Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 20 juni 2019
gepubliceerd op 18 juli 2019

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 november 2018 betreffende de sociale samenhang en tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 september 1997 houdende uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 tot oprichting van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2019041434
pub.
18/07/2019
prom.
20/06/2019
ELI
eli/besluit/2019/06/20/2019041434/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JUNI 2019. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 november 2018 betreffende de sociale samenhang en tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 september 1997 houdende uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 tot oprichting van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 november 2018 betreffende de sociale samenhang, de artikelen 4, 7, 12, 14, 15, 16, 17, 23, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 33, 36, 38, 41, 42, 44, 45, 46, 47, 48, 52, 53, 54, 62, 63 en 66;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 september 1997 houdende uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 houdende oprichting van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid;

Gelet op het advies van de afdeling Sociale Samenhang van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid d.d. 10 mei 2019;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 14 januari 2019 en va 20 mei 2019;

Gelet op het akkoord van het lid van het College belast met Begroting, gegeven op XXXXXXX;

Gelet op de aanvraag van een advies binnen een termijn van 30 dagen, op dinsdag 7 mei 2019 in toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gericht aan de Raad van State;

Overwegende het feit dat het advies binnen deze termijn niet is overgemaakt;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact op de situatie van vrouwen en mannen, opgemaakt ingevolge het decreet van 21 juni 2013 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact op de situatie van gehandicapte personen, opgemaakt ingevolge het decreet van 15 december 2016 houdende de integratie van de dimensie handicap in de beleidslijnen van de Franse Gemeenschapscommissie;

Op voorstel van het Lid van het College bevoegd voor Sociale Samenhang en Toerisme, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.

TITEL I. - UITVOERING VAN HET DECREET BETREFFENDE DE SOCIALE SAMENHANG HOOFDSTUK 1. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° ) het Decreet: het decreet van 30 november 2018 betreffende de sociale samenhang;2° ) het College: het College van de Franse Gemeenschapscommissie;3° ) de diensten van het College: de administratie van de Franse Gemeenschapscommissie;4° ) de in aanmerking komende gemeenten: de gemeenten van het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals bepaald in artikel 2, 3° van het Decreet;5° ) de prioritaire actie: de actie die ondernomen wordt op grond van een prioritaire krachtlijn zoals bepaald in artikel 4 van het Decreet;6° ) het decreet van 5 juni 1997: het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 5 juni 1997 houdende oprichting van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid;7° ) de Adviesraad: de afdeling Sociale Samenhang van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid die krachtens het decreet van 5 juni 1997 in het leven werd geroepen;8° ) het CRACS: het Centre régional d'appui de la cohésion sociale (gewestelijk centrum voor sociale samenhang), zoals bepaald in hoofdstuk 8 van het Decreet;9° ) het CREDAF: het Centre régional pour le développement de l'alphabétisation et l'apprentissage du français pour adultes (gewestelijk centrum voor de bevordering van de alfabetisering en Frans taalonderricht voor volwassenen), zoals bepaald in hoofdstuk 9 van het Decreet;10° ) Het CREDASC: het Centre régional pour le développement de l'accompagnement à la scolarité et la citoyenneté (gewestelijk centrum voor de bevordering van de school- en burgerschapsbegeleiding), zoals bepaald in hoofdstuk 10 van het Decreet;11° ) de Kamer van de lokale coördinatiestructuren: de kamer bepaald in artikel 28 van het Decreet;12° ) de erkende operator: de vereniging zonder winstoogmerk die ingevolge het Decreet een erkenning heeft gekregen;13° ) de vzw: de vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen, de Europese politieke partijen en de Europese politieke stichtingen;14° ) het lokaal pact: het lokaal pact ter versterking van de sociale samenhang zoals bepaald in titel IV van het Decreet;15° ) werkdag: alle dagen van de week behalve zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen. Alle in dit besluit vermelde titels en functies zijn gemeenslachtig. HOOFDSTUK 2. - Prioritaire krachtlijnen

Art. 3.De doelstellingen van de prioritaire krachtlijnen worden verwezenlijkt door middel van prioritaire acties. Afdeling 1. - Prioritaire krachtlijn betreffende de begeleiding van

kinderen en jongeren bij hun scholing en het bijbrengen van burgerzin.

Art. 4.De doelstellingen van de prioritaire krachtlijn betreffende de begeleiding van kinderen en jongeren bij hun scholing en het bijbrengen van burgerzin zijn: 1° ) de intellectuele ontwikkeling van het kind of de jongere, met name door ondersteuning en remediëring te bieden op school, door huiswerkbegeleiding en door ervoor te zorgen dat het kind of de jongere niet afhaakt op school;2° ) de ontwikkeling en sociale emancipatie van het kind of de jongere, met name door een actieve en gepersonaliseerde opvolging, met respect voor verschillen, in een geest van solidariteit en vanuit een interculturele benadering;3° ) de creativiteit van het kind of de jongere, de toegang tot en kennismaking met de culturen in hun uiteenlopende dimensies, via ludieke, expressieve, creatieve en op communicatie gerichte activiteiten en animatie;4° ) het bijbrengen van burgerschap en participatiezin.

Art. 5.Deze doelstellingen worden verwezenlijkt door de kinderen en jongeren te begeleiden op school en hen burgerschap bij te brengen.

Art. 6.De in artikel bedoelde prioritaire actie wordt opgedeeld in categorieën op grond van het aantal activiteiten en het aantal groepen kinderen en jongeren dat opgevangen wordt. Onder een groep opgevangen kinderen en jongeren verstaat het College 10 personen die op regelmatige basis de activiteiten bijwonen. Het College bepaalt bij welke categorie de prioritaire actie ingedeeld wordt aan de hand van het volgende referentierooster:

Categorie

Minimumaantal uren activiteit per week

Minimumaantal regelmatige deelnemers aan de activiteiten

Minimumaantal groepen opgevangen kinderen en jongeren

I.1

9

10

1

I.2

9

30

3

I.3

9

50

5

II.1

10.5

10

1

II.2

10.5

30

3

II.3

10.5

50

5

III.1

12

10

1

III.2

12

30

3

III.3

12

50

5

IV.1

13.5

10

1

IV.2

13.5

30

3

IV.3

13.5

50

5

V.1

15

10

1

V.2

15

30

3

V.3

15

50

5

VI.1

16.5

10

1

VI.2

16.5

30

3

VI.3

16.5

50

5

VII.1

18 en meer

10

1

VII.2

18 en meer

30

3

VII.3

18 en meer

50

5


Art. 7.De prioritaire actie die erop gericht is kinderen en jongeren te begeleiden bij hun scholing en hen burgerzin bij te brengen, moet: 1° ) zonder onderscheid kinderen en/of jongeren opvangen die minstens de minimumleeftijd om leerplichtig te zijn, hebben bereikt en niet ouder zijn dan vierentwintig jaar, met de bedoeling hen educatief te ondersteunen, huiswerkbegeleiding en creatieve activiteiten te bieden, zowel sociaal als burgerlijk te emanciperen en ruimten ter beschikking te stellen waar ze met elkaar in contact kunnen komen;2° ) minstens negen uren aan activiteiten tellen verspreid over minstens vier dagen per week gedurende minstens dertig weken per jaar;3° ) op regelmatige basis opvang bieden aan minstens tien kinderen en/of jongeren;4° ) buiten de schooluren georganiseerd worden;5° ) daarnaast, in overleg met het doelpubliek, minstens twee weken aan activiteiten organiseren tijdens de schoolvakanties;6° ) voorrang geven aan het werken in groepsverband, ook al kan er af en toe individuele ondersteuning georganiseerd worden;7° ) beschikken over pedagogisch materiaal dat aan het doelpubliek aangepast is;8° ) zich ertoe verbinden het doelpubliek in een zo gezond en veilig mogelijke omgeving op te vangen;9° ) nadenken over hoe een dynamiek op gang kan worden gebracht die gericht is op de inclusie van doelgroepen met een beperking;10° ) binnen het globale project ondersteuning verlenen aan de ouders om hen beter te betrekken bij de opvolging van de schoolloopbaan, de opvoeding, de emancipatie en de ondersteuning van hun kinderen en de ouders te begeleiden of te oriënteren bij de uitoefening en praktische invulling van het ouderschap en hen desgevallend bij te staan wanneer zich problemen voordoen;11° ) zonder onderscheid kinderen en/of schoolplichtige jongeren opvangen in minstens drie verschillende schoolinstellingen en een coördinatie opstarten met de schoolinstellingen waar de kinderen en jongeren vandaan komen en de actieve jeugdwerkers.Indien hieraan niet voldaan kan worden, kunnen de diensten van het College aanvaarden van dit beginsel af te wijken op grond van een met redenen omkleed verzoek met daarin de verbintenis het doelpubliek zo veel mogelijk te diversifiëren en zich niet met de schoolse vaardigheden in te laten ; 12° ) voor prioritaire acties die zich uitsluitend richten op de opvang van kinderen jonger dan vijftien jaar, erkend zijn als huiswerkschool door het Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE) of de erkenningsprocedure opgestart hebben.Verenigingen aan wie de erkenning geweigerd werd of waarvan de erkenning door het ONE ingetrokken werd, beschikken over een jaar tijd om in orde te raken.

Het College kan een gemotiveerde afwijking op dit beginsel toestaan, voor zover de acties die werken met kinderen jonger dan twaalf jaar aansluiten bij de voorschriften voor een degelijke opvang, zoals opgesteld door het ONE; 13° ) Wat de acties betreft die zich richten op jongeren van minder dan achttien jaar, zal elke werknemer of vrijwilliger in contact met dit publiek een uittreksel uit het strafregister van minder dan zes maanden oud moeten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokkene niet veroordeeld of van zijn vrijheid beroofd is geweest voor zedenfeiten of geweldpleging jegens minderjarigen (model 596.2).

Wat de prioritaire acties betreft die bestemd zijn voor jongeren ingeschreven in het hoger onderwijs of onderwijs voor sociale promotie, zijn 8° en 9° niet van toepassing. 12° en 13° gelden niet voor prioritaire acties die gedragen worden door vzw's die erkend zijn ingevolge het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra en van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties, door vzw's die erkend zijn ingevolge het decreet van de Franse Gemeenschap van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties of door vzw's die erkend zijn ingevolge het besluit van 5 december 2018 van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de actiediensten in open milieu.

Art. 8.De operatoren die erkend zijn in het kader van de prioritaire krachtlijn die erop gericht is steun te verlenen bij de scholing en die acties ondernemen zoals bedoeld in artikel 5, ontvangen vanaf het eerste jaar van hun erkenning, in functie van de categorie acties zoals bepaald in artikel 6, een toelage overeenkomstig de onderstaande tabel:

Categorieën

Bedragen (in euro):

I.1

€ 30 000;

I.2

€ 40 000;

I.3

€ 50 000;

II.1

€ 35 000;

II.2

€ 45 000,00;

II.3

€ 55 000,00;

III.1

€ 40 000;

III.2

€ 45 000,00;

III.3

€ 55 000,00;

IV.1

€ 45 000;

IV.2

€ 50 000;

IV.3

55.000 €

V.1

€ 50 000;

V.2

55.000 €

V.3

€ 60 000;

VI.1

55.000 €

VI.2

€ 60 000;

VI.3

65.000 €

VII.1

€ 60 000;

VII.2

65.000 €

VII.3

€ 70 000;

Deze bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van onderstaande formule: bedrag X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019 Afdeling 2. - Prioritaire krachtlijn betreffende Frans taalonderricht

en leren lezen en schrijven

Art. 9.De doelstellingen van de prioritaire krachtlijn betreffende Frans taalonderricht en leren lezen en schrijven, zijn: 1° ) burgerzin ontwikkelen bij de cursisten en hen autonoom maken door hen een mondelinge en schriftelijke kennis van het Frans bij te brengen op een niveau dat overeenstemt met het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen of het aanbod uitgewerkt door het stuurcomité van de interministeriële conferentie voor alfabetisering opgericht ingevolge het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2005 tussen het Waals Gewest, de Franse gemeenschap van België en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de alfabetisering van volwassenen;2° ) leren Frans spreken, lezen en schrijven en zich de taal eigen maken als hefboom voor emancipatie, zelfredzaamheid en sociale en professionele inclusie;

Art. 10.Deze doelstellingen worden nagestreefd door opleidingen alfabetisering en/of Frans als vreemde taal te verstrekken.

Art. 11.De in artikel 10 bedoelde prioritaire actie wordt ingedeeld in categorieën in functie van het aantal uren activiteit dat georganiseerd wordt. Onder het aantal uren activiteit verstaat het College de tijd dat de activiteit in aanwezigheid van het doelpubliek plaatsvindt. De tijd die besteed wordt aan voorbereiding, onthaal en doorverwijzing van het doelpubliek, vorming en intervisie van animatoren en opleiders wordt dus niet tot het aantal uren activiteit gerekend. Het College bepaalt bij welke categorie de actie ingedeeld wordt aan de hand van het volgende referentierooster:

Categorie

Minimumaantal uren activiteit per week

I

9

II

13,5

III

18

IV

19

V

20

VI.

21

VII

22

VIII

23

IX

24

X

25

XI

26

XII

27

XIII

31,5

XIV

36

XV

45

XVI

54

XVII

63

XVIII

72

XIX

81

XX

90 en meer


Art. 12.De prioritaire actie betreffende Frans taalonderricht en leren lezen en schrijven, moet: 1° ) opleidingen Frans als vreemde taal en/of alfabetisering organiseren voor groepen van minstens tien en maximaal vijftien personen, overeenkomstig de nomenclatuur erkend door het stuurcomité van de interministeriële conferentie voor alfabetisering, het CREDAF of het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen; 2° ) voor elke groep wekelijks gedurende minimaal negen uren overdag of vier uren buiten de werkuren (d.i. na zeventien uur dertig of op zaterdag of zondag) georganiseerd worden; 3° ) een luik omvatten dat erop gericht is de Franse taal aan te leren door in groepsverband en vanuit een participatieve aanpak mondelinge en schriftelijke vaardigheden te ontwikkelen of te versterken.Dit luik moet minstens de helft van het totale aantal uren van de module omvatten en gegeven worden door animatoren of opleiders die over de vereiste pedagogische kwalificaties beschikken; 4° ) een luik omvatten dat erop gericht is de Franse taal aan te leren door middel van praktijksituaties of activiteiten om het publiek te emanciperen, zoals burgerschapsopleidingen, activiteiten op het vlak van culturele bemiddeling, burgeremancipatie of de kennis betreffende het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de institutionele realiteit, workshops gewijd aan de informatie- en communicatietechnologieën, animatieactiviteiten rond ouderschapsondersteuning en gendergelijkheid, activiteiten in verband met het zich eigen maken van de openbare ruimte, workshops rond culturele, sociale en sportieve expressie.Dit luik vormt een aanvulling op het in 3° beschreven hoofdluik en wordt in samenhang hiermee georganiseerd; 5° ) beschikken over pedagogisch materiaal dat aangepast is aan het doelpubliek en aan de noden van de opleidingsgroep;6° ) een taalniveautest naar het model opgesteld door het CREDAF of de afdeling Talen van het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding - Bruxelles Formation - organiseren of naar een dergelijke test doorwijzen om te bepalen of het niveau van de toekomstige deelnemer voldoet aan de voorgestelde modules of om de persoon naar een meer geschikte structuur door te verwijzen;7° ) tijdens of aan het einde van iedere module of minstens één keer per jaar formatieve evaluaties organiseren en bij het aflopen van iedere module voor een passende doorverwijzing van de cursisten zorgen.Deze evaluatie moet de cursisten in staat stellen meer inzicht te verwerven in de vooruitgang die ze boeken en hun verworvenheden; 8° ) individuele opvang en begeleiding organiseren of ernaar doorverwijzen;9° ) aan het CREDAF meedelen welk soort opleidingsaanbod voorgesteld wordt;10° ) zich ertoe verbinden het doelpubliek in een zo gezond en veilig mogelijke omgeving op te vangen;11° ) zonder onderscheid voor het publiek toegankelijk zijn.

