Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 03 april 1998
gepubliceerd op 02 juli 1998

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de financiering van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, de versteviging van het wetenschappelijk universitair potentieel en de financiering van programma's voor collectief fundamenteel onderzoek

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1998029196
pub.
02/07/1998
prom.
03/04/1998
ELI
eli/besluit/1998/04/03/1998029196/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 APRIL 1998. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de financiering van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, de versteviging van het wetenschappelijk universitair potentieel en de financiering van programma's voor collectief fundamenteel onderzoek


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, zoals gewijzigd en inzonderlijk op artikel 47;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 november 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 5 december 1997;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 4 februari 1998, in toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap op 1 april 1998;

Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, Besluit : HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor de toekenning van de wettelijke toelage aan het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Afdeling I - Bestemming en voorwaarden voor de toekenning van de

toelage

Artikel 1.De jaarlijkse toelage door de Franse Gemeenschap toegekend aan het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek krachtens artikel 47 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen is bestemd voor het bevorderen van het wetenschappelijk onderzoek in de Franse Gemeenschap, te weten : 1° voor de toekenning en het beheer van : a) mandaten en beurzen voor het onderzoek;b) kredieten voor vorsers in de vorm van werkings- en wetenschappelijke uitrustingstoelagen;2° voor de toekenning en het beheer van kredieten voor : a) wetenschappelijke opdrachten;b) medewerkingen aan wetenschappelijke congressen in het buitenland;c) wetenschappelijke verblijven in het buitenland;d) inrichting van congressen, colloquia en vergaderingen van wetenschappelijke aard;e) contactgroepen tussen vorsers, derde universitaire cyclus;f) internationale wetenschappelijke samenwerking;g) activiteiten voor de ontwikkeling van het fundamenteel onderzoek. De bestemming van de jaarlijkse toelage valt onder de bevoegdheid van de raad van bestuur van het Fonds.

Het Nationaal Fonds voor wetenschappelijk onderzoek is ten overstaan van de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort verantwoordelijk voor de bestemming door de begunstigden van de financiële hulpverleningen die hij hen toekent.

Voor elke bestemming waarvan sprake in lid 1, wordt het eventueel beschikbaar saldo op het einde van het dienstjaar met dezelfde doelstelling overgedragen. De wederbestemming ervan mag nochtans slechts in de loop van het volgende dienstjaar gebeuren.

De intresten opgebracht door de belegging van de eventueel niet opgebruikte toelagen krijgen dezelfde bestemming.

Art. 2.Elk jaar met het oog op het opmaken van de begroting van de Franse Gemeenschap, stelt het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek een ontwerp voor de uitgaven van het volgende jaar op als toelage bedoeld bij artikel 1.

Dit ontwerp wordt voorgelegd aan de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort.

Art. 3.Het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek maakt elk jaar een verslag op over zijn activiteiten en over de bestemming van de bij artikel 1 bedoelde toelage.

Dit verslag wordt voorgelegd aan de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort.

Art. 4.De bij artikel 1 bedoelde toelage wordt toegekend aan het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek in vier gelijke schijven, op het begin van elk kwartaal van het jaar, met uitzondering van een bedrag gelijk aan tien procent van de laatste schijf die werd uitbetaald nadat het bij artikel 3 bedoeld verslag werd doorgestuurd en na het bij artikel 7 bedoeld nazicht van de rekeningen. Afdeling 2. - Controle

Art. 5.Op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort, stelt de Regering een afgevaardigde aan bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek.

Deze afgevaardigde oefent het ambt van Regeringscommissaris uit.

Hij woont de vergaderingen van de raad van bestuur bij.

Behoudens de gevallen van dringende noodzakelijkheid, die in `t bijzonder met redenen omkleed zijn en die hij aanvaardt, wordt de Commissaris tien dagen voor de vergadering in het bezit gesteld van de volledige agenda alsook van alle documenten in verband met de punten waarvoor hij bevoegd is. Hij heeft het recht de toezending te bekomen van de dossiers die in verband met deze punten ter bespreking aan de Raad voorgelegd worden.

Hij heeft het recht een beroep in te stellen bij de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort tegen elke beslissing van de raad van bestuur die naar zijn oordeel strijdig is met de wetten, decreten en besluiten of met het algemeen belang.

