Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 06 februari 2014
gepubliceerd op 05 juni 2014

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende vaststelling van de regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolgebouwen, internaten en psycho-medisch-sociale centra

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2014029255
pub.
05/06/2014
prom.
06/02/2014
ELI
eli/besluit/2014/02/06/2014029255/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 FEBRUARI 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende vaststelling van de regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolgebouwen, internaten en psycho-medisch-sociale centra


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op artikel 2, tweede lid, van het decreet van 5 februari 1990 betreffende de schoolgebouwen van het niet-universitair onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 8 januari 1993 houdende vaststelling van de regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolgebouwen, internaten en psycho-medisch-sociale centra;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 november 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 8 mei 2013;

Gelet op het advies nr. 53.975/2 van de Raad van State, gegeven op 2 oktober 2013 bij toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het overlegprotocol van 20 juni 2013 van het onderhandelingscomité tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs en van de gesubsidieerde PMS-centra erkend door de Regering;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor de schoolgebouwen;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de schoolinrichtingen, de internaten en de PMS-centra die aan de voorwaarden van artikel 2.1.a en b van het decreet van 5 februari 1990 betreffende de schoolgebouwen van het niet-universitair onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap voldoen. § 2. De normen bepaald bij dit besluit worden toegepast op de onderwijsvestigingen, centra of internaten waar de werken plaatsvinden. Onder vestiging wordt verstaan een functioneel geheel van gebouwen van een schoolsite. § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt een onderscheid gemaakt tussen : 1° de werken voor de bouw van gebouwen of voor de verwezenlijking van externe infrastructuren en de werken die verband houden met hun inrichting of hun volledige ombouw;2° de verbouwingswerken bestemd voor : a) het aanpassen van de bestaande toestanden aan de evolutieve pedagogische behoeften zonder het bebouwde volume te vergroten;b) het verbeteren van de functionaliteit en het rendement van de installaties en uitrustingen alsook het comfort en de hygiëne van de lokalen;c) het zorgen voor de veiligheid van de gebruikers en derden in overeenstemming met de reglementen inzake hygiëne, gezondmaking, veiligheid en brandpreventie.

Art. 2.De fysische normen worden in maximale bruto-oppervlakten uitgedrukt.

Onder bruto-oppervlakte van een gebouw wordt verstaan de som van alle bruto-vloeroppervlakten van alle vloerniveaus.

De vloerniveaus zijn, inzonderheid, de verdiepingen die geheel of gedeeltelijk onder de grond zijn gebouwd, de bovengrondse verdiepingen en de verdiepingen voor technische installaties.

De bruto-vloeroppervlakte van ieder vloerniveau wordt bepaald door de buitenomtrek van de gebouwdelen die het gebouw begrenzen ter hoogte van de vloer. De oppervlakte van de trappen, de liften en de installatiekokers moet, op ieder niveau van de vloer, tot de bruto-vloeroppervlakte worden gerekend.

Worden niet als bruto-vloeroppervlakte beschouwd : 1° de kruipruimten tussen de gelijkvloerse verdieping en het onderste niveau van het gebouw;2° de dakverdiepingen, zolders en kelders die niet als « bruikbare » leeflokalen kunnen worden ingericht;3° de technische holle ruimten, tenzij deze volkomen afgewerkt zijn, deel uitmaken van het gebouw en een vrije hoogte hebben van ten minste 2 meter;4° de uitwendige noodtrappen;5° de openingen en holle ruimten van meer dan 4m². De fysische normen bepaald bij dit besluit zijn alleen van toepassing op de werken zoals bepaald bij artikel 1, § 3, 1°, met uitzondering van de bouw van nieuwe traphuizen.

Art. 3.§ 1. Om de pakketten vast te stellen van de maximale bruto-oppervlakten waarop een instelling, een centrum of een internaat recht heeft, worden de meest recente gegevens inzake schoolbevolking, nagekeken door het bevoegde Bestuur, in aanmerking genomen. § 2. De schoolbevolking die in aanmerking wordt genomen in het geval van een nieuwbouw of de aankoop van een gebouw met het oog op de opening van een nieuwe inrichting, wordt deze in aanmerking genomen door de Inrichtende macht op het opgenblik van de aanvraag om subsidiëring of, voor het onderwijs van de Franse Gemeenschap, van de beslissing tot oprichting van de inrichting. De bevoegde Dienst voor schoolinfrastructuren, vóór het onderzoek van de aanvraag, brengt een advies uit over het schoolbevolkingcijfer voorgedragen door de Inrichtende macht en, desgevallend, stelt een alternatief cijfer voor of de weigering van de aanvraag. Vanaf haar oprichting, moet de inrichting aan de normen inzake programmering en rationalisering voldoen.

