Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 14 mei 2009
gepubliceerd op 08 oktober 2009

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2009029547
pub.
08/10/2009
prom.
14/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/14/2009029547/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MEI 2009. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van de Franse Gemeenschap


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, zoals gewijzigd en, inzonderheid, op de artikelen 16 tot 19bis ;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 mei 1991 tot oprichting van de groep overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, met open en gesloten regimes, van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1991 betreffende de organisatie van de groep overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, met open en gesloten regimes, van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap 18 mei 1993 tot vaststelling van de wijze waarop kan voldaan worden aan de leerplicht in de groep openbare instellingen voor jeugdbescherming (open en gesloten afdelingen) van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 juli 1996 tot bepaling van de samenstelling van de pluridisciplinaire ploeg van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, met open en gesloten regimes, en tot bepaling van de rubrieken die het medisch-psychologisch verslag en de sociale studie over de jongeren die aan de groep van die instellingen toevertrouwd zijn, moeten omvatten;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 21 maart 1997 tot regeling van de nadere regels inzake afzondering in de openbare instellingen voor jeugdbescherming, tot regeling van het toezicht op deze modaliteiten en tot vaststelling van de normen toepasselijk op de afzonderingslokalen;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 mei 1999 tot vaststelling van het algemeen reglement van de groep van de overheidsinstellingen voor Jeugdbescherming;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 juni 2004 betreffende de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 december 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 21 december 2007;

Gelet op het protocol nr.363 van het Onderhandelingscomité van Sector XVII, gegeven op 21 maart 2008;

Gelet op het advies nr.45.696/4 van de Raad van State, gegeven op 14 januari 2009 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1), van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de Jeugd, gegeven op 8 september 2008;

Op de voordracht van de Minister tot wier bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, dient verstaan te worden onder : 1° Decreet : decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd;2° IPPJ : Overheidsinstelling voor jeugdbescherming;3° Opdrachtgevende overheid : de jeugdrechtbank en de jeugdkamers binnen de beroepshoven;4° CIOC : Informatie-, oriëntatie- en coördinatiecel ingesteld binnen de Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd;5° Overlegcomité : het overlegcomité vermeld in artikel 8 van het besluit van 12 september 2008 betreffende de samenwerking tussen de opdrachtgevende overheden en het geheel van de diensten van de sector van de Hulpverlening aan de Jeugd;6° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort. HOOFDSTUK II. - De gedifferentieerde pedagogische acties van de IPPJ's

Art. 2.De IPPJ's ontwikkelen één of meer pedagogische projecten rond verscheidene types van bemiddelingen. Daartoe ontwikkelen ze gedifferentieerde pedagogische acties die ertoe strekken een optimaal antwoord te geven op de behoeften van de jongeren die hen toevertrouwd worden.

Deze acties bevatten, inzonderheid : 1° de opvang in open regime, gedurende een periode van maximum 15 dagen, met als doel het opmaken van een balans en, mogelijks, het voorstellen van een oriëntatie naar een andere dienst;2° de oriëntatie in open regime, gedurende een periode van maximum 40 dagen, met als doel het uitwerken van een individueel pedagogisch project;3° de opvoeding in open regime, met als doel een werk van resocialisatie, herscholing en persoonlijke herwaardering, door een individuele hulpverlening, en die een sociale hulpverlening bevat in verband met de natuurlijke levenssfeer van de jonge mens en een samenwerking met al de maatschappelijke werkers die de jonge persoon bijstaan;4° de observatie en evaluatie in gesloten regime, gedurende een periode van maximum 3 maanden, met als doel het opmaken van een balans en het voorstellen van een oriëntatie naar een andere dienst;5° de observatie en oriëntatie in gesloten regime, gedurende een periode van maximum 3 maanden, van jongeren waarvoor een dergelijke aanpak onmogelijk is in open regime;6° de individualisering in gesloten regime, gedurende een periode van maximum 42 dagen, van jongeren waarvoor een dergelijke aanpak onmogelijk is in open regime;7° de opvoeding in gesloten regime, voor een periode van drie maanden, die voor drie maanden hernieuwd kan worden, dan van maand na maand, van jongeren die bijzonder ernstige, of herhaaldelijk, als misdrijf omschreven feiten hebben gepleegd, door een individuele hulpverlening, en die een sociale hulpverlening bevat in verband met de natuurlijke levenssfeer van de jonge mens en een samenwerking met al de maatschappelijke werkers die de jonge persoon bijstaan;8° de post-institutionele begeleiding van jongeren, na een verblijf binnen een IPPJ, om ze in hun levenssfeer te begeleiden.