Art. 13.De operatoren die erkend zijn in het kader van de prioritaire krachtlijn betreffende Frans taalonderricht en leren lezen en schrijven en acties ondernemen zoals bedoeld in artikel 9, ontvangen vanaf het eerste jaar van hun erkenning, in functie van de categorie acties zoals bepaald in artikel 11, een toelage overeenkomstig de onderstaande tabel:

Categorieën:

Bedragen (in euro):

I

30.000 €

II

40.000 €

III

50.000 €

IV

52.500 €

V

55.000 €

VI.

57.500 €

VII

60.000 €

VIII

62.500 €

IX

65.000 €

X

67.500 €

XI

70.000 €

XII

72.500 €

XIII

75.000 €

XIV

80.000 €

XV

85.000 €

XVI

90.000 €

XVII

95.000 €

XVIII

100.000 €

XIX

105.000 €

XX

110.000 €


Deze bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van onderstaande formule: bedrag X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019 Afdeling 3. - Prioritaire krachtlijn betreffende intercultureel

burgerschap

Art. 14.De doelstellingen van de prioritaire krachtlijn betreffende intercultureel burgerschap zijn: 1° ) ontmoetingen en uitwisselingen bevorderen met doelgroepen met een migratieachtergrond of een verleden dat met de geschiedenis van de migratie verbonden is;2° ) de emancipatie en sociale inclusie van alle doelgroepen opwekken, ondersteunen en bevorderen door de basisbegrippen bij te brengen van hoe de Belgische, en in het bijzonder de Brusselse samenleving functioneert;3° ) rekening houden met de interculturele dimensie bij het burgerschap.

Art. 15.De prioritaire acties betreffende intercultureel burgerschap zijn van tweeërlei aard. Het kan gaan om: 1° ) ofwel het op regelmatige basis organiseren van sociaal-juridische permanenties die in hoofdzaak betrekking hebben op hoe men de nationaliteit kan verwerven, verblijfsvergunningen, de gelijkwaardigheid van diploma's en de opvang en integratie van doelgroepen met een migratietraject of -achtergrond;2° ) ofwel modules die in een klimaat van uitwisseling en ontmoeting met de doelgroepen voorbereiden op het burgerleven in België.

Art. 16.§ 1. De in artikel 15, 1° bedoelde prioritaire acties moeten: 1° ) omkaderd worden door mensen die kennis hebben van de juridische context betreffende vooral het verkrijgen van de nationaliteit, verblijfsvergunningen, de gelijkwaardigheid van diploma's en de opvang en integratie van doelgroepen met een migratietraject of -achtergrond;2° ) het hoofddoel en niet een bijkomstige doelstelling uitmaken van de activiteit van de vereniging zonder winstoogmerk;3° ) zich ertoe verbinden het doelpubliek in een zo gezond en veilig mogelijke omgeving op te vangen;4° ) zonder onderscheid voor het publiek toegankelijk zijn, en dit ten belope van minstens twintig uren per week en minstens vijfendertig weken per jaar. § 2. De in artikel 15, 1° bedoelde prioritaire acties kunnen: 1° ) hulp bieden aan mensen die af te rekenen krijgen met specifieke problemen (bv.: slachtoffers van gendergeweld, slachtoffers van gedwongen en gearrangeerde huwelijken en huwelijken op jonge leeftijd, niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, kindsoldaten, slachtoffers van foltering, slachtoffers van vrouwelijke genitale verminkingen); 2° ) sensibiliseringsactiviteiten opzetten, meer bepaald rond thema's als gendergeweld, gedwongen en gearrangeerde huwelijken en huwelijken op jonge leeftijd, niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, kindsoldaten, foltering en vrouwelijke genitale verminkingen;3° ) indien nodig, gesprekken organiseren in de taal van herkomst van de betrokkene, in een gemeenschappelijke taal of samen met een sociale tolk. § 3. De in artikel 15, 1° bedoelde prioritaire acties mogen geen hulp omvatten die uitsluitend sociaal van aard is of enkel betrekking heeft op een beroeps- of studiekeuze.

Art. 17.De operatoren die erkend zijn in het kader van de prioritaire krachtlijn betreffende intercultureel burgerschap en acties ondernemen zoals bedoeld in artikel 15, 1° ) ontvangen vanaf het eerste jaar van hun erkenning een toelage die gelijk is aan het aantal uren dat de georganiseerde en erkende permanentie per jaar geopend is vermenigvuldigd met dertig euro. Dit bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd volgens de formule: 30 X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019

Art. 18.§ 1. De in artikel 15, 2° bedoelde prioritaire acties moeten: 1° ) in groepsverband georganiseerd worden in modules van minstens vijftig uren;2° ) minstens vijf modules per jaar organiseren;3° ) verstrekt worden door opleiders die opgeleid zijn tot burgerschapsopleider bij een door de Franse Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschap (Federatie Wallonië-Brussel) erkende of daarmee gelijkgestelde instelling en een opleiding hebben genoten inzake de interculturele aanpak;4° ) minstens de volgende thema's behandelen (de referentiedocumenten en -inhouden zullen in een omzendbrief opgelijst worden): a) de geschiedenis van België met inbegrip van de geschiedenis van de migraties en de interculturele vraagstukken;b) de fundamentele rechten en vrijheden;c) de politieke en institutionele organisatie van federaal België en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het bijzonder, z'n geografie, sociaal-economische organisatie, sociale zekerheidsstelsel, de wijze waarop de arbeidsmarkt en het sociaal overleg georganiseerd zijn, evenals de regels inzake burgerparticipatie;d) informatie over de rechten en plichten van de begunstigden inzake, gezondheid, werk, huisvesting, mobiliteit, opleiding en onderwijs.5° ) zich ertoe verbinden het doelpubliek in een zo gezond en veilig mogelijke omgeving op te vangen;6° ) zonder onderscheid voor het publiek toegankelijk zijn.

Art. 19.§ 1. De operatoren die erkend zijn in het kader van de prioritaire krachtlijn betreffende intercultureel burgerschap en acties ondernemen zoals bedoeld in artikel 15, 2° ) ontvangen het eerste jaar van hun erkenning een toelage die gelijk is aan het aantal georganiseerde en erkende uren opleiding per jaar vermenigvuldigd met honderd euro. Dit bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd volgens de formule: 100 X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019 § 2. Het totale aantal uren wordt berekend door het aantal modules dat jaarlijks georganiseerd wordt te vermenigvuldigen met het aantal uren van een module. Afdeling 4. - Prioritaire krachtlijn betreffende het samen leven en

samen doen

Art. 20.De doelstellingen van de prioritaire krachtlijn betreffende het samen leven en samen doen, zijn: 1° ) een dynamische interactie tot stand brengen tussen bewoners, verenigingen en instellingen die gewoonlijk elkaar niet of weinig ontmoeten;2° ) vooroordelen en stereotypen uit de wereld helpen en ontmoetingen bevorderen door de doelgroepen te mobiliseren rond solidariteit en boodschappen van openheid;3° ) racisme, islamofobie en antisemitisme bestrijden;4° ) discriminatie op basis van gender of seksuele geaardheid bestrijden;5° ) informeren, sensibiliseren en acties opzetten ten gunste van een publiek met een beperking;6° ) het gemeenschapsdenken dat zich op de schaal van een wijk of het Gewest kan manifesteren, doorbreken;7° ) interculturele bemiddeling ontwikkelen.

Art. 21.De prioritaire acties betreffende het samen leven en samen doen, zijn van tweeërlei aard. Het kan gaan om: 1° ) de productie en verspreiding van socio-culturele activiteiten;2° ) de verspreiding van tools die sensibiliseren rond interculturaliteit.

Art. 22.De in artikel 21, 1° bedoelde actie wordt opgedeeld in zeven categorieën in functie van het aantal uren activiteiten. Het College bepaalt bij welke categorie de actie ingedeeld wordt aan de hand van het volgende referentierooster:

Categorie

Minimumaantal uren activiteit

I

250

II

270

III

290

IV

310

V

330

VI.

350

VII

370

VIII

390

IX

410

X

430 en meer


Art. 23.§ 1. De in artikel 21, 1° bedoelde prioritaire acties moeten: 1° ) zich richten tot een breed publiek dat bereid is zich in te zetten voor en actief deel te nemen aan een collectief productieproces;2° ) ervoor zorgen dat divers samengestelde doelgroepen uit een of meerdere wijken elkaar kunnen ontmoeten;3° ) vooraf de situatie analyseren en reële behoeften definiëren om het samen leven en samen doen te bevorderen;4° ) jaarlijks minstens honderdvijftig uren activiteiten waar de deelnemers op aanwezig zijn, organiseren;5° ) minstens gericht zijn op een groep van tien regelmatige deelnemers en zonder onderscheid toegankelijk zijn voor het publiek;6° ) de deelnemers betrekken bij alle fasen van het project, waaronder op z'n minst het uitdenken ervan, de realisatie en de evaluatie;7° ) de inclusie van mensen met een beperking helpen bevorderen;8° ) een professionele omkadering bieden door mensen waarvan de expertise erkend is;9° ) beschikken over een plan voor de verspreiding van de productie waarmee gemikt wordt op een publiek dat ruimer is dan dat waar de vereniging zich doorgaans op richt, opdat de productie ook een instrument wordt om de in artikel 20 bepaalde doelstellingen te bereiken;10° ) gespreid over de duur van de erkenning, een jaarlijkse evolutie van het project voorleggen en de diensten van het College elk jaar inlichten over de plaatsen waar en het tijdstip waarop het project plaatsvindt;11° ) de actie binnen het kader van een partnerschap gestalte geven. Het partnerschap mag niet de vorm aannemen van een onderaanbesteding.

Het partnerschap kan aangegaan worden met erkende operatoren, voor zover de partners niet voor dezelfde prioritaire actie erkend zijn; 12° ) Wat de acties betreft die zich richten op jongeren van minder dan achttien jaar, zal elke werknemer of vrijwilliger die in contact komt met het publiek een uittreksel uit het strafregister van minder dan zes maanden oud moeten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokkene niet veroordeeld of van zijn vrijheid beroofd is geweest voor zedenfeiten of geweldpleging jegens minderjarigen (model 596.2); 13° ) zich ertoe verbinden het doelpubliek in een zo gezond en veilig mogelijke omgeving op te vangen;14° ) voor de verschillende fasen van het project een evaluatierooster opstellen op basis van de in 3° vermelde analyse.

Art. 24.De operatoren die erkend zijn in het kader van de prioritaire krachtlijn betreffende het samen leven en samen doen en acties ondernemen zoals bedoeld in artikel 21, 1° ) ontvangen vanaf het eerste jaar van hun erkenning, in functie van de categorie acties zoals bepaald in artikel 22 een toelage overeenkomstig de onderstaande tabel:

Categorieën:

Bedragen (in euro):

I

20.000 €

II

25.000 €

III

30.000 €

IV

35.000 €

V

40.000 €

VI.

45.000 €

VII

50.000 €

VIII

55.000 €

IX

60.000 €

X

65.000 €


Deze bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van onderstaande formule: bedrag X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019

Art. 25.§ 1. De in artikel 21, 2° bedoelde prioritaire acties moeten: 1° ) zich richten tot een breed publiek;2° ) thema's behandelen die met name verband houden met het samen leven en samen doen, werkelijke gelijkheid, de strijd tegen alle vormen van discriminatie, de strijd tegen polarisatie, de socialisatie van de doelgroepen, mediaopvoeding, de strijd tegen complottheorieën, interculturaliteit;3° ) bij het doelpubliek een constructief debat en uitwisselingen tot stand brengen;4° ) gespreid over de duur van de erkenning, een jaarlijkse evolutie van het project voorleggen en de diensten van het College elk jaar inlichten over de plaatsen waar en het tijdstip waarop het project plaatsvindt;5° ) plaatsvinden onder begeleiding van mensen die een vorming rond interculturaliteit hebben genoten of aan kunnen tonen dat ze beschikken over expertise op het vlak van interculturaliteit; § 2. De in artikel 21, 2° bedoelde prioritaire acties hebben geen betrekking op de verspreiding van producties die in het kader van in artikel 21, 1° bedoelde acties vorm krijgen.

Art. 26.De operatoren die erkend zijn in het kader van de prioritaire krachtlijn betreffende het samen leven en samen doen en acties ondernemen zoals bedoeld in artikel 21, 2° ) ontvangen vanaf het eerste jaar van hun erkenning een toelage van 15.000 euro.

Dit bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd volgens de formule: 15 000 X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019 HOOFDSTUK 3. - Het vijfjarig actieplan

Art. 27.Het vijfjarig actieplan dient minstens te voorzien in de volgende elementen : 1° ) De beschrijving van het specifieke project van de operator in verhouding tot de doelstellingen van het Decreet, en dan meer bepaald van artikel 3 van het Decreet en in functie van de maatschappelijke doelen van de vzw;2° ) Een definitie van de prioritaire actie(s) die moeten worden gevoerd om de sociale cohesie te versterken;3° ) Een omschrijving van de doelgroep van de prioritaire actie(s);4° ) Een definitie van het verankeringsgebied van de prioritaire actie(s);5° ) Eern beschrijving van de processen die worden ingezet om de principes van de sociale, culturele, generatie- en gendergebonden mix tot stand te brengen.6° ) Een opleidingsplan voor de werknemers en de vrijwilligers die betrokken zijn bij de prioritaire actie(s);7° ) Een strategie om de operator te integreren in een netwerk;8° ) Een beschrijving van de partners verbonden met de de prioritaire actie(s);9° ) Een beoordelingsmethode voor de de prioritaire actie(s);10° ) Alle elementen die de operator wenst toe te voegen aan het vijfjarig actieplan met het oog op een beter begrip van de wijze waarop de operator bijdraagt aan de doelstelling van sociale cohesie door middel van zijn actie(s).