Art. 4.§ 1. Van de pakketten van maximale bruto-oppervlakten van een instelling, centrum of internaat, die voortvloeien uit de toepassing van dit besluit, worden afgetrokken de overeenstemmende bestaande bruto-oppervlakten voor de instelling, het centrum of het internaat.

Daartoe worden de bruto-oppervlakten van de gebouwen die zijn opgericht vóór 1 januari 1920 in aanmerking genomen naar verhouding van 70 % van hun oppervlakte, die welke zijn gebouwd tussen 1920 en 1958, naar verhouding van 80 % en die welke gebouwd zijn tussen 1 januari 1959 en 1 juli 1987, naar verhouding van 90 %.

Art. 5.§ 1. Onverminderd de stedebouwkundige voorschriften kan voor parkeer- en manoeuvreerruimte een oppervlakte toegekend worden van maximum 24 m² per personeelslid dat minstens een halve opdracht vervult. § 2. Voor de bergplaatsen voor fietsen en bromfietsen kan 1,2 m² per leerling die met soortgelijk voertuig de school bezoekt, toegekend worden. § 3. De toegelaten oppervlakte van de open speelplaats wordt vastgesteld op : 1° 5 m² per leerling van het gewoon basisonderwijs, met een minimum van 300 m²;2° 2 m² per leerling van het secundair en hoger onderwijs. § 4. De toegelaten oppervlakte voor de overdekte speelplaatsen wordt vastgesteld op 2 m² per leerling in het basisonderwijs en 1 m2 per leerling in het secundair en hoger onderwijs. § 5. De bruto-oppervlakten van de lokalen met technische vereisten worden niet meegerekend in de maximale bruto-oppervlakten toegelaten en bepaald bij dit besluit. § 6. De dossiers voor de bouw en voor uitbreidingswerken van zwembaden worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd. De dossiers met betrekking tot verbouwings- of moderniseringswerken in de bestaande zwembaden worden aan het advies van de Commissie van Deskundigen voorgelegd. Genoemde werken kunnen enkel uitgevoerd worden na eensluidend advies van de Commissie van Deskundigen, die na zal kijken of ze een hoofdzakelijk pedagogisch belang hebben of een therapeutisch argument inhouden.

Art. 6.Ingeval de inrichtende macht de uitdrukkelijke verbintenis heeft aangegaan om lokalen ter beschikking te stellen van verscheidene instellingen of vestigingplaatsen mag het bijeenbrengen van verscheidene schoolbevolkingen toegelaten worden. Nochtans zullen de oppervlakten in geen enkel geval de oppervlakte overschrijden die bepaald wordt bij dit decreet voor het geheel van de betrokken scholen.

Art. 7.§ 1. De Commissie van Deskundigen bedoeld bij artikel 2ter van het decreet van 5 februari 1990 betreffende de schoolgebouwen van het niet-universitair onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, geeft, op de aanvraag van de algemene diensten voor de infrastructuren, adviezen over de gevallen van afwijking van de bepalingen van dit besluit. § 2. De diensten belast met de schoolgebouwen kunnen geen beslissing nemen zonder het eensluidend gunstig advies van de Commissie van de deskundigen.

TITEL 2. - Fysische normen HOOFDSTUK I. - Kleuter- en lager onderwijs

Art. 8.§ 1. Voor een vestiging voor kleuter- of lager onderwijs wordt de toegelaten maximale bruto-oppervlakte vastgesteld als volgt : 1° vestigingen met minder dan 72 leerlingen.Het totaal aantal vierkante meter wordt toegekend volgens de volgende schijven van leerlingen : a) minder dan 26 leerlingen : 260 m²;b) van 26 tot 44 leerlingen : 375 m²;c) van 45 tot 56 leerlingen : 505 m²;d) van 57 tot 65 leerlingen : 615 m²;e) van 66 tot 71 leerlingen : 705 m²;2° vestigingen met 72 leerlingen en meer.Het totaal aantal vierkante meter wordt toegekend per bijkomende leerling, volgens de formule : a) van 72 tot 165 leerlingen : 795 + 7,9 x (aantal regelmatige leerlingen - 71);b) van 166 tot 349 leerlingen : 1565 + 6,9 x (aantal regelmatige leerlingen - 165);c) 350 leerlingen of meer : 2900 + 6,3 x (aantal regelmatige leerlingen - 349). § 2. Voor de levensbeschouwelijke lessen heeft de school recht op een bruto-oppervlakte van 24 m2 per schijf van 12 wekelijks ingerichte lestijden. § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 9 beslist de inrichtende macht vrij over de verdeling van de oppervlakten die ingevolge § 1 en § 2 worden toegekend, op voorwaarde dat hun pedagogische bestemming in acht wordt genomen.

