Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 11 juni 1999
gepubliceerd op 05 april 2000

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2000029127
pub.
05/04/2000
prom.
11/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/11/2000029127/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 JUNI 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, inzonderheid op artikel 50, gewijzigd bij het decreet van 6 april 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 februari 1999;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 9 maart 1999;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 1 maart 1999 over de aanvraag om advies dat de Raad van State binnen een maand moet uitbrengen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 mei 1999 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort;

Na beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 juni 1999, Besluit : TITEL I. - De erkenning van de adoptie-instellingen

Artikel 1.Om hun erkenning als adoptie-instelling te bekomen, dienen de rechtspersonen die overeenkomstig artikel 50 van het decreet van 4 mart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd als tussenpersoon wensen op te treden inzake kinderadoptie, per aangetekende brief gericht tot het bestuur voor de hulpverlening aan de jeugd, een aanvraag in bij de Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort.

Samen met de aanvraag wordt er een dossier ingediend met de volgende documenten : 1° een exemplaar van de statuten van de VZW indien de adoptie-instelling een privé-instelling is;2° de namen en adres, getuigschriften van goed zedelijk gedrag en zeden bestemd voor de openbare besturen, voor eensluidend verklaarde afschriften van de diploma's en getuigschriften van specifieke opleiding voor iedere persoon tewerkgesteld bij de adoptie-instelling;3° de namen en adressen van de bevoegde autoriteiten in het buitenland en desgevallend, van de tussenpersonen in het buitenland van de adoptie-instelling alsook de documenten bedoeld bij artikel 8;wordt beschouwd als tussenpersoon in het buitenland, de natuurlijke of rechtspersoon die als tussenschakel optreedt tussen de adoptie-instelling en de bevoegde autoriteiten in het buitenland; 4° de werkwijze en de filosofie van de instelling, die overeenstemmen met de eerbiediging van het hoger belang van het kind en de fundamentele rechten die hem in het internationaal recht zijn toegekend;5° een specimen van het document bedoeld bij artikel 10, § 2. Bij de aanvraag om voorlopige erkenning bedoeld in artikel 12, § 1, wordt de akte gevoegd waarin de aanvrager zich ertoe verbindt de verplichtingen bedoeld in de hoofdstukken I tot V van deze titel na te komen.

Bij de aanvraag om erkenning bedoeld bij artikel 12, § 2, voegt de aanvrager de documenten waarin gesteld wordt dat hij beantwoordt aan de verplichtingen bepaald in de hoofdstukken I tot V van deze titel. HOOFDSTUK I. - Het personeel

Art. 2.De adoptie-instelling bestaat uit de multidisciplinaire ploeg bedoeld bij artikel 50, § 1, lid 3, 2°, van voormeld decreet van 4 maart 1991, een administratieve ploeg en een ploeg van consulenten.

De multidisciplinaire ploeg bestaat uit ten minste : 1° een maatschappelijk assistent;2° een licentiaat in de psychologie;3° een doctor in de geneeskunde. De leden van de multidisciplinaire ploeg mogen niet tegelijkertijd lid zijn van de raad van bestuur.

De ploeg van de consulenten bestaat uit ten minste : 1° een doctor of een licentiaat in de rechten;2° een doctor in de geneeskunde, gespecialiseerd in de pedopsychiatrie. Wanneer de adoptie-instelling een private instelling is, worden de wederzijdse rechten en plichten tussen de leden van de ploegen enerzijds en de de adoptie-instelling anderzijds als volgt vastgesteld : 1° ten minste een lid van de multidisciplinaire ploeg staat onder een arbeidsovereenkomst voor bedienden met voltijdse of deeltijdse dagtaak;2° de andere leden van de ploeg staan onder een arbeidsovereenkomst voor bedienden met voltijdse of deeltijdse dagtaak of sluiten een overeenkomst van bezoldigde medewerking of een overeenkomst van vrijwillige medewerking. Elke wijziging in de ploegen wordt binnen de veertien kalenderdagen aan het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd medegedeeld. HOOFDSTUK II. - De infrastructuur

Art. 3.De adoptie-instelling beschikt over ten minste : 1° een bureau en een wachtzaal afgezonderd en zo aangelegd dat de eerbiediging van het privé-leven van de oorspronkelijke ouders, van het kind en van de kandidaat-adoptanten wordt gewaarborgd;2° een telefoonnummer dat in de telefoongids vermeld is onder de naam van de instelling. Een bevoegde persoon moet op de werkdagen ten minste twintig uren per week ter beschikking van het publiek staan, tijdens de openingsuren van het bureau. HOOFDSTUK III. - De activiteiten Afdeling 1. - Activiteiten met betrekking tot het kind

Art. 4.§ 1. Het medisch-socio-psychologisch onderzoeksdossier van het kind bedoeld bij artikel 50, § 1, lid 3, 3°, b), van voormeld decreet van 4 maart 1991 wordt opgemaakt voordat het kind wordt toevertrouwd en volgens het schema als bijlage I. Onder toevertrouwing van het kind moet verstaan worden het aanbieden van een bepaald kind door de adoptie-instelling aan de kandidaat-adoptanten en schriftelijk bevestigd binnen de veertien dagen, na een onderhoud met deze kandidaten.

Enkel een kind dat beschouwd wordt als adopteerbaar mag toevertrouwd worden.

Een kind wordt als adopteerbaar beschouwd wanneer het principe van subsidiariteit nageleefd wordt en wanneer zijn juridisch statuut toelaat een adoptieprocedure in te stellen.

Het principe van subsidiariteit veronderstelt dat de overwogen adoptie de best geschikte oplossing blijkt te zijn voor het kind, nadat al de mogelijkheden tot permanente bescherming van het kind onderzocht werden.