Hij gaat in beroep binnen de vijf volle dagen die volgen op de schriftelijke kennisgeving aan de Regeringscommissaris van de genomen beslissing.

Het beroep wordt tegelijkertijd aan de Voorzitter van de raad van bestuur medegedeeld.

De uitvoering van de beslissing wordt door het beroep opgeschort.

Binnen de dertig dagen van het beroep, maakt de raad van bestuur aan de Minister zijn opmerkingen over het beroep bekend.

Binnen de dertig dagen van de ontvangst van de opmerkingen van de raad van bestuur, kan de Minister zijn onenigheid met de beslissing van de raad van bestuur bekend maken.

In dat geval trekt de raad van bestuur zijn beslissing in tijdens zijn volgende vergadering.

Art. 6.Op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort, stelt de Regering een afgevaardigde aan bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek.

Deze afgevaardigde woont de vergaderingen van de raad van bestuur bij.

Hij heeft het recht een beroep in te stellen bij de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort volgens de bij artikel 5 bedoelde nadere regels.

Art. 7.De Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort, stelt een ambtenaar aan belast met de controle over de regelmatigheid van de rekeningen van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, die betrekking hebben op de bestemming van de toelage toegekend door de Franse Gemeenschap.

Als dusdanig heeft hij alle investigatiemiddelen te zijner beschikking die hij nodig heeft om zijn opdracht te vervullen. HOOFDSTUK II. - Versteviging van het universitair wetenschappelijk potentieel

Art. 8.Elk jaar, binnen de perken van de begrotingskredieten, wordt een toelage toegekend aan het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek ter versteviging van het universitair wetenschappelijk potentieel op het gebied van de universitaire fundamentele vorsing.

Deze komt als toevoeging bij de toelage toegekend krachtens artikel 47 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen.

Art. 9.De bij artikel 8 bedoelde toelage is bestemd voor de toekenning van vorsingsmandaten van het postdoctoraal niveau en van onbepaalde duur in universitaire instellingen.

In de uitzonderlijke gevallen die het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek verantwoordt, kan de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort, afwijken van het kenmerk van onbepaalde duur van het mandaat.

Art. 10.Elk jaar met het oog op het opmaken van de begroting van de Franse Gemeenschap, stelt het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek een ontwerp voor de uitgaven van het volgende jaar op als toelage bedoeld bij artikel 8.

Dit ontwerp wordt voorgelegd aan de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort.

Art. 11.Het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek maakt elk jaar een verslag op over zijn activiteiten en over de bestemming van de bij artikel 8 bedoelde toelage.

Dit verslag wordt voorgelegd aan de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort.

Art. 12.De bij artikel 8 bedoelde toelage wordt toegekend aan het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek in vier gelijke schijven, op het begin van elk kwartaal van het jaar, behoudens een bedrag gelijk aan tien procent van de laatste schijf die werd uitbetaald nadat het bij artikel 11 bedoeld verslag werd doorgestuurd en nadat de bij artikel 13, 1° bedoelde ambtenaar belast met het nazicht de rekeningen heeft nagezien.

Art. 13.De bij artikel 8 bedoelde toelage wordt : 1° ter nazicht van de Regeringscommissaris, de Afgevaardigde van de Minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort en van de ambtenaar belast met het nazicht voorgelegd en volgens de bij de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde voorwaarden;2° Onderworpen aan de affectatieregels, bedoeld bij artikel 1, leden 2, 3, 4 en 5. HOOFDSTUK III. - Financiering van programma's voor collectief fundamenteel onderzoek. Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 14.Afgezien van de mogelijkheden om uit eigen beweging opgemaakte programma's voor collectief fundamenteel onderzoek te financieren, kan de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort een financiële tegemoetkoming voor programma's inzake collectief fundamenteel onderzoek toekennen die op initiatief van de vorsers werden opgemaakt.

