Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 02 oktober 2008
gepubliceerd op 03 december 2008

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels voor de bijdrage van de uitgevers van televisieomroepdiensten tot de productie van audiovisuele werken in de vorm van coproducties en vooraankopen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2008029594
pub.
03/12/2008
prom.
02/10/2008
ELI
eli/besluit/2008/10/02/2008029594/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 OKTOBER 2008. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels voor de bijdrage van de uitgevers van televisieomroepdiensten tot de productie van audiovisuele werken in de vorm van coproducties en vooraankopen


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 22 december 1994 houdende verschillende maatregelen in verband met de audiovisuele sector en het onderwijs, inzonderheid op artikel 2, 5°;

Gelet op het decreet van 27 februari 2003 betreffende de radio-omroep, gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2008, inzonderheid op artikel 41;

Gelet op het gunstige advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 juli 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 18 juli 2008;

Gelet op het advies nr 45.014/2 van de Raad van State, gegeven op 25 augustus 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Cultuur en Audiovisuele Sector;

Na de beraadslaging van 2 oktober 2008, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° Centre du Cinéma : het Centre du Cinéma et de l'Audiovisuel zoals bepaald in artikel 1 van het decreet;2° Decreet : decreet van 27 februari 2003 betreffende de radio-omroep;3° Uitgever : de dienstenuitgever die gekozen heeft voor de bijdrage tot de productie van audiovisuele werken in de vorm van coproducties of vooraankopen;4° Afgevaardigde Producent : de producent die verantwoordelijk is voor het produceren van het audiovisuele werk en die instaat voor de goede verwezenlijking zowel op geldelijk als op technisch vlak van het deel van de verplichtingen die hem opgelegd worden door zijn overeenkomst.

Art. 2.§ 1. Het Centre du Cinéma is belast met : 1° de goedkeuring als audiovisueel werk van de productieprojecten waarin de uitgever wenst te investeren in de vorm van een coproductie en/of een vooraankoop;2° een boekhouding te voeren van de investeringen aangegaan door de uitgever in de coproductie en/of de vooraankoop van goedgekeurde productieprojecten;3° deze investeringen goed te keuren. § 2. Om de erkenning van een productieproject te bekomen als audiovisueel werk waarin de uitgever wenst te investeren, dient deze laatste een erkenningsaanvraag bij een ter post aangetekende brief in bij het Centre du Cinéma ten laatste twee maanden voor de vervaldatum voor de indiening van de investeringen bedoeld bij artikel 5, § 2.

De erkenningsaanvraag bevat de volgende gegevens : 1° de titel van het audiovisuele werk;2° een synopsis van één tot drie pagina's;3° een intentienota van de auteur of de productie;4° de personalia van de producenten, waaronder de onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap, de scenarioschrijver en de regisseur;5° voor een film- of televisiefictiewerk, een artistieke lijst met de voornaamste rollen;6° een productieplanning;7° een recapitulerend bestek;8° een financieringsvoorplan. De productieprojecten ingediend binnen de vervaldatums bedoeld bij het eerste lid worden goedgekeurd door het Centre du Cinéma ten laatste één maand voor de vervaldatum voor de indiening van de investeringen bedoeld bij artikel 5, § 2. § 3. De investeringen van de uitgever worden goedgekeurd na nazicht door het Centre du Cinéma : 1° van het bestaan van de overeenkomsten en elementen bedoeld bij artikel 5, § 2;2° van het feit dat het audiovisuele werk gecoproduceerd wordt door minstens één onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap die de rol van afgevaardigde producent waarneemt;3° van de verantwoordingsdocumenten voor de productie-uitgaven waaruit blijkt welke economische uitwerking in het Franse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad verwacht mag worden. § 4. Het Centre du Cinéma stelt een verslag op ter attentie van het Begeleidingscomité bedoeld bij artikel 3. Dit verslag bevat de volgende gegevens : 1° de lijst van de als audiovisueel werk goedgekeurde productieprojecten;2° het bedrag van de investeringen van de uitgever in elk van deze projecten;3° het resultaat van het nazicht van de elementen bedoeld bij § 3 voor elk van deze projecten. Het Centre du Cinéma zorgt voor de vertrouwelijkheid van de overgezonden documenten en stelt een verslag op waarin geen vertrouwelijke informatie opgenomen wordt.

