Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 17 juli 1998
gepubliceerd op 28 oktober 1998

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de betoelaging van de door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » erkende kinderdag- en nachtverblijven en opvangcentra

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1998029362
pub.
28/10/1998
prom.
17/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/17/1998029362/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 1998. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de betoelaging van de door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » erkende kinderdag- en nachtverblijven en opvangcentra


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, inzonderheid op artikel 5, § 1, II;

Gelet op het decreet van 30 maart 1983 houdende oprichting van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », inzonderheid op artikel 2, a, b, c en f;

Gelet op het decreet van 4 maart 1991 betreffende de Hulpverlening aan de Jeugd, inzonderheid op de artikelen 4 en 43;

Gelet op het besluit van 7 december 1987 van de Executieve betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan de personen en diensten belast met begeleidingsmaatregelen voor de jeugdbescherming, inzonderheid op artikel 60;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 juli 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 17 juli 1998;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het besluit van 24 juli 1997 houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de crisisopvanginrichtingen erkend door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » geen uitwerking meer heeft;

Overwegende dat het absoluut noodzakelijk is zonder uitstel een nieuw reglementair kader te bepalen waardoor het mogelijk wordt toelagen toe te kennen aan crèches en opvangcentra terwijl men tegerlijkertijd de begrotingsevenwichten vrijwaart;

Op de voordracht van de Minister-Voozitster belast met het Kinderwelzijn en de Hulpverlening aan de Jeugd, Besluit :

Artikel 1.§ 1. De crisisopvangcentra voor kinderen hebben tot doel tijdelijk onderdak te bezorgen aan kinderen om hun wederopname in het familiaal leefmilieu te vergemakkelijken.

Deze crisiopvanginstellingen, hierna « de instellingen » genoemd, zijn : 1. het kinderdag- en nachtverblijf 2.het opvangcentrum. § 2. De instellingen hebben als opdracht te zorgen voor : 1. het opnemen van kinderen in een gemeenschappelijk en residentieel kader;2. zo nodig, het begeleiden en het omkaderen van het kind in zijn familiaal leefmilieu, die volgen op een opneming. § 3. Overeenkomstig de bepalingen van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », maakt elke inrichting een ontwerp op en biedt een leefmilieu en een begeleiding aan die aangepast zijn aan de behoeften en de leeftijd van het kind. § 4. De opneming van een kind door een inrichting wordt beperkt tot 12 maanden, behoudens afwijking waarvan de voorwaarden en de nadere regels bepaald worden door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » en goedgekeurd door de Regering. § 5. De eerste dag van de opvang is het kind ten minste 7 jaar oud, tenzij een van zijn broers of zusters in diezelfde inrichting is opgenomen. In alle geval, neemt de opvang een einde de dag waarop het kind de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt.

Art. 2.De inrichtingen worden erkend door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » volgens de voorwaarden en de procedure die hij bepaalt.

Deze erkenning geeft recht op de toekenning van toelagen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

De « Office de la Naissance et de l'Enfance » stelt voor elke inrichting de opvangcapaciteit vast, berekend als het maximum aantal kinderen dat de inrichting ten laste mag nemen.

Art. 3.De inrichtingen leven de code van plichtenleer bedoeld bij artikel 4 van het decreet van 4 maart 1991 betreffende de Hulpverlening aan de Jeugd na.

Art. 4.§ 1. De inrichtingen zijn ertoe gemachtigd hun medewerking te verlenen om het decreet van 4 maart 1991 betreffende de Hulpverlening aan de Jeugd toe te passen. Uit dien hoofde ontvangen de inrichtingen toelagen die worden toegekend door het Bestuur van de Franse Gemeenschap onder hetwelk de Hulpverlening aan de Jeugd en de Bescherming van de Jeugd ressorteren, indien zij een kind opvangen voor wie een beslissing door een adviseur of door een directeur van de Hulpverlening aan de Jeugd werd genomen of een maatregel krachtens de wet van 8 april 1965 betreffende de Jeugdbescherming waarbij het kind hen wordt toevertrouwd. Deze maatregelen worden bekrachtigd door een schriftelijke akte waarvan de vorm wordt bepaald door het Bestuur van de Franse Gemeenschap onder hetwelk bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd en de Bescherming van de Jeugd ressorteren. § 2. De toekenning van toelagen ten laste van het bij § 1 bedoeld Bestuur wordt als volgt georganiseerd : 1. Het globaal aantal opvangdagen van kinderen in de inrichtingen die ten laste mogen worden gelegd van de kredieten van het bij § 1 bedoeld Bestuur wordt jaarlijks door de Regering bepaald.Voor de jaren 1998 en 1999 is dit aantal gelijk aan ten hoogste het totaal aantal van die dagen in 1997 gepresteerd door al de inrichten samen; 2. De « Office de la Naissance et de l'Enfance » bepaalt elk jaar, tegen 31 januari, en voor elke inrichting, het opvangvermogen van kinderen ten laste van het bij § 1 bedoeld Bestuur.Deze capaciteit wordt uitgedrukt in een aantal opvangdagen.

