Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 12 mei 1999
gepubliceerd op 19 augustus 1999

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende verschillende maatregelen inzake studietoelagen en -leningen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029432
pub.
19/08/1999
prom.
12/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/12/1999029432/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 MEI 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende verschillende maatregelen inzake studietoelagen en -leningen


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 7 november 1983 houdende regeling voor de Franse Gemeenschap van de toekenning van de studietoelagen en -leningen, gecoördineerd op 7 november 1983, inzonderheid op de artikelen 1, §§ 2, 4 en 5, 3 en 4;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 8 juli 1983 houdende vaststelling van de voorwaarden en de wijze van toekenning en terugbetaling van de studieleningen aan gezinnen die minstens drie kinderen ten laste hebben, inzonderheid op artikel 4;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 23 mei 1985 houdende vaststelling van de procedure voor het indienen van de aanvragen tot het bekomen van studietoelagen voor hoger onderwjs en van de voorwaarden voor het toekennen van die studietoelagen, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 april 1993 houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor studietoelagen en leningen, gegeven op 24 maart 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 januari 1999;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 15 april 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 april 1999, in toepassing van artikel 84, lid 1, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de maatregelen inzake studietoelagen en - leningen, in het bijzonder deze met betrekking tot de indexering van de bedragen van de toelagen en de bedragen die de voorwaarden voor de inkomsten bepalen, in werking moeten treden vanaf het academiejaar 1999-2000, daar de indexering sinds 1993 niet meer werd doorgevoerd;

Dat de nieuwe reglementeringen inzake studietoelagen en - leningen langs de administratieve weg ter kennis van de studenten en de toekomstige studenten dienen te worden gebracht en aan de administratie de mogelijkheid dient te worden geboden op correcte manier de toepassing van die maatregelen vanaf het schoolbegin 1999-2000 te verzekeren, hetgeen een lange voorbereiding vergt;

Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 mei 1999, Besluit : Afdeling I. - Bepaling tot wijziging van het besluit van de Executieve

van de Franse Gemeenschap van 8 juli 1983 houdende vaststelling van de voorwaarden en de wijze van toekenning en terugbetaling van de studieleningen aan gezinnen die minstens drie kinderen ten laste hebben

Artikel 1.In artikel 4, § 1, van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 8 juli 1983 houdende vaststelling van de voorwaarden en de wijze van toekenning en terugbetaling van de studieleningen aan gezinnen die minstens drie kinderen ten laste hebben, wordt er een lid 2 ingevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van lid 1, kan er een studielening worden toegestaan aan een gezin bedoeld bij artikel 1 voor een kind wiens handicap van meer dan 66 percent erkend is overeenkomstig de sociale wetgeving, onder dezelfde pedagogische voorwaarden als deze bedoeld bij artikel 5, leden 5 en 6, van het besluit van 23 mei 1985 houdende vaststelling van de procedure voor het indienen van de aanvragen tot het bekomen van studietoelagen voor hoger onderwjs en van de voorwaarden voor het toekennen van die studietoelagen. ». Afdeling II. - Bepalingen tot wijziging van het besluit van de

Executieve van de Franse Gemeenschap van 23 mei 1985 houdende vaststelling van de procedure voor het indienen van de aanvragen tot het bekomen van studietoelagen voor hoger onderwjs en van de voorwaarden voor het toekennen van die studietoelagen

Art. 2.Aan artikel 5 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 23 mei 1985 houdende vaststelling van de procedure voor het indienen van de aanvragen tot het bekomen van studietoelagen voor hoger onderwjs en van de voorwaarden voor het toekennen van die studietoelagen, zoals aangevuld bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 30 april 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de volgende leden worden tussen lid 4 en lid 5 ingevoegd : « In afwijking van de artikelen 3 en 4 mag de student wiens handicap van meer dan 66 percent erkend is overeenkomstig de sociale wetgeving de volgende voordelen genieten : 1°) een toelage gedurende vijf opeenvolgende academiejaren wanneer de hogere studies die hij aanvat drie jaar lang duren; 2°) een toelage gedurende zes opeenvolgende academiejaren wanneer de hogere studies die hij aanvat vier jaar lang duren; 3°) een toelage gedurende zeven opeenvolgende academiejaren wanneer de hogere studies die hij aanvat vijf jaar lang duren; 4°) een toelage gedurende een aantal opeenvolgende academiejaren dat gelijk is aan het aantal jaren die de studies in beslag nemen plus drie, wanneer de studies langer dan vijf jaar duren.

In afwijking van lid 5, kunnen de studenten bedoeld bij artikel 27, § 7, 1°, 2°, 3°, 3 bis, 6°, 7°, 8° en 9° van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, bij artikel 8, § 1, 1°, 2°, 3°, 3bis, en 5° van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, en bij artikel 9, § 1, 1°, 2°, 3°, 3bis en 5° van het decreet van 5 augustus 1995 houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs, geen studietoelage of lening genieten. ». 2° in lid 5, dat lid 7 is geworden, worden de woorden « in de zin van vorig lid » vervangen door de woorden « in de zin van de leden 4, 5 en 6 ». Afdeling III. - Bepalingen tot wijziging of aanvulling van het besluit

van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 april 1993 houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen.

