Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 01 juli 1997
gepubliceerd op 27 november 1997

Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 15 april 1997 tot regeling van de toekenning van een waarborg als verliesgarantie voor het verstrekken van risicokapitaal

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036400
pub.
27/11/1997
prom.
01/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/01/1997036400/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 JULI 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 15 april 1997 tot regeling van de toekenning van een waarborg als verliesgarantie voor het verstrekken van risicokapitaal


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 april 1997 tot regeling van de toekenning van een waarborg als verliesgarantie voor het verstrekken van risicokapitaal;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat : 1. De adviesverlening door de Raad van State over het ontwerp van decreet tot regeling van de toekenning van een waarborg als verliesgarantie voor het verstrekken van risicokapitaal, zij reeds over dit thema maximaal werd geïnformeerd en met kennis van zaken in staat moet zijn snel advies uit te brengen m.b.t. het uitvoeringsbesluit van dit decreet; 2. Vermits de opstart en doorgroei van toekomstgerichte en innovatieve kleine ondernemingen en de groei van het « venture capital »-weefsel beleidsprioriteit zijn, moeten dringend maatregelen genomen worden tot uitvoering van dit decreet;3. Uit de besprekingen in de Commissie Economie van het Vlaams Parlement bleek de wens om snel uitvoering te geven aan deze materie, bij voorkeur binnen de maand na afkondiging van het decreet, gelet op de tijdrovende procedure die het decreet zelf moest ondergaan; 4. Na de snelle publicatie in het Belgisch Staatsblad d.d. 23 april1997 volgt best snel het uitvoeringsbesluit om de gestelde verwachtingen niet te beschamen; 5. Budgettair zit dit initiatief vervat in de begroting 1997 wat opnieuw tot een onmiddellijke uitvoering noopt; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 mei 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid en de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder decreet : het decreet van 15 april 1997 tot regeling van de toekenning van een waarborg als verliesgarantie voor het verstrekken van risicokapitaal.

Art. 2.Op basis van artikel 2, 2° van het decreet dienen zowel het maatschappelijk doel als de reëel uitgevoerde activiteiten van de participatiemaatschappij hoofdzakelijk het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemingen, andere dan met haar verbonden ondernemingen, te omvatten. In elk geval worden het federaal participatiefonds en de kredietinstellingen uitgesloten als participatiemaatschappij.

Art. 3.De achtergestelde lening, verleend door de participatiemaatschappij, zoals bepaald in artikel 2, 4° van het decreet, wordt voor de toepassing van dit besluit niet als achtergesteld beschouwd ten aanzien van de zaakvoerder, de bestuurder, de directeur, aandeelhouders, vennoten en/of de schuldeisers, die handelen te kwader trouw met betrekking tot de achtergestelde lening en/of het doel ervan.

Art. 4.§ 1. Onder artikel 3, § 1 van het decreet wordt verstaan : Het risicokapitaal moet tot doel hebben bij te dragen tot het op gang brengen, het doorgroeien, het innoveren van een kleine of middelgrote onderneming in toekomstgerichte activiteiten of procédés. Hieronder wordt onder meer verstaan : 1° doorvoering van een sterke technologische vernieuwing met positieve invloed op de toegevoegde waarde of op het leefmilieu, of;2° op gang brengen of introduceren van nieuwe activiteiten of ontwikkelingen, of;3° ontwikkelen van activiteiten in de ecologische sector. § 2. Bij de beoordeling van in § 1 vermelde doelstellingen zal bijzondere aandacht besteed worden aan het verzekeren van de continuïteit van de onderneming, zoals de overdracht van een familiale onderneming om familiaal gebonden opvolgingsproblemen te voorkomen of de versterking van het eigen vermogen te bekomen.