Art. 9.§ 1. Voor de vestigingen waarvan het georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsprogramma in het kader van het lestijdenpakket minder dan 12 wekelijkse lestijden voor lichamelijke opvoeding en psychomotoriek telt, wordt de krachtens artikel 8 toegelaten bruto-oppervlakte vermeerderd met 80 m², bestemd voor alle voorzieningen ten behoeve van de lichamelijke opvoeding, de psychomotoriek en hun aanhorigheden. § 2. Vanaf 12 wekelijkse lestijden lichamelijke opvoeding en psychomotoriek kan een specifiek lokaal worden opgericht.

De maximale toegelaten bruto-oppervlakte van de turn- en psychomotoriekzaal, met inbegrip van de onontbeerlijke bijgebouwen zoals kleedruimten, doucheruimten, bergruimten, toegangen, wordt vastgesteld als volgt : 1° van 12 tot en met 23 wekelijkse lestijden : 320 m²;2° van 24 tot en met 48 lestijden : 485 m²; - vanaf 49 lestijden : 805 m². § 3. Van de berekening van het wekelijks aantal lestijden lichamelijke opvoeding en psychomotoriek moeten de lestijden zwemmen worden afgetrokken. HOOFDSTUK II. - Secundair onderwijs

Art. 10.Drie pakketten van maximale bruto-oppervlakten worden voorgeschreven.

Pakket nr. 1 betreft de lokalen die wegens de aard van de erin gegeven lessen en hun uitrusting bijzondere afmetingen rechtvaardigen.

Pakket nr. 2 heeft betrekking op de lessen lichamelijke opvoeding en sportactiviteit.

Pakket nr. 3 is een pedagogisch en dienstenpakket dat alle andere behoeften dekt. Voor de vergelijking tussen bestaande norm en bestaande toestand kunnen de pakketten 1 en 3 opgeteld worden. Binnen de pakketten 1 en 3, enerzijds, en het pakket 2, anderzijds, beslist de inrichtende macht vrij over de verdeling van de oppervlakten, op voorwaarde dat de pedagogische bestemming in acht wordt genomen.

Art. 11.In de coëfficiënten van forfaitaire bruto-oppervlakten per type les of per oriëntatie studie, wordt telkens rekening gehouden met de aanhorigheden die gebouwd worden in functie van het hoofdlokaal.

Art. 12.§ 1. Het aantal wekelijkse lestijden-leraar dat in de instelling wordt georganiseerd dient als grondslag bij de berekening van de pakketten nr. 1 en 2. § 2. Het aantal leerlingen dient als grondslag bij de berekening van de oppervlakten van pakket nr. 3.

Art. 13.§ 1. De maximale bruto-oppervlakte van pakket nr. 1 wordt vastgesteld op grond van de coëfficiënten van forfaitaire bruto-oppervlakten hierna opgesomd : 1° Technisch tekenen .. . . . 140; 2° Informatica .. . . . 90; 3° Bureautica - Secretariaat .. . . . 90; 4° Algemene mechanica hydraulica - pneumatica .. . . . 140; 5° Toegepaste mechanica (motors benzine - diesel) : praktische activiteiten .. . . . 140; 6° Elektriciteit .. . . . 90; 7° Elektronica/regulering .. . . . 90; 8° Labo materialen proeven - metrologie - toegepaste technologie .. . . . 90; 9° Laboratorium biologie .. . . . 170; 10° Laboratorium .. . . . 170; 11° Laboratorium scheikunde .. . . . 170; 12° Technologie .. . . . 140; 13° Menswetenschappen .. . . . 120; 14° Kunstopvoeding .. . . . 170. § 2. De totale bruto-oppervlakte van de lokalen met betrekking tot de in dit artikel genoemde vakken wordt verkregen door het quotiënt van de deling van de in deze lokalen te organiseren wekelijkse aantallen lestijden-leraar door het getal 27, te vermenigvuldigen met de in § 1 vermelde toepasselijke coëfficiënten. § 3. Het quotiënt wordt afgerond tot de hogere eenheid telkens als het wekelijkse aantal lestijden opgesomd bij § 1 lager is dan 27. De lestijden die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de laboratoriumoppervlakten zijn de enige lestijden praktisch laboratorium die in de uurregeling bepaald voor de vakken wetenschappen, biologie, fysica en scheikunde opgenomen worden.

Niettegenstaande de toepassing van het eerste lid, wanneer de som van de lestijden praktische laboratoria biologie, fysica en scheikunde lager is dan 27, wordt het aantal toegestane laboratoria op 2 teruggebracht en dus de totale forfaitaire oppervlakte op 340 m2. § 4. De door berekening verkregen quotiënten worden tot het tweede tiende afgerond.

