Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 25 juni 2004
gepubliceerd op 14 oktober 2004

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van sommige nadere regels voor de toepassing van het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004202780
pub.
14/10/2004
prom.
25/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/25/2004202780/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 JUNI 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van sommige nadere regels voor de toepassing van het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de O.N.E., gegeven op 24 mei 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 mei 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 3 juni 2004;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 16 juni 2004 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, voortvloeiend uit de inwerkingtreding op 1 september 2004 van het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten, en op de noodzakelijkheid alle operatoren onverwijld op de hoogte te brengen van de procedures die te volgen zijn om voor een erkenning of een subsidie in aanmerking te kunnen komen;

Op de voordracht van de Minister van Kinderwelzijn en van de Minister van Jeugdzaken;

Na beraadslaging;

Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1. "decreet" : het decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten; 2. "O.N.E." : de "Office de la Naissance et de l'Enfance"( Dienst voor Geboorte en Kinderwelzijn) in de zin van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", afgekort "O.N.E."; 3. "de Commissie" : de adviescommissie voor huiswerkinstituten bedoeld in artikel 27 van het decreet;4. "de Minister van Kinderwelzijn" : de Minister bevoegd voor het kinderbeleid en het beleid inzake kinderopvang;5. "de Minister van Jeugdzaken" : de Minister bevoegd voor het jeugdbeleid. HOOFDSTUK II. - Procedure voor de erkenning van de huiswerkinstituten

Art. 2.§ 1. De aanvraag om erkenning als huiswerkinstituut wordt bij de O.N.E. ingediend, volgens het formulier waarvan het model als bijlage 1 gaat. § 2. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag bedoeld in § 1 samen worden ingediend met het pedagogisch project bedoeld in artikel 7, § 1, 3° van het decreet, met het jaarlijks actieplan bedoeld in artikel 7, § 1, 4° van het decreet en met de statuten van de vereniging, als het gaat om een vzw.

Art. 3.De O.N.E. meldt ontvangst van de aanvraag om erkenning en onderzoekt het ontvankelijk dossier. De O.N.E. beslist over de erkenning en brengt bij gewoon schrijven de inrichtende macht op de hoogte van de beslissing die werd getroffen aangaande de erkenning.

Art. 4.De O.N.E. kan te allen tijde beslissen over de intrekking van de erkenning van het huiswerkinstituut. Hij moet zijn voornemen en de motivering daarvan aan het betrokken huiswerkinstituut meedelen. Het huiswerkinstituut beschikt over een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de datum van de mededeling door de O.N.E. van zijn voornemen om zijn standpunt te doen gelden. Bij het verstrijken van die termijn, trekt de O.N.E. de erkenning in of trekt die niet in, en brengt daar de inrichtende macht van op de hoogte.

In dat geval wordt de subsidie van het lopende activiteitsjaar slechts uitbetaald in verhouding tot de kosten die door de betrokken voorziening werkelijk worden gedragen, op overlegging van de boekhoudingsstukken tot staving ervan, en ten belope van het maximumbedrag van de subsidie berekend krachtens artikel 18 b) van dit decreet in verhouding tot de periode die gedekt was vóór de intrekking van de erkenning.

Voor 31 januari van elk jaar, brengt de O.N.E. de Commissie op de hoogte van de intrekking van een erkenning en van de motivering van zijn beslissing.

Art. 5.De beroepen tegen een weigering of een intrekking van erkenning, zoals bepaald in artikel 6, derde lid, van het decreet, worden ingediend bij de Minister van Kinderwelzijn, die het dossier om advies aan de Commissie voorlegt. Deze brengt, binnen de 90 dagen na de indiening van dat beroep, ter attentie van de Minister van Kinderwelzijn, een advies over dat beroep uit, samen met alle nodige stukken tot staving van dat advies. De Minister van Kinderwelzijn beslist over dat beroep.

De Commissie kan de vertegenwoordiger(s) van het huiswerkinstituut waarvan de erkenning werd geweigerd of ingetrokken, ontvangen om hun argumenten te horen. HOOFDSTUK III Kwalificaties die gelijkgesteld worden met de brevetten van begeleider of coördinator van huiswerkinstituten

Art. 6.Met toepassing van artikel 12, 1° van het decreet, zijn de gelijkgestelde kwalificaties die toegang verschaffen tot het statuut van geschoolde animator de volgende : 1. Secundair onderwijs met volledig leerplan : de volgende diploma's of getuigschriften uitgereikt op het einde van de studies in een sociale of pedagogische richting van het niveau van het hoger secundair technisch kwalificatieonderwijs : a) opvoedingsbeambte;b) begeleider;c) opvoeder.2. Alternerend secundair onderwijs : a) kinderhulp in collectieve voorzieningen;b) monitor voor kindergemeenschappen.3. Onderwijs voor sociale promotie : De volgende diploma's of getuigschriften uitgereikt op het einde van de studies in een sociale of pedagogische richting van het niveau van het hoger secundair technisch onderwijs : a) kinderhulp voor kinderen van 0 tot 12 jaar in een collectieve voorziening;b) kinderhulp voor kinderen van 0 tot 12 jaar thuis;c) sociaal-culturele begeleider voor kinderen van 3 tot 12 jaar;d) begeleider van kindergroepen;e) begeleiding lokale voorzieningen;4. Hoger onderwijs : De einddiploma's of -getuigschriften voor studies van het niveau van het hoger onderwijs van ten minste het korte type, met volledig leerplan of voor sociale promotie;5. Andere opleidingen : a) brevet van animator van vakantiecentra, uitgereikt krachtens het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;b) alle bekwaamheidsbewijzen, brevetten of getuigschriften bedoeld in artikel 7. 6. De bekwaamheidsbewijzen, getuigschriften of brevetten die door de O.N.E. erkend worden als bewijzen die een waarde hebben die gelijk is met die bedoeld in de punten 1 tot 5, behalve uitdrukkelijke andersluidende beslissing van de Regering.

