Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 14 juni 2004
gepubliceerd op 10 september 2004

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de erkenning en de subsidiëring van de teams SOS Kinderen met toepassing van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de hulpverlening aan mishandelde kinderen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004202589
pub.
10/09/2004
prom.
14/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/14/2004202589/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JUNI 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de erkenning en de subsidiëring van de teams SOS Kinderen met toepassing van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de hulpverlening aan mishandelde kinderen


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 12 mei 2004 betreffende de hulpverlening aan mishandelde kinderen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 mei 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van 5 mei 2004 van de Minister van de Regering van de Franse Gemeenschap belast met de Begroting;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2004 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 mei 2004, Besluit : Titel I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 12 mei 2004 betreffende de hulpverlening aan mishandelde kinderen 2° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan mishandelde kinderen behoort 3° CBMK : het Comité voor de begeleiding van het mishandelde kind 4° Dienst : De Dienst voor Geboorte en Kinderwelzijn ("Office de la Naissance et de l'Enfance" - ONE) 5° antenne : consultatievoorziening die een multidisciplinaire werkingswijze vertoont die dezelfde is als deze van de hoofdzetel en die inzonderheid verantwoord is omdat de betrokken sector uitgebreid is, rekening houdend met de sociaal-culturele specificiteit en de eigenaardigheden van het netwerk. Titel II. - Comité voor de begeleiding van het mishandelde kind HOOFDSTUK 1. - Werking van het CBMK

Art. 2.§ 1. De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van het CBMK, met uitzondering van de vertegenwoordigers van de Dienst en de vertegenwoordiger van de algemene directie van de Diensten van de Regering die bevoegd is voor de hulpverlening aan de jeugd en de jeugdbescherming, ontvangen een presentiegeld van vijfentwintig euro voor elke vergadering van ten minste twee uur. Het presentiegeld dekt de werkzaamheden van de vergaderingen. § 2. De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van het CBMK hebben eveneens recht op de terugbetaling van hun reiskosten, volgens de tarieven vastgesteld bij de geldende regeling die in die zaak toepasselijk is op de personeelsleden van rang 10 van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap. § 3. De vergoedingen en reiskosten bedoeld in de §§ 1 en 2 worden eveneens toegekend aan de deskundigen of optredende personen die verzocht worden om de vergaderingen van het CBMK bij te wonen.

De Dienst neemt het secretariaat waar en bewaart het archief.

Titel III. - Teams SOS Kinderen HOOFDSTUK 1. - Samenwerking van de teams SOS Kinderen

Art. 3.§ 1. In het kader van de opdracht bedoeld in artikel 9, 1° van het decreet, worden de nadere regels voor een kadersamenwerking, voor het geheel van de Franse Gemeenschap, vastgesteld enerzijds door de vertegenwoordigers van de SOS-teams en die van de adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd, en anderzijds, door de vertegenwoordigers van de SOS-teams en die van de directeurs voor hulpverlening aan de jeugd.

Voor alle andere samenwerkingsverbanden vermeld in artikel 9, 1° en 4° van het decreet, kunnen eveneens nadere regels worden vastgesteld voor de samenwerking tussen de SOS-teams en iedere optredende persoon die op het gebied van mishandeling werkzaam is. § 2. De voorstellen voor die samenwerkingsregels worden overgezonden naar het CBMK, dat een advies over die uitbrengt. Die definitieve samenwerkingsregels alsook het advies van het CBMK worden overgezonden naar de Minister, die van deze ontvangst meldt binnen de maand van hun ontvangst. HOOFDSTUK 2. - Erkenning van de teams SOS Kinderen

Art. 4.Onverminderd de algemene erkenningsvoorwaarden bepaald in artikel 12, § 3, van het decreet, wordt de erkenning van een team toegekend op grond van de voorwaarden die hieronder vermeld zijn : Afdeling 1. - Voorwaarden betreffende de multidisciplinaire

samenstelling van de teams SOS Kinderen

Art. 5.Elk team stelt de evenwichtige verdeling vast van de verschillende functies bedoeld in artikel 11 van het decreet, op grond van zijn klinisch project.

Elke aanwerving van bijkomend personeel moet prioritair betrekking hebben op de functies bedoeld in artikel 11 van het decreet die nog geen 2/10 van een voltijds equivalent bereiken.

Art. 6.Bij vertrek van een lid uit het multidisciplinair team bedoeld in artikel 11 van het decreet, dat één van die vakken alleen uitoefende, stelt de inrichtende macht de procedure voor de vervanging binnen de maand na het vertrek van het lid in.