Art. 14.§ 1. Voor de sectoren en de opties die niet voor normalisering vatbaar zijn, worden de dossiers aan de Commissie van Deskundigen voorgelegd. Deze sectoren en opties worden aangewezen door de referentie C.D.. § 2. Onverminderd de wettelijke bepalingen inzake veiligheid, hygiëne en bescherming van de arbeid, wordt de toegelaten oppervlakte van de ruimten voor de vakken van de beroepspraktijk verkregen door het quotiënt van de deling van de daarin te verstrekken wekelijkse aantallen lestijden-leraar door het getal 34, te vermenigvuldigen met de in § 3 voorkomende toepasselijke coëfficiënten.

In afwijking van hetgeen voorafgaat, worden de forfaitaire oppervlakten betreffende de studieoriëntatie verantwoord door de inrichting van minder dan 18 wekelijkse lestijden praktische vakken, met 2 gedeeld.

Nochtans, in een school waar ten minste 2 van de onderstaande studierichtingen worden georganiseerd, wordt steeds een coëfficiënt van forfaitaire oppervlakte van tenminste 240 m² toegekend. § 3. De hierna volgende tabel vermeldt alle sectoren van technische activiteiten en de overeenstemmende coëfficiënten van forfaitaire oppervlakte.

Sector van technische activiteiten

coëfficiënt van forfaitaire oppervlakte

SECTOR 1 : LANDBOUWKUNDE


Groep landbouw


landbouw

C.E. Groep tuinbouw

C.E. Groep tuinbouw


bosbouw

C.E. SECTOR 2 : NIJVERHEID

FAMILIE

OPLEIDINGSPROFIEL

coëfficiënten

Mechanische constructies/ metaalconstructies

Metaalbewerker lasser

320

Ijzerbewerker


Metaalbewerker


Technicus in het gieten


Onderhoudsmecanicien

190

Technicus metaalbewerking


Mechanica, Elektriciteit, Automatisering, Elektronica

Elektricien installateur - monteur

190

Mecanicien automatiseringsdeskundige

120

Elektricien automatiseringsdeskundige


Technicus in elektronica


Technicus in Telecommunicatie


Installateur - hersteller van elektrische huishoudapparaten


Onderhoudstechnicus voor geautomatiseerde industriële systemen


Tekenaar in CAD (Mechanica - Elektriciteit)


Hulpelektricien


Informatica

Assistent PC-Netwerken onderhoud

120

Technicus in informatica


Logistiek en vervoer

Bestuurder trucks

C.E. Autobus- en autocarbestuurder


Schipper


Matroos


Magazijnknecht -Heftruckchauffeur


Garage

Mecanicien garagist

400

Mecanicien voor parken, tuinen en groene plaatsen

320

Autotechnicus

400

Motortechnicus

150

Mecanicien dieselmotoren en hydraulische machines

400

Technicus onderhoud en diagnose autovoertuigen

320

Hulpmecanicien garagist


Hulpmecanicien in cyclussen en kleine motoren

150

Mecanicien in cyclussen


Bandenmonteur - uitlijner

220

Carrosserie

Carrosseriebouwer

400

Gespecialiseerde carrosseriebouwer


Plaatbewerker in carrosserie

320

Voorbereider van verfwerken in carrosserie


Schilder carrosserie


Grafische industrie

Operator grafische industrie

150

Technicus grafische industrie


Bijzondere Technieken

Horlogemaker

120

Wapenmaker

190

Technicus plasturgist

320

Koeltechnicus

220

Technicus climatisering en airconditioning


Technicus in microtechniek

150

Wapenmaker - Houtmonteur

190


SECTOR 3 : BOUWWERK

FAMILIE

OPLEIDINGSPROFIEL

Coëfficiënt

Ruwbouw

Geschoold werkman ruwbouw

500

Steenhouwer - Marmerbewerker

300

Metselaar

500

Betontimmerman

500

IJzervlechter

500

Betonwerker

500

Bijzondere technieken

Monteur sanitair verwarming

350

Installateur sanitair

350

Waterdichter

350

Technicus thermische uitrusting

350

Installateur centrale verwarming

350

Monteur sanitair

350

Monteur centrale verwarming

350

Afwerking gebouw

Plafonneur

320

Dekker

320

Tegelzetter

320

Schilder

320

Behanger - Stoffeerder

320

Monteur - plaatser houtelementen

320

Werkman tegelzetter

320

Werkman plafonneur

320

Legger niet-metallische dekking

320

Werkman gebouwschilderwerk

320

Werkman - Legger verlaagde plafonds, scheidingen en verhoogde vloeren

320

Werkman gebouwschilderwerk

320

Bois

Schrijnwerker

350

Meubelmaker

350

Houthouwer

350

Technicus houtnijverheid

350

Restaurateur - Zetelstoffeerder

350

Timmerman

350

Schrijnwerker PVC en ALU

350

Technicus houtconstructies

350


SECTOR 4 : HOTELBEDRIJF - VOEDING

Groep hotelbedrijf


Hotelbedrijf

C.E. Groep slagerij - spekslagerij


slagerij - spekslagerij

190

Groep broodbakkerij - banketbakkerij


Broodbakkerij - banketbakkerij

190

Groep gemeenschapskeuken


Gemeenschapskeuken

190


SECTOR 5 : KLEDING

Groep kleermakerij


Kleermakerij (snit - naaien - passen)