Art. 3.In artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 april 1993 houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen, wordt lid 2 van 3° van § 3 afgeschaft.

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt er na artikel 1 een artikel 1 bis ingevoegd, luidend als volgt : In afwijking van artikel 1 kan de kandidaat wiens kadastraal inkomen en het kadastraal inkomen van de persoon of de personen die instaan voor zijn onderhoud of ten laste van wie hij valt hoger liggen dan 100 000 frank, geen aanspraak maken op een studietoelage.

Voor de toepassing van lid 1 van dit besluit wordt er met de kadastrale inkomens na indexering uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van de wet van 7 december 1988 houdende hervorming van de inkomstenbeslasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen op volgende manier rekening gehouden : 1° de kadastrale inkomsten van de woning bezet door de kandidaat of door de personen die instaan voor zijn onderhoud of ten laste van wie hij valt en de kadastrale inkomsten van de onroerende goederen die de kandidaat en de persoon of de personen die instaan voor zijn onderhoud persoonlijk in gebruik nemen voor beroepsbezigheden worden niet in rekening genomen;2° de kadastrale inkomsten van de andere onroerende goederen, niet bedoeld bij 1°, waarvan de kandidaat en de persoon of de personen die instaan voor zijn onderhoud of ten laste van wie hij valt, eigenaar zijn, worden eenmaal in rekening genomen. Het minimumbedrag bedoeld bij lid 1 wordt aangepast vanaf het begrotingsjaar 2000, overeenkomstig de verhoging van de index bedoeld bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 houdende vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, voor de maand december (basis 1988) van het tweede burgerlijk jaar dat aan het jaar voorafgaat waarin het schooljaar waarvan sprake aanvangt t.o.v. de index van de maand december (basis 1988) van het derde burgerljk jaar dat aan het jaar voorafgaat waarin het betrokken schooljaar aanvangt ».

Art. 5.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt met de volgende leden aangevuld : « Vanaf het academiejaar 1999-2000 worden de bedragen bedoeld bij artikel 1, § 3, 1° en 2° aangepast overeenkomstig de verhoging van de index bedoeld bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 houdende vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, voor de maand december (basis 1988) van het tweede burgerlijk jaar dat aan het jaar voorafgaat waarin het schooljaar waarvan sprake aanvangt t.o.v. de index van de maand december (basis 1988) van hetzelfde burgerljk jaar dat het jaar voorafgaat waarin het betrokken schooljaar aanvangt.

Vanaf het academiejaar 1999-2000 worden de bedragen bedoeld bij artikel 1, § 2 aangepast overeenkomstig de verhoging van de index bedoeld bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 houdende vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, voor de maand december (basis 1988) van het tweede burgerlijk jaar dat het jaar voorafgaat waarin het schooljaar waarvan sprake aanvangt t.o.v. de index van de maand december (basis 1988) van het tweede burgerlijk jaar dat het jaar voorafgaat waarin het betrokken schooljaar aanvangt ». Afdeling IV. - Bepalingen tot gedeeltelijke uitvoering, wat de

studieleningen betreft, van de artikelen 1, §§ 2 tot 5, leden 1 tot 3, van het decreet van 7 november 1983 houdende regeling voor de Franse Gemeenschap van de toekenning van de studietoelagen en -leningen, gecoördineerd op 7 november 1983

Art. 6.Onder de voorwaarden en binnen de perken van dit besluit kunnen de volgende studenten een studielening bekomen : 1°) de studenten die na het behalen van een van de graden bedoeld bij de artikelen 15 en 18, § 2 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, bij artikel 6, § 2 van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden of een graad uitgereikt in een instelling voor kunsthoger onderwijs of voor hoger kunstonderwijs, studies wensen aan te vatten bedoeld bij de artikelen 16 en 19 van voormeld decreet van 5 augustus 1995 of bij artikel 6, §§ 5 en 6 van voormeld decreet van 5 september 1994; 2°) de studenten die na het behalen van een van de graden bedoeld bij artikel 18, §§ 1 en 2 van voormeld decreet van 5 augustus 1995 of bij artikel 6 van het decreet van 5 september 1994 studies van een gelijk niveau wensen aan te vatten of studies bedoeld bij de artikelen 15 en 16 van voormeld decreet van 5 augustus 1995; 3°) de studenten die na het behalen van een van de graden bedoeld bij de artikelen 15 en 16 van het voormeld decreet van 5 augustus 1995 studies van een gelijk niveau wensen aan te vatten.

