Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 02 september 2015
gepubliceerd op 29 september 2015

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling van de studies in het secundair onderwijs voor sociale promotie

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2015029433
pub.
29/09/2015
prom.
02/09/2015
ELI
eli/besluit/2015/09/02/2015029433/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 SEPTEMBER 2015. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling van de studies in het secundair onderwijs voor sociale promotie


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, inzonderheid op de artikelen 8, 40 en 120;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling van het secundair onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/05/2014 pub. 28/08/2014 numac 2014029379 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van nadere regels voor de organisatie van stages in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/05/2014 pub. 22/09/2014 numac 2014029472 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de nadere regels voor de organisatie van stages in het gewoon secundair onderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/05/2014 pub. 22/08/2014 numac 2014029385 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van artikel 37 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 1993 houdende bezoldigingsregeling van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de pedagogische dossiers van de onderwijsafdelingen en -eenheden van het onderwijs voor sociale promotie;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 maart 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 16 april 2015;

Gelet op het protocol van 18 mei 2015 van het Sectorcomité IX en van het Comité voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, afdeling II, die gezamenlijk zitting houden;

Gelet op het advies 57.824/2/V van de Raad van State, gegeven op 10 augustus 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het belang om de evaluatie op de leerresultaten te richten;

Gelet op de noodzakelijkheid om de slaagdrempels gelijkvormig te stellen met vijftig per cent binnen elk onderwijsniveau;

Op de voordracht van de Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het secundair onderwijs voor sociale promotie. HOOFDSTUK II. - DEFINITIES

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;2° afdeling : een afdeling zoals bepaald in de artikelen 11 en 12 van het decreet;3° zittijd : de periode in het jaar tijdens welke de eindevaluatie van een onderwijseenheid of van een afdeling plaatsvindt, alsook de beraadslaging en de mededeling van de uitslagen aan de leerlingen;4° proef : de globale evaluatieverrichting die betrekking heeft op het geheel van de leerresultaten gebonden aan een onderwijseenheid die bij die verrichting zou moeten verworven zijn;5° toets : de punctuele evaluatieverrichting gericht op welbepaalde leerresultaten;6° niet-formele leeractiviteiten : geplande en gestructureerde activiteiten die niet uitdrukkelijk beschouwd worden als leeractiviteiten in termen van doelstellingen, tijd of middelen maar die ook belangrijke leerelementen bevatten.Ze hebben een opzettelijke aard vanwege de leerling; 7° informele leeractiviteiten : activiteiten van het dagelijks leven gebonden aan het werk, het gezin of de vrijetijdsbesteding, deze worden noch georganiseerd, noch gestructureerd in woorden van doelstellingen, tijd of middelen.Ze hebben meestal een onopzettelijke aard vanwege de leerling; 8° doorlopende evaluatie : een evaluatie die plaatsvindt tijdens het verloop van de opleiding en die gericht is op één of meer leerresultaten (kennis, bekwaamheden, bevoegdheden) van het pedagogisch dossier.Ze kan vormend zijn door beoordelingen te geven over de leeractiviteiten en, in voorkomend geval, door tot remediëring te leiden. Ze kan bekrachtigd worden met een getuigschrift door de leerresultaten op het einde van een leersequentie te controleren.

Enkel de elementen die tot de evaluatie behoren, worden in aanmerking genomen om de leerresultaten te evalueren; 9° slaagdrempel : de minimum beheersdrempel van alle leerresultaten van een onderwijseenheid om een slaagattest van een eenheid te behalen die overeenstemt met een percentage dat ten minste gelijk is aan 50;10° beheersgraad : voor zover de slaagdrempel bereikt is, stemt de beheersgraad overeen met het beheersniveau van de leerresultaten gezien de bepaalde criteria van de beheersgraad.Hij stemt overeen met een percentage tussen 50 en 100; 11° eerste tiende : het ogenblik waarop de leerlingen die ingeschreven zijn in de onderwijseenheden die niet worden georganiseerd in e-learning geteld worden.Het eerste tiende wordt bepaald in functie van de openings- en sluitingsdatums van de betrokken onderwijseenheid; 12° pedagogische dossiers : de pedagogische dossiers, zoals bepaald in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/05/2014 pub. 28/08/2014 numac 2014029379 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van nadere regels voor de organisatie van stages in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/05/2014 pub. 22/09/2014 numac 2014029472 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de nadere regels voor de organisatie van stages in het gewoon secundair onderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/05/2014 pub. 22/08/2014 numac 2014029385 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van artikel 37 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 1993 houdende bezoldigingsregeling van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de pedagogische dossiers van de onderwijsafdelingen en -eenheden van het onderwijs voor sociale promotie;13° eindstudiewerk of eindstudieproject : het eindstudiewerk of eindstudieproject, zoals bepaald in het dossier van de onderwijseenheid "Geïntegreerde proef";14° onderneming : elke plaats waarin een leerling beschouwd wordt als werknemer of als stagedoend;15° voogd : de referentiepersoon aangesteld door de onderneming waar een stage of een beroepsgerichte leeractiviteit plaatsvindt;16° Minister : de Minister van het Onderwijs voor sociale promotie;17° contactzitting : zitting aldus verklaard door de instelling overeenkomstig artikel 120, § 4, eerste lid, van het decreet;18° Minister van Sport : De Minister die bevoegd is voor Sport;19° Algemeen Bestuur Sport : het algemeen bestuur sport van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - ONDERWIJSACTIVITEITEN VOLGENS HET MINIMUMROOSTER

Art. 3.In de pedagogische dossiers worden de onderwijsactiviteiten vermeld in aantal lestijden van 50 minuten.