Art. 7.Na het advies van het team te hebben ingewonnen, stelt de inrichtende macht de coördinator aan, uit de functies vermeld in 1° tot 6° van artikel 11 van het decreet.

Art. 8.De coördinator zorgt, onder de verantwoordelijkheid van de inrichtend macht, inzonderheid voor : - de verwezenlijking van het klinisch project; - het dagelijks beheer van het team, het voeren van de boekhouding, de naleving van de geldende regelingen; - de betrekkingen met de Dienst; - de coördinatie met de andere diensten.

Art. 9.De leden van het team mogen niet behoren tot het beheersorgaan of van de raad van bestuur van het team. Ze kunnen echter als raadgevend lid worden uitgenodigd. Afdeling 2. - Voorwaarden betreffende het klinisch project

Art. 10.Het klinisch project bepaalt : 1° het geheel van de doelstellingen van het team in het kader van de opdrachten bepaald in artikel 9 van het decreet en de middelen die worden aangewend om die te bereiken.2° de functies en kwalificaties van de vakmensen van het team en de organisatie van teamwerk.3° de evenwichtige verdeling van de verschillende functies bepaald in artikel 11 van het decreet, rekening houdend met het klinisch project;4° het kader voor het optreden en de voorwaarden waaronder het team een kind opvangt, met inbegrip, in voorkomend geval, van de voorwaarden voor de weigering van de opvang en de nadere regels voor de samenwerking met de externe optredende vakmensen.

Art. 11.Het klinisch project wordt opgemaakt, rekening houdend met inzonderheid de volgende verplichtingen : 1° de gewone activiteitsuren vermelden, en een minimale permanentie van 3 uur per werkdag waarnemen;2° de plaats vermelden waar het team werkt, overeenkomstig artikel 12 van dit besluit, alsook de noodzakelijkheid van een antenne;3° met inachtneming van artikel 12 van dit decreet, het bedieningsgebied van het team vermelden met verwijzing naar de gerechtelijke arrondissementen;4° de personeelsformatie van vakmensen rechtvaardigen die noodzakelijk is op grond van het klinisch project, en eventueel de bijzondere kwalificaties voor de personeelsleden die vermeld zijn in artikel 11van het decreet, inzonderheid de ambten van psychomotoriekspecialist, logopedist, criminoloog, vrouwenarts.5° de wijze bepalen waarop het team voor de permanente vorming van zijn leden zorgt en de evaluatie van zijn werking, inzonderheid door : a) de toegang van alle personeelsleden tot voortgezette vormingen, collectieve vormingen en wetenschappelijke gebeurtenissen;b) de organisatie van supervisies met één of meer personen die niet tot het team behoren.6° zorgen voor multidisciplinair werk, inzonderheid door de organisatie van teamvergaderingen van het klinische type en van het organisatie-type.

Art. 12.Het team evalueert ten minste één keer per jaar het klinisch project en, in voorkomend geval, past het samen met het team aan, opdat het zou beantwoorden aan de werkmethoden en de behoeften die door het team worden vastgesteld.

Elke belangrijke wijziging van het klinisch project moet naar het CBMK. Een exemplaar van het klinisch project wordt aan alle leden van het team overhandigd. Afdeling 3. - Voorwaarde betreffende de voorziening

Art. 13.§ 1. Elk team beschikt over specifieke lokalen die uitsluitend bestemd zijn voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in de artikelen 9 en 10 van het decreet.

Het team SOS Kinderen kan bovendien lokalen gemeenschappelijk gebruiken met andere diensten die een activiteit uitoefenen die met zijn opdracht verenigbaar is, voor zover het team beschikt over specifieke lokalen die zijn werking mogelijk maken. Een team kan ook op verschillende plaatsen werken. § 2. De lokalen moeten : - de opvang mogelijk maken en de gesprekken met personen mogelijk maken met inachtneming van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; - de bewaring van individuele dossiers mogelijk maken met inachtneming van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. § 3. De inrichting van de lokalen moet de organisatie van multidisciplinaire werkzaamheden mogelijk maken. Afdeling 4. - Voorwaarden voor het houden van de dossiers en de

inzameling van statistische gegevens

Art. 14.Voor elke opvang opent het team, op naam van het kind, een dossier dat een medisch luik en een psychosociaal luik omvat.

Behalve als het kind daardoor wordt benadeeld, moet elke inlichting uit het psychosociaal luik met betrekking tot het kind hem worden meegedeeld.