Art. 3.Onverminderd artikel 16, derde lid, van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, zorgt de directie van de IPPJ ervoor dat de aanvragen om tenlasteneming geformuleerd door de gerechtelijke overheid de inachtneming van het pedagogische project van de IPPJ bevoorrechten. Daartoe zorgt zij, in aanwezigheid van de jongere, volgens de nadere regels en binnen de termijnen bepaald door het pedagogische project, voor een contact tussen de bevoegde rechter en een door haar aangewezen opdrachthoudend personeelslid van de IPPJ. HOOFDSTUK III. - De pedagogische comités van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming

Art. 4.er wordt binnen elke IPPJ een pedagogisch comité ingesteld.

Het heeft tot opdracht het uitwerken en evalueren van het pedagogische project van de IPPJ en van zijn verwezenlijking, alsook elk ander voorstel tot wijziging ervan.

Om de twee jaar, vanaf de goedkeuring ervan, zal ieder pedagogisch project het voorwerp zijn van een evaluatieverslag, dat aan de Minister alsook de Voorzitter van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd door de Voorzitter van het pedagogische comité meegedeeld zal worden.

De pedagogische projecten en de voorstellen tot wijziging worden aan de goedkeuring van de Minister voorgelegd.

Art. 5.§ 1. De pedagogische comités bestaan uit : 1° de Directeur-generaal van de Hulpverlening aan de Jeugd of diens vertegenwoordiger en twee leden van het personeel van niveau 1 van de Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd;2° een vertegenwoordiger van de Minister;3° de directeur van de IPPJ en de leden van het directieteam die bevoegd zijn voor de pedagogische follow-up;4° één of twee leden van de opvoed- en pedagogische teams van de IPPJ per dienst of afdeling;5° één of twee leden van het psycho-medisch-sociale team van de IPPJ per type van tenlasteneming;6° één of twee leden van het toezichtsteam van de IPPJ;7° een vertegenwoordiger van iedere vakvereniging van het personeel van de IPPJ;8° twee tot vier vertegenwoordigers van de Union francophone des Magistrats de la jeunesse waaronder minstens één vertegenwoordiger van de jeugdrechtbanken en minstens één vertegenwoordiger van jeugdparketten;9° één vertegenwoordiger van de sociale afdelingen van de diensten voor gerechtelijke bescherming. De leden bedoeld bij de punten 4° tot 6° en 9° worden door hun gelijken aangewezen. De leden bedoeld bij de punten 7° en 8° worden aangewezen door de bevoegde overheden van de vakverenigingen en de Union francophone des Magistrats de la jeunesse.

De leden bedoeld bij de punten 4° tot 9° kunnen door een plaatsvervangend lid vervangen worden dat aangewezen werd volgens dezelfde nadere regels als de titularis. § 2. De Directeur-generaal van de Hulpverlening aan de Jeugd of diens vertegenwoordiger zorgt voor het voorzitterschap van het pedagogische comité van elke IPPJ. § 3. De Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd zorgt voor het secretariaat van de vergaderingen van het pedagogische comité. § 4. Het pedagogische comité neemt een huishoudelijk reglement aan waarin, inzonderheid, ervoor gezorgd wordt dat het quorum noodzakelijk voor het inrichten van het pedagogische comité bereikt wordt. § 5. De Voorzitter roept het pedagogische comité van elke IPPJ samen minstens één maal om het jaar en iedere keer dat minstens vier leden van het comité het vragen. § 6. De Minister kan een deskundige aanwijzen om de activiteiten van het comité bij te staan; andere deskundigen zullen tevens uitgenodigd worden om deel te nemen aan de werkzaamheden van het comité als de Voorzitter van het comité het nodig acht.

Art. 6.De directie van de IPPJ zorgt voor de terbeschikkingstelling van de tools om de opinie te kennen van de jongeren over hun plaatsing. Ieder pedagogisch comité bevat op zijn agenda een punt met betrekking tot de evaluatie en de follow-up van de opinie van de jongeren. HOOFDSTUK IV. - De samenwerking van de IPPJ's met de gerechtelijke overheden en het geheel van de diensten van de sector van de hulpverlening aan de jeugd

Art. 7.De Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd stelt ter beschikking van de opdrachtgevende overheid en het geheel van de diensten van de sector van de hulpverlening aan de jeugd de pedagogische projecten van elke IPPJ alsook elke wijziging in verband ermee.

Art. 8.De directie van de IPPJ moet aan de CIOC de gegevens betreffende de beschikbare en lopende tenlastenemingen in de IPPJ overzenden, overeenkomstig de door de Minister bepaalde nadere regels.