Art. 4.De gezamenlijke onderwijsactiviteiten bedoeld in artikel 3 kunnen in leestijden per uur georganiseerd worden. Dit behelst ten minste 50 minuten en kan verlengd worden met een onbepaald aantal minuten. HOOFDSTUK IV. - DE LEERLINGEN

Art. 5.In een onderwijseenheid kan als regelmatig leerling, zoals bedoeld in artikel 35 van het decreet, toegelaten worden, hij die bij het eerste tiende voldoet aan de voorwaarden bepaald in dit besluit en bij de andere wets- en reglementsbepalingen ter zake en die de onderwijsactiviteiten regelmatig volgt.

Art. 6.§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 8 voldoet een leerling aan de vereiste qua regelmatige aanwezigheid bedoeld in artikel 5 als hij niet afwezig is, zonder geldige reden, gedurende meer dan twee tiende van de onderwijsactiviteiten waarvan hij niet vrijgesteld is. § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 8 voldoet de leerling waarvan de hoedanigheid van topsporter, sportbelofte of trainingspartner erkend wordt overeenkomstig hoofdstuk III van het decreet van 8 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/12/2006 pub. 20/02/2007 numac 2007029009 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap sluiten houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap, aan de vereiste qua regelmatige aanwezigheid bedoeld in artikel 5 als hij niet afwezig is, zonder geldige reden, gedurende meer dan vijf tiende van de onderwijsactiviteiten waarvan hij niet vrijgesteld is.

De leerling levert het bewijs van zijn erkenning als topsporter, sportbelofte of trainingspartner door aan de inrichting ofwel een afschrift van de brief van de Minister van Sport te bezorgen waarin de erkenning bevestigd wordt, ofwel een afschrift van het voorlopige attest, uitgereikt door het Algemeen Bestuur Sport in verband met deze erkenning. § 3. Rekening houdend met het huishoudelijk reglement van de inrichting oordeelt het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde over de geldigheid van de aangevoerde reden voor zijn afwezigheid.

Art. 7.§ 1. De Studieraad kan een leerling op diens verzoek vrijstellen van het geheel of een gedeelte van één of meer onderwijsactiviteiten van één of meer onderwijseenheden.

Daartoe levert de leerling het bewijs dat hij de minstens gelijkaardige leerresultaten beheerst die behaald worden via de onderwijsactiviteiten of via de niet-formele of informele leeractiviteiten. Ingeval de Studieraad oordeelt dat zijn elementen weinig doorslaggevend zijn, moet hij de bovenvermelde leerresultaten per proef of toets controleren.

Het onderscheid met de bekrachtiging bedoeld in artikel 9 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 september 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 29/09/2011 pub. 01/12/2011 numac 2011029554 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de wijze van erkenning van de verworven bekwaamheid voor de toelating tot de studies, de cursus en de bekrachtiging ervan in het onderwijs voor sociale promotie sluiten tot vaststelling van de wijze van erkenning van de verworven bekwaamheid voor de toelating tot de studies, de cursus en de bekrachtiging ervan in het onderwijs voor sociale promotie, is dat de leerling niet vrijgesteld kan worden van het geheel van de activiteiten bedoeld in de punten a), b), c), en d), van artikel 5bis, 2°, van het decreet, van de betrokken onderwijseenheid.

De vrijstelling wordt opgetekend in het proces-verbaal ondertekend door de leden van de Studieraad. Dit proces-verbaal en de bewijzen worden ten zetel van de inrichting bewaard gedurende vier jaar en moeten op elk ogenblik kunnen voorgelegd worden aan de leden van de inspectie- en verificatiediensten voor het onderwijs voor sociale promotie. § 2. De Studieraad kan de beroepsactiviteit van een leerling, op diens verzoek, erkennen als het geheel of het gedeelte van zijn stages of beroepsgerichte leeractiviteiten voor zover de leerling het bewijs levert dat zijn lopende beroepsactiviteit overeenstemt met de inhoud van het programma van de betrokken onderwijseenheid. Hij is nochtans niet vrijgesteld van de proeven, toetsen, verslagen en evaluaties bedoeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid. § 3. De leerling die in aanmerking komt voor één of meer vrijstellingen, wordt beschouwd als regelmatig ingeschreven leerling die voldoet aan de vereiste qua regelmatige aanwezigheid voor deze onderwijsactiviteiten van de onderwijseenheid.