Art. 5.In uitvoering van artikel 3, § 4 van het decreet en overeenkomstig artikel 443 van het wetboek van de inkomstenbelastingen en artikel 93duodecies van het wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde kan de participatiemaatschappij de participatie of de achtergestelde lening, waarvoor de waarborg wordt gesolliciteerd of werd verkregen pas nemen in de onderneming en/of vrijgeven als er geen achterstallen zijn bij de onderneming op het vlak van de BTW, inkomstenbelastingen en RSZ-bijdragen. De waarborg kan worden opgeschort en geldt dus niet indien zich tijdens de waarborgperiode dergelijke achterstallen manifesteren tot de situatie is aangezuiverd, tenzij een haalbaar afbetalingsplan deel uitmakend van een nieuw financieringsplan wordt goedgekeurd door het Waarborgfonds. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 6.§ 1. De tewerkstelling wordt berekend aan de hand van het aantal werknemers die in de onderneming waren tewerkgesteld in de referteperiode zijnde de 4 kwartalen voor de registratiedatum van de aanvraag.

Voor de berekening van de tewerkstelling wordt het totale aantal arbeidsdagen gedeeld door 251 of 303, naargelang respectievelijk de vijfdaagse of de zesdaagse werkweek wordt toegepast. Het aantal arbeidsdagen wordt aangetoond aan de hand van het RSZ-attest nr.

K/SEC/409/4. § 2. De jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming worden samengeteld (zonder te consolideren) met de jaaromzet en het balanstotaal van : 1° alle ondernemingen waarvan de onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten in handen heeft, en 2° alle ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de onderneming in handen hebben. Deze regel geldt niet voor openbare participatiemaatschappijen, ondernemingen voor risicokapitaal en institutionele beleggers, conform art. 3, § 2, e, derde lid van het decreet.

De referentieperiode is het laatst afgesloten boekjaar voor de registratiedatum van de aanvraag. Voor het berekenen van de omzet wordt een boekjaar van meer of minder dan 12 maanden herberekend tot een kalenderjaar.

Voor onlangs opgerichte ondernemingen waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunt men op een financieel plan van het eerste productiejaar.

Als wegens de spreiding van het kapitaal (bv. vanwege de uitgifte van aandelen aan toonder) de samenstelling van het aandeelhouderschap niet precies gekend is, mag worden voortgegaan op een verklaring van de onderneming betreffende het bezit van het kapitaal en de stemrechten.

De onderneming blijft een kleine of middelgrote onderneming wanneer slechts een van beide financiële criteria (jaaromzet of jaarlijks balanstotaal) wordt overschreden. § 3. In toepassing van art. 3, § 2, c van het decreet en volgens het criterium van de onafhankelijkheid mag de onderneming niet voor 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten in handen zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen gezamenlijk.

Onder een grote onderneming verstaat men een onderneming die 250 of meer werknemers telt en/of een jaaromzet heeft van meer dan 40 miljoen ecu en een balanstotaal van meer dan 27 miljoen ecu.

Als de onderneming wegens de spreiding van het kapitaal (bv. vanwege de uitgifte van aandelen aan toonder) de samenstelling van haar aandeelhouderschap niet precies kent, mag worden voortgegaan op een verklaring van de onderneming dat zij redelijkerwijs veronderstelt niet voor 25 % of meer in handen te zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen gezamenlijk.

Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt als de onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, ondernemingen voor risicokapitaal of van institutionele beleggers, mits deze individueel noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben;

De definitie kan niet worden omzeild door ondernemingen die formeel aan het criterium van de onafhankelijkheid beantwoorden, maar waarin in feite de zeggenschap door een grote onderneming of door verscheidene grote ondernemingen gezamenlijk wordt uitgeoefend.

Art. 7.In uitvoering van artikel 3, § 2, e, derde lid van het decreet kan de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid uitzonderlijk de toelating verlenen om een beroep te doen op het decreet, na gunstig advies van het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk Technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT), aan uitzonderlijke spin-offstarters, die niet aan de criteria van de omzet, het balanstotaal of de zelfstandigheid voldoen.

