Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 23 januari 2009
gepubliceerd op 24 maart 2009

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende toepassing van het decreet van 24 maart 2006 betreffende het instellen, bevorderen en versterken van samenwerkingsverbanden tussen Cultuur en Onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2009029111
pub.
24/03/2009
prom.
23/01/2009
ELI
eli/besluit/2009/01/23/2009029111/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JANUARI 2009. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende toepassing van het decreet van 24 maart 2006 betreffende het instellen, bevorderen en versterken van samenwerkingsverbanden tussen Cultuur en Onderwijs


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 24 maart 2006 betreffende het instellen, bevorderen en versterken van samenwerkingsverbanden tussen Cultuur en Onderwijs, de artikelen 14, 16, § 1, 3° en § 2, 17, § 2, 20, § 1, 3° en § 2, 21, § 2, 26 en 30, § 2, tweede lid;

Gelet op het voorstel van de Overlegraad van 21 november 2007;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 21 november 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 12 december 2008;

Gelet op het advies nr. 45.706/2 van de Raad van State, gegeven op 14 januari 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Leerplichtonderwijs en van de Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « de Ministers » : de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap belast met het gewoon en gespecialiseerd kleuter-, lager en secundair onderwijs met volledig leerplan, van Cultuur en de Audiovisuele Sector. HOOFDSTUK II. - Oproep tot projecten voor duurzame samenwerking

Art. 2.De oproep tot projecten voor duurzame samenwerking bedoeld bij artikel 14 van het decreet wordt elke jaar door de Ministers meegedeeld in de vorm van een omzendbrief ten laatste tegen 15 januari gericht aan de betrokken inrichtende machten en onderwijsinrichtingshoofden.

De oproep tot projecten wordt ter kennis gebracht van de culturele operators bedoeld bij artikel 1, 2°, van het decreet langs de onderwijssites enseignement.be en culture-enseignement.cfwb.be van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.

Art. 3.De omzendbrief bedoeld bij artikel 2 herhaalt de wets- en reglementaire bepalingen die de duurzame samenwerking regelen en alle informaties die de onderwijsinrichtingen, de cultuuroperators en de partneronderwijsinrichtingen toelaten hun project in te dienen op basis van het model bedoeld bij artikel 4 ten laatste tegen 1 maart. HOOFDSTUK III Het model voor de beschrijving van het project en het model voor de budgettaire vooruitzichten

Art. 4.De beschrijving van het project en de budgettaire vooruitzichten voor het project voor duurzame samenwerking bedoeld bij artikel 16, § 2, van het decreet worden op basis van het model opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit opgesteld.

Art. 5.De beschrijving van het project en de budgettaire vooruitzichten voor het project voor occasionele samenwerking bedoeld bij artikel 20, § 2, van het decreet worden op basis van het model opgenomen als bijlage 2 bij dit besluit opgesteld. HOOFDSTUK IV. - Partnerschapsovereenkomsten

Art. 6.De partnerschapsovereenkomst bedoeld bij artikel 16, § 1, 3°, van het decreet tussen, enerzijds, de onderwijsinrichting en, anderzijds, de culturele operator en/of de partneronderwijsinrichting voor de organisatie van een project voor duurzame samenwerking wordt op basis van het model als bijlage 3 bij dit besluit opgesteld.

Art. 7.De partnerschapsovereenkomst bedoeld bij artikel 20, § 1, 3°, van het decreet tussen, enerzijds, de onderwijsinrichting, en anderzijds, de culturele operator voor de organisatie van een project voor occasionele samenwerking wordt op basis van het model als bijlage 4 bij dit besluit opgesteld. HOOFDSTUK V. - Activiteitenverslag

Art. 8.De termijn waarin de begunstigde van de subsidie belast is met het overzenden aan de Cel Cultuur-Onderwijs van het activiteitenverslag bedoeld bij artikel 30, § 2, van het decreet inzake de verwezenlijking van de duurzame samenwerking wordt op 30 september na de periode van inrichting van deze activiteiten vastgesteld.