Art. 28.Het actieplan moet een evolutieve dynamiek kunnen ondergaan om aansluiting te vinden bij de context van de actualiteit en de behoeften die blijken tijdens de uitvoering van het plan. De diensten van het College dienen binnen een redelijke termijn op de hoogte gehouden te worden van elke evolutie die het actieplan ondergaat.

Indien op grond van de erkenning die aan de operator is verleend het plan niet ten volle kan worden uitgevoerd zoals het door de operator is gepresenteerd, mag deze het actieplan in overeenstemming met de diensten van het College aanpassen in functie van de toegekende erkenning in het licht van de doelstellingen en de verplichtingen van dit besluit.

Een evolutie of een aanpassing van het actieplan mag nooit een wijziging van de erkenning inhouden.

Art. 29.Het vijfjarig actieplan dient bekendgemaakt te worden aan de werknemers, de vrijwilligers en de personen die de activiteit(en) bijwonen die door de operator voor sociale cohesie worden ingericht.

Art. 30.Het vijfjarig actieplan mag niet langer zijn dan dertigduizend tekens spaties inbegrepen. HOOFDSTUK 4. - De procedure voor de toekenning, hernieuwing, wijziging en intrekking van de erkenning Afdeling 1. - De procedure voor de toekenning van de erkenning.

Art. 31.Aanvragen om erkend te worden als operator voor sociale cohesie moeten worden ingediend bij de diensten van het College. De aanvraag kan gebeuren via een digitale toepassing ontwikkeld door de diensten van het College.

Art. 32.Om ontvankelijk te zijn, dient een erkenningsaanvraag de volgende elementen te bevatten: 1° ) Het behoorlijk ingevulde aanvraagformulier dat door de diensten van het College ter beschikking is gesteld;2° ) Een kopie van de recentste statuten van de vzw zoals deze zijn neergelegd bij de griffie van de ondernemingsrechtbank;3° ) De rekeningen en balansen van het jaar dat de erkenningsaanvraag voorafgaat, goedgekeurd door de algemene vergadering van de vzw;4° ) De voorlopige begroting van het lopende jaar, goedgekeurd door de algemene vergadering van de vzw en de voorlopige begroting voor de prioritaire acties waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;5° ) Het activiteitenverslag van het voorbije jaar;6° ) Het vijfjarig actieplan vermeld in artikel 7, 4°, van het Decreet;7° ) Een bankattest of een gelijkaardig document waaruit blijkt dat een bankrekening geopend is op naam van de vereniging zonder winstoogmerk;8° ) Een verklaring op erewoord dat er geen dubbel gebruik wordt gemaakt van de verantwoordingsstukken voor de betoelaging. Voor vzw's die zijn opgericht in de loop van het aanvraagjaar van de erkenning hoeven de punten 3° en 5° niet aan de erkenningsaanvraag toegevoegd te worden.

Art. 33.Indien de erkenningsaanvraag ontvankelijk is, delen de diensten van het College de kandidaat mee dat zij het dossier goed hebben ontvangen. Zij kunnen de kandidaat voor de erkenning in voorkomend geval verzoeken om bijkomende informatie.

Art. 34.Indien de erkenningsaanvraag niet ontvankelijk is, verzoeken de diensten van het College de kandidaat voor de erkenning de stukken voor te leggen die ontbreken in het dossier. De kandidaat mag vervolgens de erkenningsaanvraag aanvullen of de ontbrekende elementen aanleveren binnen 15 werkdagen na het verzoek om de ontbrekende documenten, behoudens indien de vereniging uitdrukkelijk en gemotiveerd verzoekt om een andere termijn en dit verzoek door de diensten van het College aanvaard wordt, maar na het verstrijken van deze termijn wordt de erkenningsaanvraag niet ontvankelijk geacht en geseponeerd. Eenzelfde vzw mag geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen tijdens het jaar dat op een niet ontvankelijke erkenningsaanvraag volgt, omdat in dat geval deze nieuwe aanvraag eveneens niet ontvankelijk zal worden beschouwd.

De erkenningsaanvraag die ontvankelijk is voor één of meerdere prioritaire acties van het lokale type wordt in voorkomend geval toegestuurd aan de lokale coördinatie(s) van de betrokken in aanmerking komende gemeenten of aan de betrokken gemeente indien de gemeente niet over een coördinatie beschikt. Binnen drie maanden na het doortsturen van het dossier wordt dit onderzocht door de lokale coördinatie(s) of de gemeente(n) in overleg met de diensten van het College

Art. 35.Voor aanvragen die prioritaire acties betreffen die vermeld staan in de artikelen 5, 10 en 21, 1° van dit besluit stelt de lokale coördinatie in samenspraak met de diensten van het College een categorie voor waarin de prioritaire actie thuishoort.

In overeenstemming met de diensten van het College kan de coördinatie één of meerdere specifieke oriënteringen voorstellen waarvoor de operator kan worden erkend.

Indien de kandidaat steun ontvangt of ontvangen heeft in het kader van artikel 46 van het Decreet dienen de diensten van het College met ondersteuning van de lokale coördinatie eveneens een beoordelingsverslag voor het gesteunde project toe te voegen aan het onderzoek van het dossier.

In voorkomend geval wordt het ontvankelijk verklaarde en onderzochte dossier voor advies voorgelegd aan het lokaal overleg. Het lokaal overleg heeft toegang tot alle stukken van de erkenningsaanvraag en tot de conclusies van het dossieronderzoek.

Het lokaal overleg mag één of meerdere van zijjn leden aanstellen om een verkennend rapport uit te brengen over de aanvraag. Het advies van het lokaal overleg heeft betrekking op elke prioritaire actie en enkel op prioritaire acties van het lokale type.

De ontvankelijk verklaarde en onderzochte erkenningsaanvraag wordt samen met het advies van het lokaal overleg toegestuurd aan de Gemeente, die per prioritaire actie een advies dient uit te brengen.

Het advies van het lokaal overleg en van de gemeente moet worden gemotiveerd. Deze geven onder meer aan in hoeverre de erkenningsaanvraag tegemoetkomt aan de ter plaatse vastgestelde behoeften en beoordelen het voorgestelde vijfjarig plan en de grondslag van de erkenningsaanvraag. De adviezen dienen geformuleerd te worden ten laatste vóór het einde van de derde maand nadat het ontvankelijk dossier is doorgestuurd naar de lokale coördinatie of naar de Gemeente.

De lokale coördinatie stuurt de adviezen door naar het College ter beoordeling van de erkenningsaanvraag.

Bij overmacht kunnen de termijnen verlengd worden met een redelijke termijn. Onder overmacht wordt inzonderheid verstaan de in te halen achterstand of verlofperiodes. Overmacht en het redelijke karakter van de termijn moeten verantwoord worden in het advies.

Art. 36.De ontvankelijke erkenningsaanvraag voor één of meerdere prioritaire acties van het gewestelijke type wordt behandeld door de diensten van het College, die bij het College een advies uitbrengen per prioritaire actie binnen drie maanden nadat is meegedeeld dat de aanvraag ontvankelijk is. Dit advies vermeldt in hoeverre de aanvraag tegemoetkomt aan het Decreet en aan dit Besluit en beoordeelt de vroegere en huidige betrekkingen tussen de kandidaat en de diensten van het College.

Voor aanvragen die acties betreffen die vermeld staan in de artikelen 5, 10 en 21, 1° van dit besluit stellen zij een categorie voor waarin de actie thuishoort.

De diensten van het College kunnen één of meerdere specifieke oriënteringen voorstellen waarvoor de operator kan worden erkend.

Indien de kandidaat steun ontvangt of ontvangen heeft in het kader van artikel 46 van het Decreet dienen de diensten van het College eveneens een beoordelingsverslag voor het gesteunde project toe te voegen aan het voormelde advies.

Bij overmacht kunnen de termijnen verlengd worden met een redelijke termijn. Onder overmacht wordt inzonderheid verstaan een personeelsgebrek bij het onderzoek van de dossiers, verlofperiodes en in te halen achterstand.

Art. 37.Erkenningsaanvragen die voorzien in meerdere prioritaire acties, waarvan minstens één van het lokale type en één van het gewestelijke type worden toegestuurd aan het College na ontvangst van de adviezen over alle gevraagde prioritaire acties. De diensten van het College coördineren de verzending van het dossier naar het College.

Art. 38.De kamer van de lokale coördinatiestructuren stelt een werkmethode op voor de analyse van de dossiers en het uitbrengen van adviezen over de aanvragen van operatoren voor één of meerdere prioritaire acties vervat in de artikelen 5, 10 en 21, 1° van dit besluit die in twee gemeenten plaatsvinden.

Art. 39.Elke erkenningsaanvraag dient te worden onderzocht aan de hand van een type-analysefiche opgesteld door het College.

Art. 40.Binnen de perken van de beschikbare kredieten oordeelt het College over de erkenningsaanvraag binnen de 90 werkdagen die volgen op de ontvangst van de adviezen. Het kan de erkenning toestaan of weigeren of zijn beslissing opschorten indien de kredieten niet beschikbaar zijn. Het College kan geen gunstig oordeel vellen over een erkenningsaanvraag als het voordien zijn beslissing heeft opgeschort voor een eerdere aanvraag. Voor aanvragen die acties betreffen die vermeld staan in de artikelen 5, 10 en 21, 1° van dit besluit vermeldt het College de categorie waarin de actie thuishoort. Het College vermeldt eveneens de eventuele specifieke oriënteringen waarvoor de operator is erkend.

Art. 41.Tenzij anders vermeld treedt de erkenning in voege op 1 januari van het jaar dat volgt op een gunstige beslissing van het College.

Art. 42.Een vzw die een erkenningsaanvraag heeft ingediend waarvoor het College de erkenning geweigerd heeft, mag na de beslissing van het College twee jaar lang geen erkenning aanvragen voor een gelijkaardig project zo niet loopt zij het risico dat haar aanvraag als niet-ontvankelijk wordt beschouwd. Afdeling 2. - De procedure voor de hernieuwing van de erkenning.

Art. 43.In het jaar dat de einddatum van de erkenning voorafgaat, kan de erkende operator verzoeken om een hernieuwing van de erkenning. Het kan daarbij gaan om een eenvoudige of een wijzigende hernieuwing.

Onder een eenvoudige hernieuwing wordt verstaan de verlenging van de erkenning als zodanig.

Onder wijzigende hernieuwing verstaat men de hernieuwing van de erkenning met een verzoek tot wijziging van categorie voor de prioritaire acties vermeld in de artikelen 5, 10 en 21, 1° van dit besluit, tot wijziging in het lokale of het gewestelijke type voor één of meerdere prioritaire acties, tot toevoeging of intrekking van één of meerdere prioritaire acties of tot toevoeging of intrekking de erkenning van specifieke oriënteringen.

Art. 44.De erkende operator dient zijn vijfjarig actieplan te evalueren en bij te werken. Hij dient dit in te dienen bij de diensten van het College ten laatste acht maanden vóór zijn erkenning afloopt, vergezeld van een formeel verzoek tot hernieuwing van de erkenning. De aanvraag mag worden ingediend aan de hand van een digitale app.

Art. 45.Om ontvankelijk te zijn, moet een hernieuwingsaanvraag voor de erkenning ingediend worden bij de diensten van het College door een erkend operator die aan zijn administratieve verplichtingen voldaan heeft en voorzien in : 1° ) Het behoorlijk ingevulde aanvraagformulier dat door de diensten van het College ter beschikking is gesteld;2° ) Het eventueel verzoek om wijziging van de erkenning;3° ) De evaluatie en actualisering van het vet vijfjarig actieplan vermeld in artikel 7, 4°, van het Decreet;4° ) Voor de acties vervat in de artikelen 5, 10 en 21, 1° van dit besluit, het eventueel verzoek om wijziging van categorie, met dien verstande dat niet meer dan zes categorieën tegelijk verhoogd of verlaagd mogen worden.

Art. 46.Bij ontvangst van een ontvankelijke hernieuwingsaanvraag voor de erkenning delen de diensten van het College de kandidaat mee dat zij het dossier goed hebben ontvangen.

Art. 47.Indien de aanvraag niet ontvankelijk is, verzoeken de diensten van het College de kandidaat voor de hernieuwing van de erkenning de stukken voor te leggen die ontbreken in het dossier. De kandidaat kan daarbij de aanvraag aanvullen of de ontbrekende elementen verstrekken binnen vijftien werkdagen na de vraag om de ontbrekende documenten. Na het verstrijken van deze termijn wordt de aanvraag als niet ontvankelijk aanzien en geseponeerd.

Art. 48.De diensten van het College brengen een administratief advies uit bij het College binnen 30 werkdagen na het ontvangstbericht voor de ontvankelijke hernieuwingsaanvraag voor de erkenning. Dit advies geeft aan in hoeverre de aanvraag beantwoordt aan het Decreet en aan dit besluit en betreft tevens de betrekkingen tussen de kandidaat, het bestuur en in voorkomend geval de lokale coördinatie(s) van de in aanmerking komende gemeenten waar het zijn actie ontplooit. De kopie van dit advies wordt aan de operator overgemaakt.

Art. 49.De hernieuwingsaanvraag voor de erkenning die ontvankelijk is voor één of meerdere prioritaire acties van het lokale type wordt door de diensten van het College in voorkomend geval toegestuurd aan de lokale coördinatie(s) van de betrokken in aanmerking komende gemeenten of aan de betrokken gemeente indien deze niet over een coördinatie beschikt. Binnen drie maanden na het doortsturen van het dossier wordt dit onderzocht door de lokale coördinatie(s) of de gemeente(n) in overleg met de diensten van het College Indien de hernieuwingsanvraag voor de erkenning geen wijzigingen inhoudt, kan de lokale coördinatie in samenspraak met de diensten van het College voorstellen aan het College om de erkenning onmiddellijk te hernieuwen.

Indien de hernieuwingsaanvraag voor de erkenning één of meerdere wijzigingen inhoudt, kan de lokale coördinatie in samenspraak met de diensten van het College voorstellen aan het College de erkenning onmiddellijk zonder wijzigingen ter hernieuwen of kan zij om het advies van het lokaal overleg verzoeken met betrekking tot de gevraagde wijzigingen. De lokale coördinatie brengt binnen drie maanden een advies uit. Vervolgens dient de gemeente haar advies uit te brengen na dat van de lokale coördinatie en ten laatste vóór het einde van de derde mand die volgt op de verzending van het ontvankelijk dossier. De lokale coördinatie stuurt de adviezen door naar het College ter beoordeling van de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning.