De begunstigde projecten dienen wel het resultaat te zijn van een onderzoekssamenwerking tussen minstens twee van de volgende partners, nl. universiteiten, onderzoeksinstellingen of toekomstgerichte innovatieve ondernemingen of een joint-venture tussen twee of meerdere toekomstgerichte innovatieve ondernemingen. HOOFDSTUK III. - Wijze van indienen van de aanvraag tot waarborg

Art. 8.De aanvraag tot waarborg wordt door de participatiemaatschappij bij het Vlaams Waarborgfonds ingediend conform een aanvraagformulier dat als bijlage bij het werkingsreglement is gevoegd.

Indien het Vlaams Waarborgfonds het nodig acht kunnen bijkomende stukken worden opgevraagd. HOOFDSTUK IV. - Beslissing van het Vlaams Waarborgfonds

Art. 9.§ 1. De participatiemaatschappij en de onderneming sluiten overeenkomstig artikel 5 van het decreet een overeenkomst betreffende het verlenen van risicokapitaal, onder opschortende voorwaarde van waarborgverlening, die pas in werking treedt op datum van de beslissing van het Vlaams Waarborgfonds tot toekenning van de waarborg. § 2. Het Vlaams Waarborgfonds gaat na of de voorwaarden die opgelegd zijn in het decreet en haar uitvoeringsbesluiten worden nageleefd. Er wordt beslist op basis van het aanvraagformulier bepaald in artikel 8 van dit besluit en van de volgende elementen die zijn uitgewerkt in het werkingsreglement van het Vlaams Waarborgfonds : 1° de investeringscriteria waaruit de toekomstgerichtheid en het innovatieve karakter van starters- en doorgroei-investeringen moet blijken;2° het ondernemingsplan;3° het financieringsplan;4° de voortgangsbewaking- en begeleidingswerkzaamheden;5° het management. § 3. De toekenning van de waarborg wordt vastgesteld door de ondertekening van het akkoord tot waarborgverlening waarvan de formule door het Vlaams Waarborgfonds wordt opgesteld. § 4. De bepalingen van artikel 3, 5, 9 § 1, 10 en 26 worden opgenomen in de risicokapitaalovereenkomst tussen de participatiemaatschappij en de onderneming. § 5. De waarborgperiode gaat in 6 maanden na de inwerkingtreding van de overeenkomst tussen de participatiemaatschappij en de onderneming, zoals bepaald in artikel 9 van het decreet. HOOFDSTUK V. - Beheer van de waarborg Afdeling 1. - Overdracht van de participatie of achtergestelde lening

Art. 10.§ 1. De waarborg vervalt van rechtswege indien de participatie of achtergestelde lening wordt overgedragen.

De waarborg kan echter behouden blijven voor de overnemende participatiemaatschappij, indien de overdracht van de waarborg wordt goedgekeurd door het Vlaams Waarborgfonds, dat beslist zoals bepaald in artikel 9, § 2 van dit besluit, en onder de volgende voorwaarden : 1° de overname dient te gebeuren door een participatiemaatschappij die op geen enkele wijze is verbonden, zoals bepaald in art.2, 2° van het decreet met de overdragende participatiemaatschappij of andere rechtstreekse of onrechtstreekse aandeelhouders; 2° de overname dient bij te dragen tot de continuïteit van de onderneming;3° de overdracht kan ten vroegste 2,5 jaar na de aanvang van de waarborgperiode gebeuren;4° de overdragende en de overnemende participatiemaatschappij delen vooraf en gezamenlijk hun voornemen tot overdracht aan het Vlaams Waarborgfonds mee;5° de overnemende participatiemaatschappij legt de documenten voorzien in artikel 8 van dit besluit voor, met inbegrip van een nieuw financieringsplan. § 2. Voor de toepassing van artikel 18 gebeurt de berekening van het gewaarborgde gedeelte ten aanzien van de overnemende participatiemaatschappij alsof de overdracht niet heeft plaatsgevonden. § 3. Gedeeltelijke overdracht wordt uitgesloten. Afdeling 2. - Overdracht van de onderneming die de participatie of

achtergestelde lening heeft verkregen

Art. 11.De gehele of gedeeltelijke overdracht van de onderneming wordt eveneens geregeld volgens de bepalingen voorzien in artikel 10. Afdeling 3. - Verval van de waarborg