Indien het kind in het buitenland verblijft of slechts in België verblijft in het kader van een adoptieproject : 1° staat een dergelijke beslissing vermeld in het medisch-socio-psychologisch onderzoeksdossier van het kind indien vóór de toevertrouwing van het kind een overheid gemachtigd is een beslissing te nemen die toelaat een adoptieprocedure in te stellen, inzonderheid gelet op de vereiste toestemmingen;2° wordt er in het medisch-socio-psychologisch onderzoeksdossier van het kind melding gemaakt van het feit dat er vóór de toevertrouwing van het kind geen overheid gemachtigd is een beslissing te treffen die toelaat een adoptieprocedure in te stellen, en in het bijzonder worden de rechtsargumenten erin vermeld die toelaten te besluiten dat er niets belet de procedure verder te zetten. Zodra een autoriteit gemachtigd is een beslissing te nemen die toelaat de adoptieprocedure verder te zetten of ze af te werken, doch later dan de toevertrouwing van het kind, wordt er evenwel een afschrift van die beslissing bij het dossier gevoegd. § 2. Wanneer het kind in België verblijft, zorgt de adoptie-instelling voor zijn aangepaste voorbereiding, rekening houdend met zijn leeftijd, zijn onderscheidingsvermogen en zijn persoonlijkheid.

Wanneer het kind in het buitenland verblijft, werkt de adoptie-instelling mee aan zijn voorbereiding in zijn land van herkomst, inzonderheid door het opzenden van foto's van de familie die het kind wenst te adopteren en van het leefmilieu. § 3. De adoptie-instelling zorgt voor de begeleiding van het kind : 1° door hem ten minste om de drie maanden een bezoek aan huis te brengen, vanaf het ogenblijk van zijn opvang bij de kandidaat-adoptanten tot op het ogenblik van de overschrijving van de wettelijke beslissing tot adoptie;2° door de verslagen op te stellen die door de overheden van het land van herkomst worden gevraagd;3° door te zijner beschikking te blijven voor elk hulpbetoon en elke oriëntering in verband met zijn adoptie, ongeacht zijn leeftijd. De adoptie-instelling zorgt ervoor dat de kandidaat-adoptanten de nodige schikkingen treffen opdat voor ieder kind in Belgisch recht gevolg wordt gegeven aan de wettelijke beslissing tot adoptie en dat het kind een gelijkwaardig statuut krijgt als het statuut dat aan ieder kind in het Belgisch recht wordt toegekend. Afdeling 2. - Activiteiten met betrekking tot de oorspronkelijke

ouders die in België verblijven

Art. 5.§ 1. Wanneer de oorspronkelijke ouders in België verblijven, komen de activiteiten bedoeld bij artikel 50, § 1, lid 3, 3°, van voormeld decreet van 4 maart 1991 er onder meer op neer, vóór de toevertrouwing van het kind, zoals bepaald bij artikel 4 : 1° het contact met die ouders aan te knopen opdat zij tijdens een eerste onderhoud : a) de motiveringen van hun aanvraag zouden kunnen verwoorden;b) ingelicht zouden zijn over de juridische gevolgen van hun beslissing en de psychologische implicaties ervan;c) ingelicht zouden worden over de alternatieven ten opzichte van de adoptie;2° het medisch-socio-psychologisch onderzoeksdossier op te stellen volgens het schema als bijlage II;3° hen tijdens een tweede onderhoud voor te bereiden op de adoptie van hun kind en, om de situatie in woorden uit te drukken, hen te verzoeken een document te ondertekenen opgesteld volgens het schema bedoeld in bijlage II. § 2. De adoptie-instelling zorgt ervoor de geschikte bijstand aan de oorspronkelijke ouders die in België verblijven op hun verzoek te geven om de psychologische gevolgen van de adoptie te aanvaarden. Deze hulpverlening kan erin bestaan informatie te verstrekken over de diensten gespecialiseerd in de begeleiding van de oorspronkelijke ouders. Afdeling 3. - Activiteiten met betrekking tot de oorspronkelijke

ouders die in het buitenland verblijven

Art. 6.Wanneer de oorspronkelijke ouders in het buitenland verblijven, zorgt de adoptie-instelling ervoor dat er een medisch-socio-psychologisch onderzoeksdossier vóór de in artikel 4 bepaalde toevertrouwing van het kind wordt samengesteld volgens het schema als bijlage II. De adoptie-instelling vergewist er zich van dat haar tussenpersoon in het buitenland nagegaan heeft of er geen andere mogelijkheden bestonden in het land van herkomst van het kind om het kind permanent te beschermen, in naleving van het principe van subsidiariteit, zoals bepaald bij artikel 4. Afdeling 4. - Activiteiten met betrekking tot de kandidaat-adoptanten

Art. 7.§ 1. De informatie bedoeld bij artikel 50, § 1, lid 3, 3°, a) van voormeld decreet van 4 maart 1991 omvat ten minste : 1° een onderhoud tijdens hetwelk onder meer uitleg wordt gegeven over de adoptie-instelling, haar werkwijze, haar filosofie alsook de redenen voor de primaire onontvankelijkheid van de kandidatuur;2° informatie over de Belgische wetgeving inzake adoptie, inzonderheid de documentatie verspreid door het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd;3° in geval van internationale adoptie, een overzicht van de materie van de adoptie in de landen van herkomst, gezien vanuit de wetgeving, de administratieve en gerechtelijke procedures en het daarbij behorend beleid. Voor alle bijkomende inlichting, kan de adoptie-instelling de kandidaat-adoptanten naar elke privé- of openbare dienst van de Franse Gemeenschap, gespecialiseerd in informatie over adoptie, verwijzen. § 2. Het medisch-socio-psychologisch onderzoeksdossier van de kandidaat-adoptanten bedoeld bij artikel 50, § 1, lid 3, 3°, b) van voormeld decreet van 4 maart 1991 wordt door de multidisciplinaire ploeg opgemaakt vóór de in artikel 4 bepaalde toevertrouwing van het kind volgens het schema als bijlage III. De uitwerking ervan omvat ten minste : 1° twee gesprekken met de maatschappelijk assistent waaronder een ten huize van de kandidaat-adoptanten;2° een onderhoud met de psycholoog;3° een onderhoud met de arts. Op het einde van deze gesprekken, moet het onderzoek toelaten tot de vaststelling te komen dat de kandidaat-adoptanten bevoegd en bekwaam zijn om over te gaan tot de adoptie, overeenkomstig artikel 5, a), van het Verdrag van 29 mei 1993 inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van interlandelijke adoptie, vermeld in bijlage III. Het medisch-socio-psychologisch onderzoeksdossier wordt collegiaal onderzocht door de multidisciplinaire ploeg in vergadering, die zich bij gemotiveerde beslissing uitspreekt over de kandidatuur.