Voor het jaar 1998 is deze capaciteit, behoudens afwijking, gelijk aan het aantal opvangdagen die door de inrichting tijdens het jaar 1997 werden verzekerd. De afwijking wordt toegestaan indien het aantal dagen dat de capaciteit overtreft voortvloeit uit de opvang van kinderen toevertrouwd aan de inrichting vóór één augustus 1998 en voor zover de inrichting vanaf die datum geen nieuwe bij § 1 bedoelde tenlastenemingen meer aanvaardt. De overschrijding van de opvangscapaciteit is voor 1998 toegelaten tot het einde van de tenlasteneming van het (de) betrokken kind(eren). § 3. De « Office de la Naissance et de l'Enfance » houdt toezicht op de toekenning van de toelagen, op eigen initiatief of op het verzoek van het bij § 1 bedoeld Bestuur.

Art. 5.De berekening van de toelagen aan de inrichtingen, ten laste van de « Office de la Naissance et de l'Enfance » gebeurt als volgt : 1. De kredieten voor de kinderdag- en nachtverblijven en de opvangcentra in de jaarbegroting die wordt opgesteld door de beheersorganen van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », worden per envelop aan elke inrichting toegekend; 2. de in punt 1 bedoelde envelop wordt berekend op basis van het percentage overeenstemmend met het bedrag van de toelage die aan de inrichting werd toegekend t.o.v. het globaal bedrag van de toelagen toegekend aan al de kinderdag- en nachtverblijven en de opvangcentra samen, gedurende een referteperiode die de « Office de la Naissance et de l'Enfance » bepaalt.

Art. 6.De envelop bepaald overeenkomstig artikel 5 wordt driemaandelijks uitbetaald aan de inrichtingen, naar rata van het totaal bedrag van de werkelijke verantwoorde uitgaven, met aftrek van de bij artikel 4 bedoelde toelagen die door het Bestuur werden toegekend.

Elke inrichting laat elk kwartaal aan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » een staat geworden van de werkelijke gestaafde uitgaven en een lijst van de dagen aanwezigheid, effectieve of ermee gelijkgestelde, van de in opvang genomen personen.

Op de staat van de dagen aanwezigheid wordt het onderscheid gemaakt tussen de effectieve en de gelijkgestelde aanwezigheden. Onder gelijkgestelde dag aanwezigheid wordt bedoeld de periode die buiten de inrichting is doorgebracht, ten gevolge van de opvang, in het kader van een bemoeiing voor wederopname in het leefmilieu. Worden als dusdanig beschouwd de activiteiten, met inbegrip van de tijdelijke opvang buitenshuis, die op initiatief van de inrichting werden ondernomen en die aan de volgende voorwaarden zijn onderworpen : 1. opstelling van een geïndividualiseerd projekt inzake omkadering en begeleiding, met inbegrip van zijn nadere regels voor evaluatie, erkend door de « Office de la Naissance et de l'Enfance »;2. toestemming van de personen die bekleed zijn met het ouderlijk gezag;3. het betrekken van het kinderdag- en nachtverblijf of het opvangcentrum bij het werk voor maatschappelijke inschakeling of wederinschakeling in het leefmilieu;4. de toestemming van de overheid die het kind heeft toevertrouwd, in toepassing van artikel 4.

Art. 7.Op het einde van elk begrotingsjaar is de « Office de la Naissance et de l'Enfance » ertoe gemachtigd aan de inrichting het saldo toe te kennen van de envelop die overeenkomstig artikel 5 werd bepaald, voor zover dat het aantal dagen aanwezigheid, effectief of daarmee gelijkgesteld, in de inrichting ten minste gelijk is aan 70 % van de dagen aanwezigheid van de eerste 4 trimesters in verband met de referteperiode die gediend heeft om de bij artikel 5 bedoelde envelop te berekenen.

Art. 8.De « Office de la Naissance et de l'Enfance » is ertoe gemachtigd het saldo van de kredieten bestemd voor de inrichtingen in haar begroting toe te kennen aan de inrichtingen waarvan de activiteit, geraamd in functie van het aantal effectief of daarmee gelijkgestelde aanwezigheidsdagen, toeneemt evenredig met de referteperiode bepaald overeenkomstig artikel 5.

