Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 09 juni 2006
gepubliceerd op 27 juni 2006

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de specifieke regels voor de financiering van de voortgezette opleiding verstrekt in de inrichtingen voor hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2006029080
pub.
27/06/2006
prom.
09/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/09/2006029080/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JUNI 2006. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de specifieke regels voor de financiering van de voortgezette opleiding verstrekt in de inrichtingen voor hoger onderwijs


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, inzonderheid op artikel 20, vierde lid;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit, inzonderheid op de artikelen 55 tot 58;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 mei 2006;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 12 mei 2006;

Gelet op het overleg van 18 mei met de verenigingen die de studenten vertegenwoordigen, overleg ingericht overeenkomstig artikel 32 van het decreet van 12 juni 2003 tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten aan het leven van de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten aan het leven van de gemeenschap;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid voortvloeiend uit het feit dat de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2006 een krediet bestemt voor de financiering van de voortgezette opleidingen in de universiteiten, en dat, om de organisatie van deze voortgezette opleidingen sedert het begin van het academiejaar 2006-2007 mogelijk te maken, deze instellingen zo vroeg mogelijk in kennis moeten worden gesteld van de nadere regels van deze financiering om ze toe te laten aanvragen in te dienen op de bepaalde wijze en om de Regering toe te laten, binnen een nuttige termijn, de projecten te kiezen die haar voorgelegd zullen worden;

Gelet op het advies nr. 40.532/2 van de Raad van State, gegeven op 29 mei 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Besluit :

Artikel 1.Binnen de perken van de begrotingskredieten en mits inachtneming van de voorwaarden bepaald bij dit besluit, zullen geldmiddelen toegekend worden aan de universiteiten of academiën die voortgezette opleidingen in de zin van artikel 20 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, inrichten.

Art. 2.Om tot de financiering toegelaten te worden, moeten de voortgezette opleidingen : 1° beantwoorden aan minstens een van de volgende behoeften in het raam van de opleiding en het onderwijs gedurende het hele leven : a) een opkomende behoefte die nieuwe leeractiviteiten vergt die later geïntegreerd zullen kunnen worden in de cursussen bekrachtigd door academische graden;b) een behoefte die nieuwe curricula vergt steunend op bestaande leeractiviteiten waarvan de organisatie vernieuwd moet worden;2° dezelfde organisatiecriteria inzake inhoud en kwaliteit in acht nemen als de studies die tot een academische graad leiden;3° de toekenning aan studenten toelaten van minstens zes kredieten die overeenkomen met het vruchtvolle volgen van lessen;4° ingericht worden met inachtneming van de specifieke kenmerken van het doelpubliek, onder andere inzake uurregelingen;5° goedgekeurd zijn door de bevoegde academische overheid;6° ingericht worden ofwel om een opdracht als openbare dienst te vervullen waarvoor er geen professioneel personeelslid opgeleid werd, ofwel om aan minstens een van de volgende prioriteiten beantwoorden : a) de opleiding tot interculturaliteit, cultuurdiversiteit en een van de erkende godsdiensten of de lekenpraktijk;b) de opleiding tot de begeleiding van leerlingen uit benadeelde zones in het kader van de democratisering van de toegang tot hogere studies;c) de opleiding tot de genderdimensie;d) de opleiding tot het aanwenden van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën in de opleiding;e) de opleiding tot de wetenschappelijke vulgarisatie;f) de opleiding tot duurzame ontwikkeling;g) de opleiding met betrekking tot maatschappelijke problemen : bemiddeling, geweld, ongewenst gedrag, verslavingen, discriminaties en migratieverschijnsels;h) opleiding tot de ondernemingsgeest en de oprichting van ondernemingen;i) de opleiding tot de praktijk van vreemde talen.

Art. 3.Enkel de leeractiviteiten specifiek ingericht voor de voortgezette opleidingen, die ofwel speciaal uitgewerkt werden voor deze opleidingen, ofwel speciaal aangepast te dien einde, worden in aanmerking genomen voor de financiering.

