Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 01 september 2006
gepubliceerd op 31 oktober 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is

bron
vlaamse overheid
numac
2006036775
pub.
31/10/2006
prom.
01/09/2006
ELI
eli/besluit/2006/09/01/2006036775/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 SEPTEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, inzonderheid op artikel 99, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 juli 2006;

Gelet op advies nr. 41.084/1/V van de Raad van State, gegeven op 23 augustus 2006;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, worden de woorden « agrarische gebieden met bijzondere waarde » geschrapt.

Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden de woorden « ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg » vervangen door de woorden « ruimtelijke uitvoeringsplannen, bijzondere plannen van aanleg »;2° punt 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° de volgende zaken bij vergunde gebouwen : a) dakvlakvensters en/of fotovoltaïsche zonnepanelen en/of zonneboilers in het dakvlak, tot een maximum van 20% van de oppervlakte van het dakvlak in kwestie;b) fotovoltaïsche zonnepanelen en/of zonneboilers op een plat dak;c) het kaleien of pleisteren van gevels;d) het aanbrengen van steenstrips op een gevel;e) het aanbrengen van een waterwerende en isolerende afdekking op blinde zijgevels;f) het plaatsen van uitklapbare of uitrolbare zonneschermen aan ramen. Die zonneschermen mogen zich niet bevinden boven het openbaar domein; g) het plaatsen van voorzetrolluiken;h) het omvormen van een plat dak tot extensief groendak met lage begroeiing zoals een vetplanten-, mos-, gras- en/of kruidendak;»; 3° in punt 6° wordt het punt c) vervangen door wat volgt : « c) terrassen, voorzover ze niet gelegen zijn in de voortuinstrook, in totaal niet groter zijn dan 50 vierkante meter en minstens één meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen verwijderd blijven.Als op de perceelsgrens een duurzame, ondoorzichtige, minstens 2 meter hoge afsluiting aanwezig is, dan mag het terras worden aangelegd tot tegen die afsluiting; »; 4° in punt 7° wordt het punt a) vervangen door wat volgt : « a) bij vergunde gebouwen op minstens één meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen, een ondergronds regenwaterreservoir, een septische put, een bezinkput, een ondergrondse waterzuiveringsinstallatie, een infiltratiebed en/of een ondergrondse brandstoftank voor de verwarming van het gebouw;»; 5° punt 9° wordt vervangen door wat volgt : « 9° de plaatsing van de volgende afsluitingen : a) afsluitingen die bestaan uit palen met prikkel- of schrikdraad;b) afsluitingen met een maximumhoogte van twee meter, die bestaan uit palen en draad of draadgaas, uit één betonplaat met een maximumhoogte van 40 centimeter en draad of draadgaas, opgericht ter afsluiting van een goed.Op die afsluitingen mogen in de onmiddellijke omgeving van een vergund woongebouw constructies worden aangebracht ter bescherming van de privacy, zoals zeildoek, gevlochten kunststofstrips of rieten matten; c) voortuinmuurtjes in metselwerk of andere voortuinafsluitingen met een maximale hoogte van 50 centimeter;d) poorten, geplaatst tussen twee kolommen met een maximale hoogte van 2,50 meter;e) houten panelen met een maximale hoogte van twee meter, met een maximale lengte van tien meter per zijdelingse en achterste perceelsgrens, opgericht ter afsluiting van een goed, en in de onmiddellijke omgeving van een vergund woongebouw.Die panelen worden niet ter hoogte van de voortuin geplaatst.

De vrijstelling, vermeld in b), c), d) en e) geldt niet in de ruimtelijk kwetsbare gebieden, noch in een beschermd of voorlopig beschermd landschap, noch in een oeverzone, afgebakend in een bekkenbeheerplan of deelbekkenbeheerplan, noch in de vijf meter brede strook, te rekenen vanaf de bovenste rand van het talud van ingedeelde onbevaarbare en bevaarbare waterlopen. De vrijstelling, vermeld in b), c), d) en e) geldt enkel voor de afsluiting van bestaande, gevormde huiskavels.