Art. 15.Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet verstaan worden onder « collectief fundamenteel onderzoek » elk wetenschappelijk onderzoek waarbij onmiddellijke toepassingen niet beoogd worden en dat in ploegverband georganiseerd wordt onder de leiding van een of meer vorsers. Afdeling 2. - Financiering van programma's voor collectief

fundamenteel onderzoek op ministerieel initiatief

Art. 16.Elk jaar worden de kredieten bestemd voor het verwezenlijken van programma's inzake collectief fundamenteel onderzoek waarvoor het initiatief door de Ministers bevoegd voor onderwijs en/of wetenschappelijk onderzoek genomen wordt, ieder volgens zijn bevoegdheden, op de begroting van de Franse Gemeenschap geboekt. Afdeling 3. - Financiering van programma's voor collectief

fundamenteel onderzoek opgemaakt op initiatief van de vorsers

Art. 17.Met het oog op de financiering van programma's voor collectief fundamenteel onderzoek opgemaakt op initiatief van vorsers, kent de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort toelagen toe aan het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van de Franse Gemeenschap uitgetrokken zijn en in het kader van overeenkomsten die de Minister afsluit met het voornoemd Fonds.

Deze overeenkomsten moeten aan de in deze afdeling opgenomen voorwaarden voldoen.

Art. 18.Wat het beheer van de hem toegekende toelagen betreft, in toepassing van artikel 17, richt het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek in eigen midden een fonds voor medisch onderzoek, een fonds voor nucleair onderzoek en een fonds voor fundamenteel onderzoek in alle andere wetenschapstakken op.

Deze fondsen hebben rekenplichtige zelfstandigheid.

Elk fonds staat onder de leiding van een comité van beheer bestaande uit een voorzitter, een ondervoorzitter, ten hoogste twaalf leden en een secretaris-verslaggever.

Art. 19.§ 1. De beheerscomités van de drie voormelde fondsen staan onder het voorzitterschap van de Rector die voorzitter is van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. De waarnemende voorzitters op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit behouden evenwel hun functie tot op het einde van het academisch jaar 1998-1999.

De voorzitters zijn niet stemgerechtigd. § 2. De ondervoorzitters worden door de raad van bestuur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek onder de leden gekozen. § 3. De leden worden door de raad van bestuur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek aangesteld onder de representatieve personaliteiten van instellingen van het universitair onderwijs of van wetenschappelijke instellingen en gekozen voor hun bevoegdheid op het vlak van de wetenschappelijke vakken die in aanmerking komen voor de toekenning van een financiële hulpverlening.

Het mandaat van de leden loopt over twee jaar; het is hernieuwbaar. § 4. De secretaris-generaal van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek neemt de functies waar van secretaris-verslaggever bij de beheerscomités.

Art. 20.Elk jaar, met het oog op het opmaken van de begroting van de Franse Gemeenschap, stelt elk beheerscomité een ontwerp voor de uitgaven van het volgende jaar op als toelagen bedoeld bij artikel 17.

Art. 21.De bij artikel 17 bedoelde toelagen worden toegekend aan het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek in vier gelijke schijven, op het begin van elk kwartaal van het jaar, behoudens een bedrag gelijk aan tien pro cent van de laatste schijf die werd uitbetaald nadat het bij artikel 27 bedoeld verslag werd doorgestuurd en nadat de rekeningen werden nagezien zoals bedoeld bij artikel 25, lid 4.

Art. 22.§ 1. Met de toelagen die hen worden toegekend kunnen de beheerscomités financiële hulp verlenen aan de promotors van vorsingsprogramma's op hun initiatief opgemaakt. § 2. Wanneer het voorzien is de vorsingsprogramma's binnen een of meer universitaire onderwijsinstellingen of wetenschappelijke openbare of privé-instellingen te laten uitvoeren, kan er aan de promotors van deze programma's een financiële hulpverlening worden toegekend voor zover deze programma's verder reiken dan de normale opdracht van deze instelling(en) of ook nog voor zover er daartoe inkomsten vereist zijn die hun gewone middelen overschrijden.

Art. 23.Op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort, stelt de Regering een afgevaardigde aan bij het beheerscomité waaraan de toelagen worden gestort.

Deze afgevaardigde oefent het ambt van Regeringscommissaris uit.

Hij woont de vergaderingen van het beheerscomité bij.

Behoudens de gevallen van dringende noodzakelijkheid, die in `t bijzonder met redenen omkleed zijn en die hij aanvaardt, wordt de Commissaris tien dagen voor de vergadering in het bezit gesteld van de volledige agenda alsook van alle documenten in verband met de punten waarvoor hij bevoegd is. Hij heeft het recht de toezending te bekomen van de dossiers die in verband met deze punten ter bespreking aan het beheerscomité worden voorgelegd.