190


SECTOR 6 : TOEGEPASTE KUNSTEN

Groep decoratieve kunsten


Toegepaste kunsten, tekenen, schilderen

190

Toegepaste visuele kunsten (aerografie, serigrafie)

190

Interieurdecoratie

190

Etalage

190

Groep grafische kunsten


Drukkunst - offset machine

200

Groep audiovisuele kunsten


Toegepaste kunsten -foto - reclamefotografie

90

Fotolabo

90

Audiovisuele studio, video

90


SECTOR 7 : ECONOMIE

Groep beheer en secretariaat


(administratief werk - klassement


reprografie - mecanografie)

90


SECTOR 8 : DIENSTEN AAN PERSONEN

Groep sociale en familiediensten


Huishoudkunsten, keukenkunst, gezinsnaaien, tehuisonderhoud

190

Groep paramedische diensten


Paramedische diensten

190

Groepen schoonheidsverzorging


Kapperkunst - visagisme

160

Pedicure - Manicure

90


§ 4. De quotiënten verkregen in de berekeningen worden tot de tweede decimaal afgerond.

Art. 15.De dossiers met betrekking tot de sectoren die niet in de tabel onder artikel 14, § 3, voorkomen, worden onderworpen aan het advies van de Commissie van Deskundigen.

Art. 16.§ 1. De totale oppervlakte waar de vakken lichamelijke opvoeding worden ingericht, wordt berekend als volgt : 1° tot 36 lestijden : 485 m²;2° tot 36 lestijden in een instelling waarin een derde graad of een hogere cyclus wordt georganiseerd : 600 m² 3° van 37 tot 72 lestijden 805 m²;4° van 73 tot 108 lestijden 1200 m²;5° van 109 tot 144 lestijden 1600 m². § 2. Boven de 1600 m² of 144 lestijden dient het voorafgaand advies van de Commissie van Deskundigen te worden ingewonnen.

Art. 17.. Voor een vestiging voor secundair onderwijs wordt de maximale bruto-oppervlakte van het pedagogische en dienstenpakket bedoeld bij artikel 10 vastgesteld als volgt : 1° van 1 tot 100 leerlingen : 1400 m2;2° van 101 tot 200 leerlingen : 1400 + 8,5 x (aantal leerlingen min 100);3° van 201 tot 300 leerlingen : 2250 + 7,5 x (aantal leerlingen min 200);4° van 301 tot 400 leerlingen : 3000 + 6,5 x (aantal leerlingen min 300);5° van 401 tot 500 leerlingen : 3650 + 6,0 x (aantal leerlingen min 400);6° van 501 tot 600 leerlingen : 4250 + 5,5 x (aantal leerlingen min 500);7° vanaf 601 leerlingen : aantal leerlingen x 8. HOOFDSTUK III. - Gespecialiseerd onderwijs

Art. 18.§ 1. De bepalingen van titel II, Hoofdstuk I, zijn tevens van toepassing op het gespecialiseerd basisonderwijs, met dien verstande dat de maximale bruto-oppervlakte, berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, naargelang de types onderwijs bepaald bij het decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 03/06/2004 numac 2004029137 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs sluiten tot organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, vermenigvuldigd wordt : 1° met 1,5 voor de types 1 en 8;2° met 1,8 voor de andere types. § 2. Wat betreft de omliggende oppervlakten, voor het gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs, worden de oppervlaktenormen bepaald bij artikel 5 aangepast met inachtneming van dezelfde coëfficiënten als deze opgenomen bij § 1.

Art. 19.De bepalingen van hoofdstuk II zijn van toepassing op het gespecialiseerd secundair onderwijs.

Bij de berekening van de maximale bruto-oppervlakte van pakket nr. 3 wordt het bekomen resultaat echter met 1,5 voor de opleidingsvormen I en II en met 2 voor de opleidingsvorm III vermenigvuldigd.

