Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 12 januari 1999
gepubliceerd op 24 maart 1999

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de tuchtstraffen en de nadere regels voor hun treffen in de onderwijsinrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029117
pub.
24/03/1999
prom.
12/01/1999
ELI
eli/besluit/1999/01/12/1999029117/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JANUARI 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de tuchtstraffen en de nadere regels voor hun treffen in de onderwijsinrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het decreet van 9 november 1990 tot organisatie van de door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijsinstellingen en tot invoering van een regeling tot inspraak voor leden van de onderwijsgemeenschap, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, inzonderheid op artikel 86;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 december 1987 tot vaststelling van het organiek reglement voor de Rijksonderwijsinrichtingen met volledig leerplan, waarvan de onderwijstaal het Frans of het Duits is, met uitzondering van de inrichtingen voor hoger onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 27 april 1993 en bij het besluit van de Regering van 13 juni 1997;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 1998 over de aanvraag bij de Raad van State om advies uit te brengen binnen maximum één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 4 november 1998, in toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid het verplicht onderwijs behoort;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 12 januari 1999, Besluit :

Artikel 1.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de inrichtingen voor gewoon en buitengewoon kleuter-, lager, basis-, secundair onderwijs, met inbegrip van het bijkomend beroepssecundair onderwijs, met volledig of beperkt leerplan en op de autonome internaten die onder het door de Franse Gemeenschap georganiseerd verplicht onderwijs ressorteren.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden 1° personeel : het vastbenoemd, tijdelijk en contractueel personeel van de inrichting;2° ouders : de ouders van de leerlingen die de inrichting bezoeken of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent;3° decreet : het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.

Art. 3.De tuchtstraffen en de nadere regels van hun treffen in toepassing van dit besluit dienen in het huishoudelijk reglement van iedere door de Franse Gemeenschap ingerichte instelling opgenomen te worden.

Art. 4.Het hoofd van de inrichting kan bijkomende regels betreffende de nadere regels voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit treffen. Deze bijkomende regels worden vooraf aan het advies van de Deelnemingsraad voorgelegd. Behoudens afkeuring door de Minister of diens afgevaardigde, wegens dwaling omtrent het recht of strijdigheid met het algemeen belang, worden ze van rechtswege van toepassing na een termijn van zestig dagen vanaf hun kennisgeving bij de Algemene directie Verplicht onderwijs. Het advies van de Deelnemingsraad wordt bij deze kennisgeving gevoegd.

Art. 5.Alle leerlingen, met inbegrip van de vrije leerlingen, dienen de bepalingen van de instelling waarin ze ingeschreven zijn in acht te nemen.

De ouders dienen de bepalingen die hun verantwoordelijkheid betrekken in acht te nemen.

Art. 6.De tuchtstraffen uitgesproken ten opzichte van een leerling kunnen in geen geval in aanmerking genomen worden voor de evaluatie van de bevoegdheden. In iedere inrichting en voor ieder onderwijsniveau, wordt het bulletin zodanig opgesteld dat de leerlingen, ouders en onderwijzers zonder dubbelzinnigheid, enerzijds, de evaluatie van de transversale en tuchtbevoegdheden, en anderzijds, de evaluatie van het maatschappelijk en persoonlijk gedrag kunnen onderscheiden, met een duidelijke scheiding van deze twee types schoolvereisten.

Art. 7.Mits inachtneming van de bepalingen van het huishoudelijk reglement kan op de leerlingen een tuchtstraf toegepast worden, inzonderheid voor elke strafbare daad, elk strafbaar gedrag of elk strafbaar weigeren van hulp, niet alleen binnen de inrichting alsook buiten de inrichting als de verweten feiten een inslag hebben op de goede werking van de inrichting.

Art. 8.Iedere tuchtstraf is evenredig met de ernst van de feiten en met hun mogelijke antecedenten. Op de leerling die, na gehoord te zijn geweest door het hoofd van de inrichting of diens vertegenwoordiger, weigert de straf uit te voeren, kan de volgende straf in de rangschikking van ernst bedoeld bij artikel 9 worden toegepast.