Hij heeft het recht een beroep in te stellen bij de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort tegen elke beslissing van het beheerscomité die naar zijn oordeel strijdig is met de wetten, decreten en besluiten of met het algemeen belang.

Hij gaat in beroep binnen de vijf volle dagen die volgen op de schriftelijke kennisgeving aan de Regeringscommissaris van de genomen beslissing.

Het beroep wordt tegelijkertijd aan de Voorzitter van het beheerscomité medegedeeld.

De uitvoering van de beslissing wordt door het beroep opgeschort.

Binnen de dertig dagen van het beroep, maakt het beheerscomité aan de Minister zijn opmerkingen over het beroep bekend.

Binnen de dertig dagen van de ontvangst van de opmerkingen van het beheerscomité, mag de Minister zijn onenigheid met de beslissing van het beheerscomité bekend maken.

In dat geval trekt het beheerscomité zijn beslissing in tijdens zijn volgende vergadering.

Art. 24.Op de voordracht van de van de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort stelt de Regering een afgevaardigde aan bij het beheerscomité voor de fondsen waaraan de toelagen worden gestort.

Deze afgevaardigde woont de vergaderingen van het beheerscomité bij.

Hij heeft het recht een beroep in te stellen bij de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort volgens de bij artikel 23 bedoelde voorwaarden.

Art. 25.Het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek is verantwoordelijk ten overstaan van de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort voor de bestemming door de promotors van vorsingsprogramma's van de financiële hulpverlening die zij gekregen hebben.

De raad van bestuur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek bepaalt de nadere regels van deze controle die betrekking heeft op de aard en de werkelijkheid van de uitgaven.

Het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek is verantwoordelijk voor deze controle ten overstaan van de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort.

De Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort, stelt een ambtenaar aan belast met het nazicht van de regelmatigheid van de rekeningen van het fonds waaraan hij toelagen heeft toegekend en om zich ervan te vergewissen dat de bovenvernoemde controle geregeld (regelmatig ?)wordt uitgevoerd.

Om hun opdracht te vervullen beschikken deze ambtenaren over de nodige investigatiemachten.

Art. 26.Het eventueel op het einde van het dienstjaar beschikbaar saldo van de toelagen die krachtens dit hoofdstuk zijn toegekend wordt overgedragen. De wederbestemming ervan mag evenwel slechts in de loop van het volgende dienstjaar uitgekeerd worden.

De intresten opgebracht door de belegging van de eventueel niet opgebruikte toelage krijgen dezelfde bestemming.

Art. 27.Het fonds voor medisch onderzoek, het fonds voor nucleair onderzoek en het fonds voor fundamenteel onderzoek in alle andere wetenschapstakken waarvan sprake in artikel 18 stellen elk jaar een verslag op over hun activiteiten en over de bestemming van de toelagen die hen werden toegekend krachtens dit hoofdstuk.

Dit verslag wordt aan de Minister tot wiens bevoegdheid het wetenschappelijk onderzoek behoort, overgezonden. Afdeling 4. - Bijzondere bepaling

Art. 28.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 18 en 19, draagt de raad van bestuur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek aan de raad van bestuur van de universitaire instelling voor nucleaire wetenschappen het beheer over van de toelagen die hem zijn toegekend met het oog op de toekenning van een financiële hulpverlening voor programma's inzake collectief fundamenteel onderzoek op het vlak van de nucleaire wetenschappen.

De raad van bestuur van de universitaire instelling voor nucleaire wetenschappen treedt op in de plaats van het beheerscomité van het fonds voor nucleair onderzoek, bedoeld bij artikel 18, wat de toepassing betreft van de bepalingen van artikel 20, de artikelen 22 tot 25 en 27. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 29.Het koninklijk besluit van 18 januari 1965 betreffende de financiering van programma's voor collectief fundamenteel onderzoek wordt ingetrokken wat de Franse Gemeenschap betreft.

Art. 30.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.

Art. 31.De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gedaan te Brussel, 3 april 1998.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister belast met het Hoger Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek, W. ANCION

^