Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 29 april 1999
gepubliceerd op 13 mei 1999

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het administratief statuut van de personeelsleden van het onderwijs van de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029265
pub.
13/05/1999
prom.
29/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/29/1999029265/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 APRIL 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het administratief statuut van de personeelsleden van het onderwijs van de Franse Gemeenschap


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 467 van 1 oktober 1986;

Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het rijksonderwijs, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 27 juli 1971, 11 juli 1973 en 19 december 1974, bij het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 en bij de decreten van 27 december 1993 en 24 juli 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 september 1967, 21 oktober 1968, 25 november 1976 en 16 december 1981, bij het koninklijk besluit nr. 296 van 31 maart 1984 en bij de wet van 31 juli 1984;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 maart 1971, 18 maart 1976, 14 november 1978, 4 april 1980, 5 maart 1981 en 27 mei 1981, bij het koninklijk besluit nr. 69 van 20 juli 1982, bij de koninklijke besluiten van 16 februari 1983, 1 september 1983, 1 augustus 1984, 29 augustus 1985 en 11 december 1987, bij de besluiten van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 juli 1989, 20 november 1989, 21 mei 1991, 14 augustus 1991, 24 september 1991, 27 september 1991, 24 augustus 1992 en 17 februari 1993, bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 juni 1993, 19 juli 1993, 4 juli 1994, 7 april 1995 en 9 januari 1996, bij het decreet van 24 juni 1996, bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 juni 1996, 30 augustus 1996 en 24 oktober 1996, bij het decreet van 24 juli 1997, bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 januari 1998, bij het decreet van 6 april 1998, bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 mei 1998 en bij de decreten van 17 juli 1998, 4 januari 1999 en 8 februari 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 9 november 1989 en 20 november 1989 en bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 juni 1993, 30 augustus 1996 en 12 januari 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 houdende vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlische en orthodoxe godsdienst van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 juli 1976 en 14 november 1978, bij het koninklijk besluit nr. 71 van 20 juli 1982, bij de koninklijke besluiten van 1 augustus 1984 en 29 augustus 1985, bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 6 november 1991, bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 oktober 1993 en 28 september 1994, bij het decreet van 24 juni 1996 en bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 september 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 juli 1979 houdende het statuut van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap, de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs van de Franse Gemeenschap alsook de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra en de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 oktober 1981, bij de koninklijke besluiten nr. 73 van 20 juli 1982 en nr. 226 van 7 december 1983, bij de koninklijke besluiten van 29 augustus 1985 en 21 oktober 1985, bij de besluiten van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 7 november 1991 en 30 april 1993, bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 januari 1995 en 28 augustus 1995, bij het decreet van 24 juni 1996, bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 oktober 1996 en 24 oktober 1996, bij het decreet van 4 februari 1997 en bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 september 1998;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 december 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 22 december 1998;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 4 februari 1999 van het Sectorcomité IX;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 februari 1999 over de aaanvraag om advies dat de Raad van State binnen een termijn van minder dan een maand moet uitbrengen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 1 april 1999, met toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, belast met het onderwijs, de audiovisuele sector, de hulpverlening aan de jeugd, het kinderwelzijn en de gezondheidspromotie, van de Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen en van de Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Onderwijs voor sociale promotie;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 april 1999, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs

Artikel 1.Artikel 23, lid 1, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling : « De stagiair tegen wie een gemotiveerd afdankingsvoorstel wordt gedaan, wordt op zijn verzoek door de stagecommissie gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap in dienstactiviteit of gepensioneerd of door een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie. »

Art. 2.Artikel 71 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 71.Elke Raad van Beroep bestaat voor de helft uit leden van het administratief personeel, van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van elke vakorganisatie vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité - sector IX, door deze voorgedragen. Elke vakorganisatie heeft ten minste een vertegenwoordiger.

De leden worden door de Minister aangesteld. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 3.Aan artikel 14ter, § 2, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals ingevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 juni 1993 en aangevuld met het besluit van de Regering van 4 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in lid 1, wordt 3° vervangen door de volgende bepaling : « 3° vier leden aangesteld door de vakorganisatie en vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité - sector IX;elke vakorganisatie beschikt over ten minste een vertegenwoordiger; »; 2° in lid 3 worden de woorden « representatieve vakorganisaties » vervangen door de woorden « vakorganisaties vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité - sector IX ».

