Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 01 oktober 1998
gepubliceerd op 04 maart 1999

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot toepassing van artikel 25 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs en wijziging van de onderwijswetgeving

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1998029591
pub.
04/03/1999
prom.
01/10/1998
ELI
eli/besluit/1998/10/01/1998029591/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 OKTOBER 1998. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot toepassing van artikel 25 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs en wijziging van de onderwijswetgeving


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de artikelen 10 en 11 van het decreet van 14 maart 1995 betreffende de bevordering van het slagen in de basisscholen;

Gelet op artikel 25 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs en wijziging van de onderwijswetgeving;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitter belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie;

Gelet op de beraadslaging van 17 juli 1998 van de Regering van de Franse Gemeenschap over het verzoek om advies dat door de Raad van State moet gegeven worden binnen een termijn van maximum drie dagen, omwille van de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de bepalingen van dit ontwerp van besluit onontbeerlijk zijn voor de goede organisatie van de heropening der scholen in 1998, dat artikel 34 van het decreet inderdaad bepaalt dat de aanwending van de overschotten enkel mag besteed worden na overleg binnen de organen opgericht bij artikel 25, dat de noodzakelijkheid enkel dringend is geworden bij gebrek aan advies dat de Raad van State binnen de maand moest uitbrengen ten gevolge het verzoek dat hem op 29 juli werd ingediend;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 10 september 1998 en overgemaakt op 14 september, in toepassing van artikel 84, lid 1, 2° van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 juni 1973, Besluit : Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op alle inrichtende machten van de schoolinrichtingen die onder de bevoegdheid vallen van de Paritaire Commissie voor het vrij confessioneel basisonderwijs en op hun personeelsleden die onderworpen zijn aan het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs.

Art. 2.Er wordt in elke entiteit bedoeld bij artikel 10 van het decreet van 14 maart 1995 een overlegorgaan voor een entiteit opgericht waarvan de nadere regels van werking hierna worden bepaald.

Art. 3.§ 1. Het overlegorgaan bestaat uit 6 stemgerechtigde vertegenwoordigers van de inrichtende machten en 6 stemgerechtigde vertegenwoordigers van het personeel alsook uit 3 directeurs van de inrichtingen van de entiteit, met raadgevende stem.

Het personeelslid (de -leden) eventueel belast met de hulpverlening inzake administratief en pedagogisch beheer is (zijn) als deskundige(n) met raadgevende stem aanwezig op de vergaderingen van het overlegorgaan. § 2. Een vertegenwoordiger van de inrichtende machten, aangesteld in zijn midden door de afvaardiging van de inrichtende machten neemt het voorzitterschap waar van het overlegorgaan.

Het secretariaat van het overlegorgaan kan toevertrouwd worden aan een van de directeurs, lid van de raad of aan een van de personeelsleden dat eventueel belast is met de hulpverlening inzake administratief en pedagogisch beheer. § 3. Het overlegorgaan legt eenmaal per jaar een activiteitenverslag voor aan de algemene overlegvergadering bedoeld bij artikel 4 om haar op de hoogte te houden.

Art. 4.De algemene overlegvergadering bestaat uit al de inrichtende machten, de directeurs en de vakbondsafgevaardigden van de entiteit.

Het voorzitterschap wordt waargenomen door de voorzitter van het overlegorgaan.

Art. 5.De vertegenwoordigers van de inrichtende machten binnen het overlegorgaan zijn midden aangesteld door de entiteitsraad voor de duur die hij bepaald. De hoedanigheid van personeelslid van het basisonderwijs van een inrichtende macht van de entiteit is onverenigbaar met die van vertegenwoordiger van de inrichtende machten van de entiteit in het overlegorgaan.

Art. 6.De vertegenwoordigers van het personeel in het overlegorgaan worden als volgt aangesteld : § 1. Binnen elke schoolinrichting wordt een vertegenwoordiger van het personeel aangesteld door de vakbond die de meerderheid heeft onder de vertegenwoordigers in de Ondernemingsraad of, bij gebrek eraan, in het Comité voor arbeidsbescherming, of bij gebrek eraan, in de lokale overleginstanties of bij gebrek eraan in de vakbondsafvaardiging, die deel uitmaakt van betrokken niveau en alleen van dat niveau. Hij heeft zitting in de algemene raad bepaald bij artikel 4 van dit besluit.