Art. 9.De termijn waarin de begunstigde van de subsidie belast is met het overzenden aan de Cel Cultuur-Onderwijs van het activiteitenverslag bedoeld bij artikel 30, § 2, van het decreet inzake de verwezenlijking van de occasionele samenwerking wordt vastgesteld : 1° op 31 maart na de periode van inrichting van deze occasionele activiteiten wanneer deze laatste tussen 1 september en 31 december plaatsvinden;2° op 30 september na de periode van inrichting van deze occasionele activiteiten wanneer deze laatste tussen 1 januari en 30 juni plaatsvindt. HOOFDSTUK VI. - Selectietabellen voor de samenwerking

Art. 10.De selectietabel voor de projecten voor duurzame samenwerking wordt op basis van het model als bijlage 5 bij dit besluit opgesteld.

Deze selectietabel, haar gebruiksaanwijzingen en de te selecteren beschrijvingen van de projecten van samenwerking worden aan de leden van de Evaluatie- en selectiecommissie voor uiterlijk 10 april.

De evaluaties van de leden worden als werkbasis beschouwd voor de argumentatie en het debat die leiden tot de definitieve selectie van de projecten.

Art. 11.De selectietabel voor de projecten voor occasionele samenwerking wordt op basis van het model als bijlage 6 bij dit besluit opgesteld. Deze selectietabel, haar gebruiksaanwijzingen en de te selecteren beschrijvingen van de projecten van samenwerking worden aan de leden van de Evaluatie- en Selectiecommissie bij elke selectie meegedeeld.

De evaluaties van de leden worden als werkbasis beschouwd voor de argumentatie en het debat die leiden tot de definitieve selectie van de projecten. HOOFDSTUK VII. - Evaluatietabellen voor de samenwerking

Art. 12.De evaluatietabel voor de projecten voor samenwerking bedoeld bij artikel 26, 3°, van het decreet wordt op basis van het model als bijlage 7 bij dit besluit opgesteld. HOOFDSTUK VIII. - Bijkomende selectiecriteria

Art. 13.Twee bijkomende criteria zoals bedoeld bij de artikelen 17, § 2 en 21, § 2, van het decreet worden als volgt bepaald : 1°) eenzelfde culturele operator of eenzelfde partneronderwijsinrichting mag geen subsidies genieten : - voor een aantal projecten dat 20 % van het totale aantal geselecteerde projecten overschrijdt; - noch voor een globaal bedrag, dat hem (via de schoolinrichting) rechtstreeks of onrechtstreeks gestort wordt, dat 20 % van de totale begroting toegekend aan de subsidiëring van de geselecteerde projecten van samenwerking.

Op het met redenen omklede voorstel van de Selectie- en Evaluatiecommissie bedoeld bij artikel 28 van het decreet, kunnen de Ministers beslissen de percentages te moduleren die bedoeld zijn in het eerste lid, binnen een vork gaande van 5 tot 20 %. 2°) Om als ontvankelijk te worden beschouwd, moet voor de culturele operator het project van samenwerking een specificiteit inhouden die verschilt van deze van de opdrachten en activiteiten waarvoor hij reeds een subsidie toegekend door de Franse Gemeenschap geniet. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 14.Worden opgeheven : 1° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2004 tot vaststelling van de nadere regels voor de oproep tot kandidaturen van de vertegenwoordigers uit de culturele wereld en uit de onderwijswereld bedoeld bij artikel 8, § 2, 7°, van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de ontwikkeling van synergieën tussen de onderwijswereld en de culturele wereld;2° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2004 betreffende de oproepen voor projecten bedoeld in artikel 4 van het decreet van 17 mei 2004 betreffende de ontwikkeling van synergieën tussen de onderwijswereld en de culturele wereld;3° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2004 tot vaststelling van het model voor de partnerschapovereenkomst bedoeld bij artikel 7 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de ontwikkeling van synergieën tussen de onderwijswereld en de culturele wereld.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2009.

Art. 16.De Ministers worden belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 januari 2009.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN

^