Elke inlichting uit het psychosociaal luik met betrekking tot een persoon, kan, op zijn verzoek, hem worden meegedeeld. Die inlichtingen of documenten blijven vertrouwelijk.

Art. 15.Elk jaar, vóór het einde van de maand februari, deelt elk team aan de Dienst de statistische gegevens in verband met de toestand van het vorig jaar volgens het standaardrooster voor de inzameling van de gegevens mee.

Elk jaar, voor 31 juli, deelt elk team aan de Dienst een actviteitsverslag mee met betrekking tot het vorige jaar, waarvan het model door het CBMK wordt vastgesteld. Afdeling 5. - Aanvragen om erkenning van de teams

Art. 16.De inrichtende macht van het team dient het volledige dossier met betrekking tot de aanvraag om erkenning van het team bij een ter post aangetekend schrijven, bij de Dienst, in. Een afschrift wordt aan de Minister gericht.

Naast de gegevens met betrekking tot de erkenningsvoorwaarden, omvat het dossier voor de aanvraag om erkenning : - het klinisch project dat op grond van een standaardrooster wordt opgemaakt; - het adres van de zetel van de instelling; - de vermelding van de andere eventuele subsidiëringsbronnen van het team; - de statistische gegevens van het vorige jaar, behalve als het gaat om het eerste actviteitsjaar.

Art. 17.Uiterlijk één maand na de ontvangst van de aanvraag, kijkt de Dienst na of deze volledig is, en, in voorkomend geval, vraagt hij de ontbrekende stukken, en stuurt een ontvangstmelding aan de inrichtende macht en aan het team wanneer het dossier volledig is.

Art. 18.Uiterlijk één maand na de ontvangst van de aanvraag, zendt de Dienst aan het CBMK en aan de Minister het dossier over waarbij zijn adviesrapport wordt gevoegd.

Art. 19.Het CBMK geeft zijn advies na de ingediende aanvraag te hebben onderzocht en na de vertegenwoordigers van het kandidaat-team te hebben gehoord. Het onderzoek van de aanvraag om erkenning heeft betrekking op twee luiken : de noodzakelijkheid van het klinisch project en de overeenstemming van de normen voor de erkenning en de subsidiëring van het team.

Art. 20.Als een aanvraag om erkenning wordt ingediend, verwittigt het CBMK, ten minste 8 dagen vóór de datum van de vergadering, de inrichtende macht en het team dat hun dossier zal worden onderzocht.

Bij die verwittigingakte wordt een afschrift van het dossier betreffende de aanvraag gevoegd, zoals het aan de leden van het CBMK werd overgezonden.

Het CBMK hoort vertegenwoordigers van het team. Het kan beslissen iedere persoon te horen die aan het Comité inlichtingen over het onderzochte dossier kan verschaffen.

Art. 21.Binnen de twee maanden na de ontvangst van het dossier dat door de Dienst werd overgezonden, brengt het CBMK een advies uit dat wordt doorgezonden aan de Minister en aan het team en de betrokken inrichtende macht.

Art. 22.Binnen de twee maanden na de ontvangst van het advies van het CBMK, beslist de Minister over de aanvraag om erkenning. Van de beslissing wordt aan de inrichtende macht en aan het team bij aangetekend schrijven kennis gegeven. Van dat schrijven wordt een afschrift gelijktijdig aan de Dienst toegezonden, die het aan het CBMK doorstuurt.

Art. 23.Als de erkenning wordt geweigerd, kan de Dienst een nieuw project binnen de 3 maanden vanaf de datum van kennisgeving van de weigering indienen. Afdeling 6. Intrekking van erkenning

Art. 24.Als het team de erkenningsvoorwaarden niet naleeft, verzoekt de Dienst de inrichtende macht bij aangetekend schrijven om de nodige maatregelen te treffen.

Art. 25.§ 1. Als na het verzoek van de Dienst, vastgesteld wordt dat hoogstens 3 maanden na de datum van verzending van het in artikel 24 bedoelde aangetekend schrijven een team nog altijd niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, wordt een ingebrekestelling door de Minister aan de inrichtende macht en aan het team meegedeeld.