De beslissing wordt genomen binnen de zes maanden die volgen op het eerste onderhoud bedoeld bij deze paragraaf, tenzij de kandidaten hebben afgezien van de adoptie. Zij wordt aan de kandidaat-adoptanten binnen de veertien kalenderdagen schriftelijk medegedeeld.

Wanneer de beslissing ongunstig is, wordt in de brief aan de kandidaat-adoptanten voorgesteld een persoonlijk onderhoud te aanvaarden tijdens hetwelk de redenen van de afwijzing van hun kandidatuur hen zullen uiteengezet worden. Dit onderhoud wordt op hun verzoek bevestigd in een brief waarin de redenen van de afwijzing worden opgenomen. De tussenkomst van de adoptie-instelling is afgesloten en het medisch-socio-psychologisch verslag mag niet doorgezonden worden, onverminderd artikel 11.

Wanneer de beslissing gunstig is, stelt de adoptie-instelling een overeenkomst op met de kandidaat-adoptanten, waarin de wederzijdse rechten en plichten nader worden bepaald volgens het schema als bijlage IV. Het dossier kan naar een andere erkende adoptie-instelling gestuurd worden of doorgestuurd naar het bestur voor hulpverlening aan de jeugd, mits schriftelijke toestemming van de kandidaten of op hun schriftelijk verzoek.

De adoptie-instelling zoekt voor ieder kind de best geschikte adoptie-ouders op.

De toevertrouwing van het kind, zoals bepaald bij artikel 4, mag slechts geschieden na de ondertekening van de overeenkomst tussen de adoptie-instelling en de kandidaat-adoptanten.

In het kader van een adoptie gerealiseerd via een erkende adoptie-instelling, kan er slechts een contact plaatshebben tussen de kandidaat-adoptanten en de ouders van het kind of iedere andere persoon wiens toestemming vereist is voor de adoptie van het kind, wanneer de toestemmingen definitief werden gegeven, behoudens wanneer de adoptie voorzien is tussen leden van eenzelfde familie. Wanneer zijn toestemming vereist is, is het kind zelf niet betrokken bij deze bepaling. § 3. In de voorbereiding van de kandidaat-adoptanten bedoeld bij artikel 50, lid 3, 3°, c), van voormeld decreet van 4 maart 1991, zijn er ontmoetingen voorzien tussen kandidaat-adoptanten tijdens welke onder andere de volgende thema's worden besproken : 1° de aankomst van het kind en de eerste maanden van het wederzijds wennen;2° de vroegtijdige inlichting en voorlichting van het kind over zijn adoptie;3° de familiale zin voor rechtschapenheid;4° de adolescentie;5° de vergelijking tussen de adoptieve en de biologische afstamming;6° in geval van internationale adoptie, het land van herkomst van het kind in zijn socio-economische en culturele contekst. De adoptie-instelling kan de voorbereiding van de kandidaat-adoptanten aanpassen wanneer zij er reeds vroeger een hebben gevolgd. Zij kan eveneens de voorbereiding van de kandidaat-adoptanten toevertrouwen aan een openbare of private dienst van de Franse Gemeenschap die terzake gespecialiseerd is. Het bestuur onderzoekt de mogelijkheid om de voorbereiding van de kandidaat-adoptanten aan deze dienst toe te vertrouwen, rekening houdend met de bekwaamheid van de beroepsmensen waaruit deze dienst bestaat alsook met de inhoud van de aangeboden opleiding. Ingeval deze dienst niet meer beantwoordt aan de eisen inzake beroepsvaardigheid, ongeacht of het nu het niveau van de kwaliteit van zijn optredende personen of de inhoud van de opleiding betreft, geeft het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd aan de adoptie-instelling kennis van zijn weigering de opleiding van de kandidaat-adoptanten door deze dienst verder te zetten. § 4. De adoptie-instelling zorgt voor de begeleiding van de kandidaat-adoptanten bedoeld bij artikel 50, § 1, lid 3, 3°, c), van voormeld decreet van 4 maart 1991 : 1° door hen ten minste om de drie maanden een bezoek aan huis te brengen, vanaf het ogenblik van de opvang van het kind tot op het ogenblik van de overschrijving van de wettelijke beslissing tot adoptie;2° door de verslagen op te stellen die door de overheden van het land van herkomst worden gevraagd;3° door te hunner beschikking te blijven voor elk hulpbetoon en elke oriëntering in verband met de adoptie en door hen inlichtingen en contactvergaderingen met andere adoptanten te beleggen. Afdeling 5. -Tussenpersonen in het buitenland

Art. 8.§ 1. De adoptie-instelling sluit een samenwerkingsovereenkomst met de tussenpersoon in het buitenland bedoeld bij artikel 1. De tussenpersoon in het buitenland verblijft of heeft zijn maatschappelijke zetel in het betrokken land.

