Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 13 december 2012
gepubliceerd op 20 december 2012

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende verschillende maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en betreffende de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2012029543
pub.
20/12/2012
prom.
13/12/2012
ELI
eli/besluit/2012/12/13/2012029543/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 DECEMBER 2012. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende verschillende maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en betreffende de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de artikelen 2, 3, 15, 19, 20, 21, 22, 23, 26, 28, 30, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 46, 53, 54, 55, 56, 66 en 67 van het decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;

Overwegende het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 februari 1998 houdende bevoegdheids- en ondertekeningsdelegatie aan de ambtenaren-generaal en aan sommige andere ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap - Ministerie van de Franse Gemeenschap;

Overwegende het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2009 houdende regeling van haar werking;

Overwegende het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2009 betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Franse Gemeenschap;

Overwegende het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2009 tot vaststelling van de verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 november 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 29 november 2012;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, omdat dit besluit uiterlijk op 1 januari 2013 in werking moet treden; overwegende dat het immers de technische maatregelen inhoudt die onontbeerlijk zijn om de begroting uitvoerbaar te maken en om de openbare boekhouding te voeren met toepassing van het decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het advies nr. 52.460/2 van de Raad van State, gegeven op 5 december 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Begroting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De bepalingen van dit besluit zijn toepasselijk op de entiteit bepaald in artikel 3, eerste lid van het decreet van 20 december 2011 bedoeld in artikel 2, 1°.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet van 20 december 2011 : decreet houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;2° besluit tot vaststelling van het boekhoudplan : het koninklijk besluit van 10 november 2009 tot vaststelling van het boekhoudplan van toepassing op de federale Staat en op de gemeenschappen, de gewesten en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie;3° Ministerie : Ministerie van de Franse Gemeenschap, dit zijn de diensten van algemeen bestuur van de Franse Gemeenschap;4° dienst die rechtstreeks onder de Regering ressorteert : onderscheiden dienst van het Ministerie, bij decreet of besluit van de Regering opgericht en rechtstreeks onder het gezag van de Regering geplaatst voor de uitoefening van specifieke opdrachten;5° diensten voor de begroting en de financiën : algemene directie begroting en financiën van het Ministerie - algemene dienst begroting en comptabiliteit, en algemene dienst financiën;6° personeelslid : personeelslid van de diensten van de Regering, ongeacht zijn juridische arbeidsverhouding tot deze diensten;7° oorspronkelijke schuldeiser : titularis van de juridische vastlegging op de Franse Gemeenschap of elke andere persoon die de betaling van afgeleide rechten op deze kan verkrijgen, en die niet meer rechten kan verwerven dan deze die hij bezit;8° eenheid voor de controle op de vastleggingen : eenheid die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de controle op de vastleggingen;9° eenheid voor de controle op de vereffeningen : eenheid die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de controle op de vereffeningen;10° eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers : eenheid die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers;11° kassier : kredietinstelling aangeduid met toepassing van het koninklijk besluit van 6 augustus 1990 houdende bepaling van de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Gemeenschappen, van de Gewesten en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. HOOFDSTUK 2. - Actoren Afdeling 1. - Scheiding van de ambten

Art. 3.Het ambt van ordonnateur en het ambt van thesaurier moeten door onderscheiden personeelsleden worden uitgeoefend.

Art. 4.Wanneer het functioneel niet mogelijk is om het ambt van ontvanger en het ambt van thesaurier te scheiden, kunnen die ambten door één zelfde personeelslid worden uitgeoefend.

Art. 5.De akte waarbij de in de afdelingen 2 tot 4 bedoelde actoren worden aangewezen, vermeldt het voorwerp en de datum vanaf welke het personeelslid in dienst treedt. Er wordt een afschrift aan het Rekenhof meegedeeld. Afdeling 2. - Ordonnateurs

Art. 6.§ 1. Het ambt van primaire ordonnateur wordt in naam van de Regering door elk van de Ministers uitgeoefend, op grond van de hem toegewezen bevoegdheden.

Het ambt van gedelegeerd ordonnateur wordt uitgeoefend : 1° door de personeelsleden van het ministerie, gemachtigd bij het besluit van de Regering houdende bevoegdheids- en ondertekeningsdelegaties;2° door de overheid die verantwoordelijk is voor de diensten die rechtstreeks onder de Regering ressorteren, gemachtigd bij de bepalingen die deze organiseren. De gedelegeerde ordonnateurs handelen uitsluitend in de voorwaarden en binnen de perken die erin vastgesteld zijn. § 2. In elk ministerieel kabinet en, bij gebrek aan organieke bepalingen, in elke dienst die voor de werking ervan daarmee gelijkgesteld wordt, kan de functionele Minister één of meer gedelegeerde ordonnateurs uit de personeelsleden aanwijzen, om de uitgaven binnen de perken en de voorwaarden die hij vaststelt, vast te leggen en te vereffenen. § 3. Onverminderd de controles die door de diensten voor de begroting en de financiën worden uitgeoefend, richten de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde ordonnateurs de systemen voor het beheer en de procedures voor de interne controle in, geschikt voor de uitvoering van hun opdrachten. § 4. De delegaties die aan de secretaris-generaal, de administrateur-generaal en de directeur-generaal worden toegewezen, kunnen, tijdelijk of definitief, worden ingetrokken, op aanvraag van de minister, voor de hem toegewezen bevoegdheden, op een met redenen omklede beslissing van de Regering.