Art. 8.Overeenkomstig artikel 120, § 4, eerste lid van het decreet, wordt de leerling wanneer hij georganiseerde onderwijseenheden in e-learning volgt, beschouwd als regelmatig ingeschreven als hij, behalve als hij afwezig is om geldige redenen, de contactzittingen bijwoont die georganiseerd worden door de inrichting en als hij de proeven voorzien in de eerste of tweede zittijd aflegt.

Wordt beschouwd als geldige reden van afwezigheid een ziekte verantwoord door een medisch getuigschrift, alsook elke reden aldus beschouwd door het inrichtingshoofd. HOOFDSTUK V. - VOORWAARDEN VOOR DE TOELATING TOT EEN ONDERWIJSEENHEID

Art. 9.§ 1. De aanvankelijke bekwaamheden vereist voor de toelating tot een onderwijseenheid van het onderwijs voor sociale promotie of de bekwaamheidsbewijzen die ervoor gelden, worden vermeld in de pedagogische dossiers van de onderwijseenheden, overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/05/2014 pub. 28/08/2014 numac 2014029379 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van nadere regels voor de organisatie van stages in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/05/2014 pub. 22/09/2014 numac 2014029472 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de nadere regels voor de organisatie van stages in het gewoon secundair onderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 15/05/2014 pub. 22/08/2014 numac 2014029385 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van artikel 37 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 1993 houdende bezoldigingsregeling van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de pedagogische dossiers van de onderwijsafdelingen en -eenheden van het onderwijs voor sociale promotie.

De Studieraad kan oordelen dat één of meer studiebewijzen, buiten die bedoeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid, het bewijs van de vereiste aanvankelijke bekwaamheden leveren.

De nadere regels voor de erkenning van de vereiste bekwaamheden voor de toelating tot een onderwijseenheid worden bepaald in het bovenvermelde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 september 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 29/09/2011 pub. 01/12/2011 numac 2011029554 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de wijze van erkenning van de verworven bekwaamheid voor de toelating tot de studies, de cursus en de bekrachtiging ervan in het onderwijs voor sociale promotie sluiten. § 2. De Studieraad gaat vóór het eerste tiende na of de toelatingsvoorwaarden vervuld zijn. Voor elke leerling die zich nadien inschrijft, wordt zulks bij de inschrijving nagegaan. In dit geval wordt de leerling niet beschouwd, bij het eerste tiende, als regelmatig leerling in de zin van artikel 35 van het decreet. § 3. De Studieraad kan, bij met redenen omklede beslissing, een leerling, die houder is van het slaagattest voor een onderwijseenheid, toestaan hiervoor een nieuwe inschrijving te nemen. § 4. Met uitzondering van de onderwijseenheid « Geïntegreerde proef » kan de Studieraad, bij met redenen omklede beslissing, een leerling die erom vraagt, weigeren hiervoor een derde inschrijving in de betrokken onderwijseenheid te nemen.

Art. 10.De beslissingen die door de Studieraad genomen werden overeenkomstig artikel 9, zijn definitief. Ze worden opgetekend in het proces-verbaal dat door ten minste tweederde van de leden van de Studieraad ondertekend wordt.

Het proces-verbaal wordt vier jaar bewaard ten zetel van de inrichting en kan te allen tijd voorgelegd kunnen worden aan de leden van de inspectie- en verificatiediensten voor het onderwijs voor sociale promotie. HOOFDSTUK VI. - VOORWAARDEN VOOR DE DEELNEMING AAN DE GENTEGREERDE PROEF

Art. 11.Om aan de geïntegreerde proef deel te nemen moet de leerling die regelmatig ingeschreven is voor de onderwijseenheid « Geïntegreerde proef », houder zijn van attesten waaruit blijkt dat hij geslaagd is voor alle andere onderwijseenheden die deel uitmaken van de afdeling, ongeacht de inrichting voor onderwijs voor sociale promotie die deze attesten uitgereikt heeft.

De maximumtermijn tussen de datum vermeld op het laatste attest van een bepaalde onderwijseenheid en de inaanmerkingneming van dit attest voor de inschrijving van de leerling voor de geïntegreerde proef, wordt vermeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid « Geïntegreerde proef ».

De nadere regels en de termijn voor de inschrijving voor deze proef worden door de Studieraad bepaald en aan de leerling meegedeeld vóór het eerste tiende van de onderwijseenheid « Geïntegreerde proef ».

Bij gebrek aan vermelding in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid « Geïntegreerde proef » of in het pedagogisch dossier van de afdeling, is de maximumtermijn tussen de uitreiking van het laatste slaagattest van een bepalende onderwijseenheid aan de leerling, en de inaanmerkingneming ervan voor de inschrijving voor de proef, van drie jaar.