Art. 3.§ 1. Voor iedere uitgever wordt een Begeleidingscomité samengesteld om een advies uit te brengen over het naleven van de verplichting tot bijdrage van de uitgever en de nadere regels bepaald bij dit besluit. Het brengt zijn advies uit op basis van het verslag van het Centre du Cinéma.

Het Begeleidingscomité wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van het Centre du Cinéma, van de uitgever en van de vakverenigingen die de onafhankelijke producenten van de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen alsook de audiovisuele auteurs en uitvoerende kunstenaars van de Franse Gemeenschap.

De leden van het Begeleidingscomité worden door de Regering aangewezen.

Het Begeleidingscomité vergadert minstens twee maal om het jaar na de twee vervaldatums voor de indiening van de investeringen bedoeld bij artikel 5, § 2. § 2. Het Begeleidingscomité zendt jaarlijks zijn advies aan de Regering en aan het CSA over. Dat advies wordt ingediend in de vorm van een evaluatieverslag waarin vervat zijn : 1° het verslag van het Centre du Cinéma bedoeld bij artikel 2, § 4;2° de ontleding en mogelijke commentaar door iedere betrokken partij van (over) het verslag van het Centre du Cinéma alsook elk element in verband met de toepassing van dit besluit.

Art. 4.De uitgever kan, onder zijn exclusieve verantwoordelijkheid, de last van een deel of het geheel van zijn verplichting tot bijdrage in de vorm van een coproductie of vooraankoop aan een of meerdere maatschappijen toevertrouwen. De uitgever behoudt niettemin de volledige verantwoordelijkheid voor de vervulling van de verplichting tot bijdrage.

De investeringen in deze coproducties en vooraankopen van audiovisuele werken verwezenlijkt door de derde maatschappij(en), binnen de verhoudingen bedoeld bij artikel 6, komen in mindering van de verplichting tot bijdrage van de uitgever. Nochtans, worden niet in aanmerking genomen de investeringen die niet reeds in rekening gebracht werden door deze derde maatschappij(en) ingeval deze zelf bijdragen als dienstenuitgever of -uitgever tot de productie van audiovisuele werken met toepassing van artikel 41 of 79 van het decreet.

Art. 5.§ 1. De uitgever zendt elk jaar ten laatste tegen 1 mei, aan het Centre du Cinéma en aan het Vergunnings- en toezichtscollege van het CSA, het bedrag van zijn omzet voor het voorgaande dienstjaar alsook de bewijsstukken waaruit blijkt hoe dat bedrag bepaald werd.