Voor elke samenwerking die met een vreemd land, met een territoriale entiteit van een vreemd land of met een tussenpersoon in het buitenland wordt overwogen, moet men de toestemming van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd voorafgaandelijk gekregen hebben. § 2. De adoptie-instelling zendt een aanvrag naar het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd door en voegt er de volgende documenten bij : 1° een vertaling in het Frans van de wetgeving over adoptie die van kracht is in elk land of in elke territoriale entiteit van de betrokken landen, inzonderheid wat betreft de gestelde voorwaarden, de vormen en gevolgen, alsook inzake tussenpersoon voor de adoptie;2° de identiteit van de tussenpersoon in het buitenland en het document ter bevestiging van zijn erkenning bij de plaatselijke autoriteiten alsook de namen en adressen van bedoelde autoriteiten. Wanneer de wetgeving van het land van herkomst van het kind deze erkenning noch voorziet noch vereist, zendt de adoptie-instelling naar het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd : 1° een officieel attest van eerbaarheid van de tussenpersoon in het buitenland, opgesteld door een gemachtigde autoriteit van zijn land van verblijf;2° een document ondertekend door de bevoegde plaatselijke overheid waarbij wordt bevestigd dat zij het principe van subsidiariteit eerbiedigt zoals bepaald bij artikel 4, met nadere inlichting over de afkomst en het juridisch statuut van de kinderen die kunnen aangeboden worden voor de adoptie, volgens de toepasselijke wet.Ingeval de autoriteit dat document niet kan opstellen, bezorgt de adoptie-instelling een gemotiveerde getuigenis van deze onmogelijkheid en geeft nadere inlichting over de afkomst en het juridisch statuut van de kinderen die kunnen aangeboden worden voor de adoptie, volgens de toepasselijke wet; 3° een document ondertekend door de tussenpersoon in het buitenland waarbij hij zich ertoe verbindt de toepasselijke wet en het principe van subsidiariteit, zoals bepaald bij artikel 4, na te leven. Het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd onderzoekt de aanvraag die door de adoptie-instelling werd doorgezonden en doet, desgevallend, een beroep op de hulp van gelijk welke bevoegde autoriteit of instelling en gaat na of : 1° de tussenpersoon in het buitenland de toepasselijke wet, het hoger belang van het kind en de fundamentele rechten die aan dit kind door het internationaal recht zijn toegezegd, in acht neemt;2° het vreemde land, de territoriale eenheid van een vreemd land en de tussenpersoon in het buitenland het principe van subsidiariteit, zoals bepaald bij artikel 4, naleven. Het activiteitenverslag dat overeenkomstig artikel 11 door de adoptie-instelling jaarlijks naar het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd wordt doorgezonden omvat een evaluatie van het werk verricht door de tussenpersonen in het buitenland.

De adoptie-instelling is verantwoordelijk voor de naleving, door de tussenpersoon in het buitenland, van het principe van subsidiariteit zoals bepaald bij artikel 4, van het hoger belang van het kind en van de fundamentele rechten die hem zijn toegezegd in het internationaal recht. Afdeling 6. - De voortgezette opleiding

Art. 9.Overeenkomstig artikel 50, § 1, lid 3, 3°, f), van voormeld decreet van 4 maart 1991 volgen de leden van de multidisciplinaire ploeg jaarlijks een voortgezette opleiding georganiseerd of erkend door het bestuur voor hulpverleningen aan de jeugd.

Zij laten hun werk ten minste jaarlijks superviseren door een persoon of een dienst gespecialiseerd ter zake, na akkoord van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd. HOOFDSTUK IV. - De financiële doorzichtigheid

Art. 10.§ 1. Elk door de kandidaat-adoptanten betaald bedrag moet vooruit bepaald en verantwoord zijn.

Uitzonderlijk mogen er onvoorziene bedragen geëist worden van kandidaat-adoptanten voor zover : a) zij overeenstemmen met uitgaven die door de adoptie-instelling werkelijk werden gedaan voor hun dossier;b) deze uitgaven onontbeerlijk zijn voor de regeling van hun dossier;c) zij verantwoord worden met bewijsdocumenten. Geen schenking van de kandidaat-adoptanten mag door de adoptie-instelling in ontvangst genomen worden vóór de wettelijke beslissing tot adoptie. § 2. De adoptie-instelling legt aan de kandidaat-adoptanten een document voor waardoor zij nauwkeurig ingelicht worden over hun geldelijke investering.