Art. 7.Met inachtneming van de in artikel 5 bedoelde bepalingen, wordt een lijst van de personeelsleden belast met het ambt van gedelegeerd ordonnateur met toepassing van de bepalingen van artikel 6, § 1, tweede lid, door het ministerie vastgesteld en bijgewerkt. Afdeling 3. - Ontvangers belast met de inning van de ontvangsten

Art. 8.§ 1. De ten laste van derden vastgestelde rechten zijn de door de ordonnateurs bepaalde schuldvorderingen die : 1° op hun bevel in de rekeningen van de begrotingsboekhouding worden geboekt, op het niveau van de basisartikelen alsook gelijktijdig in de rekeningen van klasse 4 van de balans, en, als tegenwicht, in de resultatenrekening;2° worden meegedeeld aan een ontvanger die belast wordt met de inning ervan overeenkomstig de artikelen 53 en 55 van het decreet van 20 december 2011. § 2. De contant geïnde ontvangsten kunnen niet a posteriori worden geboekt in de rekeningen van klasse 4 van de balans. Als tegenwicht voor de toeneming van de financiële rekening die ze voortbrengen, worden ze rechtstreeks in de rekeningen van de begrotingsboekhouding geboekt, op het niveau van de basisartikelen en gelijktijdig in de resultatenrekening. § 3. Wanneer de ontvangsten worden geïnd, terwijl later blijkt dat hun rechten verkeerd werden vastgesteld, wordt hun bedrag teruggegeven door toedoen van de ordonnateur ten laste van een basisartikel dat daartoe op de uitgavenbegroting wordt uitgetrokken.

Art. 9.§ 1. Het ambt van ontvanger wordt uitgeoefend door de personeelsleden van het ministerie die door de Minister van Begroting of diens afgevaardigde worden aangewezen met inachtneming van de bepalingen van artikel 5. § 2. In elke akte voor de aanwijzing van een ontvanger-titularis, wordt ten minste één plaatsvervangend ontvanger aangewezen om de ontvanger-titularis te vervangen, onder de verantwoordelijkheid van deze, gedurende de periode van zijn tijdelijke afwezigheid.

Art. 10.§ 1. Een centraliserende ontvanger moet door de Minister van Begroting worden aangewezen uit de personeelsleden van niveau 1 of 2 van het ministerie. § 2. Het personeelslid dat de gecumuleerde ambten van ontvanger en thesaurier uitoefent, wordt door één enkele akte aangewezen. Een financiële rekening waarop het de ontvangsten int, wordt voor hem bij de kassier geopend.

Vanuit die rekening : 1° betaalt het de ten onrechte ontvangen bedragen terug;2° stort het ten minste één keer per week de netto-opbrengst van zijn ontvangsten aan de centraliserende thesaurier. Als ontvangsten bestemd worden voor uitgaven van een begrotingsfonds waarvan het financiële beheer aan een gedecentraliseerde thesaurier wordt toegewezen, overeenkomstig artikel 16, § 2, oefent de gedecentraliseerde thesaurier het ambt van ontvanger-thesaurier van ambtswege uit en behoudt het de geïnde ontvangsten. De artikelen 11 en 12, § 1 zijn bovendien niet op hem van toepassing.

Art. 11.Elke ontvanger of ontvanger-thesaurier-titularis geeft rekenschap van zijn beheer volgens het door de Minister van Begroting vastgestelde model.

De originele stukken tot verantwoording van de rekeningen, zoals bedoeld in artikel 35, worden door de dienst voor de begroting en de financiën bewaard tot 31 december van het jaar van de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar zoals bepaald in artikel 45 van het decreet van 20 december 2011 en, vervolgens, overeenkomstig de bepalingen van artikel 37. Afdeling 4. - Thesauriers

Onderafdeling 1. - Opdrachten

Art. 12.§ 1. De thesauriers worden belast met de betaling van de uitgaven, op bevel van de ordonnateurs, en met de rechtstreekse inning van de ontvangsten of met de centralisatie ervan, als ze door een ontvanger-thesaurier vooraf werden ontvangen. Ze kunnen de ten onrechte ontvangen bedragen terugbetalen.

De in het eerste lid bedoelde thesauriers beschikken over financiële rekeningen die op hun naam bij de kassier geopend zijn, met vermelding van de dienst waaronder ze ressorteren. De opening en de afsluiting van de rekeningen worden uitsluitend door toedoen van de verantwoordelijke overheid uitgevoerd. § 2. Onverminderd andere wettelijke bepalingen kunnen de financiële verrichtingen die geen verband houden met de begroting alsook de verrichtingen inzake beheer van fondsen van derden alleen door de centraliserende thesaurier worden uitgevoerd op bevel van de verantwoordelijke overheid. § 3. De in artikel 13 bedoelde centraliserende thesaurier wordt ertoe gemachtigd de kredietlijnen te gebruiken die door de kassier worden toegestaan wanneer ze door de verantwoordelijke overheid worden aangewend om overschrijvingsopdrachten te dekken.

Elke gedecentraliseerde thesaurier bedoeld in artikel 16 kan alleen het tegoed aanwenden dat op zijn financiële rekening beschikbaar is. § 4. De betalingen worden bij voorkeur verricht door middel van een overschrijving naar een financiële rekening die geopend is op naam van de begunstigde die bij de juridische vastlegging van de uitgave wordt geïdentificeerd.

Onderafdeling 2. - Centraliserende thesaurier

Art. 13.§ 1. De centralisatie van de geldinkomsten en uitgaven wordt toevertrouwd aan een centraliserende thesaurier, die verrichtingen doet in een centraal stelsel dat rechtstreeks met de algemene boekhouding verbonden is. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde ambt wordt uitgeoefend door een personeelslid van niveau 1 van het ministerie dat door de Minister van Begroting wordt aangewezen.

Art. 14.Een lijst van de financiële rekeningen waarvoor de centraliserende thesaurier verantwoordelijk is en die noodzakelijk zijn voor de centralisatie van de ontvangsten en de betaling van de uitgaven en voor de financiële verrichtingen die niet met de begroting verbonden zijn, wordt door het ministerie opgesteld en bijgewerkt. Die rekeningen moeten het mogelijk maken om de toestand van de geldbewegingen, zoals bedoeld in artikel 42, 1°, d) van het decreet van 20 december 2011, te bepalen.

Art. 15.In het ministerieel besluit bedoeld in artikel 13, § 2, wordt ten minste één plaatsvervangende centraliserende thesaurier aangewezen om de centraliserende thesaurier-titularis te vervangen, onder de verantwoordelijkheid van deze en gedurende de periode van zijn tijdelijke afwezigheid.

De Minister van Begroting kan echter de plaatsvervangende centraliserende thesaurier verplichten onder zijn eigen verantwoordelijkheid te handelen en rekenschap te geven van zijn beheer, zonder terugwerkende kracht, als hij het ambt na een periode van zes maanden nog altijd uitoefent.