Art. 12.De slaagattesten van de onderwijseenheden die uitgereikt worden overeenkomstig het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 september 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 29/09/2011 pub. 01/12/2011 numac 2011029554 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de wijze van erkenning van de verworven bekwaamheid voor de toelating tot de studies, de cursus en de bekrachtiging ervan in het onderwijs voor sociale promotie sluiten tot vaststelling van de wijze van erkenning van de verworven bekwaamheid voor de toelating tot de studies, de cursus en de bekrachtiging ervan in het onderwijs voor sociale promotie, worden ook in aanmerking genomen voor de deelneming aan de geïntegreerde proef. HOOFDSTUK VII. - BEKRACHTIGING VAN EEN ANDERE ONDERWIJSEENHEID DAN DE "GENTEGREERDE PROEF"

Art. 13.Bij de uitreiking van het slaagattest van een onderwijseenheid houdt de Studieraad enkel rekening met de minimumrooster, zoals bepaald in het pedagogisch dossier bedoeld in artikel 1, § 1, 2°, van het bovenvermelde besluit van 15 mei 2014.

Art. 14.§ 1. Het slaagattest wordt door de Studieraad aan de leerling uitgereikt die bewijst dat hij de leerresultaten van de onderwijseenheid verworven heeft, zoals bedoeld in het pedagogisch dossier.

De Studieraad bepaalt de slaagcriteria die gebonden zijn aan de leerresultaten van bepalende onderwijseenheden. Deze criteria worden meegedeeld aan de leerlingen door de Studieraad en dit, schriftelijk ten hoogste voor het eerste tiende van elke onderwijseenheid.

De Studieraad kan de slaagcriteria bepalen die gebonden zijn aan de leerresultaten van de onderwijseenheden die niet bedoeld zijn in het tweede lid. § 2. Om te beslissen over het slagen voor de onderwijseenheid beraadslaagt de Studieraad overeenkomstig artikel 37 van het decreet, rekening houdend met : 1° het resultaat of de resultaten van de proeven die bekrachtigd worden door een getuigschrift waarbij blijkt dat alle leerresultaten van de betrokken onderwijseenheid verworven worden;2° in het kader van de erkenning van de verworven kennis bedoeld in artikel 7, alsook in het bovenvermelde besluit van 29 september 2011 beslist en beraadslaagt de Studieraad, rekening houdend met, over: de resultaten van de proeven waarbij blijkt dat de leerresultaten verworven worden; de andere resultaten van de proeven; de resultaten of documenten uitgereikt door erkende opleidingscentra en -instellingen, ofwel de bekwaamheidsbewijzen, ofwel de attesten van de eenheden van de leerresultaten, ofwel de beroepsgerichte kennis of de informele elementen van de opleiding die behoorlijk worden nagekeken. § 3. De Studieraad evalueert of de slaagdrempel van elk leerresultaat bereikt wordt rekening houdend met het feit dat de evaluatie van verschillende leerresultaten bij een globale proef kan gebeuren. § 4. De beheersing van alle leerresultaten bedoeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid leidt tot het behalen van een percentage dat gelijk is aan 50.

De graad van beheersing van de leerresultaten bepaalt het percentage tussen 50 en 100.

Indien één of meer leerresultaten niet verworven worden, wordt het slaagattest aan de leerling niet uitgereikt. In dit geval bepaalt de Studieraad de motivering van het niet-slagen en geeft ze door aan de leerling. § 5. De beslissingen genomen door de Studieraad overeenkomstig artikel 14, zijn definitief. Ze worden opgetekend in het proces-verbaal ondertekend door ten minste tweederde van de leden van de Studieraad. § 6. Het slaagattest van de onderwijseenheid omvat : 1° de leerresultaten;2° de lijst van de onderwijsactiviteiten van de betrokken onderwijseenheid;3° in voorkomend geval, het niveau bereikt door de leerling in het Gemeenschappelijk europees referentiekader voor talen;4° de handtekening van ten minste tweederde van de leden van de Studieraad;5° het behaalde percentage;6° het zegel van de inrichting.

Art. 15.Ingeval van een onderwijseenheid « Stage » of « Beroepsgerichte leeractiviteiten », baseert de stage of de beroepsgerichte leeractiviteit zich op een overeenkomst ondertekend door de onderneming of door de dienst die de leerling ontvangt, de schoolinrichting en de leerling. Ze bepaalt de doelstellingen, de vereisten, de nadere regels en de criteria voor de opvolging en de evaluatie van de prestaties in functie van de elementen opgenomen in het betrokken pedagogisch dossier.

Met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 7, § 2, stelt de onderneming een voogd aan voor elke leerling in stage of in beroepsgerichte leeractiviteit; de evaluatie gesteld door de voogd is één van de elementen die in aanmerking worden genomen door de Studieraad die de enige is om de studies te bekrachtigen.

Art. 16.Ingeval één of meer leerresultaten niet bereikt worden, wijst de Studieraad de leerling voorlopig af in de eerste zittijd behalve in de gevallen bedoeld in de artikelen 27, § 4, achtste lid 8, en 30, § 1, tweede lid, of 32, of in het huishoudelijk reglement, of weigert hij de leerling in de tweede zittijd. De redenen waarom de Studieraad voor deze beslissing gekozen heeft met verwijzing naar de wets- en reglementsbepalingen of naar de slaagcriteria gebonden aan deze leerresultaten, moeten formeel worden vermeld.