De toekenning van het saldo van de kredieten bestemd voor de inrichtingen wordt gedaan evenredig aan de vermeerdering van de activiteit, naar rata van de werkelijke verantwoorde uitgaven die de bij artikel 5 bedoelde envelop overschrijden.

Art. 9.Wanneer een overheidsmacht of een andere overheidsinstelling dan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » een kind aan een inrichting toevertrouwt, komt die tegemoet naar rata van de volgende dagelijkse tarieven, in Belgische munt uitgedrukt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In de inrichtingen komt de overheidsmacht of de openbare instelling anders dan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » bovendien tegemoet naar rata van 691 Belgische franken per dag en per kind om de onderhoudskosten te dekken van het kind dat zij aan de inrichting toevertrouwt.

Tijdens de periodes die het opgevangen kind buiten de inrichting doorbrengt in het kader van een werk voor herinschakeling in het leefmilieu, is de tegemoetkoming van de overheidsmacht of van de andere openbare instelling dan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » vastgesteld op 100 % van de tarieven bedoeld bij het eerste lid van dit artikel.

Elke dag aanwezigheid van een kind buiten de inrichting, gelijkgesteld met een dag werkelijke aanwezigheid in het kader van een werk voor maatschappelijke inschakeling of herinschakeling in het leefmilieu, geeft recht op een bijkomende toelage van 143 Belgische frank, toegekend aan de personen die het kind ten laste hebben, wanneer kindergeld voor het kind wordt gestort aan de overheidsmacht of de openbare instelling die het kind in de inrichting heeft geplaatst.

Deze toelage moet betaald worden door de overheidsmacht of de openbare instelling anders dan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » die het kindergeld ontvangt.

Voor al die bedragen wordt de wet van 2 augustus 1971 toegepast houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen werden gekoppeld, gewijzigd bij de daarop volgende besluiten.

De bijzondere kosten verschuldigd door de inrichting omwille, onder meer, van de gezondheidstoestand van het kind worden, mits haar voorafgaand akkoord, ten laste genomen door de overheidsmacht of de andere openbare instelling dan de « Office de la Naissance et de l'Enfance », die het kind heeft toevertrouwd.

Art. 10.De « Office de la Naissance et de l'Enfance » mag aan de inrichtingen voorschotten op de bij de artikelen 5 en 6 bedoelde toelagen toekennen onder de voorwaarden en de procedure die hij bepaalt.

Art. 11.De inrichting vraagt aan de ouders of aan de personen die het kind ten laste hebben een financiële bijdrage per dag opvang, vastgesteld overeenkomstig bijlage I, tenzij wanneer een overheidsmacht of een openbare instelling anders dan de « Office de la Naissance et de l'Enfancce » de totaliteit van de onderhoudskosten van het kind dat zij toevertrouwt ten laste neemt, overeenkomstig artikel 9.

Indien een overheidsmacht of een openbare instelling anders dan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » tegemoet komt om een gedeelte van de onderhoudskosten van het kind te dekken, wordt de bij lid 1 bedoelde financiële bijdrage afgetrokken van de tegemoetkoming die door de inrichting wordt betaald.

Art. 12.De nadere regels om de bij artikel 11 bedoelde financiële bijdrage te berekenen worden vastgesteld overeenkomstig bijlage II.

Art. 13.De modellen van de documenten die door de ouders of door de personen die het kind ten laste hebben, moeten voorgelegd worden wanneer zij het kind aan een kinderdag- en nachtverblijf of een opvangcentrum toevertrouwen, zijn te vinden in de bijlagen III en IV.

Art. 14.De inrichtingen onderwerpen zich aan de rekenplichtige en pedagogische inspectie van de « Office de la Naissance et de l'Enfance ».

Art. 15.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998, met uitzondering van lid 3 van artikel 9 dat op 1 augustus 1998 in werking treedt.

Art. 16.De Minister-Voorzitster tot wier bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 juli 1998.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, belast met Kinderwelzijn en Hulpverlening aan de Jeugd, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het bedrag van de financiële bijdrage mag in geen geval lager zijn dan 61 F (absoluut minimum) per dag.

Het bedrag van de financiële bijdrage is vastgesteld op 566 F per dag voor de ouders die geen bewijs van hun inkomsten bezorgen.

Deze bedragen zijn niet van toepassing op de financiële bijdrage van een overheidsmacht of van een openbare instelling die de plaatsing doet.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de betoelaging van de door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » erkende crèches en opvangcentra.