Art. 20.§ 1. Nochtans zijn de oppervlakten verkregen met verwijzing naar de normen opgenomen bij artikel 19, een pakket waarin, alle types door elkaar, de inrichtende macht in functie van het onderwijs die hij organiseert, een schikking bepaalt overeenkomstig zijn opvoedingsproject. § 2. Wat betreft het geïntegreerd gespecialiseerd onderwijs, kan elke inrichtende macht die dat type onderwijs inricht, buiten de bepaalde normen, bijzondere oppervlakten bepalen voor de inrichting van deze vorm van onderwijs. De voorgenomen oplossingen worden aan de Commissie van Deskundigen voorgelegd. § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn van toepassing op het gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs alsook op het secundair gespecialiseerd onderwijs. HOOFDSTUK IV. - Hoger onderwijs van het korte type

Art. 21.Onverminderd artikel 6, in de instellingen en afdelingen van hoger onderwijs van het korte type die behoren tot de economische, sociale en pedagogische categorieën, wordt de maximale bruto-oppervlakte verkregen door het aantal studenten te vermenigvuldigen met 10. Voor deze die tot de andere categorieën behoren, door te vermenigvuldigen met 20. Bovendien zijn de bepalingen van hoofdstuk II toepasselijk op het geval waarin de lessen lichamelijke opvoeding en sport georganiseerd of gesubsidieerd worden.

De dossiers van de instellingen die van de andere categorieën deel uitmaken, worden aan de Commissie van Deskundigen voorgelegd. HOOFDSTUK V. - Hoger onderwijs van het lange type

Art. 22.De maximale bruto-oppervlakte waarover een instelling mag beschikken, wordt bekomen door het aantal studenten te vermenigvuldigen met één van de coëfficiënten, hieronder opgenomen al naargelang de afdeling waartoe zij behoort : 1° categorieën landbouw, toegepaste kunsten, techniek en paramedische afdelingen : a) bachelors : 20 m²;b) masters : 30 m²;2° categorieën economische, sociale, pedagogische afdelingen, vertaler en tolk : a) bachelors : 10 m²;b) masters : 10 m². HOOFDSTUK VI. - Internaten

Art. 23.Een forfaitaire bruto-oppervlakte van 32 m² per bed wordt toegekend op basis van het aantal inwonende leerlingen ingeschreven op de datum die bij artikel 3 is voorgeschreven.

Ieder nieuwbouwprogramma, ook betreffende een uitbreiding, moet het voorwerp zijn van een met redenen omkleed verslag en dient aan het eensluidend advies van de Commissie van Deskundigen te worden onderworpen, inzonderheid wat betreft de keukeninstallatie, het restaurant, de mogelijke functiehuisvesting, de leef- en vermakelijkheidslokalen. HOOFDSTUK VII. - Psycho-medisch-sociale centra

Art. 24.De maximale bruto-oppervlakte voor de vestiging van een P.M.S.-centrum wordt verkregen door het totaal aantal leden van de personeelsgroepen, bepaald overeenkomstig de normen bedoeld bij koninklijk besluit nr. 467 van 1 oktober 1986 betreffende de rationalisatie en programmatie en de normen inzake personeelsomkadering van de psycho-medisch-sociale centra en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot de Fondsen voor Schoolgebouwen, met het getal 55 te vermenigvuldigen.

TITEL III. - Financiële normen

Art. 25.Voor de toepassing van deze titel komt enkel de uitrusting door incorporatie in aanmerking.

Art. 26.Indien de werken onderverdeeld worden in verschillende toewijzingen wordt het totaal bedrag in aanmerking genomen voor de toepassing van de bepalingen van deze titel.