Dit document bevat ten minste de volgende rubrieken : 1° de approximatieve globale kostprijs van de adoptie;2° de gedetaillerde prestaties en kosten begrepen in het globaal bedrag, inzonderheid : a) de kosteloosheid van het onderhoud bedoeld bij artikel 7, § 1; b) de kosten voor het openen van het dossier voor een geïndexeerd maximumbedrag van 15.754 F, een forfaitair bedrag dat de samenstelling van het dossier en de twee gesprekken met de maatschappelijk assistent bedoeld bij artikel 7, § 2 dekt; c) het vast bedrag voor beheerskosten voor een maximum van 69.056 frank, geïndexeerd, wat onder meer een deelneming in de werkingskosten van de instelling inhoudt. Deze kosten bestaan onder andere uit bureaukosten, reiskosten van de leden van de multidisciplinaire ploeg, afschrijving van het materieel en het meubilair, huurkosten van het bureau, zijn verwarming en zijn verlichting; d) de lijst en het bedrag van de werkelijke kosten voorafgaand aan de beslissing over de kandidatuur bedoeld bij artikel 7, § 2, lid 4, ofwel het onderhoud met de psycholoog en het onderhoud met de arts, bedoeld in hetzelfde artikel, § 2, lid 1;e) de lijst en het approximatief bedrag van de werkelijke kosten die werden betaald na de gunstige beslissing bedoeld bij artikel 7, § 2, lid 6.Die kosten zijn onder andere de kosten voor de voorbereiding van de kandidaat-adoptanten bedoeld bij artikel 7, § 3 en de kosten voor de begeleiding die aan de wettelijke beslissing tot adoptie voorafgaat, bedoeld bij de artikelen 4, § 3 en 7, § 4. In geval van internationale adoptie, vloeien die kosten onder meer voort uit de erelonen van de buitenlandse advocaat, de kosten voor buitenlandse gerechtelijke procedure en de kosten voor de vertaling van buitenlandse documenten; 3° de betalingswijzen.Het document preciseert onder meer dat : a) qua persona, indien de werkelijke kosten rechtstreeks of onrechtstreeks worden betaald door de kandidaat-adoptanten, via de adoptie-instelling die ervoor verantwoording geeft met bewijsstukken;b) qua tempus, de fasen van de betaling die zich ten minste als volgt spreidt : - een eerste betaling betreffende de kosten voor het openen van het dossier die maar kan verricht worden na het onderhoud bedoeld bij artikel 7, § 1; - een tweede betaling betreffende het forfaitair bedrag voor de beheerskosten die maar kan verricht worden na de schriftelijke mededeling bedoeld bij artikel 7, § 2, lid 4. Ingeval de kandidatuur wordt verworpen, mogen enkel de twee derde van het forfaitair bedrag geëist worden; 4° een clausule van voorbehoud waarbij het principe van buitengewone betalingen bedoeld bij § 1 van dit artikel wordt ingeroepen;5° een clausule waarbij het principe wordt vermeld van het recht van elke partij de bij artikel 7, § 2, lid 6, bedoelde overeenkomst, haar uitvoeringsmodaliteiten en haar financiële gevolgen te op te zeggen. De adoptie-instelling mag de overeenkomst slechts opzeggen voor een van de volgende vijf redenen : a) de toestand van de kandidaat-adoptanten wijkt gevoelig af van het oorspronkelijk medisch-socio-psychologisch onderzoek;b) de kandidaat-adoptanten hebben gegevens verdoken die determinant zijn voor de beslissing de kandidatuur te aanvaarden;c) de kandidaat-adoptanten ontwijken de in artikel 7, § 3 bedoelde voorbereiding;d) de kandidaat-adoptanten weigeren zonder geldige redenen het voorstel van adoptie;e) de kandidaat-adoptanten leven de termen van de overeenkomst niet na. Geen clausule inzake ambtshalve opzegging wegens niet-betaling van de vergoedingen mag in de overeenkomst bepaald zijn. Elke opzegging wordt binnen de 7 kalenderdagen medegedeeld aan het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd. De betalingen aan de adoptie-instelling blijven haar verworven, behoudens andersluidende beslissing van de bevoegde rechtbanken; 6° een clausule waarin wordt bepaald dat wanneer de duur tijdens welke op het kind wordt gewacht de termijn van een jaar overschrijdt die begint te lopen vanaf de bij artikel 7, § 2, lid 4 bedoelde beslissing, de multidisciplinaire ploeg bedoelde beslissing herziet om na te gaan of de gegevens die deze beslissing hebben beïnvloed niet aanzienlijk gewijzigd zijn.De eventuele kosten die eruit voortvloeien, vallen ten laste van de kandidaat-adoptanten, behoudens wanneer de achterstand te wijten is aan de adoptie-instelling. § 3. Voor de indexatie van de bedragen bedoeld bij § 2, lid 2, 2°, b) en c), die gekoppeld zijn aan de spilindex 138.01, wordt de wet van 2 augustus 1971 toegepast houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, gewijzigd bij de daarop volgende besluiten. HOOFDSTUK V. - Het bijhouden van de administratieve documenten

Art. 11.Overeenkomstig artikel 50, § 1, lid 3, 3°, e), van voormeld decreet van 4 maart 1991, zendt de adoptie-instelling op het einde van het eerste trimester van elk jaar naar het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd een omslachtig activiteitenverslag op, opgesteld volgens het schema als bijlage V bij dit besluit.

De adoptie-instelling houdt bovendien ter beschikking van de personeelsleden van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd belast met de inspectie : 1° een individueel dossier voor elke kandidatuur;2° een individuele steekkaart in de vorm van een schema, die in dezelfde bijlage voorkomt;3° een lijst van de globale ontvangsten en uitgaven;4° een wachtlijst. Onverminderd de bepalingen inzake beroepsgeheim, is de toegang tot de dossiers voorbehouden voor de leden van de ploegen bedoeld bij artikel 2 en voor de personeelsleden van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd belast met de inspectie.

De betrokken personen kunnen kennis nemen van de stukken die hen aanbelangen, met uitsluiting van de medisch-socio-psychologische verslagen, die door hun advocaten kunnen ingezien worden.

De multidisciplinaire ploeg kan, bij collegiale beslissing, de toegang tot de dossiers veroorloven wanneer de verwezenlijking van een onderzoek inzake human resources het verantwoordt.

De dossiers worden medegedeeld aan de Procureur des Konings, op zijn verzoek.

De dossiers worden voor onbepaalde duur bewaard.

Ingeval van ontbinding van de instelling, wordt het archief overgezonden aan het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd. HOOFDSTUK VI. - Het onderzoek van de aanvragen om erkenning

Art. 12.§ 1. Een voorlopige aanvraag om erkenning wordt door de aanvrager ingediend op basis van het vereiste dossier bedoeld bij artikel 1, leden 2 en 3.

Alleen de indiening van alle vereiste documenten geeft aanleiding tot een bewijs van ontvangst afgeleverd aan de aanvrager door de secretaris van de erkenningscommissie bedoeld bij artikel 46 van voormeld decreet van 4 mart 1991.

Binnen de drie maanden, te rekenen vanaf het bewijs van ontvangst, brengt de commissie een advies uit over de conformiteit van de adoptie-instelling.

De secretaris van de commissie stelt de Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort alsook de aanvrager op de hoogte van het uitgebracht advies.