Onderafdeling 3. - Gedecentraliseerd financieel beheer

Art. 16.§ 1. In afwijking van artikel 13, § 1, wordt het gedecentraliseerde financiële beheer toegestaan onder de verantwoordelijkheid van een thesaurier, handelend op bevel van een ordonnateur voor de betaling van de werkingsuitgaven die niet hoger zijn dan 8.500 euro btw niet inbegrepen en die behoren tot hoofdgroep 7 of groep 12 van de economische classificatie, en worden ook, uitgezonderd door toedoen van de thesauriers bedoeld sub 1°, de uitgaven toegestaan die lager zijn dan 3.100 euro en behoren tot groep 33 van de economische classificatie : 1° binnen elk ministerieel kabinet en elke voor de werking ervan daarmee gelijkgestelde dienst,;2° binnen het ministerie;3° binnen de diensten die rechtstreeks onder de Regering ressorteren. § 2. In afwijking van artikel 13, § 1, wordt, binnen het ministerie, onder de verantwoordelijkheid van een thesaurier, handelend op bevel van een ordonnateur, het gedecentraliseerde financiële beheer toegestaan van de begrotingsfondsen die in het decreet houdende de uitgavenbegroting te identificeren zijn.

De gedecentraliseerde thesaurier kan de geïnde ontvangsten met een speciale bestemming aanwenden om de uitgaven te betalen die behoorlijk werden toegestaan door het decreet dat het fonds heeft ingesteld. Hij kan de ten onrechte geïnde bedragen terugbetalen.

Hij kan echter de uitgaven alleen in handen van hun oorspronkelijke schuldeisers betalen. Zo niet, dan is de procedure bepaald in artikel 21 om de juridische geschillenzaken te beheren van toepassing.

Om de bijlage bij de rekening van uitvoering van de begroting bedoeld in artikel 29, § 5, 3° van het decreet van 20 december 2011 op te maken, stelt iedere gedecentraliseerde thesaurier een staat van de ontvangsten en uitgaven van het jaar van het begrotingsfonds op, uitgedrukt als vastgestelde rechten, naar hun aard gedetailleerd volgens de economische classificatie. Die staat wordt gevoegd bij zijn jaarrekening. § 3. De gedecentraliseerde thesauriers worden door de Minister van Begroting of diens afgevaardigde aangewezen, met uitzondering van deze die in paragraaf 1, 1° en 3° bedoeld zijn, die worden aangewezen door de minister onder wie ze ressorteren of krachtens specifieke organieke bepalingen.

Art. 17.Om de uitgaven bedoeld in artikel 16, § 1, te betalen, worden voorschotten waarvan het maximumbedrag per type gedecentraliseerd financieel beheer in het dispositief van de uitgavenbegroting wordt vastgesteld, aan de gedecentraliseerde thesauriers gestort op bevel van de ordonnateurs.

Met inachtneming van hun delegatie en van de behoeften die ze zo nauwkeurig mogelijk zullen hebben geraamd, dienen de ordonnateurs daartoe aanvragen om voorschotten in die het voorwerp zullen uitmaken van begrotingsvastleggingen en juridische vastleggingen, en van vereffeningen ten laste van de basisartikelen die naargelang van het geval worden gecodificeerd met verwijzing naar hoofdgroep 7, groep 12 of groep 33 van de economische classificatie.

In de algemene boekhouding worden de voorgeschoten bedragen, op het ogenblik van hun vereffening, gebruikt als uitgaven die rechtstreeks ten gunste van derden worden gedaan. Regularisatieboekingen kunnen worden verricht bij de aflegging van de rekeningen van de thesauriers.

Art. 18.§ 1. Wanneer de financiële rekening van de gedecentraliseerde thesaurier gestijfd wordt door voorschotten die budgettair aangerekend worden op onderscheiden basisartikelen, is elk voorschot een beperkt bedrag dat niet kan worden overschreden. § 2. De kasbetaling moet worden beperkt en voorbehouden voor de gevallen die door de gedecentraliseerde thesaurier worden verantwoord op grond van de behoeften van de dienst. Deze zullen het maximaal kasbedrag bepalen dat de gedecentraliseerde thesaurier onder zijn verantwoordelijkheid zal kunnen bezitten en dat het bedrag niet kan overschrijden dat in het dispositief van de begroting vast te stellen is. § 3. Onverminderd het besluit van de Regering houdende bevoegdheids- en ondertekeningsdelegaties, moeten de betalingen die door een gedecentraliseerde thesaurier worden verricht ten gunste van een gedelegeerd ordonnateur onder wie hij ressorteert, door een ordonnateur van een hogere rang worden toegestaan. § 4. De gedecentraliseerde thesauriers kunnen de uitgaven alleen in handen van de oorspronkelijke schuldeisers betalen. Zo niet, dan wordt de procedure bepaald in artikel 21 om de geschillenzaken te beheren, van toepassing. § 5. De voorschotten die op een begrotingsjaar worden aangerekend, worden alleen aangewend om de uitgaven te betalen waarvan de rechten gedurende datzelfde begrotingsjaar door de ordonnateur werden vastgesteld.

Die uitgaven kunnen tot 31 januari van het volgende jaar worden betaald.

Art. 19.§ 1. De voorschotten moeten worden verantwoord door het voorleggen van ten minste viermaandelijkse tussenrekeningen aan de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers onverminderd de toepassing van de regeling betreffende de ministeriële kabinetten. De verantwoordingsstukken worden bij elke tussenrekening gevoegd.

Als de gedecentraliseerde thesaurier twee opeenvolgende tussenrekeningen niet voorlegt, zal geen nieuw voorschot hem kunnen worden gestort.

De gecontroleerde tussenrekeningen en hun verantwoordingsstukken worden in de dienst voor de begroting en de financiën gecentraliseerd om, in voorkomend geval, de boekingen in de algemene boekhouding te regulariseren. § 2. De niet aangewende saldi van de geldvoorschotten die gedurende een begrotingsjaar worden geïnd, worden aan de centraliserende thesaurier uiterlijk op 15 februari van het volgende jaar teruggestort. Ze zijn contantontvangsten van het lopende jaar.