Art. 27.§ 1. Het bedrag van de goedgekeurde inschrijving voor nieuwbouw of modernisering van een gebouw met als doel het herstellen of de volledige ombouw van een gebouw wordt als normaal geacht indien het lager is dan of gelijk is aan 1.349,45 euro per vierkante meter bruto-oppervlakte zoals bepaald bij artikel 2. § 2. In afwijking van § 1 : 1° wordt het bedrag van de goedgekeurde inschrijving voor de bouw van lokalen voor lichamelijke opvoeding als normaal geacht indien het lager is dan of gelijk is aan 1.253,06 euro per vierkante meter bruto-oppervlakte; hetzelfde geldt voor lokalen voor beroepspraktijk die onder de sectoren 1, 2, en 3 ressorteren opgenomen bij artikel 14, § 3, met inbegrip van alle bijhorende lokalen voor theoretisch onderwijs die deze werkplaatsen zouden kunnen begrijpen; 2° ingeval de architecturale opbouw niet toelaat gemakkelijk de kosten te dissociëren die eigen zijn aan de werkplaatsen van de sectoren 1, 2 en 3 en de kosten die eigen zijn aan de infrastructuren voor lichamelijke opvoeding, worden de kosten van deze laatste normaal geacht als ze lager zijn dan het product van hun bruto-oppervlakte met 1.253,06 euro per vierkante meter; 3° wordt het bedrag voor de bouw of de volledige ombouw van sanitaire installaties normaal geacht als het lager is dan of gelijk is aan 2.092,45 euro per vierkante meter; 4° wordt het bedrag voor de bouw van een passiefgebouw normaal geacht als het lager is dan of gelijk is aan 1.600,00 euro per vierkante meter. Onder passiefgebouw wordt verstaan de bouwnorm die zich precies uitdrukt in de hoofdzakelijke criteria die volgen : a) Verbruik voor de verwarming ?15kWh/m2 per jaar;b) Verbruik voor de koeling ?15kWh/m2 per jaar;c) Totaal verbruik inzake primaire energie ?120kWh/m2 per jaar;d) Luchtdichting van het gebouw n50?0,6h-1 (luchtvernieuwing gemeten met een verschil van 50Pa). § 3. Alle voorgaande bedragen worden op 1 januari 2012 vastgesteld en zullen maandelijks worden herzien volgens de hierna opgenomen formule, die de mogelijkheid biedt de schommelingen van de lonen en de sociale lasten van de arbeiders en van het indexcijfer voor de prijzen van de materialen te volgen : p = P (0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20) In deze formule : is p het herziene bedrag, is P het bedrag vastgesteld op 1 januari 2012, vertegenwoordigen s en S de officiële lonen van de bouwsector, voor categorie D, respectief van toepassing tien dagen vóór de datum van de indiening van de inschrijvingen of de offertes of van de betrokken datum, en op 1 januari 2012. vertegenwoordigen i en I het indexcijfer voor materialenprijzen respectief voor de maand van de indiening van de inschrijvingen of de offertes of de betrokken maand, en voor de maand januari 2012.

Art. 28.§ 1. De bedragen bedoeld in artikel 27 zijn exclusief de belasting op de toegevoegde waarde, algemene kosten en contractuele prijsherziening.

Onder algemene kosten verstaat men de erelonen der architecten, raadgevend ingenieurs, deskundigen van de studiebureaus en coördinatoren veiligheid gezondheid en EPB-adviseurs. § 2. Voor de toepassing van artikel 27 wordt de kostprijs der werken verminderd met deze veroorzaakt door uitzonderlijke omstandigheden, na eensluidend advies van de Commissie van Deskundigen. § 3. De types subsidieerbare werken, in of buiten de normen, alsook de niet-subsidieerbare werken worden in detail opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Art. 29.De kostprijs per vierkante meter van de geschiktmakingswerken betreffende gebouwen, zoals bepaald bij artikel 1, § 3, punt 2, verwezenlijkt in een vestiging gedurende een periode van 5 jaar die aanvangt op de dag waarop dit artikel voor de eerste keer wordt toegepast, mag niet hoger liggen dan 60 % van de waarde van het maximum van de overeenkomstig artikel 27 toepasselijke prijsklasse.

Art. 30.§ 1. De betrokken Dienst neemt de beslissing voor de bouw van de speel- en sportpleinen, de openluchtparkeerplaatsen, de oprichting van fietsenbergplaatsen, de aanleg van de omgeving, de toegangswegen en het aanbrengen van beplantingen.

Nochtans mogen de globale kosten voor de nieuwbouw of de modernisatie van een vestiging niet hoger liggen dan 10 % van de kosten van het algemeen pakket werken. In het geval van werken die niet verbonden worden met een bouwprogramma van een vestiging, zal de financiële norm van 10% berekend worden op het product van de in vierkante meter uitgedrukte normatieve bruto-oppervlakte van toepassing op de betrokken vestiging met de van kracht zijnde financiële norm. § 2. De kostprijs voor de geschiktmakingswerken met betrekking tot deze buiteninfrastructuren verwezenlijkt in een vestiging, gedurende een periode van 5 jaar die aanvangt op de dag waarop deze bepaling voor de eerste keer wordt toegepast, mag niet hoger liggen dan 60 % van de in § 1 bedoelde norm. § 3. De kostprijs voor de bouw of modernisering van een overdekte speelplaats mag niet hoger liggen dan 674,73 euro per m², exclusief btw, algemene kosten en contractuele herzieningen. Dat bedrag kan herzien worden op basis van de formule bedoeld bij artikel 27.

