen voor de evaluatie van de kennis van de kandidaten.

Het Centrum maakt voor elke kandidaat een dossier op met alle elementen betreffende de evaluatie.

Art. 46.In elk Centrum worden er Raden van lesgevers ingesteld. De Raad van lesgevers neemt, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten, de beslissingen betreffende de pedagogische follow-up van de cursist en de sanctie van zijn opleiding.

De Raad van lesgevers is samengesteld uit lesgevers, de directeur van het Centrum of zijn gemachtigde en de leersecretaris, deze laatste met raadgevende stem. Hij kan elke persoon uitnodigen, die beoordelingsgegevens kan brengen. Het Instituut wordt voor de vergaderingen van de Raad, minstens veertien dagen vóór de datum van de vergadering uitgenodigd; zijn gemachtigde kan deze met raadgevende stem bijwonen.

De Raad van lesgevers vergadert minstens eenmaal na afloop van de opleidingscyclus, om de uitslagen van elke cursist te onderzoeken en een beslissing te nemen.

Art. 47.Binnen de veertien dagen na het einde van de opleidingszittijd deelt het Centrum aan de kandidaat en aan het Instituut de uitslagen van de evaluatie en de eventuele beslissing van de Raad van lesgevers mede.

De kandidaat, die aan de evaluatie niet voldaan heeft en voor wie de Raad van lesgevers beslist heeft, dat hij gezakt is, kan zich voor de examens, waarin hij het vereiste minimum van punten niet behaald heeft, voor de tweede zittijd laten inschrijven, op voorwaarde dat hij door de Raad van lesgevers toegelaten wordt.

Deze tweede zittijd moet in het Centrum binnen de twee maanden na het einde van de eerste zittijd georganiseerd worden.

Binnen de veertien dagen na het einde van de tweede zittijd deelt het Centrum aan de kandidaat en aan het Instituut de uitslagen van de evaluatie en de eventuele beslissing van de Raad van lesgevers mede.

Art. 48.Binnen de maand na het einde van de opleiding reikt het Centrum aan de kandidaat, die aan de evaluatie voldaan heeft of voor wie de Raad van lesgevers beslist heeft dat hij geslaagd is, een getuigschrift uit, welk met het door het Instituut opgemaakte type-model overeenstemt; het zendt het aan het Instituut ter ondertekening over.

Art. 49.De vragenlijsten van de evaluaties worden aan het Instituut, veertien dagen vóór de proeven, ter beschikking gesteld.

TITEL IV. - Slotbepalingen

Art. 50.In geval van schriftelijke en gemotiveerde betwisting betreffende de geldigheid van een evaluatie kan de cursist, volgens zijn situatie, een beroep indienen, hetzij bij de in de schoot van het Instituut ingestelde Beroepscommissie, hetzij bij de Beroepscommissie bedoeld in het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 tot regeling van de beroepen en de organisatie en de werking van de Beroepscommissie voor de Permanente opleiding voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Art. 51.Het Instituut bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit besluit.

Art. 52.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 oktober 1991 betreffende de doorlopende evaluatie en de examens in de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven.

Art. 53.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2000.

Art. 54.Het Lid van het College, tot wiens bevoegdheid de beroeps- en permanente vorming voor de Middenstand behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 juli 2000.

E. TOMAS, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie E. ANDRE, Lid van het College, belast met Beroepsopleiding en de Permanente Opleiding van de Middenklasse

^