Onderafdeling 4. - Aflegging van de rekeningen

Art. 20.De thesauriers geven rekenschap van hun beheer volgens modellen die, op grond van het type van het gecentraliseerde of gedecentraliseerde beheer, door de Minister van Begroting worden vastgesteld.

Met uitzondering van de thesauriers die verantwoordelijk zijn voor het gedecentraliseerde financiële beheer bedoeld in artikel 16, § 2, moeten de gedecentraliseerde thesauriers rekenschap geven van hun jaarlijkse beheersrekening, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de betalingsverrichtingen die in januari worden uitgevoerd om de vastgestelde rechten van het voorafgaande jaar, te betalen ten laste van de voorschotten die met datzelfde jaar te verbinden zijn, teniet te doen, en de verrichtingen die met het lopende jaar te verbinden zijn.

Een exemplaar van de jaarlijkse beheersrekening en de originele verantwoordingsstukken tot staving ervan, zoals bedoeld in artikel 33, alsook in artikel 35 voor de verantwoordelijken voor het gedecentraliseerde financiële beheer bedoeld in artikel 16, § 2, worden door de dienst voor de begroting en de financiën bewaard tot 31 december van het jaar van de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar zoals bepaald in artikel 45 van het decreet van 20 december 2011 en, vervolgens, overeenkomstig de bepalingen van artikel 37. Afdeling 5. - Beheerders van de juridische en administratieve

geschillenzaken

Art. 21.§ 1. Met toepassing van artikel 21, § 3, van het decreet van 20 december 2001, is de beheerder van de juridische geschillenzaken van ambtswege de ambtenaar die het ambt en de graad van verantwoordelijke voor de dienst van de boekhouder van geschillenzaken binnen de diensten voor de begroting en de financiën bekleedt. § 2. De in artikel 34, § 1, bedoelde verantwoordingsstukken, worden overgezonden aan de beheerder van de juridische geschillenzaken, die deze bewaart. § 3. Wanneer een vastgesteld recht door een ordonnateur vereffend is, maar de betalingsopdracht ten gunste van de oorspronkelijke schuldeiser niet kan worden gegeven als gevolg van een juridische hindernis voor die betaling, deelt de ordonnateur bovendien de beheerder van de juridische geschillenzaken het stuk tot verantwoording van de vaststelling van het recht mee. § 4. De beheerder van de juridische geschillenzaken wijst de begunstigden, schuldeisers, mandatarissen of rechthebbenden aan alsook de bedragen die aan hen moeten worden betaald. § 5. De beheerder van de juridische geschillenzaken staat in voor de opening en de afsluiting van de dossiers. § 6. Met toepassing van artikel 21, § 3, van het decreet van 20 december 2011, is de beheerder van de administratieve geschillenzaken van ambtswege de ambtenaar die het ambt en de graad van verantwoordelijke voor de dienst van de rekenplichtige van de noodlijdende fondsen binnen de dienst voor de begroting en de financiën bekleedt. § 7. De in artikel 34, § 2, bedoelde verantwoordingsstukken worden aan de beheerder van de administratieve geschillenzaken overgezonden. Deze moet die bewaren. § 8. Wanneer een vastgesteld recht door een ordonnateur vereffend is, maar de betalingsopdracht ten gunste van de oorspronkelijke schuldeiser niet kan worden gegeven als gevolg van een administratieve hindernis voor die betaling, deelt de ordonnateur bovendien de beheerder van de administratieve geschillenzaken het stuk tot verantwoording van de vaststelling van het recht mee. § 9. Ingeval van administratieve hindernis of van overdracht naar een financiële rekening, zoekt de beheerder van de administratieve geschillenzaken de gegevens op waardoor een nieuwe betalingsopdracht kan worden gegeven. Hij richt zich tot de ordonnateur die de oorspronkelijke betalingsopdracht heeft gegeven om de verbeterde gegevens te bekomen. § 10. De beheerder van de administratieve geschillenzaken staat in voor de opening en de afsluiting van de dossiers.

Art. 22.De betrokken bedragen worden geboekt op het credit van rekeningen, naar gelang van de oorspronkelijke aard van de uitgaven, van klasse 1 of 4 van de balans die speciaal geopend zijn totdat de beheerders van de geschillenzaken de betalingsopdrachten geven ten gunste van de wettelijk aangewezen of correct geïdentificeerde begunstigden. Die opdrachten worden door de centraliserende thesaurier uitgevoerd. In de algemene boekhouding worden de betrokken rekeningen gelijktijdig gedebiteerd met de gestorte bedragen. Afdeling 6. - Boekhouding

Art. 23.De begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding worden op geïntegreerde wijze in een geïnformatiseerd boeken- en rekeningenstelsel gevoerd.

De directeur-generaal van de diensten voor de begroting en de financiën van het ministerie of ieder personeelslid van niveau 1 of niveau 2 dat door hem daartoe wordt aangewezen : 1° beheert de toegang tot het geïnformatiseerde systeem, voor het opnemen van de gegevens of voor hun raadpleging, ook ten voordele van het Rekenhof;2° verricht de boekingen of verklaart de boekingen geldig;3° stelt tussentijdse boekhoudkundige verslagen op en maakt de jaarlijkse algemene rekening op, die, door toedoen van de Minister van Begroting, de Regering uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar ter goedkeuring moet worden voorgelegd.

Art. 24.Ieder personeelslid van niveau 1 of 2 dat door de directeur-generaal met toepassing van artikel 23 wordt aangewezen, kan geen gedelegeerd ordonnateur, ontvanger of thesaurier zijn. HOOFDSTUK 3. - Uitvoering van de begroting Afdeling 1. - Regels voor de aanrekening van de ontvangsten en

uitgaven

Art. 25.De aanrekening van elk bedrag op de begroting wordt door een verantwoordingsstuk gestaafd.

Art. 26.§ 1. De ontvangsten en de vereffende uitgaven worden aangerekend op de begroting van een bepaald jaar wanneer de rechten vastgesteld zijn. § 2. De verplichting tot betaling bestaat als en wanneer, krachtens de toepasselijke wets- of verordeningsbepalingen, een schuld bestaat ten laste van de entiteit of een schuldvordering in haar voordeel bestaat, ongeacht de vervaldatum van die schuld of die schuldvordering.