Art. 12.In de hierna volgende gevallen vervalt de waarborg : 1° wanneer de in het decreet en de uitvoeringsbesluiten van dit decreet opgelegde voorwaarden niet worden nageleefd;2° wanneer de wet van 7 juni 1994 betreffende de verklaringen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard niet werd nageleefd. Afdeling 4. - Bijdragen

Art. 13.Binnen de 3 maanden na de beslissing van het Vlaams Waarborgfonds tot toekenning van de waarborg betaalt de participatiemaatschappij een éénmalige bijdrage op het bedrag van de participatie of achtergestelde lening. HOOFDSTUK VI. - De verliesafrekening Afdeling 1. - De gevallen waarbij en wanneer sprake is van definitief

verlies

Art. 14.§ 1. Enkel in de volgende gevallen en ingaand op de hierna gestelde momenten treedt definitief verlies op : 1° faillissement, vanaf de datum van het afsluiten van het faillissement;2° ontbinding, vanaf de datum van de sluiting van de vereffening;3° dading, vanaf goedkeuring door Vlaams Waarborgfonds;4° gerechtelijk akkoord, vanaf de datum van het vonnis van homologatie;5° overdracht van de onderneming, zoals bepaald in artikel 11, vanaf de datum van de overeenkomst die de overdracht regelt. § 2. Zowel het ontstaan als de aanmelding van het risico op een definitief verlies dienen in de garantieperiode te gebeuren. Dit risico kan op de hierna gestelde momenten ontstaan : 1° faillissement, vanaf de datum van het faillissementsvonnis;2° ontbinding, vanaf de datum van de publicatie van de beslissing van de algemene vergadering tot invereffeningstelling of de gerechtelijke beschikking die in vereffening stelt;3° dading, vanaf de datum van de dadingsovereenkomst;4° gerechtelijk akkoord, vanaf de datum van het vonnis van homologatie;5° overdracht van de onderneming, zoals bepaald in artikel 11, vanaf de datum van de overeenkomst die de overdracht regelt. § 3. De Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid wordt gemachtigd de bepalingen van § 1 en § 2 van dit artikel aan te passen ingeval de faillissementswet van 18 april 1851 en de wetten op het gerechtelijk akkoord, gecoördineerd bij Regentsbesluit van 25 september 1946, te wijzigen. § 4. De participatiemaatschappij volgt de achtergestelde lening of de participatie verder op vanaf het moment voorzien in § 2 tot aan het moment van de definitieve afrekening.

Art. 15.Het Vlaams Waarborgfonds dient de overeenkomst die de dading regelt vooraf goed te keuren. Afdeling 2. - Berekening van het bedrag van het definitieve verlies

Art. 16.§ 1. Bij een achtergestelde lening bestaat het definitieve verlies uit het principaal verminderd met de vervallen en betaalde aflossingen en/of elke betaling of vergoeding die de participatiemaatschappij ontvangt na aanmelding van het risico op verlies zoals vermeld in artikel 14, § 2 en vermeerderd met 3 maanden wettelijke interest op het resterende principaal. § 2. Bij een participatie bestaat het definitieve verlies uit de te waarborgen participatie verminderd met de tussentijdse kapitaalverminderingen en/of elke betaling of vergoeding die de participatiemaatschappij ontvangt na aanmelding van het risico op verlies zoals vermeld in artikel 14, § 2. Afdeling 3. - Berekening van de tussenkomst van het Vlaams

Waarborgfonds in geval van definitief verlies

Art. 17.Het gewaarborgde gedeelte, dat tevens het maximaal terugbetaalbare verlies is, wordt bepaald door de hierna vermelde percentages toe te passen op de te waarborgen volgestorte participatie en/of achtergestelde lening : -bij een participatie bedraagt dit percentage het eerste jaar 30 %, het tweede jaar 40 %, het derde jaar 50 %, het vierde jaar 50 % en het vijfde jaar 50 %; -bij een achtergestelde lening bedraagt dit percentage het eerste jaar 20 %, het tweede jaar 25 %, het derde jaar 30 %, het vierde jaar 30 % en het vijfde jaar 30 %.