Met het oog op de organisatie van de proef(ven) van de tweede zittijd bepaalt de Studieraad het (de) leerresultaat(en) waarvoor de slaagdrempel niet bereikt werd.

De Studieraad bepaalt ook de datum(s) van deze proeven. HOOFDSTUK VIII. - BEKRACHTIGING VAN DE ONDERWIJSEENHEID « GENTEGREERDE PROEF »

Art. 17.§ 1. De onderwijseenheid "geïntegreerde proef" wordt bekrachtigd door de proef bedoeld bij artikel 5bis, 12°, van het decreet.

Ze omvat geen stelselmatige ondervraging over de kennis van de leerresultaten van de determinerende eenheden van de afdeling, maar wel over de integratie van de kennis, de vaardigheden en de competenties die overeenstemmen met de leerresultaten die voortvloeien uit de determinerende eenheden.

Wanneer sommige eenheden beroepspraktijk, laboratoriumwerk of technische vakken en beroepspraktijk omvatten, moet de ondervraging gedeeltelijk verplicht op de theoretische basis van deze activiteiten slaan. § 2. De geïntegreerde proef wordt voor de examencommissie voor de geïntegreerde proef afgelegd, zoals bepaald bij artikel 5bis, 8°, van het decreet.

Art. 18.De examencommissie voor de geïntegreerde proef bepaalt de nadere regels voor het afnemen en afleggen van de proef. Deze proef kan in één of meer fasen afgenomen worden.

De examencommissie voor de geïntegreerde proef baseert haar beoordeling op de leerresultaten bepaald in het pedagogisch dossier van de betrokken onderwijseenheid. De Studieraad bepaalt de leerresultaten door middel van bijzondere criteria. Deze worden aan de leerlingen meegedeeld ten laatste bij het eerste tiende van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" en aan de leden van de examencommissie voor de geïntegreerde proef.

De slaagcriteria voor de leerresultaten van de onderwijseenheid « geïntegreerde proef » staan in rechtstreeks verband met de leerresultaten van de determinerende eenheden van de afdeling en, desgevallend, met referentie naar het beroepsprofiel.

Art. 19.Het slaagattest van de onderwijseenheid « geïntegreerde proef » wordt uitgereikt aan de leerling die bewijst dat hij de leerresultaten van het pedagogisch dossier heeft verworven in coherentie met de integratie van de leerresultaten van de determinerende eenheden van de afdeling.

De Studieraad bepaalt de slaagcriteria in verband met de leerresultaten van deze onderwijseenheid. De beheersing van alle leerresultaten bedoeld in het pedagogisch dossier van deze onderwijseenheid leidt tot het verkrijgen van een percentage gelijk aan 50.

De graad van beheersing van de leerresultaten bepaalt het percentage bevat tussen 50 en 100.

In dat geval wordt geen rekening gehouden met de omkaderingsactiviteiten die de proef voorafgingen.

Art. 20.In geval van omvorming of sluiting van een afdeling, om voor de goede beëindiging van de studies te zorgen, en voor zover de leerling het aanvraagt, is de inrichting betrokken bij de omvorming of de sluiting ertoe gehouden, minimum gedurende drie opeenvolgende maanden na de sluiting van de laatste onderwijseenheid van de betrokken eenheid, de onderwijseenheid « geïntegreerde proef » te organiseren.

In het kader van de omvorming van een afdeling, indien het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid « geïntegreerde proef" of van de betrokken afdeling een maximumtermijn vermeldt tussen de datum opgenomen op het laatste attest van een determinerende onderwijseenheid en de inachtneming ervan voor de inschrijving van de leerling voor de geïntegreerde proef hoger dan drie jaar, wordt de inrichting ertoe gehouden de betrokken leerlingen schriftelijk in te lichten over de vermindering van de maximumtermijn voor het afleggen van de geïntegreerde proef. HOOFDSTUK IX. - BEKRACHTIGING VAN EEN AFDELING

Art. 21.Overeenkomstig artikel 38 van het decreet, slaagt voor zijn studies de leerling die over de slaagattesten van alle samenstellende onderwijseenheden van de afdeling beschikt.

De leerling moet tevens minstens 50% behalen als eindpercentage bedoeld bij artikel 22, tweede lid.

Art. 22.De bekwaamheidsbewijzen uitgereikt na afloop van de afdeling dragen één van de volgende vermeldingen: met goed gevolg, voldoening, onderscheiding, grote onderscheiding, de grootste onderscheiding, naargelang het eindpercentage ten minste respectief 50, 60, 70, 80 of 90% bedraagt.

In de percentages bedoeld bij het eerste lid, komt de geïntegreerde proef voor één derde in aanmerking en de determinerende onderwijseenheden voor twee derde.

Voor deze berekening, komt elke determinerende onderwijseenheid proportioneel in aanmerking met het aantal lestijden dat ze in het minimumrooster in beslag neemt.