De Minister-Voorzitster, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage II 1. Voor de berekening van de financiële bijdrage van de ouders of de personen die de kinderen ten laste hebben en die een kind in de opvangcentra of kinderdag- en nachtverblijven plaatsen wordt er rekening gehouden met de gecumuleerde maandelijkse netto-inkomsten van het gezin.Onder gezin dient te worden verstaan ofwel een persoon die gewoonlijk alleen leeft, ofwel twee of meer personen die al dan niet verbonden door familie- of huwelijksbanden gewoonlijk eenzelfde woning betrekken en er samen wonen.

Wanneer een van de leden van het gezin ingeschreven is onder het stelsel van werknemer, bediende, overheidsdiensten en gelijkgestelde en de andere onderworpen is aan een ander stelsel, is het maandelijks netto-inkomen van het gezin gelijk aan de som van de maandelijkse netto-inkomsten van de leden van het gezin voor ieder berekend volgens het stelsel dat op hem toepasselijk is. a) De gecumuleerde maandelijkse netto-inkomsten van het gezin die in rekening worden genomen voor de berekening van de financiële bijdrage zijn die van de maand die de opname in het opvangcentrum of in het kinderdag- en nachtverblijf voorafgaat. De leden van het gezin die ingeschreven zijn onder de stelsels werknemer, bediende, overheidsdiensten en gelijkgestelde moeten het document van bijlage 3 door hun werkgever laten invullen.

De leden van het gezin die onderworpen zijn aan een ander stelsel mogen het meest recent aanslagbiljet van het lastencohier betreffende de belasting voor natuurlijke personen samen met een verklaring op erewoord voorleggen. b) Onder « te verantwoorden inkomsten » dient te worden verstaan al de financiële inkomsten van het gezin en inzonderheid : - bedrijfsinkomsten; - sociale prestaties (arbeidsongeschiktheid-invaliditeit-pensioenen-uitkeringen voor arbeidsongevallen en beroepsziekten- werkloosheidsvergoeding- uitkeringen aan gehandicapten); - militievergoedingen; - studiebeurzen; - gewaarborgde inkomsten, minimum bestaansmiddelen, financiële tegemoetkomingen O.C.M.W.;

De onderhoudspensioenen worden daarna gevoegd bij de referte-inkomsten indien zij bekomen werden.

Zij worden afgetrokken indien zij uitbetaald werden.

De persoonlijke terugbetalingen mogen niet worden afgetrokken. c) Het sociaal onderzoek door de sociale werker in het opvangcentrum of de crèche is doorslaggevend voor de aanpassing van de financiële bijdrage, in geval van een bijzondere financiële toestand van een gezin, gedurende een welbepaalde periode. Voor elke afwijking van dit barema is er evenwel een schriftelijk verantwoordingsverslag vereist. d) De aangifte van de inkomsten van het gezin of de alleenstaande ouder, bepaald in bijlage 3, samen met het bewijs van inkomsten, moet bewaard blijven tot het einde van het volgende jaar. 2. a) Wanneer twee kinderen van eenzelfde familie gelijktijdig geplaatst worden in opvangcentra of crèches erkend en gesubsidieerd door de « O.N.E. » wordt de financiële bijdrage verschuldigd voor ieder kind ingekort met 70 % van de normaal verschuldigde bijdrage.

Gemotiverde afwezigheden van een van de kinderen hebben voor de ouders geen verlies van deze maatregel tot gevolg.

De sociale werker verifieert de gelijktijdigheid van de plaatsing wanneer twee kinderen niet worden toevertrouwd aan hetzelfde opvangcentrum of dezelfde crèche. b) Dezelfde korting tot 70 % wordt toegekend voor ieder kind dat tot een familie met drie kinderen behoort die deel uitmaken van het gezin. Het gehandicapte kind voor wie verhoogde kinderbijslag wordt ontvangen telt voor twee eenheden in de berekening van het aantal kinderen die deel uitmaken van het gezin. c) Voor de in de punten a en b voorziene kortingen mag de financiële bijdrage van de ouders evenwel niet lager zijn dan het absoluut minimum.3. Een borgsom mag bij de inschrijving van het kind geïnd worden. In geen geval mag deze borgsom hoger zijn dan de tegenwaarde van een maand opvang.

De bedragen die deze borgsom uitmaken worden teruggestort wanneer het kind de inrichting verlaat na aftrek van de bedragen die door de ouders nog verschuldigd zijn aan het opvangcentrum of aan het kinderdag- en nachtverblijf.

Bijlage III AANGIFTE VAN DE INKOMSTEN VAN HET GEZIN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de betoelaging van de door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » erkende kinderdag- en nachtverblijven en opvangcentra.

De Minister-Voorzitster, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage IV Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de betoelaging van de door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » erkende kinderdag- en nachtverblijven en opvangcentra.

De Minister-Voorzitster, Mevr. L. ONKELINX

^