Onder onmiddellijke omgeving dient de ruimte gelegen binnen een straal van 30 meter van de uiterste grenzen van het woongebouw te worden verstaan.; »; 6° in punt 11° worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) er wordt een punt k) toegevoegd, dat luidt als volgt : « k) ingegraven of op de grond geplaatste openluchtzwembaden of jacuzzi's met een totale maximale oppervlakte van 30 vierkante meter. Die constructies mogen, met inbegrip van een eventuele afdekking, niet hoger zijn dan anderhalve meter, gemeten vanaf het maaiveld en niet gelegen zijn in de voortuinstrook. »; b) de zin « De vrijstelling, genoemd in a), b) en c), geldt niet in de ruimtelijk kwetsbare gebieden.» wordt vervangen door de volgende zinnen: « De vrijstelling geldt noch in een oeverzone, afgebakend in een bekkenbeheerplan of deelbekkenbeheerplan, noch in de vijf meter brede strook, te rekenen vanaf de bovenste rand van het talud van ingedeelde onbevaarbare en bevaarbare waterlopen. De vrijstelling, genoemd in a), b), c) en k), geldt niet in de ruimtelijk kwetsbare gebieden. »; 7° in punt 13° worden na de woorden « de vogelrichtlijngebieden » de woorden « en habitatrichtlijngebieden » toegevoegd;8° in punt 15° worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) punt a) wordt vervangen door wat volgt : « a) de plaatsing tegen de gevels, schouwen of schoorstenen van bestaande gebouwen van paneelantennes voor een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie, in de kleur van de gevel, schouw of schoorsteen of in een neutrale, onopvallende kleur, op voorwaarde dat de bijbehorende technische installatie in een gebouw, op een plat dak op minstens vier meter van de rand of ondergronds wordt ondergebracht;»; b) in punt d) worden de woorden « in het gebouw » vervangen door de woorden « in of op het gebouw »;c) er wordt een punt h) toegevoegd, dat luidt als volgt : « h) de plaatsing van een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie, met inbegrip van de bijbehorende technische installatie achter een vergunde wand in materiaal, dat de eigenschap heeft om de radiogolven door te laten.De installaties mogen niet hoger zijn dan deze wand; »; 9° punt 16° wordt vervangen door wat volgt : « 16° a) de plaatsing van een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie op een bestaande vergunde pyloon of mast op voorwaarde dat de hoogte niet toeneemt en de bijbehorende technische installatie geplaatst wordt onder of onmiddellijk aansluitend bij die pyloon of mast, of ondergronds;b) de plaatsing van een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie boven op een bestaande vergunde hoogspanningspyloon op voorwaarde dat de hoogte met niet meer dan vijf meter toeneemt en de bijbehorende technische installatie geplaatst wordt onder of onmiddellijk aansluitend bij die pyloon of ondergronds;c) de plaatsing van installaties ter verzekering van de veiligheid bij bestaande zend- en ontvanginstallaties voor telecommunicatie, zoals antivalbeveiliging, opklapbare of vaste leuningen, rustplatforms, leeflijnen, ankerpunten voor veiligheidskabels;»; 10° aan punt 17°, b), worden de woorden « zonder er effectief te wonen » toegevoegd;11° punt 18° wordt vervangen door wat volgt : « 18° het uitvoeren van de volgende werkzaamheden op openbaar domein of op terrein dat na de werkzaamheden tot het openbaar domein zal behoren : a) de aanleg, in openlucht van fietsparkeerplaatsen, parkeerruimten en bushaltes, waarvan de oppervlakte 150 vierkante meter of minder bedraagt, met een reliëfwijziging van minder dan 50 cm.De werkzaamheden mogen niet in ruimtelijk kwetsbaar gebied gelegen zijn.

De werkzaamheden mogen niet gelegen zijn in een stads- of dorpsgezicht, noch in de onmiddellijke omgeving van een beschermd of voorlopig beschermd monument. Onder onmiddellijke omgeving dient de ruimte gelegen binnen een straal van 30 meter van de uiterste grenzen van het monument te worden verstaan; b) het aanbrengen van een andere verharding op een rijweg, jaagpad, dienstweg of dijk, of de vervanging van de bestaande verharding, zonder verbreding ervan.Hierbij is een verschuiving mogelijk tussen de stroken die voor voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer bestemd zijn. Die vrijstelling geldt niet als de bestaande rijweg, jaagpad, dienstweg of dijk een aardeweg, grintweg, steengruisweg of kasseiweg is. De werkzaamheden mogen niet gelegen zijn in een stads- of dorpsgezicht, noch in de onmiddellijke omgeving van een beschermd of voorlopig beschermd monument. Onder onmiddellijke omgeving dient de ruimte gelegen binnen een straal van 30 meter van de uiterste grenzen van het monument te worden verstaan; c) de heraanleg van kruispunten, voor zover de verharde oppervlakte met niet meer dan 150 vierkante meter per kruispunt uitbreidt.Die werkzaamheden mogen niet in ruimtelijk kwetsbaar gebied gelegen zijn.