Binnen de maand die volgt op de ontvangst van dit advies, kan voornoemde Minister een voorlopige erkenning toestaan voor een maximale duur van een jaar.

Hij licht de aanvrager en de commissie in over het gevolg dat aan zijn aanvraag wordt gegeven. § 2. De aanvraag om erkenning wordt door de aanvrager ingediend binnen de negen maanden die volgen op de beslissing tot voorlopige erkenning op basis van het vereiste dossier bedoeld bij artikel 1, leden 2 en 4.

Alleen de indiening van alle vereiste documenten geeft aanleiding tot een bewijs van ontvangst afgeleverd aan de aanvrager door de secretaris van de erkenningscommissie.

Binnen de drie maanden, te rekenen vanaf het bewijs van ontvangst, brengt de commissie een advies uit over de conformiteit van de adoptie-instelling.

Wanneer de omstandigheden niet toelaten alle gegevens van de zaak te beoordelen, kan deze termijn met een wettelijke duur verlengd worden.

Hetzelfde geldt wanneer uit het onderzoek van de aanvraag blijkt dat, ofschoon niet alle voorwaarden voor de erkenning vervuld zijn, zij niettemin vervuld zouden zijn tijdens die nieuwe termijn.

De secretaris van de commissie stelt voornoemde Minister alsook de aanvrager op de hoogte van het uitgebracht advies.

Binnen de maand die volgt op de ontvangst van dit advies, licht voornoemde Minister de aanvrager en de commissie in over het gevolg dat aan de aanvraag wordt gegeven. § 3. Wanneer het advies over een aanvraag om erkenning, bedoeld bij § 1 of 2 van dit artikel, niet binnen de voorziene termijn werd uitgebracht, kan voornoemde Minister ambtshalve de commissie bijeenroepen. In dat geval beraadslaagt en beslist zij geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden. § 4. In geval van weigering van de erkenning, licht voornoemde Minister bij gemotiveerde beslissing de aanvrager in. Deze mag slechts ten minste een jaar na de betekening van de weigering een nieuwe aanvraag indienen. § 5. De Commissie spreekt zich uit over de erkenning van de adoptie-instellingen op basis van een administratief verslag bestaande uit : 1° het juridisch verslag over de rechtsconformiteit van elke instelling naar de letter en naar de geest van de reglementering inzake erkenning van de adoptie-instellingen;2° het inspectieverslag over de conformiteit van elke instelling naar de letter en naar de geest van de reglementering bedoeld in 1° hierboven. Dit verslag omvat een advies over de beroepsvaardigheid van de multidisciplinaire ploeg van elke instelling en over de degelijkheid van de informatie bezorgd aan de kandidaat-adoptanten alsook over hun voorbereiding en hun begeleiding.

Bij dit verslag worden de klachten of informatie gevoegd, die de erkenningscommissie inlichtingen kunnen verschaffen over bedoelde adoptie-instelling.

De klachten worden onderzocht en de inlichtingen nagegaan door de inspectiedienst van het bestuur. § 6. Overeenkomstig artikel 46, § 4, van voormeld decreet van 4 maart 1991, stelt de Minister een lid van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd aan als deskundige van de Commissie; hij wordt verzocht de vergaderingen bij te wonen wanneer de Commissie handelt over de erkenning van een adoptie-instelling. De Commissie kan hem vragen een mondelinge samenvatting van de bij § 5 bedoelde verslagen te geven. HOOFDSTUK VII. - De intrekking van de erkenning

Art. 13.Met toepassing van artikel 50, § 1, lid 5, van voormeld decreet van 4 maart 1991 wordt beschouwd als instelling die niet meer voldoet aan de voorwaarden voor de erkenning, de instelling die onder meer : 1° de bij dit besluit bedoelde verplichtingen niet meer vervult;2° zich verzet tegen de inspectie bedoeld bij artikel 50, § 3, van voormeld decreet van 4 maart 1991;deze inspectie heeft ten minste eenmaal per jaar plaats; 3° de plaatsing in adoptie van een kind uitvoert of wijzigt in overtreding van de wettelijke beslissingen die in zijn land van herkomst werden getroffen;4° schenkingen ontvangt in overtreding met artikel 10, § 1 van dit besluit. Op advies van de erkenningscommissie kan de Minister beslissen dat de beslissing tot intrekking van de erkenning slechts uitwerking zal hebben bij het verstrijken van een maximale termijn van zes maanden tijdens welke de adoptie-instelling de lopende overeenkomsten kan afhandelen die haar met de pleeegkandidaten binden.

TITEL II. - De toekenning van toelagen

Art. 14.Overeenkomstig artikel 50, § 2, van voormeld decreet van 4 maart 1991, kan de Regering, binnen de perken van de begroting, aan de adoptie-instellingen toelagen toekennen voor een indexeerbaar bedrag van 47.116 frank voor ieder kind dat door hun toedoen werd geadopteerd, en dat, zonder adoptie : 1° ofwel ten laste van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn zou vallen;2° ofwel ten laste van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd zou vallen. Voor de indexering van voormeld bedrag, gekoppeld aan de spilindex 138.01, wordt de wet van 2 augustus 1971 toegepast houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, gewijzigd bij de daarop volgende besluiten.

TITEL III. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 15.Wordt gelijkgesteld met een titularis van het diploma van maatschappelijk assistent, hij die vóór 22 december 1991, de bij artikel 7, § 2 bedoelde activiteiten uitoefende als houder van het bekwaamheidsbewijs van maatschappelijk verpleger.

Art. 16.De ambtenaren van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd belast met de toepassing van dit besluit volgen een specifieke opleiding, georganiseerd door voormeld bestuur, die betrekking heeft op de problematiek van de adoptie en de specificiteit van de adoptie-instellingen.