Wordt dit bedrag gewijzigd bij de goedkeuring van de jaarrekeningen van de Algemene Vergadering, dan deelt de uitgever het nieuwe bedrag binnen de veertien dagen van de goedkeuring van de rekeningen mede. § 2. Elk jaar, voor 15 mei en voor 15 november, dient de uitgever bij het Centre du Cinéma zijn investeringen in de vorm van coproducties en/of vooraankopen van audiovisuele werken voor het lopend jaar in door voor ieder van ze de getekende coproductie- en/of vooraankoopovereenkomst voor te leggen. Bij gebrek aan mogelijkheid om de getekende overeenkomst in te dienen binnen de bij dit lid bepaalde vervaldatums, kan de uitgever, voorlopig, een brief tot vaststaande en onherroepelijke investering indienen waarin vermeld worden : 1° de titel van het audiovisuele werk;2° de vervaldatum waarbinnen de overeenkomst gesloten moet worden;3° de personalia van de onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap;4° de identificatie van de regisseur;5° de aard van de investering van de uitgever (coproductie en/of vooraankoop);6° het bedrag van de investering van de uitgever. In afwijking van het vorige lid, ingeval toepassing wordt gedaan van artikel 4, stuurt de uitgever, bij gebrek aan de mogelijkheid om de overeenkomsten van de derde maatschappij in te dienen, aan het Centre du Cinéma, en voor iedere investering aangegaan in de vorm van de coproductie en/of de vooraankoop van een audiovisueel werk, een brief van de derde maatschappij toe waarin zij de volgende elementen verklaart : 1° de titel van het audiovisuele werk;2° de personalia van de producent(en) verbonden aan de overeenkomst;3° de identificatie van de regisseur;4° de aard van de investering van de derde maatschappij (coproductie en/of vooraankoop);5° het bedrag van de investering van de derde maatschappij in het audiovisuele werk. Tevens deelt de uitgever de personalia van de onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap indien deze laatste niet rechtstreeks gebonden is door de overeenkomst met de derde maatschappijen, als het om een derde maatschappij gaat waarvan de werkelijke maatschappelijke zetel niet in België gevestigd is, de overeenkomst mede waardoor de onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap met de andere producent(en) gebonden is, om na te kunnen gaan welk aandeel deze onafhankelijke producent in het audiovisuele werk heeft. § 3. Indien, na de tweede vervaldatum voor de indiening van de investeringen, bedoeld bij § 2, de som van de geldelijke bedragen aangegaan in productieprojecten in rekening gebracht door het Centre du Cinéma, lager ligt dan het bedrag van de jaarlijkse bijdrage verschuldigd door de uitgever, wordt het verschil tussen het verschuldigde bedrag en de aangegane bedragen gestort aan het Centre du Cinéma voor 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar van de verplichting.

Indien tijdens de validatie van het geheel van de investeringen voor een bepaald jaar, een aanvullend gebrek vastgesteld wordt in vergelijking met het gebrek aangerekend ten gevolge van de tweede vervaldatum voor de indiening van de investeringen, wordt dit aanvullende gebrek gestort aan het Centre du Cinéma binnen de maand na deze validatie door het Centre du Cinéma. § 4. Indien een project tot productie van een audiovisueel werk waarin de uitgever besloten heeft te investeren niet verwezenlijkt wordt of indien de beslissing tot investering niet geconcretiseerd kan worden, kan het bepaalde bedrag, mits aftrek van de investeringen voortvloeiend uit de overeenkomst, door de uitgever bestemd worden voor een ander project. Deze nieuwe bestemming geschiedt binnen een maximale termijn van 6 maanden vanaf de kennisgeving, door de uitgever aan het Centre du Cinéma, van de intrekking van het project en ten laatste twee jaar na de beslissing tot initiële tegemoetkoming waarvan akte bij overeenkomst of brief tot investering. Verstrijkt deze nieuwe termijn ook, dan stort de uitgever dit bedrag definitief aan het Centre du Cinéma.

Het vorige lid is niet van toepassing als de uitgever van de mogelijkheid bedoeld bij artikel 4 gebruik maakt. § 5. Indien de uitgever investeringen heeft aangegaan die hoger liggen dan de verschuldigde jaarlijkse bijdrage, kan hij deze overschotten overdragen opdat ze in mindering zouden komen van het volgende dienstjaar voor een bedrag gelijk aan een maximum van 5 % van zijn jaarlijkse verplichting. § 6. In afwijking van § 3, kan de uitgever een tekort aan investering ter uitvoering overdragen naar het volgende dienstjaar voor een bedrag gelijk aan een maximum van 15 % van de verschuldigde jaarlijkse bijdrage. § 7. De uitgever beschikt tevens over een bijkomende termijn om investeringen aan te gaan in projecten tot productie van een audiovisueel werk ten belope van het bedrag van het tekort dat gestort moet worden aan het Centre du Cinéma met toepassing van § 3.

In dat geval, beschikt de uitgever over een periode gaande tot 15 mei van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor het tekort vastgesteld werd, om bij het Centre du Cinéma, in de vormen bedoeld bij § 2, de investeringen aangegaan met toepassing van deze paragraaf, in te dienen.