In dat geval beschikt het team over een termijn van hoogstens één jaar om zich naar de ingebrekestelling te schikken. Die termijn kan tot drie maanden worden verminderd, als het gaat om een overeenstemming in verband met het boekhoudkundige en financiële toezicht en met de naleving van het klinisch project. § 2. Als aan die ingebrekestelling niet wordt voldaan of als het team reeds gedurende de laatste vierentwintig vorige maanden een ingebrekestelling heeft gekregen, dan wordt het dossier aan het CBMK voorgelegd, dat een advies binnen de twee maanden na die voorlegging aan de Minister moet uitbrengen. § 3. Na ontvangst van het advies van het CBMK, kan de Minister, binnen een door hem vast te stellen termijn, de erkenning intrekken. Het brengt de Dienst daar op de hoogte van. § 4. De beslissing wordt door de Dienst, bij aangetekend schrijven, aan het team en zijn inrichtende macht, meegedeeld. In voorkomend geval, omvat de beslissing een termijn voor de uitvoering ervan. Bij het verstrijken van de termijn, wordt de subsidiëring onderbroken, onder de door de Minister vast te stellen voorwaarden en termijn, onverminderd de betaling van de lasten in verband met de - al dan niet - gepresteerde opzegging, in verhouding tot de minimumduur van de opzegging die in de sociale wetgeving bepaald is. Wanneer de voormelde minimumduur bij een vonnis van de arbeidsrechtbank wordt verlengd, als gevolg van een beroep ingesteld door een personeelslid, beslist de Minister of het geheel of een deel van de bijkomende lasten die door de rechtbank beslist werden, in aanmerking zullen worden genomen om de provisionele subsidie te verantwoorden. Wanneer de opzegging gegeven wordt als gevolg van de definitieve stopzetting van de activiteiten van de dienst, dan moet de opzegging worden gepresteerd tot het einde van de activiteiten van de dienst. § 5. Als de erkenning wordt ingetrokken, dan wordt de definitieve subsidiëring aangepast om de betaling te dekken van het deel van de wettelijke minimumopzegging die door de dienst na het einde van de erkenning wordt gedragen, op voorwaarde dat de correcte aanwending van de definitieve subsidie wordt gewaarborgd en na aftrek, in voorkomend geval, van de te veel ontvangen bedragen van de subsidie. Ingeval een niet correcte aanwending van de subsidie vastgesteld wordt, worden de geldmiddelen die de inrichtende macht zelf bezit, eveneens afgetrokken.

De beslissing wordt, voor informatie, aan de voorzitter van het CBMK doorgezonden.

Art. 26.Tegen een beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning kan een beroep worden ingediend bij de Regering. Dat beroep wordt uitgeoefend door middel van een aangetekend schrijven aan de Minister, binnen een termijn van vijftien werkdagen vanaf de datum van ontvangst van de beslissing tot weigering of intrekking; die termijn loopt niet in juli en in augustus.

Een afschrift van het beroep wordt aan het CBMK bij aangetekend schrijven, binnen dezelfde termijn, toegezonden.

Het beroep is niet schorsend.

De verzoeker heeft het recht over zijn beroepsmiddelen gehoord te worden.

De beslissing van de Regering wordt bij aangetekend schrijven aan de verzoeker meegedeeld, binnen een termijn van drie maanden die op de datum van de ontvangst van het beroep begint te lopen.

Art. 27.Wanneer een team de voorwaarde bepaald in artikel 13, § 2, vierde lid van het decreet, vervult, behoudt het de voorwaarde inzake minimumsamenstelling van 6.2 voltijdse equivalenten gedurende twee opeenvolgende jaren zelfs indien de jaarlijks bijgehouden NIS-gegevens een aantal jongeren bepaalt dat lager dan 60.000 is. HOOFDSTUK 3. - Subsidies voor de teams SOS Kinderen

Art. 28.De Minister stelt jaarlijks het minimale referentiebedrag vast van de subsidie voor de erkende teams SOS Kinderen die samengesteld zijn uit 6.2 voltijdse equivalenten en voor het team van 5.2 voltijdse equivalenten.

Art. 29.Wanneer in de erkenning van een team een gedecentraliseerde antenne bepaald is, kan een subsidie met een jaarlijks maximumbedrag van 25.000 euro daartoe worden toegekend.

Art. 30.In het kader van de evolutie van de middelen die door de Regering worden toegekend, kan een deel van de begroting waarvan het globaal bedrag door de Minister wordt bepaald, bestemd worden voor variabele subsidies. Na advies van het CBMK, kan de Minister een - eventueel vernieuwbare - jaarlijkse subsidie toekennen aan elk team SOS Kinderen dat een schriftelijke aanvraag heeft ingediend bij de Dienst voor een specifieke actie bepaald in artikel 10 van het decreet.