Art. 4.Een universitaire instelling kan enkel de financiering bekomen van een voortgezette opleiding als zij bewijst dat ze andere financieringsbronnen heeft of als zij bij haar aanvraag een plan voegt dat bewijst dat, binnen de drie jaar, de opleidingen zullen kunnen worden georganiseerd zonder de financiering bedoeld bij dit besluit.

Voor de opleidingen bedoeld bij artikel 2, 6°, h) en i), wordt het bewijs van andere financieringsbronnen vereist.

Bovendien, kunnen enkel de universitaire instellingen die effectief de waardering van de verworven ervaring toepassen om tot de studies toegelaten worden die bedoeld zijn bij de artikelen 53 of 60, tweede lid, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, de financiering van hun voortgezette opleidingen bekomen.

Art. 5.De aanvragen om financiering van een voortgezette opleiding moeten door de universitaire instellingen ingediend worden bij de Interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap, hierna de CIUF (Conseil interuniversitaire de la Communauté française), die belast is met het uitbrengen van een advies over deze aanvragen.

Om het nazicht toe te laten van de voorwaarden vermeld in dit decreet, kan de CIUF een model van aanvraag opstellen.

Voor de 15e juni die voorafgaat aan het academiejaar, na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Raad van de Hogescholen, brengt de CIUF zijn advies uit door het opstellen van een lijst waarin de voortgezette opleidingen die volgens hem aan de voorwaarden hebben voldaan, opgenomen zijn.

In deze lijst worden de voortgezette opleidingen gerangschikt met inachtneming van de volgende criteria : 1° de voortgezette opleidingen universitair ingericht of ingericht in het raam van een samenwerkingsovereenkomst gesloten met een Hogeschool, een Hoger Instituut voor Architectuur, een Hogere Kunstschool of een inrichting voor hoger onderwijs voor sociale promotie die hun activiteit ontplooien op de gebieden bedoeld bij artikel 2, 6°, worden bovenaan op de lijst geplaatst.2° de voortgezette opleidingen worden in dalende volgorde op de lijst geplaatst in functie van de wijze waarop ze in de behoeften, opdrachten en prioriteiten bepaald bij artikel 2, 1° en 6° voorzien. Ook vermeldt het met redenen omkleed advies de lijst van de voortgezette opleidingen die, luidens artikel 5, niet aan de voorwaarden bepaald bij dit besluit voldoen.

Art. 6.Na het advies van de CIUF te hebben ingewonnen, verdeelt de Regering, in functie van de criteria bepaald bij artikel 5, de beschikbare middelen over de voortgezette opleidingen die de voorwaarden in acht nemen.

De subsidies worden jaarlijks toegekend aan de universitaire instellingen naar verhouding van het aantal kredieten georganiseerd in de voortgezette opleidingen die tot de financiering toegelaten worden, in functie van de behoeften aan financiering, zonder dat het bedrag per krediet lager mag zijn dan 1.100 euro.

Art. 7.Elke aanvraag tot vernieuwing van een financiering voor een later jaar gaat vergezeld van een kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van de ingericht voortgezette opleiding. Er kan geen vernieuwing in aanmerking worden genomen voor een opleiding die niet minstens zes kredieten aan acht studenten heeft toegekend.

Art. 8.Op het einde van het academiejaar 2007-2008, zendt de CIUF aan de Regering een syntheseverslag over alle voortgezette opleidingen ingericht door de universitaire instellingen over. De CIUF kan, in dit kader, aan de Regering voorstellen de lijst van de gebieden opgesomd in artikel 2, 6°, van dit besluit te uitbreiden tot andere gebieden waarin latere initiatieven inzake voortgezette opleiding in behoeften zouden voorzien zoals bepaald in 1° van hetzelfde artikel.

Art. 9.In afwijking van artikel 5, derde lid, voor het academiejaar 2006-2007, kan het advies van de CIUF tot 12 juli 2006 ingediend worden.

Art. 10.De Minister tot wiens bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 juni 2006.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET

^