Onverminderd de toepasselijke wets- of verordeningsbepalingen, wordt de verplichting tot betaling geacht te bestaan, inzonderheid voor : 1° de wedden, pensioenen, occasionele premies en andere bijzondere toelagen : op het ogenblik van de prestatie, en voor de achterstallen in verband daarmee : te allen tijde, ongeacht het jaar waarop ze betrekking hebben;2° de werken, leveringen en diensten, met uitzondering van de huurgelden en abonnementen : op het ogenblik dat de overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen en diensten werd uitgevoerd en aanvaard;3° de aanschaffing en de verkoop van onroerende goederen : op het ogenblik dat de verkoop tussen partijen voltrokken is;4° de subsidies waarvan de toekenning door organieke bepalingen wordt geregeld : op het ogenblik dat ze volgens die organieke bepalingen verschuldigd zijn;5° de subsidies waarvan de toekenning niet door organieke bepalingen wordt geregeld : op de datum waarop het besluit of de akte tot toekenning wordt ondertekend;6° de bijdragen die aan internationale instellingen worden gestort ter uitvoering van verdragen : op de datum waarop ze krachtens de contractuele verplichting verschuldigd zijn;7° de vrijwillige bijdragen in internationale instellingen : op de datum waarop het besluit of de akte tot toekenning wordt ondertekend;8° de credit- en deelnemingstoekenningen : op de datum waarop het besluit of de akte tot toekenning in werking treedt;9° de vonnissen en arresten of andere akten waarbij een einde wordt gemaakt aan geschillen : op de datum waarop die vonnissen of akten uitvoerbaar worden.

Art. 27.§ 1. Voordat een uitgave wordt vereffend, moet ze worden vastgelegd.

De aanrekening van een uitgave ten laste van de vastleggingskredieten van een bepaald jaar wordt verricht op verzoek van de ordonnateur nadat een vastleggingsvisum, in de vorm van een cijfer duizend, door de eenheid voor de controle op de vastleggingen werd verleend.

De aanrekeningsdatum wordt door de datum van het vastleggingsvisum bepaald. § 2. Op het ogenblik van de juridische vastlegging : 1° controleert de ordonnateur of de juridische vastlegging in overeenstemming is met de begrotingsvastlegging. Als de begrotingsvastlegging onvoldoende is, moet hij een aanvullende vastlegging ten laste van de kredieten van het jaar aanvragen.

In geval van overschot bij de begrotingsvastlegging, kan hij de teruggave op het betrokken vastleggingskrediet aanvragen. Die mogelijkheid kan alleen worden uitgeoefend als de begrotingsvastlegging en de juridische vastlegging op hetzelfde begrotingsjaar betrekking hebben.

De ordonnateur legt de eenheid voor de controle op de vastleggingen de stukken over die het bewijs leveren van het bestaan van de juridische vastlegging in verband met de begrotingsvastlegging. 2° controleert de eenheid voor de controle op de vastleggingen dat de juridische vastlegging uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op dat van de begrotingsvastlegging is verricht overeenkomstig artikel 28, § 2, 2°, van het decreet van 20 december 2011. De datum van de juridische vastlegging wordt bepaald door de datum van de inschrijving van die vastlegging. § 3. De fasen van de begrotingsvastlegging en de juridische vastlegging kunnen gelijktijd plaatsvinden en vinden van ambtswege plaats voor de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 3, en 23, § 1 van het decreet van 20 december 2011. In dat geval is de datum van de aanrekening van de begrotingsvastlegggingen ten laste van de vastleggingskredieten en van de inschrijving van de daarmee verband houdende juridische vastleggingen die van het visum van de begrotingsvastlegging. § 4. In de gevallen bedoeld in artikel 22, § 1 van het decreet van 20 december 2011, wordt het vastleggingsvisum aan de derde bij de kennisgeving door de ordonnateur meegedeeld en is de verplichte referte die de derde moet vermelden op alle documenten betreffende de overheidsopdracht of de subsidiëring die later aan de ordonnateur worden gezonden.

Art. 28.Naast de in artikel 26, § 1 gestelde voorwaarden, gaat aan de aanrekening van een uitgave ten laste van de vereffeningskredieten een inschrijving van het verantwoordingsstuk in een wachtrekening vooraf, totdat de controles werden verricht en geldig verklaard door de eenheid voor de controle op de vastleggingen.

Nadat de uitgave ten laste van het vereffeningskrediet aangerekend is, is de betalingsopdracht die door de ordonnateur aan de centraliserende thesaurier wordt gegeven, uitvoerbaar. Afdeling 2. - Nieuwe verdeling van de kredieten

Art. 29.§ 1. Elke aanvraag om nieuwe verdeling van de kredieten moet bij de diensten voor de begroting en de financiën worden ingediend volgens de technische nadere regels die de Minister van Begroting bepaalt en wordt vastgesteld door : 1° de primaire ordonnateur;2° de primaire ordonnateurs, wanneer ze samen bevoegd zijn voor de aanwending van de kredieten van eenzelfde programma of eenzelfde organisatieafdeling. De aanvragen om nieuwe verdeling van de kredieten : 1° moeten met redenen omkleed zijn;2° kunnen alleen gedurende het lopende begrotingsjaar worden ingediend en moeten uiterlijk op 31 december van dat jaar geldig worden verklaard;3° moeten voorafgaan aan de aanwending van de kredieten, behalve als ze betrekking hebben op niet-limitatieve vereffeningskredieten, waarbij ze a posteriori een kredietoverschrijding kunnen opvangen. § 2. Niet toegestaan worden de nieuwe verdelingen van limitatieve vereffeningskredieten van de operationele uitgavenprogramma's, behorend tot : 1° hoofdgroep 9 en tot groep 21 van de economische classificatie naar de anders geclassificeerde uitgaven;2° hoofdgroep 8 van de economische classificatie naar de anders geclassificeerde uitgaven. § 3. De diensten voor de begroting en de financiën staan in voor het opvolgen van de aanvragen om nieuwe verdeling van de kredieten totdat ze door de Minister van Begroting worden ondertekend en werken de databanken van de begrotingsboekhouding bij die de compenserende bewegingen tussen de basisartikelen vermeldt. HOOFDSTUK 4. - Algemene boekhouding

Art. 30.De algemene boekhouding schrijft een verrichting in bij het ontstaan, het omzetten of verdwijnen van een economische waarde, een vastgesteld recht of een obligatie.