Art. 9.De tuchtstraffen die kunnen worden uitgesproken ten opzichte van de leerlingen zijn de volgende : 1° de terechtwijzing via een nota in het klasboek dat voor de dag daarna door de ouders of de meerderjarige leerling dient te worden ondertekend;2° het verplicht naverblijven, buiten het kader van de schooldag, onder het toezicht van een personeelslid;3° de tijdelijke uitsluiting uit een cursus of uit alle cursussen van eenzelfde onderwijzer mits inachtneming van de bepalingen van artikel 86, leden 2 en 3, van het decreet;de leerling blijft bij de inrichting onder het toezicht van een personeelslid; 4° de tijdelijke uitsluiting uit alle cursussen met inachtneming van de bepalingen van artikel 86, leden 2 en 3, van het decreet;5° de definitieve uitsluiting uit de inrichting met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 81, 82, 85 en 86 van het decreet. Er wordt, desnoods, een schriftelijke kennisgeving aan de beheerder van het internaat waarbij de leerling ingeschreven is, toegestuurd.

Bij geval van tijdelijke uitsluiting wordt de leerling ertoe gehouden zijn schooldocumenten in orde te brengen en zorgt de school ervoor dat de leerling in staat wordt gesteld aan deze vereiste te voldoen.

Art. 10.De straffen bedoeld bij artikel 9, 1°, 2°, 3° en 4°, kunnen gepaard gaan met een maatregel tot verlaging van de evaluatienota van het maatschappelijk en persoonlijk gedrag indien de school een cijferwaardering heeft gekozen voor dit gedrag.

Art. 11.De terechtwijzing kan worden uitgesproken door ieder lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel. Zij kan gepaard gaan met bijkomende opdrachten die geëvalueerd worden door het personeelslid dat de straf uitspreekt. Is de evaluatie niet voldoende, dan kan het hoofd van de inrichting een nieuwe opdracht opleggen.

Art. 12.De bij artikel 9, 2°, 3° en 4°, bedoelde straffen worden uitgesproken door het hoofd van de inrichting of zijn afgevaardigde, nadat de leerling gehoord werd. De straffen en de motivering ervan worden medegedeeld aan de leerling, zijn ouders via het klasboek of een ander middel dat beter aangepast geacht wordt. De nota in het klasboek dient getekend te worden voor de dag daarop door de ouders of de meerderjarige leerling. Op ieder ogenblik dient de leerling in staat te zijn zijn klasboek aan het personeelslid dat het vraagt, voor te leggen.

De bij vorig lid bedoelde straffen gaan gepaard met bijkomende opdrachten die geëvalueerd worden door het personeelslid aangewezen door het hoofd van de inrichting of zijn afgevaardigde. Is de evaluatie niet voldoende, dan kan het hoofd van de inrichting een nieuwe opdracht opleggen.

Art. 13.De bij de artikelen 11 en 12 bedoelde bijkomende opdrachten en, meer specifiek, deze die samen met het verplicht naverblijven worden opgelegd, dienen, telkens dat het mogelijk is, te bestaan uit het herstel van de schade berokkend aan het slachtoffer of een werkzaamheid van algemeen belang dat de leerling in een toestand van verantwoordelijkheid stelt tegenover zijn strafbare daad, strafbaar gedrag of strafbaar weigeren van hulp die ten grondslag liggen aan de straf. Ze kunnen eveneens de vorm innemen van een pedagogisch werk.

De bijkomende taken van pedagogische aard die opgelegd worden aan de leerling ter aanvulling van de tuchtstraffen mogen in geen enkel geval tot een cijferwaardering aanleiding geven. Hun evaluatie zal de deliberaties niet beïnvloeden en, bovendien, zullen ze nooit bestaan in zinloze en herhaalde opdrachten.

Art. 14.Artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 december 1987 tot vaststelling van het organiek reglement voor de Rijksonderwijsinrichtingen met volledig leerplan, waarvan de onderwijstaal het Frans of het Duits is, met uitzondering van de inrichtingen voor hoger onderwijs, wordt opgeheven.

Artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 april 1993, wordt opgeheven.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998.

Art. 16.De Minister tot wiens bevoegdheid het verplicht onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 januari 1999.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Onderwijs, Mevr. L. ONKELINX

^