In afwijking van het vorige lid, kan het huishoudelijk reglement bedoeld bij de paragrafen 1 tot 3, van artikel 27, een afweging vaststellen die niet rechtstreeks proportioneel is met het aantal lestijden vermeld in het minimumrooster, voor de onderwijseenheden waarvan het minimumrooster samengesteld wordt uit stagelestijden of leerberoepsactiviteiten. HOOFDSTUK X. - STUDIERAAD EN EXAMENCOMMISSIE VOOR DE GENTEGREERDE PROEF

Art. 23.Onverminderd artikel 32, tweede lid, van het decreet, voor elke andere onderwijseenheid dan de "geïntegreerde proef", bevat de Studieraad, overeenkomstig artikel 32, eerste lid, van het decreet, een lid van het bestuurspersoneel van de inrichting of zijn afgevaardigde en het (de) personeelslid (-eden) belast met lessen ter bestemming van de betrokken groep leerlingen.

Art. 24.Voor de bekrachtiging van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" en de bekrachtiging van een afdeling, bevat de examencommissie voor de geïntegreerde proef: 1° één lid van het bestuurspersoneel of zijn afgevaardigde, waarbij deze laatste niet deel uitmaakt van de Studieraad van de betrokken onderwijseenheid of afdeling, hij zorgt voor het voorzitterschap ervan;2° minstens één lid belast met lessen binnen de onderwijseenheid genoemd "geïntegreerde proef";3° minstens drie leden belast met lessen binnen de afdeling waaronder minstens één lid belast met lessen binnen een determinerende onderwijseenheid van de afdeling.Indien de afdeling minder dan drie leden belast met lessen bevat, zijn al deze leden lid van de examencommissie voor de geïntegreerde proef; 4° van één tot drie personen die niet tot de inrichting behoren.Deze laatste leden worden gekozen door de inrichtende macht of haar afgevaardigde, wegens hun bevoegdheid in verband met de doelstelling van de afdeling. Het aantal personen buiten de inrichting mag niet hoger liggen dan het aantal leden die met lessen belast worden binnen de betrokken afdeling.

Al die leden zijn stemgerechtigd.

De Minister kan een afgevaardigde machtigen om de evaluatie bij te wonen. Die afgevaardigde ziet toe op het regelmatig verloop van de verrichtingen en heeft raadgevende stem.

Art. 25.Voor de bekrachtiging van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" en de bekrachtiging van een afdeling die het voorwerp is van een overeenkomst tussen meerdere onderwijsinrichtingen, bevat de examencommissie voor de geïntegreerde proef: 1° één lid van het bestuurspersoneel dat de proef organiseert of zijn afgevaardigde, waarbij deze laatste niet deel uitmaakt van de Studieraad van de betrokken onderwijseenheid of afdeling, hij zorgt voor het voorzitterschap ervan;2° minstens één lid belast met lessen binnen de onderwijseenheid genoemd "geïntegreerde proef";3° minstens drie leden belast met lessen binnen de afdeling waaronder minstens één lid belast met lessen binnen een determinerende onderwijseenheid van de afdeling.Indien de afdeling minder dan drie leden belast met lessen bevat, zijn al deze leden belast met lessen, lid van de examencommissie voor de geïntegreerde proef. Elke partner die een determinerende eenheid organiseert wordt vertegenwoordigd; 4° van één tot drie personen die niet tot de inrichting behoren.Deze laatste leden worden gekozen door de inrichtende macht(en) van de betrokken inrichtingen of hun afgevaardigde, wegens hun bevoegdheid in verband met de doelstelling van de afdeling. Het aantal personen buiten de inrichting mag niet hoger liggen dan het aantal personeelsleden belast met lessen uit de betrokken afdeling.

Al die leden zijn stemgerechtigd.

De Minister kan een afgevaardigde machtigen om de evaluatieverrichtingen bij te wonen. Die afgevaardigde ziet toe op het regelmatig verloop van de verrichtingen en heeft raadgevende stem.

Art. 26.De lijst met naam en hoedanigheid van de leden van de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef wordt gevoegd bij het proces-verbaal van de beraadslaging. HOOFDSTUK XI. - DE BERAADSLAGING

Art. 27.§ 1. De inrichtende macht of het inrichtingshoofd in het geval van het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, stelt, binnen de perken bepaald in dit besluit, het huishoudelijk reglement van de inrichting vast. § 2. Dit reglement bepaalt, o.m. : 1° de regeling van de beraadslaging;2° indien nodig, met toepassing van artikel 22, vierde lid, een afweging die niet noodzakelijk in verhouding staat tot het aantal lestijden vermeld in het minimumrooster, voor de onderwijseenheden waarvan het minimumrooster samengesteld wordt uit stagelestijden of leerberoepsactiviteiten;3° de regels voor de inzage door de leerling van de schriftelijke proeven of toetsen die hij afgelegd heeft met inachtneming van de regels die op de inrichting van toepassing zijn;4° de procedure voor het afleggen van mondelinge proeven;5° de persoon of instelling die gevallen van overmacht of wettige redenen om afwezig te zijn bij de geïntegreerde proef moet beoordelen;6° de procedure voor het instellen van een beroep zoals bedoeld bij artikel 123ter, van het decreet. § 3. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de leerlingen door aanplakking of door mededeling van de tekst aan de leerling die erom verzoekt.