Het Centre du Cinéma brengt deze investeringen in rekening voor de eerste vergadering van het Begeleidingscomité die volgt op de indiening van de investeringen voor het lopende jaar. Het deel van het bedrag van het tekort waarvoor geen investering aangegaan is, dient aan het Centre du Cinéma gestort te worden binnen de maand die volgt op deze eerste vergadering van het Begeleidingscomité.

Indien tijdens de validatie van het geheel van de investeringen voor een bepaald jaar, een aanvullend tekort vastgesteld wordt in vergelijking met het deel van het tekort dat werd vastgesteld bij toepassing van het vorige lid, wordt dit aanvullende tekort gestort aan het Centre du Cinéma binnen de maand na deze validatie door het Centre du Cinéma.

De vorige leden van deze paragraaf zijn niet van toepassing indien de uitgever van de mogelijkheid bedoeld bij artikel 4 gebruik maakt.

Art. 6.De investering van de uitgever in de coproductie en/of vooraankoop van een audiovisueel werk wordt in rekening gebracht voor het werkelijk door hem aangegane bedrag.

In afwijking van het vorige lid, ingeval toepassing wordt gedaan van artikel 4 via een derde maatschappij waarvan de werkelijke maatschappelijke zetel niet in België gevestigd is, wordt de investering in rekening gebracht : 1° in verhouding met het deel van de onafhankelijke producent(en) van de Franse Gemeenschap in het audiovisuele werk;2° ten belope van 100 procent indien deze investering bepaald werd in het kader van een overeenkomst exclusief getekend met één of meer onafhankelijke producent(en) van de Franse Gemeenschap, wat ook het deel van de onafhankelijke producent(en) van de Franse Gemeenschap in het audiovisuele werk ook is;3° ten belope van 100 procent indien deze investering aangegaan is voor een audiovisueel werk waarin het aandeel van de onafhankelijke producent(en) van de Franse Gemeenschap minstens gelijk is aan 50 procent;4° indien een onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap aandelen bezit in het audiovisuele werk door bemiddeling van productiemaatschappijen van verscheidene nationaliteiten waarvan hij minstens 51 procent van de aandelen bezit : ten belope van 100 % indien de gecumuleerde aandelen van deze producent in het audiovisuele werk, rechtstreeks of onrechtstreeks langs zijn dochtermaatschappijen, minstens aan 50 procent gelijk zijn; in verhouding met de gecumuleerde aandelen indien de gecumuleerde aandelen van deze producent in het audiovisuele werk, rechtstreeks of onrechtstreeks langs zijn dochtermaatschappijen, lager liggen dan 50 procent.

Elke investering in de coproductie en/of de vooraankoop van een audiovisueel werk komt in aanmerking in de verhoudingen bedoeld bij dit artikel op voorwaarde dat het in rekening gebrachte bedrag, voor een gelijkwaardig bedrag, een behoorlijk verantwoorde economische uitwerking heeft op het Franse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.

In afwijking van het vorige lid, mag een investering in de coproductie en/of de vooraankoop van een audiovisueel werk lager dan een totaal bedrag van 10.000 euro niet het voorwerp uitmaken van een verantwoording inzake economische uitwerking. Dit maximumbedrag wordt jaarlijks aangepast op basis van het indexcijfer 01.01.2009 = 100 in functie van de evolutie van het gewone indexcijfer voor de consumptieprijzen zoals bepaald bij de wet van 2 augustus 1971.

Als in aanmerking komend bedrag kan ook beschouwd worden, de steun aan scenarioschrijvers gevestigd in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

In afwijking van het derde lid, ingeval toepassing wordt gedaan van artikel 4 en het om een derde maatschappij gaat waarvan de werkelijke maatschappelijke zetel niet in België gevestigd is, bij gebrek aan indiening van de verantwoording voor de economische uitwerking, komt elke investering in een coproductie en/of een vooraankoop van een audiovisueel werk in aanmerking in de verhoudingen bedoeld bij dit artikel op voorwaarde dat dit werk erkend is als Franstalig Belgisch in de zin van artikel 22 van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 ter bevordering van de Franstalige filmcultuur, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 18 december 2001.

Art. 7.De Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Brussel, 2 oktober 2008.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Cultuur en Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN

^