Art. 7.Er kan een lening worden toegestaan aan de studenten bedoeld bij artikel 6, voor zover het inkomen van de personen die hen ten laste hebben of die instaan voor hun onderhoud, berekend overeenkomstig artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 april 1993 houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen niet hoger ligt dan 130 percent van het maximumbedrag bepaald bij artikel 1, § 1, 3° van hetzelfde besluit, na toepassing van artikel 1bis, van datzelfde besluit.

Geen enkele lening zal aan een in lid 1 bedoelde student toegekend worden indien al de studieleningen samen die door de Regering van de Franse Gemeenschap aan die student zijn toegekend een last van 250 000 frank als kapitaalaflossing overschrijdt.

Art. 8.Het bedrag van de studielening is volgens de keuze van de student bedoeld bij artikel 6 of de personen die instaan voor zijn onderhoud of die hem ten laste hebben op 50 000 of 80 000 frank vastgesteld.

De lening wordt uiterlijk 1 februari van het betrokken academiejaar in een enkele storting uitbetaald.

Art. 9.Het intrestcijfer is gelijk aan het gemiddelde van de werkelijke bruto-opbrengst van de OLO 5 jaar op de eerste werkdag van februari van het burgerlijk jaar tijdens hetwelk het betrokken academiejaar aanvangt, min twee percent. Dit cijfer mag evenwel niet hoger liggen dan vier percent per jaar.

Art. 10.De terugbetaling van de lening is voorzien in tien semestrialiteiten en begint de eerste dag van de zevende maand die volgt op het einde van de aangevatte studies of op 1 oktober die volgt op het academiejaar tijdens hetwelk de student zijn studies heeft opgegeven.

De semestriële terugbetalingen worden gestort op een lopende rekening bij het Gemeentekrediet van België.

De vervroegde terugbetaling van de lening is toegelaten volgens de modaliteiten bepaald bij besluit.

Art. 11.Indien op een gegeven ogenblik tijdens de duur van de lening, de student bedoeld bij artikel 6 of een van de personen die hem ten laste hebben of die instaan voor zijn onderhoud overlijdt, wordt de onderschrijver van de lening kwijt gescholden van het saldo van de schuld. Onder saldo van de schuld dient verstaan het debetbedrag van de rekening, zonder de vervallen en niet betaalde semestrialiteiten in rekening te nemen.

Art. 12.§ 1. Bij beslissing van de Regering of van haar gemachtigde, wordt de terugbetaling van de lening opeisbaar in haar geheel in geval de lening frauduleus werd bekomen, er een materiële al dan niet vrijwilige vergissing werd begaan, of wanneer twee opeenvolgende semestrialiteiten op termijn niet werden gestort. § 2. Er wordt een achterstallig intrest geëist, waarvan het cijfer op 8 percent is vastgesteld : 1° op de totaliteit van het bedrag van de lening, indien deze frauduleus werd bekomen, en dit vanaf de eerste van de maand die volgt op haar ontvangst;2° op het bedrag van elke niet terugbetaalde semestrialiteit of gedeelte ervan, en dit vanaf de reglementaire datum van de vervaldag van bedoelde semestrialiteit;3° op het bedrag van de twee niet vereffende semestrialiteiten, indien twee opeenvolgende semestrialiteiten niet op termijn werden terugbetaald, en dit vanaf de reglementaire datum van verval van de eerste ervan, onverminderd de bepalingen van § 1 van dit artikel. Bij besluit kan de Regering het in lid 2 bedoeld cijfer voor achterstallig intrest wijzigen. § 3. Het verzoek om terugbetaling die er uit voortvloeit wordt bij aangetekende brief medegedeeld aan de schuldenaar met vermelding van : 1°) de uitgevoerde betalingen en de datum ervan; 2°) de redenen waarvoor de terugbetaling wordt geëist; 3°) het totaal teruggevorderd bedrag. § 4. De terugvordering, indien de schuldenaar geen gevolg geeft aan het voormeld verzoek om terugbetaling, wordt volgens de volgende procedures uitgevoerd, in de orde waarin zij vermeld worden : 1°) terugvordering op het bedrag van de leningen die reeds toegekend maar nog niet uitbetaald werden; 2°) terugvordering door het Bestuur van BTW, Registratie en Domeinen. § 5. Elke procedure tot invordering, behoudens voor onvrijwillige materiële vergissing, heeft de opschorting van de toekenning van elke nieuwe lening voor gevolg.

Art. 13.De toekenning van de lening en de modaliteiten voor de terugbetaling hangen af van de ondertekening door de student van een contract waarvan het model door de Regering van de Franse Gemeenschap vastgesteld is.

Art. 14.De aanvraag om lening wordt ingediend vóór 1 november van het academiejaar waarvoor het wordt aangevraagd. Afdeling V. - Slotbepalingen

Art. 15.De Minister tot wiens bevoegdheid de studietoelagen en -leningen behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1999, behoudens afdeling IV die op 1 september 2000 in werking treedt.

Brussel, 12 mei 1999.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION

^