De werkzaamheden mogen niet gelegen zijn in een stads- of dorpsgezicht, noch in de onmiddellijke omgeving van een beschermd of voorlopig beschermd monument. Onder onmiddellijke omgeving dient de ruimte gelegen binnen een straal van 30 meter van de uiterste grenzen van het monument te worden verstaan; d) de aanleg van verhoogde kruispunten, verkeersdrempels en andere verkeersremmende ingrepen binnen de bestaande verhardingsbreedte;e) de aanleg of herinrichting van collectoren en riolen.Die werkzaamheden mogen niet in ruimtelijk kwetsbaar gebied gelegen zijn; f) de aanleg of herinrichting van nutsvoorzieningen van beperkte omvang langs openbare wegen, pleinen, spoorwegen, waterwegen en kanalen, zoals verlichtings- en elektriciteitspalen, verkeerssignalisatie, openbare telefooncellen, rustbanken, openbare toiletten, schuilhuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, onbemande camera's en allerlei straatmeubilair;g) de plaatsing op verlichtingspalen, met inbegrip van de vervanging ervan, op weginfrastructuur of op spoorweginfrastructuur van een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie, op voorwaarde dat die installatie niet meer dan vijf meter boven de verlichtingsarmatuur of de bestaande infrastructuur uitsteekt.De eraan verbonden bovengrondse technische installatie mag niet groter zijn dan anderhalve kubieke meter in de woongebieden in de ruime zin, en drie kubieke meter in de andere gevallen. De technische installatie mag ook ondergronds worden aangebracht; h) de inrichting en herinrichting van bestaande openbare speelterreinen en begraafplaatsen, zonder terreinuitbreiding;i) de gewone ruimings-, bagger-, onderhouds- en herstellingswerkzaamheden aan de onbevaarbare en bevaarbare waterlopen en kanalen.De ruimings- en baggerwerken zijn gericht op het instandhouden of herstellen van het vergunde of vergund geachte profiel; j) de plaatsing van glasbollen, kledingcontainers en andere houders voor de selectieve verzameling en ophaling van afval, voor zover de gezamenlijke oppervlakte van die houders kleiner is dan tien vierkante meter;k) waterbeheersingswerkzaamheden die niet zonder gevaar of schade kunnen worden uitgesteld, zoals het doorbreken, verstevigen of herstellen van dijken bij rechtstreeks overstromingsgevaar voor vergunde gebouwen;l) strandophogingswerkzaamheden;m) de ondergrondse aanleg van lokale verdeel- en afvoerleidingen voor allerlei grond- en afvalstoffen zoals elektrische leidingen, aardgasleidingen, waterleidingen, rioleringen en telecommunicatieleidingen;n) de plaatsing van seizoensgebonden, niet-overdekte terrassen bij horecazaken, voor zover die terrassen niet groter zijn dan 100 vierkante meter en voor zover een minimale obstakelvrije loopweg van anderhalve meter voor voetgangersverkeer wordt gegarandeerd;o) de aanleg of herinrichting van kleinschalige nutsvoorzieningen die bedoeld zijn voor de scheepvaartgeleiding en de monitoring plus sturing van de waterkwantiteit en waterkwaliteit, zoals bebakening, peilinstallaties, communicatieapparatuur, kleppen, milieustations, schamppalen, fauna-uitstapplaatsen en paaiplaatsen;»; 12° punt 23° wordt vervangen door wat volgt : « 23° de volgende werken, die opgenomen zijn in een goedgekeurd natuurinrichtingsproject, of in een goedgekeurd inrichtingsplan in het kader van een landinrichtingsproject of in een van openbaar nut verklaarde ruilverkaveling : het aanleggen of geheel of gedeeltelijk dempen van grachten voor de detailontwatering van een gebied, voor zover de bodem van de aan te leggen grachten niet dieper is dan 1,5 meter, gemeten vanaf het maaiveld;»; 13° er wordt een punt 23bis° ingevoegd, dat luidt als volgt : « 23bis de volgende werken, die opgenomen zijn in een goedgekeurd beheersplan op basis van het bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, of in een goedgekeurd natuurinrichtingsproject, of in een goedgekeurd inrichtingsplan in het kader van een landinrichtingsproject of in een van openbaar nut verklaarde ruilverkaveling : a) het verwijderen van wegbedverhardingen en heraanvullen met cultuurgronden;b) het aanleggen van amfibiepoelen of veedrinkpoelen met een maximale oppervlakte van 100 vierkante meter en een maximale diepte van anderhalve meter;c) het plaatsen van toegangspoortjes, wegafsluitingen, slagbomen, wegwijzers of verbodsborden;d) het plaatsen van informatieborden, zitbanken, vuilnisbakken;e) het plaatsen van veeroosters;»; 14° er wordt een punt 29° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 29° de plaatsing, in industriegebied in de ruime zin, van installaties en constructies, mits aan al volgende voorwaarden voldaan is : a) ze staan in functie van de industriële of ambachtelijke bedrijvigheid;b) ze gaan niet gepaard met een ontbossing;c) ze hebben geen betrekking op de oprichting of verbouwing van gebouwen;d) ze zijn gelegen op minstens 3 meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen;e) ze zijn niet hoger dan 10 meter;f) ze zijn niet gelegen voor de rooilijn;g) voor de inrichting is een milieuvergunning klasse I of II verleend, en de installaties of constructies zijn in het aanvraagdossier van de milieuvergunning vermeld;»; 15° er wordt een punt 30° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 30° archeologische opgravingen, vergund met toepassing van artikel 6, § 1, van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, voorzover binnen twee jaar na de start van de opgravingen ofwel het terrein hersteld wordt in zijn oorspronkelijke staat, ofwel een aanvang genomen wordt met vergunde werken, handelingen of wijzigingen;»; 16° er wordt een punt 31° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 31° reliëfwijzigingen op vergunde terreinen, bestemd voor de beoefening van gemotoriseerde sporten.».

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 4.De bepalingen van artikel 3 zijn van toepassing, onverminderd de regelgeving inzake beschermde monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, landschappen en archeologische sites, waarvoor een apart systeem van toelatingen geldt. »

Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 september 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN

^