Indien op grond van het onderzoek van het dossier wordt voorgesteld de erkenning niet te hernieuwen, verzoekt de coördinatie om het advies van het lokaal overleg, dat binnen drie maanden zijn advies uitbrengt.

Vervolgens dient de gemeente haar advies uit te brengen ten laatste vóór het einde van de derde mand die volgt op de verzending van het ontvankelijk dossier. Indien een advies wenst af te wijken van het voorstel dat voortvloeit uit het onderzoek van het dossier, dan moet dit advies met redenen omkleed en omstandig zijn. De lokale coördinatie stuurt de adviezen door naar het College ter beoordeling van de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning.

Bij overmacht kunnen de termijnen verlengd worden met een redelijke termijn. Onder overmacht wordt inzonderheid verstaan de in te halen achterstand of verlofperiodes. Overmacht en het redelijke karakter van de termijn moeten verantwoord worden in het advies.

Art. 50.De ontvankelijke aanvraag voor de hernieuwing van de erkenning voor één of meerdere prioritaire acties van het gewestelijke type wordt behandeld door de diensten van het College, die bij het College een advies uitbrengen binnen drie maanden nadat is meegedeeld dat de aanvraag ontvankelijk is. Dit advies vermeldt in hoeverre de aanvraag tegemoetkomt aan het Decreet en aan dit Besluit en beoordeelt de vroegere en huidige betrekkingen tussen de kandidaat en de diensten van het College.

Voor aanvragen die acties betreffen die vermeld staan in de artikelen 5, 10 en 21, 1° van dit besluit stellen zij een categorie voor waarin de actie thuishoort indien om een wijziging van categorie is verzocht.

Bij overmacht kunnen de termijnen verlengd worden met een redelijke termijn. Onder overmacht wordt inzonderheid verstaan een personeelsgebrek bij het onderzoek van de dossiers, verlofperiodes en in te halen achterstand.

Art. 51.Aanvragen voor de hernieuwing van een erkenning die voorzien in meerdere prioritaire acties, waarvan minstens één van het lokale type en één van het gewestelijke type worden toegestuurd aan het College na ontvangst van de adviezen over alle gevraagde prioritaire acties. De diensten van het College coördineren de verzending van het dossier naar het College.

Art. 52.Het College beoordeelt de aanvraag om hernieuwing van de erkenning binnen 90 werkdagen na ontvangst van het advies. Het College kan beslissen de erkenning al dan niet te hernieuwen. Voor hernieuwingsaanvragen met wijziging van de erkenning kan het College de erkenning hernieuwen zonder deze te wijzigen, de erkenning hernieuwen met de gevraagde wijziging of de erkenning niet hernieuwen.

Voor de acties vervat in de artikelen 5, 10 en 21, 1° van dit besluit bepaalt het College de categorie aarin het de actie onderbrengt, met dien verstande dat een actie niet meer dan zes categorieën tegelijk verhoogd of verlaagd mag worden.

Art. 53.Tenzij anders vermeld, treedt de beslissing van het College in voege op 1 januari van het jaar dat volgt op of ten laatste de eerste dag na het aflopen van de erkenning. Afdeling 3. - De procedure voor de wijziging van de erkenning.

Art. 54.Een erkend operator dient om een erkenningswijziging te verzoeken. Dit betreft de toevoeging of de intrekking van één of meerdere verschillende prioritaire acties of de wijziging van één of meerdere prioritaire acties in een lokaal of een gewestelijk type. De wijziging mag geen betrekking hebben op de intrekking van alle prioritaire acties waarvoor de operator erkend is. De aanvraag mag worden ingediend aan de hand van een digitale app.

Art. 55.Een erken operator mag één keer om de vijf jaar een aanvraag indienen om de erkenning te wijzigen. De aanvraag mag niet worden ingediend tijdens het eerste jaar van de erkenning of tijdens het jaar dat het aflopen van de erkenning voorafgaat.

Art. 56.Om ontvankelijk te zijn, moet een wijzigingsaanvraag voor de erkenning ingediend worden binnen de termijnen bepaald door dit besluit en dit door een erkend operator die aan zijn administratieve verplichtingen voldaan heeft en voorzien in : 1° ) Het behoorlijk ingevulde aanvraagformulier dat door de diensten van het College ter beschikking is gesteld;2° ) De evaluatie en actualisering van het vet vijfjarig actieplan vermeld in artikel 7, 4°, van het Decreet;

Art. 57.Bij ontvangst van een ontvankelijke wijzigingsaanvraag voor de erkenning delen de diensten van het College de kandidaat mee dat zij het dossier goed hebben ontvangen en onderzoeken zij het verzoek om wijziging van de erkenning.

Art. 58.Indien de aanvraag niet ontvankelijk is, verzoeken de diensten van het College de kandidaat de stukken voor te leggen die ontbreken in het dossier. De kandidaat kan daarbij de aanvraag aanvullen of de ontbrekende elementen verstrekken binnen vijftien werkdagen na de vraag om de ontbrekende documenten. Na het verstrijken van deze termijn wordt de aanvraag als niet ontvankelijk aanzien en geseponeerd.

Art. 59.De diensten van het College brengen een administratief advies uit bij het College binnen 30 werkdagen na het ontvangstbericht voor de volledige aanvraag tot wijziging van de erkenning. Dit advies geeft aan in hoeverre de aanvraag beantwoordt aan het Decreet en aan dit besluit en betreft tevens de betrekkingen tussen de kandidaat, het bestuur en in voorkomend geval de lokale coördinatie(s) van de in aanmerking komende gemeenten waar het zijn actie ontplooit indien hij een erkenning van het lokale type geniet of aanvraagt.

Art. 60.De wijzigingsaanvraag die ontvankelijk is voor één of meerdere prioritaire acties van het lokale type wordt in voorkomend geval toegestuurd aan de lokale coördinatie(s) van de betrokken in aanmerking komende gemeenten of aan de betrokken gemeenten. Binnen twee maanden na het doortsturen van het dossier wordt dit onderzocht door de lokale coördinatie(s) of de gemeente(n) in overleg met de diensten van het College In voorkomend geval wordt het ontvankelijk verklaarde en onderzochte verzoek om wijziging van de erkenning voor advies voorgelegd aan het lokaal overleg. Het lokaal overleg heeft toegang tot alle stukken van de erkenningsaanvraag en tot de conclusies van het dossieronderzoek.

Het advies van het lokaal overleg slaat enkel op het deel van het verzoek tot wijziging van de erkenning dat betrekking heeft op de prioritaire acties van het lokale type.

De ontvankelijk verklaarde en onderzochte wijzigingsaanvraag wordt samen met het advies van het lokaal overleg toegestuurd aan de Gemeente, die een advies dient uit te brengen.

De adviezen van het lokaal overleg en van de gemeente moet worden gemotiveerd. Deze geven onder meer aan in hoeverre de wijzigingsaanvraag tegemoetkomt aan de ter plaatse vastgestelde behoeften en beoordelen het bijgewerkt vijfjarig plan en de grondslag van de wijzigingsaanvraag voor de erkenning. De adviezen dienen geformuleerd te worden ten laatste vóór het einde van de derde maand nadat het ontvankelijk dossier is doorgestuurd naar de lokale coördinatie of naar de Gemeente.

De lokale coördinatie stuurt de adviezen door naar het College ter beoordeling van de aanvraag tot wijziging van de erkenning.

Bij overmacht kunnen de termijnen verlengd worden met een redelijke termijn. Onder overmacht wordt inzonderheid verstaan de in te halen achterstand of verlofperiodes. Overmacht en het redelijke karakter van de termijn moeten verantwoord worden in het advies.

Art. 61.De ontvankelijke aanvraag voor de wijziging van de erkenning voor één of meerdere prioritaire acties van het gewestelijke type wordt behandeld door de diensten van het College, die bij het College een advies uitbrengen binnen drie maanden nadat is meegedeeld dat de aanvraag ontvankelijk is. Dit advies vermeldt in hoeverre de aanvraag tegemoetkomt aan het Decreet en aan dit Besluit en beoordeelt de vroegere en huidige betrekkingen tussen de kandidaat en de diensten van het College.

Bij overmacht kunnen de termijnen verlengd worden met een redelijke termijn. Onder overmacht wordt inzonderheid verstaan een personeelsgebrek bij het onderzoek van de dossiers, verlofperiodes en in te halen achterstand.

Art. 62.Aanvragen voor de wijziging van een erkenning die voorzien in meerdere prioritaire acties, waarvan minstens één van het lokale type en één van het gewestelijke type worden toegestuurd aan het College na ontvangst van de adviezen over alle gevraagde prioritaire acties. De diensten van het College coördineren de verzending van het dossier naar het College.

Art. 63.Het College beoordeelt de aanvraag om wijziging van de erkenning binnen 90 werkdagen na ontvangst van het advies. Het College kan beslissen de erkenning toe te staan of te weigeren of zijn beslissing op te schorten indien de kredieten niet beschikbaar zijn.

Art. 64.De beslissing van het College treedt in werking op 1 januari van het volgende jaar.

Art. 65.Een vzw die een aanvraag voor een wijziging van de erkenning heeft ingediend waarvoor het College de wijziging geweigerd heeft, mag na de beslissing van het College twee jaar lang geen nieuwe wijziging aanvragen voor een gelijkaardig project. Afdeling 4. - De procedure voor de opschorting van de erkenning.

Art. 66.Het College kan steeds beslissen om een erkenning op te schorten. De beslissing dient gemotiveerd te worden.

Art. 67.De beslissing tot opschorting van een erkenning dient gemotiveerd te worden op grond van een omstandig verslag vanwege hetzij gezamenlijk hetzij afzonderlijk : a) de diensten van het College;b) de lokale coördinatie(s) van de in aanmerking komende gemeente(n) waar de operator zijn prioritaire actie van het lokale type ontplooit. Dit verslag moet aan de operator ter kennis worden gebracht.

Art. 68.De opschorting van de erkenning houdt in dat alle of een gedeelte van de toekomstige vastleggingen en vereffeningen voor de subsidies die op deze erkenning betrekking hebben opgeschort worden.

Art. 69.De opschorting van de erkenning is tijdelijk. Ten laatste een jaar na de beslissing tot opschorting van de erkenning dient het College te oordelen over het behoud of de intrekking van de erkenning.

Art. 70.Indien het College de erkenning behoudt, dient het te vermelden of de beslissing een retroactieve uitwerking heeft op de vastlegging en de vereffening van de subsidies. Afdeling 5. - De procedure voor de intrekking van de erkenning.

Art. 71.Het College kan beslissen om een erkenning in te trekken. De beslissing dient gemotiveerd te worden.

Art. 72.Een erkenning mag slechts worden ingetrokken in vijf gevallen : 1° ) Aansluitend bij een opschorting van de erkenning;2° ) Bij ernstige en overduidelijke inbreuken op de Grondwet, op de wetgeving of op de principes die worden aangehaald in het decreet en in dit besluit;3° ) Op verzoek van de erkende operator;4° ) In de gevallen bepaald in artikel 58, tweede lid van het Decreet;5° ) In de gevallen bepaald in artikel 59, 1°, 2° of 3° van het Decreet.

Art. 73.Een erkenning kan enkel ingetrokken worden na een voorafgaand advies van de diensten van het College en in voorkomend geval ook van de betrokken lokale coördinatie(s) indien de operator een erkenning geniet voor de prioritaire actie van het lokale type.

Art. 74.De intrekking van de erkenning brengt met zich mee dat de subsidiëring wordt stopgezet krachtens het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten en treedt in voege op de dag waarop de beslissing van het College wordt bekendgemaakt of ten laatste op 31 december van het lopende jaar. Afdeling 6. - De beroepsprocedure

Art. 75.Een vereniging zonder winstoogmerkt die zich benadeeld acht door een beslissing van het College over de toekenning, de hernieuwing, de wijziging, de opschorting of de intrekking van haar erkenning mag in beroep gaan bij het College binnen drie maanden na de bekendmaking van de beslissing van het College, en dit middels een aangetekend schrijven gericht aan de Minister bevoegd voor Sociale Cohesie, alsook een kopie middels een gewone zending gericht aan de diensten van het College.

Art. 76.Het beroep dient te worden behandeld door een beroepscommissie.

Art. 77.§ 1. De beroepscommissie bestaat uit drie leden van wie er minstens twee van een verschillend geslacht zijn of dit zo aanvoelen.

Deze leden worden door het College aangesteld voor ee hernieuwbre duur van drie jaar na advies van de adviescommissie. Elk lid beschikt over een plaatsvervanger. Die beroepscommissie is als volgt samengesteld: 1° ) Een vertegenwoordiger van het collegelid dat bevoegd is voor Sociale Samenhang;2° ) Een vertegenwoordiger van de Adviesraad;3° ) Een deskundige die bijzondere aandacht kan voorleggen voor sociale cohesie in Brussel.De volgende functies zijn onverenigbaar met deze van deskundig lid van de beroepscommissie: a) Personeelsleden van de diensten van het College, b) Personeelsleden van federale, gemeenschaps- of gewestelijke kabinetten of van kabinetten van Collegeleden van de Gemeenschapscommissies, c) Werknemers, mandaathouders en vertegenwoordigers van een vereniging zonder winstoogmerk met een erkenning voor sociale cohesie of waarvoor een aanvraagprocedure voor een erkenning voor sociale cohesie loopt.d) Leden van een College van Burgemeester en Schepenen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, e) Werkemers verbonden aan een lokale coördinatie voor sociale cohesie in de context van het decreet, f) Werknemers, mandaathouders en vertegenwoordigers van het CRACS, het CREDASC of het CREDAF. § 2. Het secretariaat van deze overlegplatforms wordt verzorgd door de diensten van het College. § 3. De beroepscommissie hoort op zijn minst de eiser, in voorkomend geval de betrokken lokale coördinatie(s) en het Collegelid dat het dossier behandeld heeft. § 4. De beroepscommissie onderzoekt het beroep en velt binnen 90 werkdagen na ontvangst van het beroep een oordeel. Zij stuurt de gemotiveerde beslissing toe aan het College, dat beschikt over 30 werkdagen om zich opnieuw over het dossier uit te spreken. § 5. Elk lid van de beroepscommissie dat zelf of waarvan een familielid tot in de derde graad lid, werknemer of vrijwilliger is van de betrokken vzw of een gelijklopend of afwijkend belang of enige band heeft met de vzw dient zich onbevoegd te verklaren v~~r het onderzoek van een dossier.

Art. 78.De gemotiveerde beslissingen van de beroepscommissie en het uiteindelijke oordeel van het College worden aan de stakeholders en in voorkomend geval aan de betrokken lokale coördinatie(s) en aan de betrokken gemeente(n) toegestuurd. HOOFDSTUK 5. - Specifieke oriëntaties

Art. 79.Erkende operatoren mogen hun erkenning aanvullen met één of meerdere specifieke oriëntaties zoals omschreven in artikel 10 tot 12 van het decreet.