Art. 17.§ 1. De adoptie-instellingen erkend op 31 maart 1999 mogen tot 31 maart 2000 de samenwerkingsverbanden conform de wettelijke basis opgeheven bij artikel 18 van dit besluit, blijven dooruitwerken indien zij nog aan de gang zijn met een vreemd land, een territoriale entiteit van een vreemd land of een tussenpersoon in het buitenland. § 2. Tijdens die termijn vragen zij de toestemming van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd voor de samenwerking bedoeld bij § 1 overeenkomstig artikel 8, § 2, leden 1 en 2. § 3. De toestemming van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd, bedoeld bij § 2, wordt conform artikel 8, § 2, lid 3 gegeven. Indien het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd zijn akkoord niet betuigt over een of meer samenwerkingsverbanden bedoeld bij § 1, wordt er onmiddellijk een einde aan gesteld.

Art. 18.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1991 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen wordt opgeheven.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 20.De Minister tot wiens bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 11 juni 1999.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, L. ONKELINX

Bijlage I Het medisch-socio-psychologisch onderzoek van het kind omvat : I. de gegevens die zijn identificatie toelaten;

II. inlichtingen over : 1° zijn ontwikkeling : a) op lichamelijk vlak;b) op psychisch, gevoels-, emotioneel vlak;c) op intellectueel vlak;2° zijn huidige omgeving : a) beschrijving van de plaats waar hij wordt opgevoed (bv : familiekring, instelling, enz);b) toelichting over zijn opvoeding en zijn gewoonten (vb : religieus karakter, stricte uurregelingen, enz); III. het bewijs dat het principe van subsidiariteit, zoals bepaald bij artikel 4, § 1, lid 5, nageleefd wordt alsook de gegevens die toelaten te besluiten dat het juridisch statuut van het kind toelaat een procedure tot adoptie in te zetten;

IV. de aanvoeling door het kind van zijn adoptie, zijn angstgevoelens, zijn verwachtingen;

V. wanneer het een kind betreft dat in het buitenland verblijft, een recente foto van : 1° het kind;2° zijn omgeving en zijn leefmilieu; VI. een verslag over zijn gezondheidstoestand waarin alle nuttige inlichtingen worden opgenomen over : 1° zijn geboorte, inzonderheid : datum, plaats, gewicht, gestalte, schedelomvang, bijzondere neonatale omstandigheden;2° de gezondheidstoestand van het kind, inzonderheid : a) vaccin tegen hepatitis B, tegen mazelen;b) BCG, litteken BCG;c) suikerziekte;d) malaria;e) HIV-test;werd hij reeds uitgevoerd ? op welke leeftijd ? f) psycho-motorische ontwikkeling;g) toestand van het zicht, het gehoor, het hart, de longen, de lever, de milt, het neurologisch stelsel;h) trauma's, ongevallen;i) leeftijd van het kind : aangegeven, geschat, werkelijk. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juni 1999 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen.

De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, L. ONKELINX

Bijlage II Het medisch-socio-psychologisch onderzoek van de oorspronkelijke ouders van het kind omvat : I. identificatiegegevens;

II. inlichtingen over : 1° hun socio-economisch milieu;2° hun gezondheid;3° de lichamelijke en psychische evolutie van : a) het zwangerschap;b) de geboorte;4° de redenen voor hun aanvraag. I. Het document dat het de oorspronkelijke ouders die in België verblijven gemakkelijker moet maken de beleefde toestand onder woorden te brengen, omvat ten minste een verklaring waarin wordt bepaald dat : 1° zij niet wensen zelf het kind op te voeden;2° zij het kind overlaten aan de adoptie-instelling om het aan kandidaat-adoptanten toe te vertrouwen;3° zij beweren hun beslissing met kennis van zaken te hebben genomen;4° zij zich ertoe verbinden het leven van het adoptie-gezin niet te storen. II. In het document wordt nader bepaald dat : 1° bedoeld document niet geldt als toestemming voor de adoptie;2° de toestemming slechts kan gegeven worden in aanwezigheid van de notaris of de vrederechter en, in het geval van pasgeboren kinderen, wanneer de Belgische wet van toepassing is, slechts na de tweede maand die volgt op de geboorte. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juni 1999 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen.

De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, L. ONKELINX

Bijlage III A. Het medisch-socio-psychologisch onderzoek van de kandidaat-adoptanten omvat : I. identificatiegegevens over de adoptie-ouders en de andere leefgenoten van de familie (bv. : grootouders, . );

II. een medisch attest waaruit blijkt dat zij niet lijden aan dergelijke ziekten of handicaps dat het risico zou bestaan dat de gezondheid of de opvoeding van het kind in gevaar zou worden gebracht;

III. het bewijs dat zij voldoende ingelicht werden over : 1° de juridische gevolgen van de adoptie;2° de psychologische aspecten van de adoptie; IV. inlichtingen over : 1° hun beweegreden wat de adoptie betreft;2° hun potentieel inzake inspelen op de behoeften van de adopteerbare kinderen in het algemeen;3° hun inkomsten, hun socio-economisch en cultureel milieu;4° hun huisvesting;5° hun opvattingen inzake opvoeding;6° hun reacties op de voorafbestaande fratrie en de naaste omgeving; V. een recente foto van de familie.