Bovendien kan het huishoudelijk reglement ook aan de leerlingen medegedeeld worden bij de inschrijving door de bekendmaking van genoemd reglement op de website van de inrichting.

De inrichtingen nemen de maatregelen aan die ze nodig achten om te bewijzen dat de leerlingen op de hoogte zijn of op de hoogte kunnen zijn van genoemd huishoudelijk reglement. § 4. Om geldig te beraadslagen, moet ten minste twee derde van de leden van de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef bedoeld bij de artikelen 23, 24 en 25 aanwezig zijn.

De Studieraad beraadslaagt collegiaal over de toelating of over de bekrachtiging van de afdeling.

De examencommissie voor de geïntegreerde proef beraadslaagt collegiaal over de bekrachtiging van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" of over de bekrachtiging van de afdeling.

Wanneer een beslissing collegiaal genomen wordt, wordt deze geacht per consensus aangenomen te zijn onder de leden van de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef.

Bij gebrek aan consensus, worden de beslissingen bij de volstrekte meerderheid der aanwezige stemgerechtigde leden genomen. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter doorslaggevend.

Wanneer de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef een fraudegeval, een plagiaat of het niet-vermelden van bronnen in de eerste zittijd vaststelt, verdaagt hij (ze) de leerling voor de leerresultaten van de onderwijseenheid betrokken bij de proef waarbij het fraudegeval werd vastgesteld.

Wanneer de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef een fraudegeval, een plagiaat of het niet-vermelden van bronnen in de tweede zittijd vaststelt, wordt de leerling afgewezen.

In geval van herhaling kan de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef de leerling in de eerste zittijd afwijzen.

Art. 28.De voorzitter van de Studieraad of van de examencommissie voor de geïntegreerde proef sluit de beraadslaging wanneer voor alle leerlingen van de in acht genomen onderwijseenheid een beslissing genomen is. Zolang de beraadslaging niet afgesloten wordt, kunnen de beslissingen gewijzigd worden.

Art. 29.De beraadslaging van de Studieraad of van de examencommissie voor de geïntegreerde proef gebeurt achter gesloten deuren en wordt in een proces-verbaal opgetekend waarin de datum van de aanplakking en de wijze waarop de uitslagen meegedeeld worden, vermeld worden.

De uitslagen van de beraadslaging worden binnen de twee werkdagen bekendgemaakt op het aanplakbord van de inrichting of via elk ander mededelingsmiddel bepaald in het huishoudelijk reglement van de inrichting.

Worden geacht als zijnde werkdagen, de weekdagen, met uitzondering van de zondag en de wettelijke feestdagen. HOOFDSTUK XII. - DE EXAMENZITTIJDEN

Art. 30.§ 1. Elke inrichting organiseert twee zittijden voor iedere andere onderwijseenheid dan de geïntegreerde proef.

In afwijking van het vorige lid, kan het huishoudelijk reglement van de inrichting in de organisatie voorzien van één enkele zittijd voor de onderwijseenheden "Stage", "Leerberoepsactiviteiten" of die onderwijsactiviteiten bevatten die o.m. onder de cursus bijzondere methodologie, de cursus beroepspraktijk of laboratoriumwerk ressorteren.

De tweede zittijd vindt plaats na de sluiting van de eerste zittijd: voor de onderwijseenheden die voorafgaan aan de inschrijving voor andere eenheden, voor het eerste tiende van de onderwijseenheid waarvan de openingsdatum chronologisch het dichtstbijzijnd is; voor deze die niet voorafgaan aan de inschrijving voor andere eenheden, binnen een termijn vervat tussen één week en vier maanden.

De leerling die niet slaagt tijdens de tweede zittijd, wordt afgewezen. § 2. Elke inrichting organiseert twee zittijden voor iedere onderwijseenheid "geïntegreerde proef".

De tweede zittijd vindt plaats na de sluiting van de eerste zittijd binnen een termijn vervat tussen één week en vier maanden.

De leerlingen die geldig voor de geïntegreerde proef waren ingeschreven en die niet aan de eerste zittijd konden deelnemen om redenen die door de in artikel 27, § 2, 5° bedoelde persoon of instelling wettig werden bevonden, mogen zich voor de tweede zittijd aanmelden zonder verlies van zittijd. Het huishoudelijk reglement van de inrichting bepaalt de nadere regels voor de inschrijving voor deze tweede zittijd.

Als dezelfde geïntegreerde proef georganiseerd wordt voor een andere groep leerlingen binnen de bedoelde termijn, wordt de inrichting niet ertoe gehouden een aparte proef voor de verdaagde leerlingen te organiseren. Deze en zij die in het vorige lid bedoeld worden en aan deze proef wensen deel te nemen, schrijven zich voor die zittijd in, één maand voor de aanvang ervan. § 3. De leerlingen die aan de tweede zittijd deelnemen, brengen voor de Schatkist geen lasten teweeg.

