Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 02 oktober 2008
gepubliceerd op 10 december 2008

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2008029590
pub.
10/12/2008
prom.
02/10/2008
ELI
eli/besluit/2008/10/02/2008029590/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 OKTOBER 2008. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op artikel 44 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2001 en artikel 47 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 29 maart 2001 en 1 juli 2005;

Gelet op het advies van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd, gegeven op 8 april 2008;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 juli 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 19 juli 2007;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 45.041/2/V, gegeven op 26 augustus 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het noodzakelijk is om opnieuw te bevestigen dat de diensten voor hulpverlening in open milieu (AMO) in het kader passen van de gespecialiseerde, bijkomende en aanvullende hulpverlening, zoals bepaald in het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd en dat deze nieuwe bevestiging een nauwkeurigere definitie betekent van de opdrachten van de diensten AMO die een individuele, sociale en educatieve hulpverlening omvat, alsook een gemeenschappelijk werk dat collectieve acties kan integreren zonder dat deze een doelstelling op zichzelf kunnen worden;

Overwegende dat, door de opdrachten van de diensten AMO aldus te bepalen, deze preventieacteurs verder blijven die in het kader passen van een dynamiek van sociale en educatieve hulpverlening waarbij vooral de begeleiding van de jongere of zijn familie aangemoedigd wordt door een emanciperende en burgerhouding die ten doel heeft zijn ontplooiing te bevorderen in zijn sociale en familiale omgeving om elke verslechtering of verbreking met deze omgeving te voorkomen;

Overwegende dat, opdat de diensten AMO, met inachtneming van de rol van iedereen en buiten elke band van ondergeschiktheid, hun opdrachten zouden kunnen vervullen, moeten deze passen in het kader van een overleg met de acteurs betrokken bij het belang van de jongere en zijn familie;

Overwegende dat de specificiteit van de diensten AMO erin bestaat te werken buiten elk mandaat, wat een vertrouwensrelatie met de jongere, waarin de vertrouwelijkheid belangrijk is, veronderstelt;

Overwegende dat de diensten AMO als opdracht hebben de jongeren regelmatig te ontmoeten in hun leefmilieu door een contactopname en een aanwezigheid aangepast aan hun omgeving;

Gelet op de verantwoordelijkheid van de diensten AMO om hun sociaal-educatieve analyses door te zenden, inzonderheid bij de sociale, administratieve en politieke instanties en deze te interpelleren indien nodig;

Op de voordracht van de Minister van Hulpverlening aan de jeugd;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juni 2004, wordt vervangen als volgt : « § 1. De dienst voor hulpverlening in open milieu, hierna « de dienst » genoemd, heeft als opdracht zowel de sociale als de educatieve preventieve hulpverlening, ten voordele van de kinderen en de jongeren bedoeld in artikel 2 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, hierna « jongere » of « jongeren » genoemd, in hun leefmilieu en in hun betrekkingen met de sociale en familiale omgeving. De gespecialiseerde hulpverlening omvat de individuele hulpverlening en de gemeenschappelijke actie. § 2. De dienst treedt op een niet-dwingende wijze op en buiten elk mandaat. § 3. In aanvulling van zijn hoofdopdracht bedoeld in § 1 en zonder eraan afbreuk te doen, kan de dienst een buitengewone specifieke actie ontwikkelen die bijdraagt tot de uitoefening van zijn opdrachten mits toestemming van de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd. »

Art. 2.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De individuele hulpverlening omvat prioritair : 1° een luisterwerk;2° een oriëntatie;3° een begeleiding;4° een verzoeningswerk met het oog op het herstel van de band met de familie en zijn omgeving;5° een ondersteuning aan de familie en de leefgenoten van de jongere in de uitoefening van hun ouderlijke en educatieve bevoegdheden;6° een sociaal-educatief optreden. § 2. Ze sluit elke begeleiding van psychotherapeutische aard uit. § 3. Ze is kosteloos. § 4. De begunstigde kan op elk moment een einde brengen aan de hulpverlening. De dienst zorgt er nochtans voor, voor zover mogelijk, dat maatregelen genomen worden zodat de jongere zich niet in het gevaar brengt. »

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Na de aanvraag om individuele hulpverlening te hebben onderzocht en behandeld, stuurt de dienst de jongere prioritair en, in voorkomend geval, zijn familie of de instantie, naar de diensten voor algemene of gespecialiseerde hulpverlening zodat de jongere zich niet in het gevaar brengt of niet in moeilijkheden verkeert.

Onder instantie bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan elke al dan niet erkende dienst die gewoonlijk of af en toe aan de toepassing van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd meewerkt.

Hij brengt hem, in voorkomend geval, de nodige steun zodat hij zijn rechten kan uitoefenen en elk interpellatiemiddel kan gebruiken. »

Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De individuele hulpverlening kan : 1° gevraagd worden door de jongere, zijn familie, zijn leefgenoten of een naaste persoon van de jongere;2° aangeboden worden door de dienst aan de jongere, zijn familie of zijn leefgenoten;3° het gevolg zijn van een oriëntatie door de adviseur van de hulpverlening aan de jeugd, de directeur van de hulpverlening aan de jeugd, de jeugdrechter, hierna « de beslissingsinstanties » genoemd, door de procureur des Konings of door elke andere instantie.» § 2. Met inachtneming van de plichtenleer en, in het bijzonder, het beroepsgeheim, omvat de hulp verleend aan de jongere het werk in netwerk voor zover de dienst zich van de instemming en medewerking van de jongere vergewist. »

Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « In de toestanden bedoeld in artikel 5, § 1, 3°, en met inachtneming van de plichtenleer en, in het bijzonder, het beroepsgeheim, informeert de dienst de beslissingsinstantie, de procureur des Konings of de instantie die de jongere gestuurd heeft, bij gewone mededeling, of een hulpactie ondernomen, vervolgd of afgehandeld wordt en kan, onder dezelfde voorwaarden, deze beslissingsinstantie, de procureur des Konings of de instantie die de jongere gestuurd heeft, informatie geven, met inbegrip van een schriftelijke informatie, over de nadere regels voor de hulp verleend aan de jongere door de dienst. »

Art. 6.Na artikel 6 van hetzelfde besluit wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidend als volgt : « Voorafgaandelijk aan elke individuele hulpverlening, brengt de dienst de begunstigde op de hoogte van het kader van het specifieke optreden, zoals bedoeld in de artikelen 3 tot 6. »

Art. 7.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De gemeenschappelijke actie heeft tot doel de sociale omgeving van de jongeren te verbeteren, een globaal antwoord te bieden op individuele en collectieve problemen en een dynamiek van netwerk te ontwikkelen. »

Art. 8.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De gemeenschappelijke actie steunt noodzakelijkerwijze op een sociale diagnose van de actiezone van de dienst verleend op basis van een rooster bepaald door de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd.

Deze diagnose wordt ten minste om de drie jaren bijgewerkt. Ze baseert zich op : 1° de analyse van de aanvragen om individuele en collectieve hulpverlening;2° de analyse van het leefmilieu van jongeren. Bovendien baseert de sociale diagnose zich op een gezamenlijke bedenking met de Arrondissementsraad voor hulpverlening aan de jeugd inzake algemene preventie en zal rekening houden met de adviezen uitgebracht door de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd inzake jeugdbeleid.

De gemeenschappelijke actie steunt ook op het overlegwerk, inzonderheid met de diensten betrokken bij de jeugd en, in het bijzonder, de sector van het onderwijs die aanleiding kan geven tot een partnerschap of een samenwerking met inachtneming van de respectievelijke rollen van de verschillende acteurs en van de plichtenleer. »

Art. 9.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. Op basis van de elementen bedoeld in artikel 8 en naargelang de behoeften, 1° ontwikkelt de dienst collectieve acties met de jongeren in interactie met hun leefmilieu;2° ontwikkelt de dienst collectieve acties van informatie voor de jongeren en hun familie met het oog op de ondersteuning van ouderschap;3° geeft de dienst de uitdrukking van de jongeren door, alsook hun behoeften en hun moeilijkheden bij de sociale, administratieve en politieke instanties en interpelleert ze indien nodig. § 2. De collectieve acties met de jongeren hebben een tijdelijk karakter voor hen. Ze moeten, indien nodig, hen helpen om bij de bestaande structuren te komen. § 3. De collectieve acties moeten tot doel hebben de jongeren die eraan deelnemen hulp te verlenen, waarbij inzonderheid niet alleen een band kan worden gelegd tussen de jongeren en hun omgeving maar ook vragen tot uiting kunnen komen en behoeften kunnen worden vastgesteld. § 4. Ze moeten ook een aanvullend karakter hebben ten opzichte van de bestaande activiteiten die toegankelijk zijn voor de betrokken jongeren. § 5. Met inachtneming van de §§ 3 en 4, kan de dienst, in voorkomend geval, deelnemen aan de oprichting van nieuwe structuren op een tijdelijke wijze en mits informatie van de administratie. »

Art. 10.Hoofdstuk V van hetzelfde besluit « het collectief optreden », met inbegrip van de artikelen 10 tot 13, wordt opgeheven.

Art. 11.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. Het pedagogische project wordt uitgewerkt overeenkomstig de genormaliseerde rooster bepaald door de Minister en de bepalingen van artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd. § 2. Het pedagogische project moet de nadere regels bepalen voor de gespecialiseerde hulpverlening, inzonderheid, op grond van de sociale diagnose bedoeld in artikel 8. § 3. Het moet elementen bevatten waarbij de administratie en de Erkenningscommissie bedoeld in artikel 46 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, de overeenstemming kunnen beoordelen van de sociale en educatieve hulpverlening aangeboden door de dienst ten opzichte van de regelgeving. »

Art. 12.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De dienst moet toegankelijk zijn inzonderheid buiten de schooluren. § 2. Om de jongeren in hun leefmilieu te ontmoeten kan de dienst elke plaats en elke nadere regel voor het optreden gebruiken binnen de perken van de geografische zone en de nadere regels bepaald in het pedagogische project. § 3. De dienst moet een dossier bijhouden over de nadere regels en de doelstellingen van de verleende individuele hulp. Indien deze hulpverlening, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, wordt aangevangen, wordt er een dossier per jongere aangelegd waarvan de anonimiteit wordt gewaarborgd. Het dossier wordt ter beschikking van de administratie gesteld. § 4. Elke actie bedoeld in artikel 9 moet het voorwerp uitmaken van een dossier dat bepaalt dat ze in overeenstemming is met de artikelen 7 en 8. Deze acties worden opgenomen in het jaarverslag.

Art. 13.In artikel 20, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Na gunstig advies van de erkenningscommissie » worden vervangen door de woorden « na advies van de administratie »;2° de woorden « gedeelte communautair optreden » of van het gedeelte « collectief optreden van het opvoedingsproject » worden vervangen door de woorden « hoofdstuk IV ».

Art. 14.De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 oktober 2008.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK

^