Art. 31.In het kader van de evolutie van de nieuwe middelen die door de Regering worden toegekend, en onverminderd artikel 30 van dit besluit, kan een deel van de begroting waarvan het globaal bedrag door de Minister wordt bepaald, aan de basisteams worden toegekend op grond van een verdeling, volgens de laatste beschikbare NIS-gegevens, in verhouding tot het aantal jongeren van minder dan 18 jaar die hun woonplaats hebben op het grondgebied dat door het team wordt bediend zoals bepaald in het erkenningsbesluit van elk team.

Art. 32.Ten minste 80 % van de aanwending van de subsidies bedoeld in artikel 13 van het decreet moet worden verantwoord door uitgaven voor personeelskosten en de uitbetaling van bezoldigingen op grond van de minimumbedragen van de paritaire commissie 305.02 en de maximumbedragen van de paritaire commissie 305.01, met inbegrip van de geldelijke anciënniteit die berekend wordt overeenkomstig bijlage 1 en van de betaling van de werkgeverslasten in verband met de bezoldigingen.

Art. 33.Onverminderd artikel 37 van dit besluit, moet elk erkend team, om de subsidies bedoeld in artikel 13, § 1 en § 2 van het decreet definitief te kunnen genieten, aan de Dienst, uiterlijk 30 dagen na het einde van het begrotingsjaar dat door de Dienst voor het team wordt bepaald, afschriften bezorgen van de verantwoordingsstukken zoals die vastgesteld zijn in bijlage 2, en aan werkelijke uitgaven moeten beantwoorden.

Het team moet een eigen boekhouding voeren waarin, voor elk begrotingsjaar, de financiële resultaten van het beheer van het team worden vermeld.

Art. 34.Het administratieve en financiële toezicht van de teams wordt uitgeoefend door de daartoe aangestelde ambtenaar van de Dienst. Die heeft vrije toegang tot de lokalen van het team met inachtneming van de deontologische regels en heeft het recht ter plaatse de administratieve en financiële stukken en documenten in te zien die hij noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn opdracht.

Art. 35.Het bedrag van de subsidies bedoeld in artikel 13 § 2 van het decreet wordt jaarlijks aangepast op grond van de gezondheidsindex bepaald door het koninklijk besluit van 24 december 1993.

Art. 36.De subsidies bedoeld in artikel 13, § 1 en § 2 van het decreet worden jaarlijks uitbetaald in de vorm van provisionele subsidies ten belope van respectief één twaalfde van de enveloppe.

Elk jaar, wordt rekening gehouden met het bedrag van alle verantwoorde werkelijke uitgaven van het begrotingsjaar met inachtneming van artikel 33 van dit besluit.

Elke uitgave waarvan de verantwoording niet in aanmerking komt, wordt afgetrokken van de subsidies die aan de dienst worden toegekend.

Op aanvraag van het team, kan een spreiding van de terugvordering door de Dienst worden toegekend.

Elke uitgave die niet door een verantwoordingsstuk, zoals bepaald in artikel 33 van dit besluit, wordt verantwoord, heeft, vanaf de derde maand volgend op het einde van het begrotingsjaar, de schorsing ten belope van de provisionele subsidies tot gevolg.

Art. 37.De subsidies bepaald in artikel 30 zijn in twee schijven verschuldigd : - de eerste schijf van 80 % van de globale subsidie wordt uitbetaald zodra het project wordt toegelaten; - het saldo wordt uiterlijk op 31 december uitbetaald op overlegging van de boekhoudkundige verantwoordingsstukken.

Art. 38.In het kader van de aanvullende subsidie die aan de Dienst voor de mishandelde kinderen wordt gestort, wordt een indexeerbaar minimumbedrag van 78.000 euro bestemd voor kosten die betrekking hebben op de begeleiding van de teams SOS Kinderen zoals de deelneming aan colloquia, de verwezenlijking van brochures houdende de voorstelling van de teams, de verwezenlijking van het informatieblad.

Slotbepalingen

Art. 39.Het bedrag van de basissubsidies die aan elk team worden toegekend op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit wordt gewaarborgd.

Art. 40.De Regering stelt de datum van inwerkingtreding van het decreet op één september 2004 vast, met uitzondering van artikel 22, dat in werking zal treden op de datum van de laatste erkenning van het team dat zijn aanvraag om erkenning overeenkomstig artikel 28 van het decreet zal hebben ingediend. De Regering stelt de datum van inwerkingtreding van dit besluit op één september 2004 vast, met uitzondering van de artikelen in verband met de nieuwe subsidieregels die op één januari 2005 in werking treden.

Brussel, 14 juni 2004.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL

^