De aanrekeningen in de begrotingsboekhouding van de vastgestelde rechten voortvloeiend uit betrekkingen met derden leiden tot een gelijktijdige boeking in de algemene boekhouding.

Verrichtingen die niet uit betrekkingen met derden voortvloeien, zijn interne bewegingen.

Als de entiteit als een tussenpersoon handelt bij het beheer van gelden van derden, dan wordt dit in de algemene boekhouding beschreven door middel van specifieke rekeningen.

Art. 31.Het boekhoudplan is het genormaliseerde boekhoudplan dat gevoegd is bij het besluit tot vaststelling van het boekhoudplan.

De onderverdelingen in klassen, subklassen en rubrieken van dat plan moeten worden nageleefd.

In het geïnformatiseerde stelsel, moeten bijkomende plaatsen worden bepaald om te voldoen aan de behoeften inzake aanvullende statistische of analytische informatie.

Art. 32.De regels voor de raming in de inventaris, alsook voor de vestiging en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's, en voor de herwaarderingen worden door de Minister van Begroting vastgesteld met inachtneming van de bepalingen van het besluit tot vaststelling van het boekhoudplan. HOOFDSTUK 5. - Verantwordingsstukken en bewaring ervan

Art. 33.§ 1. Met inachtneming van de wets- en verordeningsbepalingen worden de stukken ter verantwoording van de uitgaven die leiden tot een financiële afwikkeling door de Minister van Begroting op grond van hun aard geïnventariseerd. Daaronder worden inzonderheid onderscheiden : 1° de lonen en sociale lasten;2° de huurgelden voor goederen en gebouwen;3° de verzekeringen;4° de abonnementen bij de dienstverleners of -verstrekkers;5° de belastingen en taksen;6° de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;7° de aankoop van terreinen en gebouwen;8° de erelonen;9° de financiële dienst voor de schuld;10° de kredietdeelnemingen en -verleningen alsook de terugvorderbare voorschotten;11° de subsidies;12° de dotaties. § 2. Elk verantwoordingsstuk wordt gedateerd en geïdentificeerd door een vermelding houdende de begrotingskenmerken van de uitgave en het nummer van het vastleggingsvisum alsook elk ander gegeven waardoor een audit vanaf de vastlegging van de uitgave tot de betaling ervan kan worden opgemaakt. § 3. In voorkomend geval moeten de verantwoordingsstukken worden aangevuld met de controlestukken die door de regeling worden opgelegd met het oog op de vastlegging of de vereffening van de uitgave. § 4. De verantwoordingsstukken die noodzakelijk zijn voor de betalingen zijn originele stukken. De afschriften zijn alleen toegelaten in de behoorlijk met redenen omklede omstandigheden.

Art. 34.§ 1. De verantwoordingsstukken die ter beschikking van de beheerder van de juridische geschillenzaken moeten worden gesteld, zijn de in de wets- en verordeningsbepalingen vastgestelde officiële documenten die gewag maken van juridische hindernissen voor de betaling van een oorspronkelijke schuldeiser.

De in het eerste lid bedoelde stukken worden gevoegd bij de in artikel 33 bedoelde verantwoordingsstukken om de betalingen aan begunstigden, mandatarissen of rechthebbenden te verantwoorden.

In afwijking van het tweede lid, als de juridische hindernissen waarop die stukken betrekking hebben niet volledig opgeheven zijn, blijven deze geldig. In dat geval worden hun kenmerken geplaatst op de stukken tot verantwoording van elke betaling. § 2. De verantwoordingsstukken die ter beschikking van de beheerder van de geschillenzaken moeten worden gesteld, zijn de stukken die het bewijs leveren van een administratieve hindernis die de storting van de aan de oorspronkelijke schuldeiser verschuldigde bedragen verhinderen of van een overdracht van een betaald bedrag naar financiële rekeningen.

Art. 35.De stukken ter verantwoording van de ontvangsten zijn de aangiften van schuldvordering, gericht aan de schuldenaars, of elk ander bewijsstuk dat door een wet, een decreet of een verordening bepaald wordt.

Elk verantwoordingsstuk wordt gedateerd en geïdentificeerd door een vermelding houdende de begrotingskenmerken van de ontvangst alsook elk ander gegeven waardoor een audit vanaf de vaststelling van het recht tot de inning ervan kan worden opgemaakt.

Art. 36.De boekingen van de begrotingsboekhouding en van de algemene boekhouding worden gestaafd door de in de artikelen 33 tot 35 bedoelde verantwoordingsstukken door verwijzing ernaar.

In de algemene boekhouding worden de stukken die de interne bewegingen, de verschillende verrichtingen en verrichtingen voor het afsluiten van een boekjaar verantwoorden, worden boekhoudstukken genoemd en bevatten de onderrichtingen die worden gegeven door de directeur-generaal van de diensten voor de begroting en de financiën of ieder personeelslid van niveau 1 of 2 dat door hem daartoe aan te wijzen is, inzonderheid ter uitvoering van de bepalingen van het decreet van 20 december 2011, van het besluit tot vaststelling van het boekhoudplan en van dit besluit. De geschriften verwijzen uitdrukkelijk ernaar.