TITEL IV. - Regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen

Art. 31.§ 1. Deze titel is toepasselijk op ieder gebouw bestemd voor onderwijsdoeleinden, voor psycho-medisch-sociale centra of internaten, waarvoor de Gemeenschap geheel of gedeeltelijk financieel tegemoet is gekomen. § 2. Wordt geacht beschikbaar te zijn, elk gebouw of gebouwencomplex : 1° dat volledig onbezet is, of door de inrichtende macht binnen de termijn van een schooljaar kan worden vrijgemaakt, en 2° waarvan de lokalen aan de voorwaarden beantwoorden inzake gezondmaking en hygiëne overeenkomstig artikel 24, § 2, 6° van de voornoemde wet van 29 mei 1959 of althans mits tussenkomst van de Diensten bevoegd voor schoolgebouwen in de vereiste staat kunnen worden gebracht. § 3. Bij de ontvangst van een aanvraag om nieuwbouw of uitbreiding gaat de Dienst na of gepaste gebouwen beschikbaar zijn in de in aanmerking te nemen geografische zone. § 4. Indien het gebouw (of de gebouwen) dat (die) beschikbaar wordt (worden) verklaard eigendom is (zijn) van de inrichtende macht waaronder de inrichting (instelling) die de bouwaanvraag heeft ingediend, ressorteert, wordt het ingediende programma geweigerd. § 5. Indien de beschikbaar verklaarde gebouwen onder een andere inrichtende macht ressorteren die houder is van een zakelijk recht op dat goed, dat hem ertoe machtigt over dat goed te beschikken, zorgt de Dienst voor het overleg tussen de betrokken inrichtende machten en stelt de bezetting van de beschikbare oppervlakten voor ofwel via een huurcontract, ofwel via een erfpacht, ofwel via aankoop, op basis van de verkoopwaarde vastgesteld door het bevoegde Comité tot aankoop van onroerende goederen, ingesteld door het koninklijk besluit van 3 november 1980 betreffende de comités tot aankoop van onroerende goederen voor rekening van de Staat, van de staatsinstellingen en van de instellingen waarin de Staat een overwegend belang heeft, of door elke andere bevoegde overheid.

Indien het overleg niet tot resultaten leidt als gevolg van de weigering : 1° van de inrichtende macht die de bouwaanvraag heeft ingediend, wordt de aanvraag verworpen;2° van de inrichtende macht waarvan het gebouw als beschikbaar wordt geacht, kan geen enkele latere aanvraag van werken uitgaande van deze inrichtende macht en betreffende inrichtingen gelegen in hetzelfde arrondissement, onderzocht worden of dan enkel als het Fonds vastgesteld zal hebben dat het gebouw dat beschikbaar wordt geacht, onbezet is of niet in gebruik is.

Art. 32.De geografische zone die in aanmerking genomen dient te worden, wordt bepaald door : 1° de ruimte begrensd tot een afstand van 1 km voor het basisonderwijs en 2 km voor het secundair onderwijs;2° de ruimte begrensd tot een afstand van 10 km voor het hoger onderwijs en de internaten en van 20 km voor de psycho-medisch-sociale centra. Onder afstand dient verstaan te worden de kortst mogelijke afstand gemeten over de weg zoals beschreven in artikel 2.1. van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder dat rekening wordt gehouden met omleidingen of eenrichtingsverkeer.

Art. 33.Onverminderd de toepassing van de artikelen 31 en 32, bij ontvangst van een aanvraag om nieuwbouw voor een infrastructuur voor lichamelijke opvoeding waarvan sprake bij artikel 16, § 2, onderzoekt de Dienst of er geen infrastructuur bestaat die volledig of ten dele eigendom is van een lokale overheidsdienst binnen een straal van 2 km.

Indien dit het geval is en indien het beheersorgaan het aanvaardt en in staat is aan de aanvraag een gunstig gevolg te geven mits billijke retributie, wordt de bouwaanvraag verworpen.

Art. 34.Elke inrichtende macht die zich benadeeld acht door een beslissing getroffen krachtens de artikelen 31 of 32, kan tegen deze beslissing een beroep aantekenen bij de Minister bevoegd voor de schoolgebouwen, wat betreft het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap en het gesubsidieerd officieel onderwijs, of bij de beheerraad van de Algemene dienst voor de gesubsidieerde private infrastructuren, wat betreft het vrij onderwijs. Deze nemen een beslissing na eensluidend advies van de Commissie van Deskundigen.

TITEL V. - Slotbepalingen

Art. 35.§ 1. Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 8 januari 1993 houdende vaststelling van de regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolgebouwen, internaten en psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd bij de besluiten van 27 januari 1997, 8 november 2001 en 25 augustus 2011, wordt opgeheven. § 2. Er wordt een overgangsmaatregel ingesteld voor de dossiers die het voorwerp uitmaakten van een vaststaande belofte in het kader van het Gesubsidieerd Officieel Onderwijs of een akkoord over het bedrag van de tegemoetkoming voor het Gesubsidieerd Vrij Onderwijs : deze worden niet betrokken bij dit besluit en blijven aan het opgeheven besluit onderhevig.

Art. 36.De minister die bevoegd is voor de schoolgebouwen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 februari 2014.

De Minister-president, R. DEMOTTE De Vicepresident, Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

^