Art. 4.Aan artikel 14quater, § 2 van hetzelfde besluit, zoals ingevoegd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993 en aangevuld met het besluit van de Regering van 4 juli 1994 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in lid 1, wordt 3° vervangen door de volgende bepaling : « 3° vier leden aangesteld door de vakorganisaties vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité - sector IX;elke vakorganisatie beschikt over ten minste een vertegenwoordiger; » 2° in lid 3 worden de woorden « representatieve vakorganisaties » vervangen door de woorden « voormelde vakorganisaties ».

Art. 5.In artikel 38, lid 3, van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 1983 en vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt het woord « representatieve » vervangen door het woord « erkende ».

Art. 6.In artikel 43, lid 3 van hetzelfde besluit, zoals vervangen door het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt het woord « representatieve » vervangen door het woord « erkende ».

Art. 7.In artikel 60 van hetzelfde besluit worden de woorden « van een van de hiertoe opgerichte commissies » vervangen door de woorden « van de hiertoe opgerichte commissie ».

Art. 8.Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 9.Artikel 62 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 62.Voor de toepassing van artikel 60 wordt er een commissie ingesteld, bestaande uit een voorzitter gekozen onder de ambtenaren-generaal van het Ministerie, drie leden gekozen onder de ambtenaren van het Ministerie ten minste titularis van de graad van directeur en drie vertegenwoordigers van de vakorganisaties vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité- sector IX, die door deze worden voorgedragen. Elke vakorganisatie heeft ten minste één vertegenwoordiger. »

Art. 10.In artikel 63 van hetzelfde besluit worden de woorden « van de commissies » vervangen door de woorden « van de commissie ».

Art. 11.Artikel 123 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 juni 1993 en 19 juli 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 123.§ 1. Voor de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, de inrichtingshoofden uitgezonderd, voor de leden van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch en van het sociaal personeel worden : 1° de terechtwijzing, de berisping en de inhouding op de wedde voorgesteld hetzij door het inrichtingshoofd, hetzij door de Administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of door de ambtenaar-generaal die hij daartoe afvaardigt en door de Minister uitgesproken;2° de andere tuchtstraffen voorgesteld door de Administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of door de ambtenaar-generaal die hij daartoe afvaardigt en uitgesproken door de overheid die bevoegd is om te benoemen. § 2. Voor de inrichtingshoofden worden alle straffen voorgesteld door de Administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of door de ambtenaar-generaal die hij daartoe afvaardigt. De terechtwijzing, de berisping en de inhouding op de wedde worden door de Minister uitgesproken; de andere straffen worden door de Regering uitgesproken. § 3. Voor de inspecteurs worden alle straffen door de inspecteur-generaal of door de pedagogische administrateur voorgesteld. De terechtwijzing, de berisping en de inhouding op de wedde worden door de Minister uitgesproken; de andere straffen worden door de Regering uitgesproken. § 4. Voor de inspecteurs-generaal en de pedagogische administrateur worden alle straffen voorgesteld door de Administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of door de ambtenaar-generaal die hij daartoe afvaardigt. De terechtwijzing, de berisping en de inhouding op de wedde worden door de Minister uitgesproken; de andere straffen worden door Ons uitgesproken. »

Art. 12.Artikel 140 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 140.Elke commissie bestaat voor de helft uit personeelsleden van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van elke vakorganisatie vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité - sector IX, door deze voorgedragen. Elke vakorganisatie heeft ten minste een vertegenwoordiger.

De leden worden door de Minister aangesteld. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs

Art. 13.Aan artikel 2, lid 2 van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs, zoals gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 9 november 1989, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « het rijksonderwijs » wordt vervangen door de woorden « het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap »;2° de woorden « voor het aangevraagde ambt » geschrapt.

Art. 14.In artikel 4bis, lid 6 van hetzelfde besluit, zoals ingevoegd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, wordt het woord « representatieve » vervangen door het woord « erkende ». HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlische en orthodoxe godsdienst van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap

Art. 15.Artikel 36 van dit besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 36.Elke commissie bestaat uit drie personeelsleden van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, aangesteld in overleg met de erediensthoofden, en uit drie vertegenwoordigers van de vakorganisaties vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité - sector IX, door deze voorgedragen. Elke vakorganisatie heeft ten minste een vertegenwoordiger.