Art. 80.De specifieke oriënteringen streven de volgende bijzondere doelstellingen na: 1° ) SO 1 : Aanzetten tot inclusie van groepen met een migratietraject : inclusie van bevolkingsgroepen die zelf een migratie hebben beleefd of van wie de familie een geladen migratieachtergrond heeft door middel van activiteiten met een vorm en een methode die constant streven naar vernieuwing en naar nieuwe inclusieve werkwijzen ;2° ) SO 2 : werken rond de opvang en het op eigen benen leren staan van vluchtelingen, migranten en mensen zonder papieren : opvang van een publiek dat is uitgesloten en gemarginaliseerd ingevolge zijn statuur verbonden aan zijn migratieachtergrond, een aanpak die streeft naar ontvoogding van deze bevolkingsgroep voor wat betreft uitingen in het openbaar, sociale situatie, interculturele aanpak en inclusie in de onthaalmaatschappij, en tevens de geestelijke en sociale problemen in rekening brengen die wortelen in de migratie;3° ) SO 3 : Ontwikkeling van een verantwoordelijk, actief, kritisch en solidair burgerschap bij kinderen en jongeren : actiemethodes door en voor kinderen en jongeren ontwikkelen en in de praktijk brengen met constante aandacht voor verantwoordelijk burgerschap ten opzichte van de maatschappij en van gestelde handelingen, actief in verhouding tot de evolutie van de maatschappij, kritisch over de staat van de maatschappij en haar ontwikkeling en solidair ten aanzien van medeburgers en van de wereld om hen heen;4° ) SO 4 : Deelname aan het democratisch leven : burgerparticipatie, collectieve uitingen, co-constructie en inclusie in de lokale, gewestelijke, federale en Europese democratie bevorderen;5° ) SO 5 : Empowerment en responsabilisering op het vlak van gendergelijkheid : bijzondere activiteiten ontwikkelen en constante aandacht vestigen op de gendergelijkheid en aan het wegwerken van ongelijkheden door een versterking van het vermogen om te begrijpen en te handelen om de rechten van geslachten die gediscrimineerd worden of mogelijk aan discriminatie kunnen worden blootgesteld te verbeteren. De inclusie van de meest gediscrimineerde geslachten, voor het grootste deel vrouwen, bevorderen in de maatschappij. 6° ) SO 6 : Verschaffen van autonomie door cultuur : cutuur en schepping benutten als vectoren om bevolkingsgroepen te ontvoogden en te emanciperen;7° ) SO 7 : Creëren van verbondenheid : zingeven aan sociale betrekkingen en de strijd aanbinden met vrijwillig, maatschappelijk of toevallig isolement via interpersoonlijke betrekkingen gebaseerd op wederzijds vertrouwen;8° ) SO 8 : Inclusie van een geïsoleerd publiek : bij de acties een publiek betrekken dat gedesocialiseerd is en zijn sociale banden verbroken heeft via specifieke activiteiten waarbij rekening kan worden gehouden met de realiteit van deze bevolkingsgroep en deze kan worden opgevangen binnen een hersocialiseringsdynamiek;9° ) SO 9 : Creëren van een band tussen ouder en kind : een betere communicatie tot stand brengen tussen een ouder en zijn kind om beide te betrekken bij de schoolsituatie van het kind om het te begeleiden op weg naar maatschappelijke inclusie, emancipatie en slagen op school;10° ) SO 10 : Doorbreken van maatschappelijke barrières bij de toegang tot hoger onderwijs en werk : continu werken aan begeleiding van jongeren uit kansarme wijken op weg naar hoger onderwijs en hen alle kansen geven om een emanciperend en succesvol parcours af te leggen, continu werken aan de begeleiding van jongeren bij hun inspanningen om hun weg te vinden in de wereld van het werk;11° ) SO 11 : Strijd tegen het terugplooien op de eigen identiteit : een geïntegreerde werking uitbouwen gericht op een denkoefening rond identitaire logica en op de strijd tegen een zelfgekozen isolement, en dan in het bijzonder als deze leidt tot een gewelddadige afscheiding van de maatschappij, werken aan openheid naar de wereld toe en aan interculturaliteit;12° ) SO 12 : Media-opvoeding : een werking uitbouwen die de media en hun effect op de maatschappij in perspectief plaatst, een kritische denkoefening opzetten met het oog op het begrip en beduchtheid voor de media;13° ) SO 13 : Strijd tegen complottheorieën en haatdragende taal : elk discours dat zich bedient van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme, islamhaat en iedere andere retoriek en actie vervuld van haat en uitsluiting begrijpen en weerleggen, complottheorieën begrijpen en weerleggen;14° ) SO 14 : Versterking van het netwerk dat actie voert rond de doelgroepen en tot stand brengen van intersectorialiteit : proactief optreden bij gecoördineerde en gedeelde actie van de verschillende activiteitssectoren;15° ) SO 15 : Ontwikkeling en onderzoek naar vernieuwende en experimentele praktijken : op zoek gaan naar nieuwe of nog weinig toegepaste processen, werkwijzen, methodes en praktijken binnen een positieve experimentele aanpak om binnen een volledige sector praktijken met een gunstige impact te kunnen delen.

Art. 81.De specifieke oriënteringen vermeld in artikel 11 van het Decreet worden omschreven in het Lokaal Pact. De omschrijving van de specifieke oriënteringen wordt voorgesteld door de in aanmerking komende gemeenten na advies van de lokale coördinatie. De gemeente kan maximaal 5 specifieke oriënteringen voorstellen bovenop deze die reeds omschreven staan in artikel 10 van het Decreet.

Art. 82.§ 1. De specifieke oriëntieringen die staan vermeld in artikel 11 van het Decreet mogen enkel erkend worden voor operatoren die erkend zijn voor prioritaire acties van het lokale type, gevoerd in de gemeente waar deze oriënteringen zijn omschreven. § 2. Bij wijziging van de specifieke oriënteringen vermeld in artikel 11 van het Decreet en ingeschreven in een Lokaal Pact worden de specifieke oriënteringen die niet langer in het Lokaal Pact staan automatisch aan de operatoren onttrokken vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de ondertekening van het aanhangsel aan het Lokaal Pact.

Art. 83.De specifieke oriënteringen gelden in hoofde van het College voor de duur van de erkenning. Het College erkent de specifieke oriënteringen van de operatoren op grond van hun dossier voor de aanvraag of voor de hernieuwing van de erkenning, van het ingediend vijfjarig actieplan en van een adequaat formulier.

Bij wijziging van de erkenning verandert er niets aan de specifieke oriënteringen die zijn erkend voor een erkend operator. Bij hernieuwing van de erkenning worden de specifieke oriënteringen geacht eveneens hernieuwd te zijn tenzij anders vermeld door het College of door de operator naar aanleiding van de beslissing tot hernieuwing van de erkenning.

De erkende operator kan verzoeken om de erkenning van één of meerdere specifieke oriënteringen naar aanleiding van de aanvraag of de hernieuwing van een erkenning.

Art. 84.Voor de specifieke oriënteringen dient om de twee jaar een aanvulling bij het activiteitenverslag gericht te worden tot het College en tot het CRACS.

Art. 85.De operatoren waarvoor de erkenning wordt aangevuld met één of meerdere specifieke oriënteringen ontvangen tijdens het eerste jaar van hun erkenning subsidies zoals vermeld in de onderstaande tabel :

SO 1 : Aanzetten tot inclusie van groepen met een migratietraject;

10.000 €

SO 2 : Actie rond de opvang en het op eigen benen leren staan van vluchtelingen, migranten, mensen zonder papieren en nieuwkomers;

10.000 €

SO 3 : Ontwikkeling van een verantwoordelijk, actief, kritisch en solidair burgerschap bij kinderen en jongeren;

10.000 €

SO 4 : Deelname aan het democratisch leven;

10.000 €

SO 5 : Empowerment en responsabilisering op het vlak van gendergelijkheid;

10.000 €

SO 6 : Verschaffen van autonomie door cultuur;

10.000 €

SO 7 : Creëren van verbondenheid;

10.000 €

SO 8 : Inclusie van een geïsoleerd publiek;

10.000 €

SO 9 : Creëren van een band tussen ouder en kind;

10.000 €

SO 10 : Doorbreken van maatschappelijke barrières bij de toegang tot hoger onderwijs en werk;

10.000 €

SO 11 : Strijd tegen het terugplooien op de eigen identiteit;

10.000 €

SO 12 : Media-opvoeding;

10.000 €

SO 13 : Strijd tegen complottheorieën en haatdragende taal;

10.000 €

SO 14 : Versterking van het netwerk dat actie voert rond de doelgroepen en tot stand brengen van intersectorialiteit;

10.000 €

SO 15 : Ontwikkeling en onderzoek naar vernieuwende en experimentele praktijken;

10.000 €

Specifieke oriëntering omschreven krachtens artikel 11 van het Decreet;

10.000 €


Deze bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van onderstaande formule: bedrag X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019 HOOFDSTUK 6. - Het gewestelijk ondersteuningscentrum voor sociale samenhang Afdeling 1. - De procedure voor de aanstelling en de intrekking van de

aanstelling van het centrum

Art. 86.De kandidaat moet in staat zijn de opdrachten van het centrum die in het decreet zijn vastgelegd, alleen uit te voeren en mag zijn activiteiten niet deels of volledig uitbesteden, behalve indien het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang daar vooraf uitdrukkelijk mee instemt.

Art. 87.Er wordt een oproep tot kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De oproep bepaalt de nadere regels in verband met de indiening van de kandidaturen en de termijnen die daaraan gekoppeld zijn.

Art. 88.Wanneer het College de aanstelling van het centrum wenst te beëindigen, brengt het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang, het centrum daarvan per aangetekend schrijven op de hoogte.

In dat geval wordt ten minste zes maanden vóór het einde van de aanstelling een nieuwe oproep tot kandidaten uitgeschreven.

Art. 89.§ 1. Wanneer het centrum de toegekende opdrachten of de in dit besluit bepaalde voorwaarden voor de uitoefening van die opdrachten niet vervult, sturen de diensten van het College het centrum een waarschuwing toe over die tekortkomingen. § 2. Het centrum krijgt drie maanden de tijd om ze te verhelpen. Als de vastgestelde tekortkomingen na het verstrijken van die termijn niet op bevredigende wijze zijn verholpen, stellen de diensten van het College aan het College voor om de aanstelling van het gewestelijk centrum te beëindigen. Als beslist wordt om de aanstelling te beëindigen, dan loopt deze af aan het einde van de zesde volledige maand na de beslissing van het College.

Art. 90.Wanneer het centrum een einde wenst te maken aan zijn aanstelling, brengt het het College daarvan uiterlijk zes maanden vóór de datum waarop het deze aanstelling wenst te beëindigen, op de hoogte met een aangetekend schrijven. Afdeling 2. - Voorwaarden voor de uitoefening van de opdrachten.

Art. 91.Het centrum werkt een jaarverslag uit. Dat jaarverslag moet ieder jaar uiterlijk tegen 1 september van het jaar dat volgt op het jaar waarover het verslag handelt, bezorgd worden aan het College. Het jaarverslag van het centrum wordt opgesteld vanuit een transversaal oogpunt en omvat ten minste, met zowel aandacht voor de gewestelijke als voor de lokale aspecten: 1° ) een omschrijving, een analyse, een indeling en een evaluatie van de activiteiten van de erkende operatoren en van de op grond van het decreet ondersteunde projecten;2° ) een beoordeling van de overeenstemming tussen de activiteiten van de erkende operatoren, de op grond van het decreet ondersteunde projecten, de op het terrein vastgestelde behoeften en de evolutie daarvan;3° ) een beoordeling van de coherentie tussen het beleid op het vlak van sociale samenhang en de andere sociale en stedelijke beleidsinitiatieven in de brede betekenis, die vallen onder de bevoegdheid van andere sectoren van de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap, de federale overheid, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Europese Unie;4° ) op vraag van het College, voorstellen over nieuwe voor te leggen krachtlijnen.

Art. 92.Het centrum organiseert minstens één keer per jaar een ontmoeting met alle erkende operatoren. Het organiseert uit eigen beweging of naargelang de behoeften die tot uiting gebracht worden door de erkende operatoren, de lokale overlegplatformen, de kamer van de lokale coördinatiestructuren of het collegelid bevoegd voor sociale samenhang, hetzij thematische of transversale werkgroepen, hetzij gerichte ontmoetingen tussen de actieve krachten. Het krijgt de taak om de informatie met behulp van de meest geschikte middelen te laten doorstromen in de sector van de sociale samenhang.

Art. 93.Het centrum stelt samen met de diensten van het College en de lokale coördinatiestructuren een analysetabel op van de problemen en behoeften op het grondgebied van een gemeente. Het verstrekt de lokale coördinatiestructuren de noodzakelijke instrumenten om het gemeentelijk programma voor sociale samenhang uit te werken. Het centrum stelt samen met de diensten van het College en de lokale coördinatiestructuren een gemeenschappelijke evaluatietabel op van de activiteiten van de erkende operatoren en de op grond van het decreet ondersteunde projecten.

Het centrum werkt een computergestuurd systeem uit om de gegevens die vergaard worden bij de erkende operatoren en de gegevens over de op grond van het decreet ondersteunde projecten te verzamelen. Daarnaast verleent het centrum de diensten van het College ondersteuning bij de uitwerking van het jaarlijks activiteitenverslag dat de erkende operatoren invullen. Het stelt ten laatste op 30 september in overleg met de kamer van de lokale coördinatiestructuren en de diensten van het College een model van jaarverslag op voor de lokale coördinatiestructuren. Deze instrumenten moeten dynamisch zijn en mettertijd aangepast en geperfectioneerd kunnen worden.

Het centrum organiseert regelmatig uit eigen beweging, op vraag van het collegelid bevoegd voor sociale samenhang of op vraag van de kamer van de lokale coördinatiestructuren reflectie- en informatiegesprekken met de lokale coördinatiestructuren. Het neemt als waarnemer deel aan de lokale overlegplatformen en met raadgevende stem aan de vergaderingen van de afdeling sociale samenhang van de Adviesraad.

Art. 94.Minstens één van de werknemers van het centrum dient te beschikken over een diploma van het hoger onderwijs van het lange type. Afdeling 3. - De toekenning van subsidies

Art. 95.Minstens 60 % van het bedrag moet besteed worden aan bezoldigingskosten, met inbegrip van de patronale lasten. HOOFDSTUK 7. - Het gewestelijk centrum voor de bevordering van de alfabetisering en Frans taalonderricht voor volwassenen. Afdeling 1. - De procedure voor de aanstelling, hernieuwing en

beëindiging van de aanstelling van het centrum

Art. 96.? ? ? ?