Art 7. Bij toepassing van artikel 12, 2° van het decreet, zijn de gelijkgestelde kwalificaties die toegang verschaffen tot het statuut van coördinator de volgende : 1. Hoger onderwijs : Elk einddiploma of -getuigschrift van het niveau van het sociaal, psychopedagogisch onderwijs of van het onderwijs voor lichamelijke opvoeding dat ten minste van het korte type is, met volledig leerplan of voor sociale promotie.2. Andere opleidingen : a) brevet van coördinator van vakantiecentra, uitgereikt krachtens het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;b) brevet van bekwaamheid tot het beheer van culturele projecten en programma's, uitgereikt door de administratie cultuur en permanente opvoeding van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;c) coördinator van jeugdcentra, van het type 1 of type 2, erkend krachtens het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties; 3. De bekwaamheidsbewijzen, getuigschriften, diploma's of brevetten die door de O.N.E. erkend worden als bewijzen die een waarde hebben die gelijk is als die bedoeld in de punten 1 en 2, tenzij de Regering er uitdrukkelijk anders over beslist. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring van de huiswerkinstituten

Art. 8.Om de subsidie bedoeld in artikel 17 van het decreet te kunnen genieten, moeten de huiswerkinstituten de volgende gegevens meedelen : - voor 30 oktober van het lopende activiteitsjaar, een aanvraag om subsidie door middel van het formulier vermeld in bijlage 2, een beschrijving van de activiteiten door middel van een formulier vermeld in bijlage 3, als het gaat om een eerste aanvraag om subsidie; - voor 30 september volgend op het activiteitsjaar, een aanvraag om uitbetaling van het saldo van de subsidie door middel van het formulier vermeld in bijlage 4.

Samen met de aanvraag om uitbetaling van de subsidie wordt het bewijs van de kwalificatie van de geschoolde begeleiders en coördinators toegestuurd voor wie het betrokken huiswerkinstituut een eerste beoordeling aan de O.N.E. meedeelt.

Art. 9.Het bedrag bedoeld in artikel 17, § 1, 6°, van het decreet, is 2 EUR. Dat bedrag wordt elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het oorspronkelijke indexcijfer is het cijfer van 1 september 2004.

Art. 10.Het bedrag bedoeld in artikel 18, a), tweede lid, van het decreet, is 900 EUR per jaar. HOOFDSTUK V. - Adviescommissie voor huiswerkinstituten

Art. 11.De voorzitter en de leden van de Commissie bedoeld in artikel 28, 1°, 2°, 6°, 8°, 11° et 12°, van het decreet, alsook de afgevaardigde van de Minister van Kinderwelzijn bedoeld in artikel 28, 7°, van het decreet, worden door de Minister van Kinderwelzijn aangesteld.

De leden van de Commissie bedoeld in artikel 28, 3°, 4°, 5°, 9°, en 10°, van het decreet, alsook de afgevaardigde van de Minister van Kinderwelzijn bedoeld in artikel 28, 7°, van het decreet, worden door de Minister van Kinderwelzijn aangesteld.

Het mandaat van de leden van de Commissie duurt vijf jaar en is vernieuwbaar.

Het lid van de Commissie dat drie keer zonder rechtvaardiging afwezig is, wordt als ontslagnemend geacht. De ontslagnemende leden van de Commissie bedoeld in artikel 28, 2° en 6° worden vervangen binnen de zes maanden volgens dezelfde nadere regels als deze die bedoeld zijn in het eerste lid. De andere leden van de Commissie worden vervangen op initiatief van de instantie of het orgaan dat ze vertegenwoordigen.

Het vervangende lid voleindigt het mandaat van het vervangen lid.

De Commissie : 1° beraadslaagt en beslist bij absolute meerderheid van de aanwezige leden en bij gesloten deuren;2° vergadert ten minste drie keer per jaar;3° kan ongeacht het aantal aanwezige leden en voorzover ten minste de categorieën van de leden bedoeld in artikel 28 van het decreet 1°, 7° en 8°, ten minste vertegenwoordigd zijn, geldig zitting houden; 4° heeft een zetel bij de O.N.E.; 5° moet worden bijeengeroepen binnen een minimumtermijn van 10 werkdagen vóór de vergadering;6° stelt een huishoudelijk reglement vast dat inzonderheid de deontologische regels bepaalt die inzonderheid toepasselijk zijn wanneer een dossier betreffende één van de leden van de Commissie door haar op de agenda wordt geplaatst.

Art. 12.Het bedrag van het presentiegeld bepaald in het artikel van het decreet wordt op 25,52 EUR vastgesteld. Dat bedrag wordt gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het oorspronkelijke indexcijfer is het cijfer dat op 1 juli 2003 geldig was. De leden hebben recht op de terugbetaling van de reiskosten voor hun deelneming aan de vergaderingen van de Commissie onder de voorwaarden en volgens de cijfers vastgesteld door de regeling terzake die toepasselijk zijn op de personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.

Daartoe worden ze gelijkgesteld met de personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap die titularis zijn van een graad van rang 12. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2004.

Art. 14.De Minister van Kinderwelzijn wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 juni 2004.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs en de Opdrachten toegewezen aan de O.N.E., J.-M. NOLLET De Minister van Jeugdzaken, C. DUPONT

^