De leden worden door de Minister aangesteld. » HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap, de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs van de Franse Gemeenschap alsook de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra en de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs

Art. 16.Aan artikel 23 van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap, de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs van de Franse Gemeenschap alsook de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra en de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « van het rijkscentrum » worden vervangen door de woorden « van het centrum van de Franse Gemeenschap »;2° in het laatste lid worden de woorden « een vakvereniging die zitting heeft in de syndicale raad van advies van het Ministerie » vervangen door de woorden « een erkende vakorganisatie ».

Art. 17.In artikel 40, lid 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « het rijkscentrum » en « een vakvereniging die zitting heeft in de syndicale raad van advies van het Ministerie » respectievelijk vervangen door de woorden « het centrum van de Franse Gemeenschap » en « een erkende vakorganisatie ».

Art. 18.In artikel 49, lid 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « van een der hiertoe opgerichte commissies » vervangen door de woorden « van de hiertoe opgerichte commissie ».

Art. 19.Artikel 50 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 20.In artikel 51 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de §§ 1 en 2 worden vervangen door de volgende bepalingen : « § 1.Voor de toepassing van artikel 49 wordt er een commissie opgericht bestaande uit een voorzitter gekozen onder de ambtenaren-generaal van het Ministerie, drie leden gekozen onder de ambtenaren van het Ministerie titularis van ten minste de graad van directeur, en drie vertegenwoordigers van de vakorganisaties vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité - sector IX, die door deze worden voorgedragen. Elke vakorganisatie heeft ten minste één vertegenwoordiger.

De commissie brengt haar advies uit binnen een termijn van één maand, ingaande de dag van de kennisgeving.

Bij ontstentenis van advies binnen de vastgestelde termijn, is de Minister niet langer gehouden zijn beslissing uit te stellen. § 2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, benoemd door de Minister onder de ambtenaren van het Ministerie.

De secretaris is niet stemgerechtigd. »; 2° in § 3, lid 1 worden de woorden « van een commissie » vervangen door de woorden « van de commissie ».

Art. 21.In artikel 52 van hetzelfde besluit worden de woorden « van de commissies » vervangen door de woorden « van de commissie ».

Art. 22.In artikel 90, lid 2, van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 15 oktober 1996, worden de woorden « van de rijkscentra » en « vertegenwoordigd door elk van de drie vakverenigingen die zitting hebben in de syndicale raad van advies van het Ministerie, naar rata van één per vakvereniging » respectievelijk vervangen door de woorden « van de centra van de Franse Gemeenschap » en « voorgedragen door de vakorganisaties vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité -sector IX; elke vakorganisatie heeft ten minste één vertegenwoordiger ».

Art. 23.In artikel 126, lid 2 van hetzelfde besluit, zoals vervangen door het besluit van de Executieve van 30 april 1993, wordt 3° aangevuld met de woorden « , elke vakorganisatie heeft ten minste één vertegenwoordiger ».

Art. 24.In artikel 150 van hetzelfde besluit worden de woorden « elk van de drie vakverenigingen die zitting hebben in de syndicale raad van advies van het Ministerie, naar rata van één per vakvereniging » vervangen door de woorden « van de vakorganisaties vertegenwoordigd in het onderhandelingscomité -sector IX; elke vakorganisatie heeft ten minste één vertegenwoordiger ».

Art. 25.In artikel 158, lid 1 van hetzelfde besluit worden de woorden « van de rijkscentra » en « die zitting heeft in de syndicale raad van advies van het Ministerie » respectievelijk vervangen door de woorden « de centra van de Franse Gemeenschap » en « erkende ».

Art. 26.In artikel 174 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het decreet van 24 juni 1996, wordt punt b) opgeheven.

Art. 27.In artikel 177, lid 1 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het decreet van 24 juni 1996, worden de woorden « , wegens ambtsopheffing in het belang van de dienst » geschrapt.

Art. 28.De artikelen 186 en 1287 van hetzelfde besluit worden opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 29.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 1999, behoudens artikel 23, dat in werking treedt op 1 september 1999.

Art. 30.De Minister tot wiens bevoegdheid de statuten van de personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 april 1999.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

^