Art. 97.De kandidaat moet in staat zijn de opdrachten van het centrum die in het decreet zijn vastgelegd, alleen uit te voeren en mag zijn activiteiten niet deels of volledig uitbesteden, behalve indien het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang daar vooraf uitdrukkelijk mee instemt.

Art. 98.Er wordt een oproep tot kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De oproep bepaalt de nadere regels in verband met de indiening van de kandidaturen en de termijnen die daaraan gekoppeld zijn.

Art. 99.Wanneer het College de aanstelling van het centrum wenst te beëindigen, brengt het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang, het centrum daarvan per aangetekend schrijven op de hoogte.

In dat geval wordt ten minste zes maanden vóór het einde van de aanstelling een nieuwe oproep tot kandidaten uitgeschreven.

Art. 100.§ 1. Wanneer het centrum de toegekende opdrachten of de in dit besluit bepaalde voorwaarden voor de uitoefening van die opdrachten niet vervult, sturen de diensten van het College het centrum een waarschuwing toe over die tekortkomingen. § 2. Het centrum krijgt drie maanden de tijd om ze te verhelpen. Als de vastgestelde tekortkomingen na het verstrijken van die termijn niet op bevredigende wijze zijn verholpen, stellen de diensten van het College aan het College voor om de aanstelling van het centrum te beëindigen. Als beslist wordt om de aanstelling te beëindigen, dan loopt deze af aan het einde van de zesde volledige maand die volgt op de beslissing van het College.

Art. 101.Wanneer het centrum een einde wenst te maken aan zijn aanstelling, brengt het het College daarvan uiterlijk een jaar vóór de datum waarop het deze aanstelling wenst te beëindigen, op de hoogte met een aangetekend schrijven. Afdeling 2. - Voorwaarden voor de uitoefening van de opdrachten van

het centrum

Art. 102.In het kader van zijn opdracht om Franstalige en niet-Franstalige volwassenen te ontvangen en door te verwijzen naar de meest gepaste structuren om te leren lezen en schrijven en Frans te leren, ontvangt het centrum mensen van over heel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om hen door te verwijzen naar de structuren die het best afgestemd zijn op het persoonlijk project van de begunstigde en houdt het een inventaris bij van het volledige bestaande aanbod op het Brusselse hoofdstedelijke grondgebied.

Art. 103.In het kader van zijn opdracht om de structuren waar volwassenen kunnen leren lezen en schrijven en Frans kunnen leren te coördineren, organiseert het centrum minstens één keer per jaar een reflectie- en informatiegesprek voor de instanties die volwassenen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest leren lezen en schrijven en Frans aanleren.

Het organiseert uit eigen beweging of naargelang de behoeften die tot uiting gebracht worden door de instanties die volwassenen leren lezen en schrijven en Frans aanleren, hetzij thematische of transversale werkgroepen, hetzij gerichte ontmoetingen tussen de actieve krachten.

Het krijgt de taak om de informatie over leren lezen en schrijven en Frans taalonderricht voor laag- of ongeschoolde volwassenen met behulp van de meest geschikte middelen te laten doorstromen in de sector die volwassenen leert lezen en schrijven en Frans aanleert evenals in de sector van de sociale samenhang.

Art. 104.§ 1. Het centrum stelt de criteria vast die gelden voor het detacheren van de opleiders bedoeld in artikel 40, 5° van het decreet en motiveert zijn beslissingen overeenkomstig daarmee. Het brengt de aanvragende verenigingen of overheden en de diensten van het College op de hoogte van zijn beslissingen. § 2. Het centrum verbindt zich ertoe het nodige personeel te detacheren minstens 820 wekelijkse groepsuren te organiseren bij de operatoren die steun krijgen voor de prioritaire krachtlijn inzake Frans taalonderricht en alfabetisering omschreven in hoofdstuk 1, afdeling 2 van dit besluit. § 3. Het centrum moet waken over de regelmaat van de opleiders en, bij afwezigheid van meer dan een maand, de passende maatregelen treffen om de opleiding te laten voortlopen zodat de cursisten geen nadeel ondervinden en het vooropgestelde leerritme aan te houden.

Art. 105.§ 1. In het kader van zijn opdracht om Franstalige en niet-Franstalige laag- en ongeschoolde volwassenen opleidingen te verstrekken om te leren lezen en schrijven en Frans te leren, streeft het centrum de doelstellingen na die vermeld zijn in artikel 9 van dit besluit en beoogt het die uit te voeren zoals uiteengezet in artikel 12. Het centrum moet minstens 730 wekelijkse groepsuren organiseren volgens de modaliteiten bepaald in artikel 12. § 2. De cursisten zijn volwassenen die niet of amper kunnen lezen of schrijven of die in geen enkele taal de basisvaardigheden en -kennis beheersen die overeenstemmen met het beoogde niveau na het voltooien van het lager onderwijs of het behalen van het getuigschrift basisonderwijs of na de eerste graad van het middelbaar onderwijs.

De opleidingen worden zowel voor mannen als vrouwen aangeboden en er wordt een evenwichtig aanbod nagestreefd.

De lessen om te leren lezen en schrijven en de taalcursussen Frans die verstrekt worden door het centrum of door de in artikel 40, 5° van het decreet bedoelde partnerverenigingen of -instanties uit de openbare sector, hebben tot doel de cursist een mondelinge en schriftelijke kennis van het Frans bij te brengen op een niveau dat, wat de lessen om te leren lezen en schrijven betreft, overeenstemt met het getuigschrift basisonderwijs en, wat de taalcursussen Frans betreft, overeenstemt met de eerste graad van het middelbaar onderwijs.

De lessen om te leren lezen en schrijven en de taalcursussen Frans worden zodanig georganiseerd dat de opleiders en de cursisten in aanraking komen met diversiteit.

De lessen om te leren lezen en schrijven en de taalcursussen Frans steunen op een emancipatorische en interculturele pedagogische benadering met een collectieve en participatieve invulling die ertoe strekt de cursisten taal-, lees-, schrijf- en rekenvaardigheden bij te brengen en hen te leren omgaan met de communicatietechnologieën, zodat zij in staat worden gesteld zich in de maatschappij uit te drukken, te spreken in het openbaar en vat te hebben op hun eigen leven, leefwereld en omgeving.

Ze zijn opgevat als een leer- en ontwikkelingsproces, dat erop gericht is de doelen van de cursisten te bereiken. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de leertijd die eigen is aan ieder persoonlijk traject. Het is uiteindelijk de bedoeling dat de cursisten zich de Franse taal eigen maken, waardoor zij betere kansen krijgen om deel te nemen aan de maatschappij, meer verantwoordelijkheid kunnen dragen en grotere zelfstandige en sociale vaardigheden kunnen verwerven.

Naast het aanleren van Frans, zowel mondeling als schriftelijk, moeten de cursussen er tevens op gericht zijn de cursisten in contact te brengen met de nieuwe communicatietechnologieën. § 3. Het centrum is verplicht om zijn opleidingen te laten geven door opleiders die gevormd zijn om mensen te leren lezen en schrijven en Frans aan te leren en zich te houden aan de kwaliteitscriteria door de cursisten aangepaste lokalen en kwaliteitsvol opleidingsmateriaal te bieden, zodat het leerproces goed kan verlopen.

De lessen om te leren lezen en schrijven en de taalcursussen Frans worden ingericht per groep en worden gespreid over minstens negen uur per week overdag en over vier uur tijdens de avond en op zaterdag of zondag. § 4. Om het profiel van de vraag naar een opleiding en het bestaande aanbod zo goed mogelijk op elkaar te kunnen afstemmen, legt iedere cursist bij zijn inschrijvingsaanvraag een taalniveautest Frans af.

Het centrum organiseert tijdens of aan het einde van iedere opleiding of minstens één keer per jaar formatieve evaluaties en zorgt bij het aflopen van iedere opleiding voor een passende doorverwijzing van de cursisten. Dankzij deze evaluatie kunnen de cursisten zich hun vorderingen en verworven vaardigheden eigen maken en kan het centrum samen met de cursist nagaan hoe deze nog verder vooruitgang kan boeken.

Het centrum moet waken over de regelmaat van de opleiders en, bij afwezigheid van meer dan een maand, de passende maatregelen treffen om de opleiding te laten voortlopen zodat de cursisten geen nadeel ondervinden en het vooropgestelde leerritme aan te houden.

Art. 106.Het centrum werkt jaarlijks ten laatste tegen 30 april een activiteitenverslag uit op basis van het door de administratie vastgelegde model. Dat verslag bevat voor elk van de vijf in het decreet bepaalde opdrachten een analyse en een voorstelling van de activiteiten van het centrum, alsook een algemene analyse van de activiteiten van het centrum. HOOFDSTUK 8. - Het gewestelijk centrum voor de bevordering van de school- en burgerschapsbegeleiding Afdeling 1. - De procedure voor de aanstelling en de intrekking van de

aanstelling van het centrum

Art. 107.De kandidaat moet in staat zijn de opdrachten van het centrum die in het decreet zijn vastgelegd, alleen uit te voeren en mag zijn activiteiten niet deels of volledig uitbesteden, behalve indien het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang daar vooraf uitdrukkelijk mee instemt. Het ontwikkelt een wisselwerking met de sectorale actoren die zich bezighouden met school- en burgerschapsbegeleiding.

Art. 108.Er wordt een oproep tot kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De oproep bepaalt de nadere regels in verband met de indiening van de kandidaturen en de termijnen die daaraan gekoppeld zijn.

Art. 109.Wanneer het College de aanstelling van het centrum wenst te beëindigen, brengt het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang, het centrum daarvan per aangetekend schrijven op de hoogte.

In dat geval wordt ten minste zes maanden vóór het einde van de aanstelling een nieuwe oproep tot kandidaten uitgeschreven.

Art. 110.§ 1. Wanneer het centrum de toegekende opdrachten of de in dit besluit bepaalde voorwaarden voor de uitoefening van die opdrachten niet vervult, sturen de diensten van het College het centrum een waarschuwing toe over die tekortkomingen. § 2. Het centrum krijgt drie maanden de tijd om ze te verhelpen. Als de vastgestelde tekortkomingen na het verstrijken van die termijn niet op bevredigende wijze zijn verholpen, stellen de diensten van het College aan het College voor om de aanstelling van het gewestelijk centrum te beëindigen. Als beslist wordt om de aanstelling te beëindigen, dan loopt deze af aan het einde van de zesde volledige maand na de beslissing van het College.

Art. 111.Wanneer het centrum een einde wenst te maken aan zijn aanstelling, brengt het het College daarvan uiterlijk zes maanden vóór de datum waarop het deze aanstelling wenst te beëindigen, op de hoogte met een aangetekend schrijven. Afdeling 2. - Voorwaarden voor de uitoefening van de opdrachten

Art. 112.Het centrum werkt een jaarverslag uit. Dat jaarverslag moet ieder jaar uiterlijk tegen 30 april van het jaar dat volgt op het jaar waarover het verslag handelt, bezorgd worden aan het College.

Art. 113.Het centrum organiseert minstens één keer per jaar een ontmoeting met alle operatoren die erkend zijn voor prioritaire initiatieven ter ondersteuning van school- en burgerschapsbegeleiding.

Het organiseert uit eigen beweging of naargelang de behoeften die tot uiting gebracht worden door de erkende operatoren, de lokale overlegplatformen, het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang of de kamer van de lokale coördinatiestructuren, hetzij thematische of transversale werkgroepen, hetzij gerichte ontmoetingen tussen de actieve krachten. Het krijgt de taak om de informatie met behulp van de meest geschikte middelen te laten doorstromen in de sector van de sociale samenhang.

Het krijgt de taak om de informatie over de ondersteuning van school- en burgerschapsbegeleiding met behulp van de meest geschikte middelen te laten doorstromen in de sector.

Het bevordert de uitwisseling van goede praktijken, de versterking van het netwerk van de operatoren en het gedeelde gebruik van de middelen. Afdeling 3. - De toekenning van subsidies

Art. 114.Minstens 60 % van het bedrag moet besteed worden aan bezoldigingskosten, met inbegrip van de patronale lasten. HOOFDSTUK 9. - De lokale coördinatiestructuren

Art. 115.Het College erkent vijf categorieën van lokale coördinatiestructuren. De categorieën worden gedefinieerd op basis van onderstaande tabel op grond van een combinatie van drie parameters, namelijk het aantal inwoners van de in aanmerking komende gemeente, het percentage leefloners onder de personen van 18 tot 64 jaar en het percentage werkzoekenden die sinds één jaar niet werken onder de personen van 18 tot 64 jaar:

Bevolkingsaantal van de in aanmerking komende gemeente

Percentage leefloners onder de inwoners van de in aanmerking komende gemeente van 18 tot 64 jaar

Percentage werkzoekenden die sinds minstens één jaar niet werken onder de inwoners van de in aanmerking komende gemeente van 18 tot 64 jaar

Categorie van de lokale coördinatiestructuur

Tussen 0 en 49.999 inw.

Minder dan 5 %

Minder dan 10 %

1

Minder dan 5 %

Meer dan 10 %

1

Meer dan 5 %

Minder dan 10 %

1

Meer dan 5 %

Meer dan 10 %

3

Tussen 50.000 en 99.999 inw.

Minder dan 5 %

Minder dan 10 %

2

Minder dan 5 %

Meer dan 10 %

2

Meer dan 5 %

Minder dan 10 %

2

Meer dan 5 %

Meer dan 10 %

4

Meer dan 100.000 inw.

Minder dan 5 %

Minder dan 10 %

3

Minder dan 5 %

Meer dan 10 %

3

Meer dan 5 %

Minder dan 10 %

3

Meer dan 5 %

Meer dan 10 %

5


Art. 116.Om erkend te worden: 1° ) telt een coördinatie van categorie 1 minstens 0,75 voltijdse equivalent 2° ) telt een coördinatie van categorie 2 minstens 1 voltijdse equivalent 3° ) telt een coördinatie van categorie 3 minstens 1,5 voltijdse equivalent;4° ) telt een coördinatie van categorie 4 minstens 2 voltijdse equivalenten;5° ) telt een coördinatie van categorie 5 minstens 3 voltijdse equivalenten.

Art. 117.De desbetreffende in aanmerking komende gemeente organiseert de lokale coördinatiestructuur. Die kan in handen zijn van een vzw waarvan minstens de helft van de beheersorganen aangesteld zijn door de in aanmerking komende gemeente of door het gemeentebestuur.

Art. 118.Het College en de inrichtende macht van de lokale coördinatiestructuur zoals omschreven in artikel 117 stellen een overeenkomst van onbeperkte duur op. Het College en de lokale coördinatiestructuur kunnen die overeenkomst in onderling akkoord met onmiddellijke ingang ontbinden. Ofwel kan één van beide partijen haar ontbinden, op voorwaarde dat zij een opzeggingstermijn van maximaal een jaar of minstens tot het einde van het lopende jaar in acht neemt.

