Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 14 mei 2009
gepubliceerd op 08 oktober 2009

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de gespecialiseerde opvangcentra

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2009029549
pub.
08/10/2009
prom.
14/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/14/2009029549/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MEI 2009. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de gespecialiseerde opvangcentra


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, zoals gewijzigd, artikel 44, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2001, en artikel 47, 1e lid, gewijzigd bij het decreet van 29 maart 2001;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, zoals gewijzigd, artikel 37;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de gespecialiseerde opvangcentra;

Gelet op het advies nr. 98 van de Communautaire raad voor hulpverlening aan de jeugd, gegeven op 12 februari 2009;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 januari 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 19 februari 2009;

Gelet op het advies nr. 46.356/4 van de Raad van State, gegeven op 27 april 2009, bij toepassing van artikel 84, 1e lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor de Hulpverlening aan de Jeugd;

Na beraadslaging : Besluit :

Artikel 1.Na artikel 8 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de gespecialiseerde opvangcentra, gewijzigd op 8 november 2001, 17 juni 2004 en 24 maart 2003, wordt een Hoofdstuk III/1 ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK III/ 1. - Bijzondere bepalingen inzake de erkenning en de subsidiëring van de gespecialiseerde opvangcentra die humanitaire afscheidingsverblijven in het buitenland organiseren. »

Art. 2.In Hoofdstuk III/1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 8/1.De gespecialiseerde opvangcentra die een pedagogisch project dat de tenlasteneming van jongeren via humanitaire afscheidingsverblijven in het buitenland voorstellen, kunnen erkend worden als gespecialiseerde opvangcentra die humanitaire afscheidingsverblijven organiseren. Dat humanitaire aspect wordt gekenmerkt door de verwezenlijking van acties die sterk het eigen imago helpen te herstellen, en in een cultuur te treden gekenmerkt door het slagen en de positieve en bevredigende actie doorheen de deelname aan initiatieven van coöperatie hulp aan de bevolkingen in grote armoede. ».

Art. 3.In hoofdstuk III/1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 8/2 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 8/2.Het in artikel 8/1 bedoeld centrum heeft voor opdracht een collectief onthaal te organiseren van vijf jongeren die een bijzondere tenlasteneming vereisen doorheen een humanitair afscheidingsverblijf in het buitenland : - houdende rekening met een bijzondere en gespecialiseerde hulpverlening aangezien hun agressieve of gewelddadige houding, hun ernstige psychologische problemen, de herhaling van als misdrijf omschreven feiten; - en/of wanneer de aanvraag om opvang een jongere betreft die aan de overheidsinstellingen van de jeugdbescherming wordt toevertrouwd. »;

Art. 4.In Hoofdstuk III/1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 8/3 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 8/3.§ 1. Het in artikel 8/1 bedoeld centrum neemt de jongeren ten laste bedoeld in artikel 8/2 op mandaat van de beslissingsinstanties die raadgever zijn voor de hulpverlening aan de jeugd, de directeur van de hulpverlening aan de jeugd of de jeugdrechtbank. § 2. Een jongere kan niet meer dan één humanitair afscheidingsverblijf in het buitenland genieten, alle mandaten bijeengeteld. § 3. De tenlasteneming van de minderjarige door het centrum kan geen zes maanden overschrijden. Bij gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden kan voormelde termijn verlengd worden voor een maximale duur van twee maanden. De Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd wordt ten laatste één maand vóór het verstrijken van de eerste zes maanden van de tenlasteneming geïnformeerd over de uitzonderlijke omstandigheden. § 4. De periode van tenlasteneming begrijpt : - een voorbereidingsfase in België; - het verblijf in het buitenland waarvan de duur niet minder dan zestig dagen kan tellen; - een sluitings- en herintegratiefase in België; § 5. Het centrum verzendt een verslag naar de beslissingsinstantie binnen de maand volgend op de datum van het mandaat. Dat verslag bepaalt het project van afscheidingsverblijf en de precieze duur ervan; het bevat een analyse van de situatie en de bijzonderheden van het beoogde hulpverleningsprogramma. Een bijkomend verslag wordt na drie maanden naar de beslissingsinstantie verstuurd alsook op het einde van het mandaat.

Wanneer het centrum gemandateerd wordt door de jeugdrechtbank, maakt het een kopie van de verslagen over aan de dienst voor gerechtelijke bescherming. § 6. De dienst is verplicht de bedoelde minderjarigen, de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen en de beslissingsinstantie te informeren over de precieze verblijfsomstandigheden en inzonderheid de regels inzake de desbetreffende burgerlijke en strafrechtelijke verantwoordelijkheden.