Art. 37.§ 1. Bewaard moeten worden met het oog op hun onbederfelijkheid en hun toegankelijkheid : 1° de computerbestanden houdende de boeken alsook de programma's en de systemen waarmee ze kunnen worden gelezen, gedurende een periode van zeven jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op dat van de definitieve afsluiting van het boek- en begrotingsjaar zoals bepaald in artikel 45 van het decreet van 20 december 2011;2° in een papierformaat of in een elektronisch formaat, de stukken ter verantwoording van de uitgaven voortvloeiend uit een betrekking met een derde, bedoeld in artikel 33, gedurende dezelfde periode als deze die bedoeld is in 1°, onverminderd een andere termijn bepaald met toepassing van artikel 74 van het decreet van 20 december 2011 wat de verjaring betreft;3° in een papierformaat of in een elektronisch formaat, de stukken ter verantwoording van de uitgaven bedoeld in artikel 34, §§ 1 en 2, respectief gedurende een periode van tien en zeven jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op dat van de definitieve afsluiting van het boek- en begrotingsjaar zoals bepaald in artikel 45 van het decreet van 20 december 2011, onverminderd een andere termijn bepaald door de specifieke wets- en verordeninsgbepalingen terzake;4° als afschrift op een papierdrager of op een elektronische drager, de stukken ter verantwoording van de ontvangsten bedoeld in artikel 35, gedurende dezelfde periode als deze die bedoeld is in 1° ;5° in een papierformaat of in een elektronisch formaat, de boekhoudstukken bedoeld in artikel 36, tweede lid, gedurende dezelfde periode als deze die bedoeld is in 1° ;6° een origineel exemplaar van de jaarrekeningen van de ontvangers en thesauriers alsook de uittreksels uit hun financiële rekeningen, gedurende dezelfde periode als deze die bedoeld is in 1° ;7° een origineel exemplaar van elke jaarlijkse algemene rekening, gedurende tien jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op dat van de definitieve afsluiting van het boek- en begrotingsjaar zoals bepaald in artikel 45 van het decreet van 20 december 2011. § 2. De bewijsstukken worden bewaard op plaatsen die door de verantwoordelijke overheid worden aangewezen om de archivering door te voeren. Ze kunnen worden gedigitaliseerd. HOOFDSTUK 6. - Verwijlinteresten en inning van schuldvorderingen Afdeling 1. - Interesten die door derden te betalen zijn

Art. 38.§ 1. Wanneer het verschuldigd zijn van interesten vastgelegd is in wets-, verordenings- of overeenkomstbepalingen en de ontvanger vaststelt dat verschuldigde bedragen op de vervaldatum niet betaald zijn, is een interest waarvan het percentage gelijk is aan het wettelijke percentage van rechtswege en zonder ingebrekestelling invorderbaar. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde interest wordt per kalendermaand berekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op die van de vervaldatum tot de laatste dag van de maand tijdens welke de betaling plaats heeft gevonden. Het verwijlinterest is niet verschuldigd wanneer zijn bedrag lager is dan 10 euro.

Art. 39.Wanneer de derde-schuldenaar een geldelijke toestand aanvoert om een uitstel van betaling van de verschuldigde schuldvorderingen te staven, kan de ontvanger maatregelen nemen voor de aanpassing van nadere regels voor de betaling.

Hij kan, in het kader van onderhandelingen met de derde-schuldenaar, hem betalingsfaciliteiten en -uitstel toekennen, op voorwaarde dat de derde-schuldenaar : 1° de rechten niet betwist die ten gunste van de entiteit worden vastgesteld;2° de financiële problemen aantoont waarmee hij geconfronteerd wordt, inzonderheid door het overleggen van bewijsstukken van financiële, juridische of administratieve aard;3° zich ertoe verbindt de betalingstermijn en -faciliteiten na te leven die hem door de ontvanger worden toegekend. De ontvanger kan overigens, naar aanleiding van die onderhandelingen met de derde-schuldeiser, overeenkomen dat de interesten niet zullen worden toegepast, als deze de toegestane betalingstermijn en -faciliteiten naleeft. Afdeling 2. - Inning van schuldvorderingen

Art. 40.Binnen de in artikel 55 van het decreet van 20 december 2011 vastgestelde termijn, moet de ontvanger een aanmaning tot betaling geven in de vorm van een herinneringsschrijven, gevolgd door een herhaling, en, als de schuldenaar niet reageert, wordt hij bij een aangetekend schrijven in gebreke gesteld te betalen.

Art. 41.Onverminderd de in artikel 40 bepaalde procedure, wordt de ontvanger ertoe gemachtigd : 1° de steun van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën aan te vragen met toepassing van het decreet van 17 juli 1987 tot machtiging van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen tot sommige vermogensverrichtingen voor rekening van de Franse Gemeenschap en van de instellingen die eronder ressorteren;2° zaken bij de hoven en rechtbanken aanhangig te maken. HOOFDSTUK 7. - Beheer van de goederen die hun bestemming hebben verloren Afdeling 1. - Vaststelling van de goederen die hun bestemming hebben

verloren

Art. 42.Onverminderd de toepassing van andere regelingen terzake moet de entiteit zich ontdoen van de roerende en onroerende goederen van haar private domein die hun bestemming hebben verloren.

De bedoelde goederen zijn goederen die : 1° nog een zekere handelswaarde hebben;2° kunnen worden vervreemd;3° hun oorspronkelijke bestemming hebben verloren;4° niet meer opnieuw kunnen worden gebruikt binnen het ministerie, de diensten die rechtstreeks onder de Regering ressorteren, de ministeriële kabinetten of de voor hun werking ermee gelijkgestelde diensten. Wat de onroerende goederen betreft, zijn de administratieve en technische gebouwen die door het ministerie werden gebruikt, niet bedoeld bij dit hoofdstuk.