De overeenkomst bepaalt op zijn minst de kwalificaties van het personeel dat ingezet wordt voor de opdrachten. De in aanmerking komende gemeente verbindt er zich in de overeenkomst toe een lid van het college van burgemeester en schepenen bevoegd te maken voor sociale samenhang.

Art. 119.Iedere lokale coördinatiestructuur stelt haar jaarverslag op vóór 30 juni van het volgende jaar in de vorm die bepaald is door de diensten van het College. Dat verslag bevat ten minste: 1° ) gegevens in verband met de voortdurende bijwerking van de informatie over het sociale aanbod op het grondgebied van de in aanmerking komende gemeente;2° ) gegevens over de permanente analyse van de problemen en behoeften op het grondgebied van de in aanmerking komende gemeente;3° ) een verslag van de verschillende vergaderingen van het lokaal overlegplatform en over alles wat verband houdt met de vertegenwoordiging van het lokaal overlegplatform in verschillende intersectorale organen;4° ) analytische gegevens over de manier waarop de lokale sector van de sociale samenhang verbonden is met de andere lokale beleidsdomeinen, meer bepaald sociale actie, preventie, het onthaal van nieuwkomers, onderwijs, schoolherinschakeling, buitenschoolse activiteiten, jongerenbeleid, cultuur, opleiding, socio-professionele inschakeling en intergenerationele aangelegenheden;5° ) gegevens over de coherentie in het optreden van de operatoren voor sociale samenhang tussen de verschillende wijken van de in aanmerking komende gemeente en de aangrenzende wijken van de naburige gemeenten;6° ) gegevens over de initiatieven die genomen worden om de burgers van de in aanmerking komende gemeente en de openbare actoren en verenigingen te informeren over het dienstenaanbod van de erkende operatoren voor sociale samenhang;7° ) gegevens over de initiatieven die genomen worden om de erkende operatoren op het grondgebied van de in aanmerking komende gemeente te informeren over het opleidingsaanbod voor professionelen en vrijwilligers, de mogelijkheid om partnerschappen op te zetten, de intersectorale activiteiten, networking, enz.

Art. 120.§ 1. Het College kan de lokale coördinatiestructuur een subsidie toekennen om de opdrachten uit te voeren die er door het decreet aan toegewezen zijn. Deze subsidie mag enkel werkingskosten dekken. De gemeentelijke coördinatiestructuur moet haar ten laatste tegen 30 september van het jaar dat voorafgaat aan het begin van de subsidiëring aanvragenn. § 2. Een subsidieaanvraag is maar ontvankelijk wanneer zij ingediend is door de als vzw georganiseerde gemeentelijke coördinatiestructuur en zij een begrotingsraming bevat, alsook een beschrijving van de voor de uitvoering van de opdrachten benodigde personele en materiële middelen. De aanvraag moet medeondertekend zijn door de in aanmerking komende gemeente. § 3. De toegekende subsidie mag niet meer bedragen dan: 1° ) Voor een coördinatiestructuur van categorie 1: 10.000 € 2° ) Voor een coördinatiestructuur van categorie 2: 12.500 € 3° ) Voor een coördinatiestructuur van categorie 3: 15.000 € 4° ) Voor een coördinatiestructuur van categorie 4: 17.500 € 5° ) Voor een coördinatiestructuur van categorie 5: 20.000 € § 4. De uitbetaling van de subsidie gebeurt op dezelfde manier als die welke bepaald is in artikel 33 van het decreet. De subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd op dezelfde manier als die welke bepaald is in artikel 34 van het decreet. § 5. De subsidie wordt toegekend voor de volledige duur van de in artikel 118 bedoelde overeenkomst, mits voldaan blijft worden aan de noodzakelijke voorwaarden die gesteld zijn met het oog op de ontvankelijkheid van de subsidieaanvraag en het in artikel 119 bedoelde verslag ieder jaar volledig en op tijd bezorgd wordt. § 6. De lokale coördinatiestructuur kan, na goedkeuring van het lokaal overlegplatform, voorstellen om haar jaarlijkse subsidie volledig of deels te bestemmen voor een of meerdere projecten die tot doel hebben om de sociale samenhang overeenkomstig het decreet te versterken en die georganiseerd worden door de lokale coördinatiestructuur of, na goedkeuring van het College, door een andere vzw die zich onderwerpt aan de door het decreet en dit besluit vastgelegde financieringsregels. § 7. Deze bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van onderstaande formule: bedrag X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019 HOOFDSTUK 1 0. - De kamer van de lokale coördinatiestructuren

Art. 121.De kamer van de lokale coördinatiestructuren heeft minstens de opdracht om: a) uitwisselingen van praktijken mogelijk te maken;b) eenvormige communicatieprocessen en -wijzen voor te stellen;c) na te denken over de praktijken op het terrein en aanbevelingen te formuleren.

Art. 122.Alle lokale coördinatiestructuren van de in aanmerking komende gemeenten zijn lid van de kamer van de lokale coördinatiestructuren. Zij komt minstens drie keer per jaar samen. Het secretariaat ervan wordt ieder jaar op basis van een beurtrol in de alfabetische volgorde van de in aanmerking komende gemeenten waargenomen door een lokale coördinatiestructuur die lid is van de kamer. De vertegenwoordiger van het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang, kan uitgenodigd worden op de vergaderingen van de kamer. Het gewestelijk ondersteuningscentrum voor sociale samenhang en de diensten van het college worden uitgenodigd op de vergaderingen van de kamer.

Art. 123.De kamer van de lokale coördinatiestructuren werkt bij consensus. Zij kan een huishoudelijk reglement opstellen dat zij dan moet bezorgen aan het College.

Art. 124.De kamer van de lokale coördinatiestructuren kan de vorm aannemen van een vzw.

Art. 125.De lokale coördinatiestructuur die het secretariaat verzorgt, krijgt bovenop de betoelaging die zij ontvangt krachtens artikel 120 5.000 euro voor het lopende jaar.

Dit bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd volgens de formule: 5.000 X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019 Als de kamer van de coördinatiestructuren de vorm heeft van een vzw, wordt dat bedrag rechtstreeks uitbetaald aan de opgerichte vzw. HOOFDSTUK 1 1. - De lokale overlegplatformen

Art. 126.§ 1. De opgerichte lokale overlegplatformen bestaan uit leden met beslissende stem en leden met raadgevende stem. § 2. De leden met beslissende stem zijn: 1° ) de burgemeester van de gemeente in kwestie of de schepen die bevoegd is voor sociale samenhang;2° ) de erkende operatoren die minstens één lokaal prioritair initiatief uitvoeren op het grondgebied van de gemeente in kwestie;3° ) de erkende operatoren die minstens één gewestelijk prioritair initiatief uitvoeren en waarvan het optreden voor een aanzienlijk deel plaatsvindt op het grondgebied van de gemeente in kwestie.Het overlegplatform definieert wat het verstaat onder "aanzienlijk deel". § 3. De leden met raadgevende stem zijn meer bepaald: 1° ) het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang of diens vertegenwoordiger;2° ) de diensten van het College;3° ) het gewestelijk ondersteuningscentrum voor sociale samenhang;4° ) het gewestelijk centrum voor de bevordering van de alfabetisering en Frans taalonderricht voor volwassenen;5° ) het gewestelijk centrum voor de bevordering van de school- en burgerschapsbegeleiding;6° ) de verenigingen zonder winstoogmerk die gesubsidieerd worden op grond van het decreet en die geen lid met beslissende stem zijn;7° ) de voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente in kwestie of diens vertegenwoordiger, bij ontstentenis een vertegenwoordiger van de sociale coördinatie;8° ) de preventieambtenaar van de gemeente in kwestie of diens vertegenwoordiger;9° ) de coördinator van de buitenschoolse activiteiten van de gemeente in kwestie;10° ) het erkend cultureel centrum van de gemeente in kwestie;11° ) de georganiseerde of gesubsidieerde lagere en middelbare scholen in de gemeente in kwestie;12° ) de door de Franse Gemeenschapscommissie erkende onthaalkantoren voor nieuwkomers die actief zijn op het grondgebied van de gemeente in kwestie. § 4. Het overlegplatform kan voorzien in nog meer leden met raadgevende stem. § 5. Het overlegplatform vergadert op een geldige manier als vijftig procent van de leden met beslissende stem aanwezig is. De beslissingen worden genomen bij absolute meerderheid van de aanwezige stemmers. Als het aanwezigheidsquorum niet gehaald wordt, wordt binnen een termijn van maximaal acht kalenderdagen een tweede vergadering bijeengeroepen.

Daarop kan geldig gestemd worden, ongeacht het aantal aanwezige leden met beslissende stem.

Art. 127.De termijn om een vergadering van het lokaal overlegplatform bijeen te roepen bedraagt minstens acht kalenderdagen, behalve bij gemotiveerde hoogdringendheid. De oproepingen vermelden de agenda en bepalen op welke wijze de documenten die nodig zijn met het oog op een vlot verloop van de vergaderingen geraadpleegd kunnen worden.

Art. 128.De lokale overlegplatformen werken een huishoudelijk reglement uit dat toelichting biedt bij de voorwaarden om lid te worden op grond van artikel 126, § 2, 3°, de werking van het overlegplatform, de manieren van en de termijnen voor een eenvoudige en een hoogdringende oproeping, de eventuele regels in verband met toetreding en uitsluiting van nieuwe leden met raadgevende stem, de regels in verband met minderheidsnota's en de manieren waarop de leden informatie en documenten krijgen om de vergaderingen goed te laten verlopen.

Het huishoudelijk reglement moet binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit bezorgd worden aan het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang, zodat het kan nagaan of het reglement in overeenstemming is met de geldende wetgeving. Het collegelid brengt het lokale overlegplatform binnen de zestig dagen na ontvangst op de hoogte van elke vastgestelde non-conformiteit en verzoekt het lokale overlegplatform om de niet-conforme bepalingen binnen de drie maanden te wijzigen. Heeft het collegelid binnen de zestig dagen geen advies uitgebracht, dan wordt het reglement geacht te zijn goedgekeurd.

Elke wijziging van het huishoudelijk reglement van het lokale overlegplatform moet onverwijld bezorgd worden aan het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang, zodat het kan nagaan of het reglement in overeenstemming is met de geldende wetgeving. Het collegelid brengt het lokale overlegplatform binnen de zestig dagen na ontvangst op de hoogte van elke vastgestelde non-conformiteit en verzoekt het lokale overlegplatform om de niet-conforme bepalingen binnen de drie maanden te wijzigen. Heeft het collegelid binnen de zestig dagen geen advies uitgebracht, dan wordt het reglement geacht te zijn goedgekeurd.

Art. 129.De lokale coördinatiestructuur verzorgt het secretariaat van het lokale overlegplatform. Als de gemeente niet beschikt over een lokale coördinatiestructuur, wordt het secretariaat waargenomen door de burgemeester of de schepen die bevoegd is voor sociale samenhang.

De lokale coördinatiestructuur moet alle documenten die nodig zijn met het oog op een vlot verloop van de vergaderingen en de besluitvorming ter beschikking stellen van de leden van het lokale overlegplatform.

De lokale coördinatiestructuur stelt het verslag op van de vergaderingen van het lokale overlegplatform en bezorgt de goedgekeurde versie daarvan aan alle leden van het lokale overlegplatform.

Art. 130.§ 1. Op voorstel van de lokale coördinatiestructuur stelt ieder lokaal overlegplatform jaarlijks een verslag op dat minstens de volgende elementen moet bevatten: a) de lijst met de leden van het lokale overlegplatform;b) de data en plaatsen van de vergaderingen van het lokale overlegplatform;c) een beknopt verslag van de werkzaamheden van het lokale overlegplatform in het afgelopen jaar;d) een samenvatting van de uitgebrachte adviezen en op zijn minst van die welke kaderen in artikel 14, § 2 van het decreet. § 2. Dat jaarverslag wordt ten laatste tegen 1 mei van het volgende jaar doorgestuurd. Het moet op zijn minst verzonden worden naar het collegelid, de diensten van het college, de afdeling sociale samenhang van de adviesraad en het gewestelijk ondersteuningscentrum voor sociale samenhang. De coördinatiestructuur zorgt voor de openbaarmaking van dat verslag. HOOFDSTUK 1 2. - Vernieuwing of opkomende structuren

Art. 131.Het College kan op grond van artikel 46 van het decreet een beurs toekennen in de vorm van een subsidie voor de ontwikkeling van een activiteit ter bevordering van de sociale samenhang. Daartoe moet de vzw voorstellen om minstens één prioritair initiatief op te starten dat aansluit bij de door het decreet bepaalde prioritaire krachtlijnen. De in hoofdstuk 2 van dit besluit vastgelegde voorwaarden moeten niet allemaal vervuld zijn, maar de vzw moet er wel naar streven. Zij moet er zich via een overeenkomst toe verbinden een vijfjarig actieplan op te stellen en uiterlijk na drie jaar een aanvraag indienen om erkend te worden als operator voor sociale samenhang. Als die voorwaarde niet vervuld is, zal iedere latere aanvraag om erkend te worden als operator voor sociale samenhang gedurende de volgende vijf jaar als niet-ontvankelijk beschouwd worden. De beurs geeft in geen geval recht op erkenning op grond van het decreet.

Art. 132.§ 1. De beurs wordt aangevraagd bij de diensten van het College. De aanvraag bevat minstens een omschrijving van het project, een begroting van de activiteit en van de vzw. De aanvraag kan ter advies voorgelegd worden aan het lokale overlegplatform en aan de gemeente waar het initiatief wordt uitgevoerd, indien er lokaal wordt opgetreden. Het lokale pact legt de nadere regels in verband met de adviesprocedure vast. § 2. De beurs kan personeels- en werkingskosten dekken. De beurs dekt in geen geval investeringskosten in infrastructuur.

Art. 133.De beurs bedraagt maximaal 15.000 euro per jaar naar rata van het aantal maanden waarin activiteiten plaatsvinden.

Dit bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd volgens de formule: 15 000 X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019

Art. 134.De subsidie wordt voor 80 % van het toegekende bedrag uitbetaald op basis van een schuldvordering die ondertekend is door de mandaathouder van de vzw. Het saldo wordt het volgende jaar uitbetaald op basis van een schuldvordering, de ontvangsten- en uitgavenrekening van de vereniging en van de gefinancierde activiteit, de overzichtstabel van de verantwoordingsstukken en de verklaring op erewoord dat de verantwoordingsstukken niet dubbel worden gebruikt.