Art. 31.Niemand kan dezelfde geïntegreerde proef meer dan viermaal afleggen behoudens als hij(zij) bewijst dat hij (zij) zich opnieuw inschreef, een of meer determinerende onderwijseenheden gevolgd heeft van de betrokken afdeling bepaald door de Studieraad en ervoor geslaagd is.

De inrichtingen gaan bij de inrichting(en) die de slaagattesten aan bedoelde leerling heeft (hebben) uitgereikt na of hij (zij) niet al viermaal dezelfde geïntegreerde proef heeft afgelegd.

Art. 32.De betrokken leerlingen worden op de hoogte gebracht van de datums en de nadere regels voor de inschrijving voor de geïntegreerde proef. Voor de eerste of de tweede zittijd van een geïntegreerde proef kan het inrichtingshoofd de inschrijving weigeren van een leerling die zich niet ten minsten één maand voor de aanvang van deze proef heeft ingeschreven.

Art. 33.Bij de bekrachtiging van een andere eenheid dan de geïntegreerde proef kan het inrichtingshoofd een verdaagde leerling toestaan, zich voor een tweede zittijd aan te melden bij de eerste zittijd van dezelfde eenheid, georganiseerd voor een andere leerlingengroep.

Art. 34.Indien de Beroepscommissie bedoeld bij artikel 123quater, § 1, van het decreet een inrichting oplegt tot een nieuwe evaluatie over te gaan van een leerling, brengt deze geen lasten teweeg voor de Schatkist. HOOFDSTUK XIII. - DE GETUIGSCHRIFTEN

Art. 35.Het bekwaamheidsbewijs bedoeld bij het pedagogisch dossier van de afdeling wordt aan de leerling uitgereikt die zijn studies met goed gevolg beëindigt.

Het wordt ondertekend door de Voorzitter en minstens drie andere aanwezige leden van de examencommissie voor de geïntegreerde proef.

Als de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef minder dan vier leden telt, de Voorzitter inbegrepen, wordt het getuigschrift door elk van de leden ondertekend. Het wordt aan de titularis overhandigd nadat het voorzien is van de stempel van het Ministerie, de handtekening van de Minister of diens afgevaardigde en de handtekening van de titularis.

Een voorlopig slaagattest wordt aan de leerling uitgereikt die erom verzoekt.

Art. 36.Voor de in artikel 25 bedoelde afdelingen, vermeldt het getuigschrift ook de inrichtingen die de overeenkomst onderschreven hebben.

Art. 37.De Minister bepaalt de modellen voor de getuigschriften, de proces-verbalen van beraadslaging en de wijze waarop ze moeten worden ingevuld. HOOFDSTUK XIV. - SLOTBEPALINGEN

Art. 38.De bepalingen van dit besluit doen geen afbreuk aan de wetgevings- en reglementaire bepalingen betreffende de uitreiking van bekwaamheidsbewijzen in verband met beroepen die het voorwerp zijn van een bijzondere regeling.

Art. 39.§ 1. Elke inrichting houdt vier jaar lang ter beschikking van de inspectie van het onderwijs voor sociale promotie: de kopijen van de schriftelijke proeven die als grondslag dienden voor de toelating en de bekrachtiging van een onderwijseenheid met uitsluiting van de elementen voor de opleidingsevaluatie; het proces-verbaal van de mondelinge vragen en de voornaamste antwoordelementen die als basis dienden voor de toelating en de bekrachtiging van een onderwijseenheid; het proces-verbaal met de beschrijving en de voorwaarden voor de uitvoering van een werk dat als grondslag diende voor de toelating en de bekrachtiging van een onderwijseenheid.

Alle documenten bedoeld bij a), b) en c) vermelden het toegekende waardecijfer.

Alle documenten bedoeld bij b) en c) bevatten bovendien de handtekening van minstens één van de leden van de Studieraad, in naam van die raad. § 2. De proces-verbalen van beraadslaging worden dertig jaar bewaard.

Art. 40.Krachtens de artikelen 3 en 4 van het decreet van 22 december 1994 betreffende de openbaarheid van het bestuur, kunnen de verdaagde of afgewezen studenten die het wensen inzage in hun examens hebben en er afschrift van krijgen. In het huishoudelijk reglement van de inrichtingen worden de nadere praktische regels bepaald voor het raadplegen van de afschriften van de examens.

Art. 41.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling van het secundair onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1, wordt opgeheven.

In afwijking van het vorige lid, blijft het voornoemde besluit van 20 juli 1993 van toepassing voor elke zittijd verbonden aan een onderwijseenheid waarvan de organisatie vóór 1 september 2015 een einde neemt.

Art. 42.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2015.

Art. 43.De Minister bevoegd voor het onderwijs voor sociale promotie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 september 2015.

De Minister-President, Rudy DEMOTTE De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen, Isabelle SIMONIS

^