Een folder met voormelde informatie wordt aan de in het 1e lid bedoelde personen overgemaakt.

De dienst zorgt ervoor de minderjarigen te dekken doormiddel van een verzekering gezondheidszorgen en hospitalisatie en repatriëring met alle waarborgen eraan gebonden. § 7. Teneinde de best mogelijke condities inzake juridische en sanitaire veiligheid van de jongeren te bieden, zal een samenwerking worden ingesteld met « Wallonie-Bruxelles International » op het moment van de aanvraag om erkenning van de dienst en achteraf verlengd worden en dit om het best mogelijk geïnformeerd te worden over de levensomstandigheden in het betrokken land, inzonderheid inzake mensenrechten en kinderrechten. ».

Art. 5.In Hoofdstuk III/1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 8/4 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 8/4.Voor de erkende centra bedoeld in artikel 8/1 zijn de volgende nadere regels voor de subsidiëring van toepassing : 1° de jaarlijkse provisionele subsidie voor personeelskosten en voor werkingskosten bedoeld in de artikelen 31 tot 35 van het besluit bedoeld in artikel 5 wordt toegekend op basis van de volgende normen inzake personeelsbestand : - 0,33 directeur; - 4 opvoeders; - 0,5 psychosociaal; - 0,17 redacteur; - 0,5 technisch.

De werkingskosten worden vastgesteld op 14.729 euro indexeerbaar; 2° de personeelsformatie moet minstens bestaan uit vijfeneenhalve voltijdse equivalenten waarvan minstens een voltijdse geëxpatrieerde besteed wordt aan de coördinatie van het project in zijn vestiging in het buitenland;3° Voor de verantwoording van het gebruik van die subsidie worden de bepalingen bedoeld in bijlage 1 en in artikel 35 van het besluit van de Regering van de Franse gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, toegepast : a) voor de wervingsvoorwaarden van het autochtone personeel, dat ter plaatse werkzaam is, die van de in België van kracht zijnde reglementaties afwijken, wordt een document dat de inschrijving van de autochtone werknemers bij de plaatselijke officiële organen bekwaam inzake betrekking aangemaakt;b) voor elk personeelslid (geëxpatrieerd of autochtoon), wordt een betrekkingscontract of een aanhangsel opgemaakt met bepaling, buiten de wettelijke verplichtingen, van de nadere regels voor de uitvoering, ter plaatse, van de contractuele verplichtingen.Voor het geëxpatrieerd personeel wordt een kopie van die documenten overgemaakt aan de Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd; c) het gebruik van de subsidie kan eveneens verantwoord worden door de volgende uitgaven : i.de verzekeringskosten « gezondheidszorgen, hospitalisatie, repatriëring » voor het personeel; ii. de kosten voor het vertrek van het personeel (vervoer, inentingen, visum en paspoort); iii. de vergoedingen voor buitenlandse verblijven samen met minderjarigen ten gunste van personeelsleden die zich uitzonderlijk ter plaatse begeven en voor korte periodes (maximaal 30 dagen). De geëxpatrieerde die in permanentie op de vestigingsplaats van de afscheidingsverblijven verblijft, zal die vergoedingen slechts kunnen genieten wanneer hij buitenlandse verblijven zal begeleiden op die plaats samen met minderjarigen; d) wat betreft de investeringen waarvan het bedrag hoger dan vijfhonderd euro is, zal enkel de aflossingslast in acht genomen worden.Het totaal van de aflossingslasten kan geen 10 % van het totale bedrag van de subsidie overschrijden; e) de subsidie kan gebruikt worden overeenkomstig de plaatselijke gewoontes om de autochtone stagemeesters te bezoldigen bij wie de minderjarigen een opleiding zouden volgen.De algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd wordt door de dienst geïnformeerd over de gebruikelijke praktijken in dat verband in het land waar de afscheidingsverblijven plaatshebben; f) de subsidiëring kan niet gebruikt worden om de uitgaven betreffende goederen verworven volgens onwettige praktijken, via smokkelarij en die de veiligheid in het gedrang zouden kunnen brengen, te rechtvaardigen;g) het deel van de subsidie dat niet in kosten van de uitgaven van loonlasten gerechtvaardigd wordt, kan gebruikt worden volgens de nadere regels opgenomen in artikel 35 van het besluit bedoeld in artikel 5.».

Art. 6.De Minister bevoegd voor de hulpverlening aan de jeugd wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 mei 2009.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK

^