De vakbond die de meerderheid heeft is de organisatie die de meeste stemmen heeft geoogst bij de laatste verkiezing georganiseerd voor de instanties bedoeld bij lid 1 van deze paragraaf.

In geval van betwisting, is de voorzitter van de Paritaire Commissie van het vrij confessioneel basisonderwijs bevoegd. § 2. De bij artikel 3 bedoelde zes mandaten worden proportioneel verdeeld onder de vakbonden, volgens de representativiteit van elke vakbond in de entiteit. Elke vakbond die ten minste een verkozene in een ondernemingsraad, een comité voor arbeidsbescherming, een lokale overleginstantie of een vakbondsafvaardiging in een van betrokken inrichtingen telt, beschikt evenwel over ten minste een mandaat in het overlegorgaan.

Elke vakbond mag de accreditatie toegewezen aan haar afgevaardigden in de loop van de uitoefening van het mandaat intrekken. § 3. De samenstelling van de afvaardiging van de vertegenwoordigers van het personeel wordt herzien op het einde van elke nieuwe verkiezing georganiseerd door de bij § 2, lid 1 bedoelde instanties.

Art. 7.De drie directeurs bedoeld bij artikel 3 worden aangesteld door al de directeurs samen van de basisscholen van de entiteit, bij consensus of bij gebrek eraan, bij verkiezing, voor een duur van vier jaar, hernieuwbaar.

De voorzitter van het overlegorgaan neemt het initiatief de directeurs van de basisscholen van de entiteit in dat voorzuitzicht bijeen te roepen en desgevallend, houdt hij verkiezingen.

Art. 8.Er wordt overlegd over : - de aanwending van de overschotten van de lestijdenpakketten ter beschikking van de raad van de entiteit, overeenkomstig artikel 34 van het decreet en van de halftijdse dagtaken, overeenkomstig artikel 46; - de eventuele vaststelling van algemene criteria voor de werving in het ambt hulpverlening inzake administratief of pedagogisch beheer.

Over elk voorstel wordt een debat gehouden om een consensus te bereiken.

Wordt goedgekeurd elk voorstel waarover de meerderheid van tweederde wordt bereikt onder de vertegenwoordigers van de inrichtende machten en onder de vertegenwoordigers van het personeel. Indien deze dubbele merderheid niet wordt bereikt, nemen de vertegenwoordigers van de inrichtende machten hun beslissing volgens de nadere regels die door de raad van de entiteit worden bepaald.

Indien de vertegenwoordigers van de inrichtende machten een beslissing nemen die indruist tegen het advies uitgebracht door de vertegenwoordigers van het personeel bij meerdeerheid van twee derde, geven zij aan de vertegenwoordiging van het personeel schriftelijk kennis van de redenen ervan.

Art. 9.Worden bepaald bij een meerderheid van twee derde tegelijk onder de vertegenwoordigers van de inrichtende machten en onder de vertegenwoordigers van het personeel : - de beslissing meer dan 1 % (desgevallend afgeronf naar de hogere halve arbeidsprestatie) van de lestijdpakketten van het kleuter- en lager onderwijs van de entiteit (uitgedrukt in een gelijkwaardige voltijdse dagtaak) te besteden aan een hulpverlening inzake administratief of pedagogisch beheer, behoudens wanneer het percent lager is dan een gelijkwaardige voltijdse dagtaak, en in dat geval wordt de beslissing genomen overeenkomstig artikel 8, ten belope van een gelijkwaardige voltijdse dagtaak; - de nadere regels en vormen van pedagogisch overleg bepaald bij de artikelen 24 en 25 van het decreet.

Art. 10.Het overlegorgaan komt regelmatig samen op initiatief van de voorzitter of op het verzoek van ten minste twee derde van de vertegenwoordigers van de inrichtende machten of van het personeel of van de directeurs.

Art. 11.De Minister tot wiens bevoegdheid het basisonderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 oktober 1998.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX

^