Art. 43.§ 1. Elk jaar, onverminderd de toepassing van de regeling betreffende de ministeriële kabinetten, maakt de verantwoordelijke overheid van het ministerie een lijst op van de roerende en onroerende goederen die hun bestemming moeten verliezen, met inbegrip van die van de diensten die rechtstreeks onder de Regering ressorteren. § 2. Naargelang van het geval, volgt de verantwoordelijke dienst van het ministerie de voornoemde verantwoordelijken op om de goederen te beheren waarvan men zich moet ontdoen. § 3. De inventaris, bedoeld in artikel 34 van het decreet van 20 november 2011, wordt bijgewerkt om de goederen bedoeld in paragraaf 1 die hun bestemming moeten verliezen, bekend te maken. Afdeling 2. - Realisatie van de goederen die hun bestemming hebben

verloren Onderafdeling 1. - Nadere regels

Art. 44.§ 1. De goederen die hun bestemming hebben verloren, moeten onder bezwarende titel worden vervreemd volgens de volgende nadere regels : 1° de veiling;2° de verkoop uit de hand. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde vervreemdingen moeten worden aangekondigd via bekendmakingen : 1° op de internet- en intranetsites van het ministerie;2° in de geschreven pers. § 3. In het geval van een verkoop uit de hand en voor het instellen van een minimum bod bij een veiling, wordt de waarde van de goederen vastgesteld met verwijzing naar de volgende gegevens : 1° de aanschaffingswaarde of de waarde van het goed in nieuwe staat;2° de marktwaarde of de vervangingswaarde van hetzelfde goed;3° de boekhoudkundige waarde van het goed;4° bij ontstentenis daarvan, de waarde die door de verantwoordelijke diensten van het ministerie wordt erkend. De in 4° bedoelde diensten stellen de prijs vast beneden welke het goed niet kan worden verkocht. § 4. Een minimumtermijn van minstens dertig dagen moet in acht worden genomen tussen de bekendmaking van de aankondiging van de verkoop en deze zelf.

Art. 45.In afwijking van de bepalingen van artikel 44 wordt de verantwoordelijke dienst van het ministerie ertoe gemachtigd de goederen die hun bestemming hebben verloren kosteloos af te staan aan verenigingen met een maatschappelijk of humanitair doel, als de vervreemding van die goederen onder bezwarende titel zou leiden tot een uitgave die te hoog zou zijn in vergelijking tot de verwachte financiële opbrengst.

Art. 46.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 44 en 45 wordt de verantwoordelijke dienst van het ministerie ertoe gemachtigd de roerende goederen af te danken die hun bestemming verloren hebben en die niet meer in staat zijn om te worden afgestaan of door iemand opnieuw te worden gebruikt. Voor zover dit mogelijk is, zorgen deze diensten voor het valoriseren en het omzetten van afval.

Onderafdeling 2. - Terugtrekking uit de balans en bijwerking van de inventaris

Art. 47.§ 1. De niet volledig afgeschreven goederen die hun bestemming hebben verloren, worden in nieuwe rekeningen van klasse 2 van de algemene boekhouding geklasseerd overeenkomstig de voorschriften van het besluit tot vaststelling van het boekhoudplan.

Als ze : 1° onder bezwarende titel vervreemd worden, wordt in de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding een gelijktijdige aanrekening verricht van het vastgesteld recht ten gunste van de entiteit als tegenprestatie voor de equivalente vermindering tot de residuele waarde van die goederen in klasse 2.Als de vervreemding een waardevermeerdering of een waardevermindering teweegbrengt, wordt ze in de resultatenrekening ingeschreven; 2° kosteloos worden afgestaan of afgedankt zonder financiële valorisatie, moet de waardevermindering in de resultatenrekening worden ingeschreven als tegenprestatie voor de equivalente vermindering tot de residuele waarde van die goederen in klasse 2. § 2. De verkoop van goederen die hun bestemming hebben verloren en die volledig afgeschreven zijn, in de vorm van afval, leidt tot een gelijktijdige aanrekening in de begrotingsboekhouding en in de algemene boekhouding van het vastgestelde recht ten gunste van de entiteit als tegenprestatie voor de kapitaalwinst die in de resultatenrekening moet worden ingeschreven. § 3. Alle goederen die hun bestemming hebben verloren en die vervreemd, afgestaan of afgedankt zijn, worden onverwijld teruggetrokken uit de inventaris bedoeld in artikel 34 van het decreet van 20 december 2011. HOOFDSTUK 8. - Slotverslagen en tussenverslagen

Art. 48.§ 1. Voor het opmaken van de algemene rekening, stelt de directeur-generaal van de diensten voor de begroting en de financiën of ieder door hem aangewezen personeelslid van niveau 1 of 2, binnen de termijn die in overeenstemming is met de in het decreet van 20 december 2011 beschreven procedures, de bepalingen vast die noodzakelijk zijn om de boekingen op het ogenblik van de afsluiting van het boekjaar definitief te maken, waarbij elke wijziging of afschaffing van een boeking, behalve de verbeteringsinschrijvingen bedoeld in artikel 36 van het decreet van 20 december 2011, onmogelijk wordt gemaakt. § 2. Vóór het opmaken van de balans en de vaststelling van de resultatenrekening, worden alle rekeningen van de algemene boekhouding in een balans opgenomen, met vermelding, voor elk van die, van : 1° de identificatie van de rekening en haar opschrift;2° het totaal van het debet;3° het totaal van het credit;4° het saldo.

Art. 49.§ 1. Naast de jaarverslagen bedoeld in artikel 42, eerste lid, 1° en 2°, van het decreet van 20 december 2011, moet het rekeningstelsel tussenverslagen opmaken in de volgende gevallen : 1° ten minste één keer per jaar, en wanneer de Minister van Begroting dit aanvraagt, om te beantwoorden aan de informatiebehoeften van de Regering;2° van ambtswege, om te voldoen aan de productie van de statistieken die door de Europese overheid worden geëist, volgens het tijdsschema dat door die overheid wordt opgelegd;3° bij de inwerkingtreding van een nieuwe Regering na de integrale vernieuwing van het Parlement of bij de inwerkingtreding van een nieuw lid van de regering in de loop van een legislatuur.De intredende ministers en de gedelegeerde ordonnateurs moeten onverwijld kunnen beschikken over de boekhoudkundige en budgettaire gegevens betreffende de aangelegenheden die tot hun bevoegdheden behoren, inzonderheid met het oog op de continuïteit van de openbare dienst. § 2. De Minister van Begroting bepaalt de inhoud en de vorm van de tussenverslagen. In de gevallen bedoeld in paragraaf 1, 3°, kan hij, met de intredende minister, een nauwkeurige beschrijving van het encours van de juridische vastleggingen en van de lopende vereffeningen eisen. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen

Art. 50.De bepalingen van dit besluit treden in werking op 1 januari 2013.

Art. 51.De Minister van Begroting wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 december 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Begroting, Financiën en Sport A. ANTOINE

^