Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 09 juli 2004
gepubliceerd op 29 november 2004

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels voor de organisatie en de werking van subregionale commissies voor het onderwijs voor sociale promotie

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004203346
pub.
29/11/2004
prom.
09/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/09/2004203346/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 JULI 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels voor de organisatie en de werking van subregionale commissies voor het onderwijs voor sociale promotie


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, inzonderheid op artikel 123bis ;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 april 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 april 2004;

Gelet op het protocol van 29 april 2004 van het Sectorcomité IX en van het Comité voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, afdeling II, in gezamenlijke vergadering;

Gelet op het advies van de Raad van State 37.087/2, gegeven op 28 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :

Artikel 1.Om de opdrachten bedoeld in artikel 123bis, § 3 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie te vervullen, zijn de subregionale commissies gerechtigd om : 1° de coördinatie en de raadpleging tussen hun leden te organiseren;2° de dialoog tussen de sociale, economische en culturele kringen te organiseren, elk in de zone die haar wordt toegewezen;3° elke informatie te verkrijgen die nuttig is voor de opmaak van een gezamenlijke en bijgewerkte inventaris van het onderwijsaanbod in hun zone.

Art. 2.Het beheer van een subregionale commissie wordt waargenomen door een voorzitter(ster), een ondervoorzitter(ster) en een secretaris(resse). De mandaten die vier jaar duren, zijn één keer hernieuwbaar. Behalve als dit onmogelijk is, worden deze mandaten toegekend aan de personeelsleden uit netten of federaties die verschillende inrichtende machten vertegenwoordigen.

De voorzitter(ster) en ondervoorzitter(ster) worden verkozen onder de leden die de inrichtingen vertegenwoordigen bij gewone meerderheid van de aanwezige leden van de subregionale commissie, waarbij de onthoudingen niet in aanmerking komen voor de aftelling van de stemmen.

Elke subregionale commissie stelt haar secretaris(resse)uit haar leden aan.

De mandaten van de leden die de vakorganisaties vertegenwoordigen die erkend worden door de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, duren vier jaar en zijn hernieuwbaar.

De leden die de inrichtingen vertegenwoordigen, worden aangesteld overeenkomstig artikel 123bis, § 4, vierde lid, van het voornoemde decreet van 16 april 1991.

Elk lid van een subregionale commissie die de hoedanigheid verliest waarvoor hij benoemd werd, houdt op lid te zijn en wordt vervangen uiterlijk voor de volgende verplichte vergadering bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Bij overlijden, ontslag of intrekking van zijn mandaat door de vertegenwoordigde instelling, wordt het lid van een subregionale commissie vervangen uiterlijk voor de volgende verplichte vergadering bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Op verzoek van één derde van de aanwezige leden nodigt de voorzitter(ster) elke persoon uit van wie het advies nuttig wordt geacht voor het onderzoek van een punt dat op de agenda staat. Deze persoon heeft raadgevende stem.

Art. 3.De voorzitter(ster) nodigt de leden van de subregionale commissie uit en stelt de agenda van de vergadering vast. Deze wordt bij de oproepingsbrief gevoegd. De oproepingsbrief moet binnen de acht werkdagen vóór de vergadering worden verstuurd.

Het minimaal aantal vergaderingen wordt vastgesteld op vier per schooljaar. De kalender van deze vier verplichte vergaderingen wordt vastgesteld door de subregionale commissie en wordt meegedeeld door de voorzitter(ster) aan elk lid, aan de vast secretaris van de hoge raad en aan het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie binnen de vijf dagen volgend op de vergadering tijdens dewelke voornoemde kalender werd vastgesteld.

De ondervoorzitter(ster) staat de voorzitter(ster) bij en vervangt hem (haar) ingeval van afwezigheid of verhindering. Bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter(ster) en ondervoorzitter(ster) wordt het voorzitterschap waargenomen door de oudste van de leden die de inrichtingen vertegenwoordigen.

Elk lid van de subregionale commissie kan punten op de agenda laten plaatsen door een verzoek vijf dagen vóór een vergadering te richten aan de voorzitter. Deze punten zullen nochtans slechts onderzocht kunnen worden bij gewone meerderheid van de leden die aanwezig zijn tijdens de vergadering; de onthoudingen komen niet in aanmerking voor de aftelling van de stemmen.

Art. 4.De notulen van elke vergadering, opgesteld door de secretaris(resse) en ondertekend door de voorzitter(ster), vermelden de namen van de aanwezige en afwezige leden.

De notulen van de vergaderingen worden aan elk lid, aan het vast secretariaat van de hoge raad en aan het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie verstuurd binnen de vijftien dagen volgend op de datum van de vergadering.

Art. 5.De eerste vergadering van elke subregionale commissie vindt plaats ten zetel van het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie, onder het voorzitterschap van de voorzitter van de hoge raad voor het onderwijs voor sociale promotie.

Elke subregionale commissie kiest haar zetel tijdens deze eerste vergadering.

Art. 6.Elke subregionale commissie stelt een huishoudelijk reglement vast en stuurt het aan het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie.

Art. 7.§ 1. De kredieten die nodig zijn voor de werking van de subregionale commissies, worden elk jaar op de begroting van het Ministerie van de Franse Gemeenschap ingeschreven. § 2. De leden van de subregionale commissies hebben recht op een terugbetaling van hun reiskosten overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.

Al de personen bedoeld in het eerste lid worden gelijkgesteld met de ambtenaren van rang 12.

Art. 8.Wanneer de leden aan de vergaderingen van de subregionale commissie deelnemen, worden ze geacht in dienstactiviteit te zijn.

Art. 9.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 januari 1998 tot bepaling van de nadere regels voor de organisatie en de werking van de zonale advies- en coördinatiecommissies van het onderwijs voor sociale promotie wordt opgeheven.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2004.

Art. 11.De Minister tot wier bevoegdheid het Onderwijs voor sociale promotie behoort, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 juli 2004.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. Fr. DUPUIS

^