Art. 9.De directie van de IPPJ zorgt voor de mederwerking met de opdrachtgevende overheid en het geheel van de diensten van de sector van de hulpverlening aan de jeugd, inzonderheid, via haar participatie in het Overlegcomité.

Art. 10.De Directie van de betrokken IPPJ verwittigt de bevoegde rechter, de federale of plaatselijke politie alsook de personen die het ouderlijke gezag uitoefenen op de jongere : 1° onmiddellijk als het om het weglopen van een dienst met gesloten regime gaat;2° binnen de 24 uren als het om het weglopen van een dienst met open regime gaat;3° binnen de 48 uren als het om het niet-terugkeren na een verlof gaat.

Art. 11.De plaats van de jongere die afwezig is zonder toelating van een opvangdienst met open regime kan worden behouden gedurende 24 uren vanaf het ogenblik waarop de bevoegde rechter over de afwezigheid werd bericht.

De plaats van de jongere die afwezig is zonder toelating van een oriëntatiedienst met open regime kan worden behouden gedurende vijf dagen vanaf het ogenblik waarop de bevoegde rechter over de afwezigheid werd bericht.

De plaats van de jongere die afwezig is zonder toelating van een opvoedingsdienst met open regime kan worden behouden gedurende tien dagen vanaf het ogenblik waarop de bevoegde rechter over de afwezigheid werd bericht.

Na de termijnen bedoeld bij de eerste, tweede en derde leden, wordt de plaats van de jongere vacant verklaard. De mogelijke re-integratie van de afwezige jongere hangt af van een nieuwe beslissing van de gerechtelijke overheid en van het vervullen van de formaliteiten bepaald bij artikel 3.

De plaats van de jongere die afwezig is zonder toelating van een opvoedingsdienst met gesloten regime dient behouden te worden zolang de maatregel niet gewijzigd werd door de bevoegde rechter. De plaats wordt toch vacant verklaard wanneer de jongere steeds zonder toelating afwezig is op het einde van de plaatsingsmaatregel besloten door de bevoegde rechter. De mogelijke re-integratie van de afwezige jongere hangt van een nieuwe beslissing van de gerechtelijke overheid en van het vervullen van de formaliteiten bepaald bij artikel 3 af.

Art. 12.Onverminderd de bijzondere bepalingen die door de bevoegde rechter getroffen zouden worden ten opzichte van de jongere die in gesloten regime wordt opgevangen overeenkomstig de artikelen 18 en 19bis van het decreet, de contacten met de buitenwereld worden geregeld door een individueel programma opgesteld op initiatief van de instelling die het opneemt in het medisch-psychologische verslag en de driemaandelijkse verslagen betreffende de betrokken jongere. HOOFDSTUK V. - Overgangs-, wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 13.De pedagogische projecten van de IPP's erkend door de Minister overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 juni 2004 betreffende de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van de Franse Gemeenschap, worden beschouwd als zijnde goedgekeurd overeenkomstig dit besluit.

Nochtans, overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van dit besluit, zullen deze pedagogische projecten het voorwerp zijn van een evaluatieverslag twee jaar na de datum van hun goedkleuring op basis van het besluit van 15 juni 2004.

Art. 14.De woorden « de groep van overheidsinstellingen voor jeugdbescherming » worden vervangen door de woorden « de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming » in het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 mei 1991 tot oprichting van de groep overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, met open en gesloten regimes, van de Franse Gemeenschap, in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 mei 1993 tot vaststelling van de wijze waarop kan voldaan worden aan de leerplicht in de groep openbare instellingen voor jeugdbescherming (open en gesloten afdelingen) van de Franse Gemeenschap, in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 juli 1996 tot bepaling van de samenstelling van de pluridisciplinaire ploeg van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, met open en gesloten regimes, en tot bepaling van de rubrieken die het medisch-psychologisch verslag en de sociale studie over de jongeren die aan de groep van die instellingen toevertrouwd zijn, moeten omvatten, in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 21 maart 1997 tot regeling van de nadere regels inzake afzondering in de openbare instellingen voor jeugdbescherming, tot regeling van het toezicht op deze modaliteiten en tot vaststelling van de normen toepasselijk op de afzonderingslokalen en in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 mei 1999 tot vaststelling van het algemeen reglement van de groep van de overheidsinstellingen voor Jeugdbescherming.

Art. 15.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1991 betreffende de organisatie van de groep overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, met open en gesloten regimes, van de Franse Gemeenschap en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 juni 2004 betreffende de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming van de Franse Gemeenschap worden opgeheven.

Art. 16.De Minister bevoegd voor de Hulpverlening aan de Jeugd is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 mei 2009.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK

^