B. Artikel 5 van het Verdrag van 29 mei 1993 inzake internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van interlandelijke adoptie : De adopties bedoeld bij het Verdrag mogen slechts uitgevoerd worden indien de bevoegde autoriteiten van de opvang-staat : a) hebben vastgesteld dat de toekomstige adoptie-ouders bekwaam en bevoegd zijn om te adopteren;b) zich ervan hebben vergewist dat de toekomstige adoptie-ouders de nodige raadgevingen hebben gekregen;en c) hebben vastgesteld dat het kind toelating heeft of zal krijgen om permanent in deze Staat te verblijven. De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, L. ONKELINX

Bijlage IV Wanneer de kandidatuur van de adoptie-ouders in aanmerking wordt genomen, sluit de adoptie-instelling met hen een overeenkomst die ten minste de volgende rubrieken omvat : I. Verplichting van de adoptie-instelling ten aanzien van de kandidaat-adoptanten : 1° het dossier ijverig en eerlijk beheren;2° schriftelijk alle nodige informatie bezorgen betreffende de voortgang van het dossier, op het verzoek van de kandidaat-adoptanten. II. Verplichtingen van de kandidaat-adoptanten : 1° eerlijk de adoptie-instellingen inlichten over elk gegeven dat de beslissing van de multidisciplinaire ploeg kan beïnvloeden;2° de voorbereiding volgen;3° de begeleiding aanvaarden alsook elk later onderhoud dat de pluridisciplinaire ploeg nodig acht;4° de overeengekomen bedragen betalen volgens de bepaalde modaliteiten;5° geen contact hebben in de zin van artikel 7, § 2, lid 9;6° de overeenkomst gesloten met de adoptie-instelling naleven. III. Rechten van de kandidaat-adoptanten : 1° op de hoogte zijn van de voortgang van het dossier;2° de aanbieding van een ander kind aanvragen : a) indien een kind hun niet meer kon toevertrouwd worden om overmachtsreden (overlijden, willekeurige beslissing van de vreemde staat);b) indien zij geldige redenen hebben om te vrezen dat het kind zich niet aan hun gezin zal kunnen aanpassen; Het bij artikel 10, § 2 bedoelde document maakt deel uit van de overeenkomst zelf.

Handtekening, datum.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juni 1999 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen.

De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, L. ONKELINX

Bijlage V Het jaarlijks activiteitenverslag omvat onder andere : 1° het aantal kandidaturen die werden : a) ingediend, te weten deze waarover een informatie-onderhoud heeft plaatsgehad;b) onderzocht, te weten deze waarover een socio-medisch-psychologische studie werd verwezenlijkt;c) in aanmerking genomen, te weten deze waarover een overeenkomst werd gesloten tussen de adoptie-instelling en de kandidaat-adoptanten;d) verworpen : de redenen van de verwerping worden vermeld; e) de wachtlijst, d.i. het aantal kandidaten die in aanmerking werden genomen maar die op 31 december van het bij het verslag betrokken jaar nog moeten wachten; 2° het aantal kinderen die aan een gezin werden toevertrouwd gedurende het jaar van het verslag;het aantal eenvoudige en volle adopties overgeschreven tijdens hetzelfde jaar, met vermelding of zij in België of in het buitenland werden uitgevoerd; 3° de lijst van de landen van herkomst van de kinderen en hun opvanglanden;4° de lijst van de activiteiten inzake voortgezette opleiding;5° de benaming van de dienst of de persoon belast met de supervisie van de multidisciplinaire ploeg;6° de samenvatting van elke betekenisvolle gebeurtenis inzonderheid : a) elke wijziging van de in artikel 2 bedoelde ploegen;b) elke opzegging van een overeenkomst met kandidaat-adoptanten;c) elke verandering in de internationale betrekkingen van de adoptie-instelling;d) elke stopzetting of onderbreking van de samenwerking met een tussenpersoon in het buitenland;7° de evaluatie van het werk verricht door de tussenpersonen van de instelling in het buitenland;8° de vertaling van de wetswijzigingen betreffende de documenten doorgezonden overeenkomstig artikel 8;9° de interventies bij de oorspronkelijke ouders die in België verblijven overeeenkomstig artikel 5. II. Op de individuele fiche worden de datums vermeld van de verschillende fasen van het dossier alsook de datums van de betalingen, de aard en het bedrag ervan : 1° datum van de aanvraag;2° datum van het onderhoud ter inlichting;3° datum van elk van de vier gesprekken bedoeld bij § 2 van artikel 7 : a) datum van betaling van de kosten voor de opening van het dossier en hun bedrag;b) datum van betaling van de erelonen van de psycholoog en de arts en hun bedrag;4° datum van de vergadering van de multidisciplinaire ploeg bedoeld bij § 2, lid 3 van artikel 7;5° datum van de mededeling van de beslissing waarbij uitspraak wordt gedaan over de kandidatuur en datum van het onderhoud desgevallend aangevraagd door de kandidaat-adoptanten;6° datum van de overeenkomst tussen de adoptie-instelling en de kandidaat-adoptanten;7° datum van de betaling van het forfaitair bedrag voor beheerskosten en het bedrag ervan;8° datum en thema's van elke voorbereidingsvergadering bedoeld bij § 3 van artikel 7, bedrag van de kosten geëist voor elke vergadering en datum van de betaling ervan;9° datum van de bezoeken die de minimale verplichte begeleiding uitmaken, bedoeld bij § 4 van artikel 7, bedrag van de kosten geëist voor elke vergadering en datum van de betaling ervan;10° lijst van de andere werkelijke kosten, bedrag van elke kostprijs en datum van de betaling ervan;11° datum van de aankomst van het kind bij de adoptanten;12° voor een adoptie gedaan in België, de datum van de overschrijving van het vonnis van eenvoudige of volle adoptie;voor een adoptie uitgevoerd in het buitenland, de datum van de definitieve buitenlandse wettelijke beslissing, eenvoudig of vol, de datum van de overschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de buitenlandse wettelijke beslissing en, desgevallend, van de geboorte-akte in het buitenland, ofwel de datum van de overschrijving van het nieuwe vonnis over de eenvoudige of volle adoptie uitgesproken in België; 13° zo nodig, de redenen van het ontbreken van de overschrijving van de wettelijke beslissing van adoptie en de overwogen oplossingen. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juni 1999 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen.

De Minister-Voorzitster, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, L. ONKELINX

^