Die documenten moeten uiterlijk tegen 31 januari van het jaar dat volgt op de toekenning van de subsidie, bezorgd worden. HOOFDSTUK 1 3. - Ondersteuning van de opleiding van vrijwilligers

Art. 135.Het College ondersteunt de opleiding van de vrijwilligers die actief zijn bij de erkende operatoren voor sociale samenhang. Die steun wordt binnen de perken van de specifiek daarvoor bestemde kredieten van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschapscommissie gericht toegekend aan de erkende operator die haar aanvraagt. De gesubsidieerde erkende operator verbindt zich ertoe alle kosten met betrekking tot de opleiding van de vrijwilliger(s) te dekken.

Art. 136.De gesubsidieerde opleiding moet aansluiten bij de doelstellingen die bepaald zijn in het vijfjarig actieplan van de erkende operator. Die stelt een overeenkomst op met de vrijwilliger(s) waarin de doelstellingen van de opleiding, de beknopte inhoud van de opleiding, de opleidingsinstelling, het aantal opleidingsuren, de eventuele gewenste certificering en de eventuele terugbetalingen van kosten verduidelijkt worden.

Art. 137.Om een subsidie te krijgen, moeten de opleidingen: a) de capaciteiten en de vaardigheden van de vrijwilligers die een leidende verantwoordelijkheid dragen, opleidingen verstrekken of projecten beheren, versterken;b) plaatsvinden in het kader van collectieve opleidingen;c) verstrekt worden door opleidingsoperatoren met vakkennis.Aan het gewestelijk ondersteuningscentrum voor sociale samenhang moet een up-to-date lijst met een overzicht van het opleidingsaanbod bezorgd worden.

Art. 138.Deze regeling heeft geen betrekking op individuele opleidingen of opleidingen voor persoonlijke ontwikkeling, lezingen, infosessies, studiedagen of alles wat te maken heeft met de dagelijkse opdrachten van de erkende operatoren.

Art. 139.Op omstandige aanvraag en afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten ondersteunt het College iedere opleiding voor een bedrag van maximaal 35 euro per uur. Het aantal in rekening genomen uren per opleidingsdag bedraagt maximaal 7 uur voor niet-residentiële opleidingen en maximaal 9 uur wanneer de opleidingsdag gevolgd wordt door een nacht en een andere residentiële opleidingsdag.

Dat maximumbedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van onderstaande formule: 35 X gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar Gemiddelde gezondheidsindex van het jaar 2019

Art. 140.De uitbetaling van de subsidie gebeurt op dezelfde manier als die welke bepaald is in artikel 134 van dit besluit. HOOFDSTUK 1 4. - Steun voor investeringen en infrastructuur

Art. 141.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten schrijft het College jaarlijks vóór 28 februari van het financieringsjaar een projectoproep uit voor het stimuleren van investeringen in de aankoop van materiaal of in infrastructuur ter ondersteuning van werken die erop gericht zijn de lokalen of gegevens te beveiligen, de lokalen toegankelijk te maken voor personen met een handicap of de uitvoering van het vijfjarenplan van de erkende operator te vergemakkelijken. § 2. Alle verenigingen zonder winstoogmerk die de sociale samenhang versterken in de zin van artikel 4 van het decreet, komen in aanmerking. Alleen de operatoren die erkend zijn op grond van het decreet en dit besluit kunnen aanspraak maken op een subsidie voor het uitvoeren van werken die tot doel hebben hun lokalen te beveiligen of de uitvoering van hun vijfjarenplan te vergemakkelijken. De erkende operatoren die eigenaar zijn van hun lokalen, krijgen voorrang. § 3. De erkende operatoren die geen eigenaar zijn van hun lokalen, moeten bewijzen dat de aangevraagde subsidie geen werken dekt die onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het goed vallen. § 4. De toegekende subsidies kunnen niet meer bedragen dan tien duizend euro per jaar per vereniging zonder winstoogmerk. Boven dat bedrag kan een subsidie worden toegekend, op voorwaarde dat de vereniging een medefinanciering van 25 % of meer van de totale kostprijs van de te verrichten investering valoriseert. § 5. De uitbetaling van de subsidie gebeurt op dezelfde manier als die welke bepaald is in artikel 134 van dit besluit. § 6. Het College keurt, op voorstel van de diensten van het College, de verdeling van de middelen onder de verenigingen die gereageerd hebben op de projectoproep, goed. HOOFDSTUK 1 5. - Impulsen of projectoproep om projecten ter versterking van de sociale samenhang te financieren

Art. 142.Op grond van artikel 47 van het decreet doet het college uiterlijk op 1 oktober van ieder jaar dat voorafgaat aan het subsidiëringsjaar een oproep om projecten in te dienen die tot doel hebben de sociale samenhang te versterken. De projecten moeten ten laatste tegen 1 november van hetzelfde jaar ingediend worden. De projectoproep wordt bekendgemaakt op de website van de Franse Gemeenschapscommissie en de lokale coördinatiestructuren voor sociale samenhang.

Art. 143.Die projectoproep bevat een algemeen onderdeel dat toegankelijk is voor alle verenigingen zonder winstoogmerk die actief zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die vakkennis over sociale samenhang in huis hebben of kunnen rekenen op partners om hen de nodige expertise te bieden.

Art. 144.§ 1. De projectoproep bevat een lokaal onderdeel dat toegankelijk is voor alle verenigingen zonder winstoogmerk die actief zijn op het grondgebied van de in aanmerking komende gemeente in kwestie en die vakkennis over sociale samenhang in huis hebben of kunnen rekenen op partners om hen de nodige expertise te bieden. § 2. Dat lokale onderdeel is van toepassing voor de in aanmerking komende gemeenten die voldoen aan de volgende cumulatieve criteria: 1° ) de gemeente telt meer dan 25.000 inwoners; 2° ) ofwel is meer dan een achtste van de bevolking onderdaan van een land buiten de Europese Unie of de Organisatie voor Samenwerking en Ontwikkeling in Europa, ofwel heeft meer dan 30% van de bevolking een vreemde nationaliteit; 3° ) het percentage belastingaangiften van de inwoners van de gemeente onder de 20.001 euro bedraagt meer dan 49 % van het aantal niet-nietige belastingaangiften van de inwoners van de gemeente. § 3. De desbetreffende in aanmerking komende gemeenten worden om de vijf jaar bepaald op basis van de in paragraaf 2 omschreven criteria.

Het College bepaalt om de vijf jaar hoe de middelen verdeeld worden onder de desbetreffende in aanmerking komende gemeenten.

Art. 145.§ 1. De projectoproep wordt uiterlijk op 1 september van het voorgaande jaar uitgeschreven en uiterlijk op 30 oktober van het voorgaande jaar afgesloten. De diensten van het College zien toe op de ontvankelijkheid van de ingediende projecten. § 2. Er wordt een jury samengesteld om een selectie voor het algemene onderdeel voor te stellen. Het College stelt die jury aan na een oproep tot kandidaten. Zij telt minstens drie en hoogstens vijf leden, onder wie een vertegenwoordiger van het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang. De jury wordt samengesteld voor drie jaar. Het secretariaat ervan wordt verzorgd door de diensten van het College. De leden van de jury mogen geen lid, vrijwilliger of werknemer van een erkende operator voor sociale samenhang zijn. Elk jurylid dat zelf of waarvan een familielid tot de derde graad lid, werknemer of vrijwilliger is van een vzw die steun gevraagd heeft of een gelijklopend of afwijkend belang of enige band heeft met de vzw, mag niet deelnemen aan de beraadslagingen over die vzw. § 3. De diensten van het College sturen de ontvankelijke dossiers voor het algemene onderdeel van de oproep door naar de jury. De jury bezorgt het selectievoorstel vóór 15 december van het voorgaande jaar aan het College. § 4. De diensten van het College sturen de ontvankelijke dossiers voor het lokale onderdeel van de oproep door naar de lokale coördinatiestructuur van de desbetreffende in aanmerking komende gemeenten. De lokale coördinatiestructuur bezorgt het selectievoorstel van het lokale overlegplatform vóór 15 december van het voorgaande jaar aan het College. § 5. Het College neemt zijn beslissing vóór 31 januari.

Art. 146.De projecten mogen lopen over één, twee of drie jaar. De vzw bepaalt of zij steun wenst voor één, twee of drie jaar en de selectiejury kan op basis van het onderzoek van het dossier een kortere overeenkomstperiode voorstellen. Met de verenigingen zonder winstoogmerk die naar aanleiding van de projectoproep geselecteerd werden, wordt een projectcontract opgesteld. Dat projectcontract vermeldt minstens een beschrijving en de doelstellingen van het project, de duur van het project, de doelgroep van het project en de toegekende subsidie. De uitbetaling van de subsidie gebeurt op dezelfde manier als die welke bepaald is in artikel 134 van dit besluit. HOOFDSTUK 1 6. - Begeleiding, inspectie en controle

Art. 147.De medewerkers van de diensten van het College die instaan voor de begeleiding van de erkende operatoren, de inspectie van en de controle op de toepassing van het decreet en de daarbij horende uitvoeringsbesluiten zijn de directie sociale zaken en gezondheid en de leden van de dienst "sociale samenhang" van die directie.

Art. 148.Het College kan een onafhankelijk korps van de directie sociale zaken aanwijzen om de toepassing van het decreet en van de bijhorende uitvoeringsbesluiten bij de erkende operatoren te inspecteren.

TITEL II. - WIJZIGING VAN HET BESLUIT VAN HET COLLEGE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN 11 SEPTEMBER 1997 HOUDENDE UITVOERING VAN HET DECREET VAN 5 JUNI 1997 HOUDENDE OPRICHTING VAN DE BRUSSELSE FRANSTALIGE ADVIESRAAD VOOR WELZIJNSZORG EN GEZONDHEID

Art. 149.Artikel 5bis van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 september 1997 gewijzigd door de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 mei 1998 en 26 mei 2005 houdende uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 houdende oprichting van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid wordt vervangen door de volgende woorden: "

Art. 5bis.§ 1. De afdeling Sociale Samenhang van de Adviesraad bestaat uit 41 leden met beslissende stem die onderverdeeld zijn in de volgende 6 categorieën: Catégorie A: een lid dat aangewezen wordt door elk lokaal overlegplatform zoals omschreven in hoofdstuk 5 van het decreet betreffende de sociale samenhang en dat niet de voorzitter van het lokaal overlegplatform, de schepen bevoegd voor sociale samenhang of de gemeentelijke coördinator is;

Categorie B: de schepenen die bevoegd zijn voor sociale samenhang binnen de in aanmerking komende gemeenten, zoals omschreven in het decreet betreffende de sociale samenhang;

Categorie C: 2 leden die aangewezen worden door de Kamer van de lokale coördinatiestructuren, omschreven in artikel 28 van het decreet betreffende de sociale samenhang;

Categorie D: 7 leden die de verenigingssector vertegenwoordigen en zitting hebben als deskundigen, aangewezen door het College na een oproep tot kandidaten die om de vijf jaar wordt uitgeschreven;

Categorie E: 3 leden die de gebruikers of doelgroepen vertegenwoordigen, aangewezen door het College na een oproep tot kandidaten die om de vijf jaar wordt uitgeschreven;

Categorie F: 3 leden die de werknemers van de erkende operatoren vertegenwoordigen, aangewezen door de erkende vakbondsorganisaties. § 2. Voor elk lid, behalve voor de leden van categorie B, wordt een plaatsvervangend lid aangewezen. Alle plaatsvervangende leden worden uitgenodigd op iedere vergadering. Met uitzondering van de categorieën A, B en F, hangt het mandaat van het plaatsvervangend lid niet vast aan een effectief lid, maar aan de ledencategorie waarin het is aangewezen. § 3. Het College wijst een voorzitter en een ondervoorzitter van de afdeling aan, die behoren tot een verschillende categorie en een verschillend geslacht hebben. § 4. Een vertegenwoordiger van het gewestelijk ondersteuningscentrum voor sociale samenhang, een vertegenwoordiger van het gewestelijk centrum voor de bevordering van de alfabetisering en Frans taalonderricht voor volwassenen, een vertegenwoordiger van het gewestelijk centrum voor de bevordering van de school- en burgerschapsbegeleiding en een vertegenwoordiger van het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang worden uitgenodigd om met raadgevende stem deel te nemen aan de werkzaamheden van de afdeling. § 5. Uitgezonderd voor de leden van categorie B, is de functie van lid met beslissende stem van de afdeling sociale samenhang van de Adviesraad niet verenigbaar met de volgende functies: - lid van een parlement; - lid van een regering; - lid van een ministerieel kabinet. » TITEL III. - SLOTMAATREGELEN

Art. 150.Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 10 november 2005 houdende uitvoering van het Decreet van 13 mei 2004 met betrekking tot de sociale samenhang wordt ingetrokken.

Art. 151.Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 26 mei 2005 houdende uitvoering van het Decreet van 13 mei 2004 met betrekking tot de sociale samenhang wordt ingetrokken.

Art. 152.Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van donderdag 30 april 2009 houdende uitvoering van het Decreet van 13 mei 2004 met betrekking tot de sociale samenhang wordt ingetrokken.

Art. 153.De lokale overlegplatformen worden in het eerste jaar na de inwerkingtreding van het decreet en dit besluit bij wijze van overgang samengesteld op dezelfde manier als op grond van het decreet van 13 mei 2004 betreffende de sociale samenhang.

Art. 154.Treden in werking op 1 januari 2020: 1° ) het decreet van 30 november 2018 betreffende de sociale samenhang, met uitzondering van artikel 61 van het decreet dat ten vroegste in werking treedt op 1 januari 2021 of op de dag die volgt op de datum waarop de contracten voor sociale samenhang, die gesloten werden op grond van het decreet van 13 mei 2004 betreffende de sociale samenhang en die krachtens artikel 63 van het decreet verlengd werden, aflopen, 2° ) dit besluit.3° ) De inwerkingtreding van dit besluit is onderworpen aan de uitvoering van een impactstudie over de modaliteiten die vastgelegd zijn in de artikelen 6, 8, 11, 13, 17, 19, 22, 24 en 26.Die studie moet eventueel een alternatief model voorstellen dat tegemoetkomt aan de behoefte om de financiering van de operatoren bedoeld in artikel 62 van het decreet te objectiveren en te stabiliseren. Die studie moet opgestart worden binnen de 3 maanden nadat dit besluit bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad.

Art. 155.Krachtens artikel 62 van het decreet mogen alleen de operatoren die een subsidie krijgen in het kader van een contract voor sociale samenhang dat gesloten is op grond van het decreet van 13 mei 2004 betreffende de sociale samenhang, tussen 1 januari 2020 en de dag waarop het voormelde contract afloopt vragen om erkend te worden als operator voor sociale samenhang.

Art. 156.Het collegelid dat bevoegd is voor sociale samenhang, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Opgemaakt te Brussel, 20 juni 2019.

Voor het College : R. VERVOORT, Collegelid bevoegd voor sociale samenhang en toerisme F. LAANAN, Voorzitster van het College

^