Art. 18.De berekening van de tussenkomst van het Vlaams Waarborgfonds wordt bepaald door de in artikel 17 vermelde percentages toe te passen op het geleden definitief verlies zoals bepaald in artikel 16 van dit besluit, in de gevallen en op het moment zoals bepaald in artikel 14, § 1. Afdeling 4. - Aanvraag tot uitbetaling

Art. 19.De participatiemaatschappij kan een aanvraag indienen tot betaling van een provisie op het terugbetaalbare verlies, indien er zich een risico op definitief verlies voordoet, in de gevallen en vanaf het moment zoals bepaald is in artikel 14, § 2.

Art. 20.De participatiemaatschappij kan een aanvraag indienen tot definitieve afrekening van het terugbetaalbare verlies in de gevallen en op het moment zoals bepaald is in artikel 14, § 1.

Art. 21.De aanvragen tot uitbetaling van de provisie of tot definitieve afrekening worden door de participatiemaatschappij ingediend op het formulier dat door het Vlaams Waarborgfonds is voorgeschreven en worden ingediend respectievelijk ten laatste één maand na het verstrijken van de garantieperiode of ten laatste één maand na het moment bepaald in artikel 14, § 1.

Art. 22.De participatiemaatschappij moet het bewijs leveren dat men zich in één van de gevallen en de momenten bevindt opgesomd in artikel 14, § 1 en § 2 en van het bedrag van het verlies. Zij dient tevens aan te tonen dat aan alle voorwaarden tot het behoud van de waarborg is voldaan. Dit bewijs kan geleverd worden door alle middelen van recht. Afdeling 5. - Uitbetaling

Art. 23.Indien het Vlaams Waarborgfonds oordeelt dat de aanvraag tot uitbetaling gerechtvaardigd is, stort zij naargelang het geval een provisie of definitief bedrag.

Art. 24.§ 1. Indien een provisie wordt uitbetaald, zal een verrekening gebeuren die leidt, hetzij tot betaling van een supplement hetzij tot terugbetaling. § 2. Indien uit verrekening van de provisie met het definitieve verlies blijkt dat te veel of te weinig werd uitbetaald door het Vlaams Waarborgfonds zal de wettelijke interest worden aangerekend op het verschil, dat door de participatiemaatschappij of het Vlaams Waarborgfonds betaald wordt HOOFDSTUK VII. - Controle

Art. 25.Ieder risico dat het doel waarvoor het risicokapitaal werd verstrekt en iedere gebeurtenis die het naleven van de voorwaarden, opgelegd in het decreet en de uitvoeringsbesluiten, in gedrang brengt, wordt meegedeeld aan het Vlaams Waarborgfonds, dat hierover zal oordelen.

Art. 26.Het Vlaams Waarborgfonds of de door haar aangeduide instanties mogen te allen tijde de boekhouding, het beheer en de toestand van de onderneming die de participatie of achtergestelde lening heeft verkregen en de participatiemaatschappij, controleren.

Deze laatsten dienen tevens inlichtingen te verschaffen op vraag van het Vlaams Waarborgfonds en alle medewerking te verlenen met betrekking tot de toepassing van het decreet. HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding

Art. 27.Het decreet en onderhavig besluit treden in werking op 1 juli 1997.

Art. 28.De Vlaamse minister bevoegd voor de financiën en de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid zijn, ieder wat haar of hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY

^