Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 03 juli 2009
gepubliceerd op 31 juli 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning en subsidiëring van de gelijkebehandelingsbureaus

bron
vlaamse overheid
numac
2009035699
pub.
31/07/2009
prom.
03/07/2009
ELI
eli/besluit/2009/07/03/2009035699/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JULI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning en subsidiëring van de gelijkebehandelingsbureaus


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid, artikel 42, 43 en 51;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 mei 2009;

Gelet op advies 46.713 van de Raad van State, gegeven op 11 juni 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° bestuur : de cel Gelijke Kansen in Vlaanderen van de Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid;2° beveiligde zending : zending via een van de volgende betekeningswijzen : a) aangetekende brief;b) afgifte tegen ontvangstbewijs;c) een andere betekeningswijze die de Vlaamse Regering toestaat, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;3° centrum- of grootstad : de steden, vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds, en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;4° decreet van 10 juli 2008 : het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid;5° domein : het domein vermeld in het artikel 20, eerste lid, 1° tot en met 8° van het decreet van 10 juli 2008;6° lokale partner : een organisatie uit het werkingsgebied van het meldpunt discriminatie, waarmee het meldpunt discriminatie samenwerkt en die een rol vervult in de toeleiding of behandeling van meldingen of in de uitwerking van preventieve acties;7° melding : de melding of klacht als vermeld in artikel 40, § 2, 1°, van het decreet van 10 juli 2008.Daaronder wordt de aangifte verstaan van een als discriminatie gepercipieerd voorval, waarbij de persoon die de aangifte doet, zelf betrokken was, of waarbij de persoon die de aangifte doet, getuige was van het voorval; 8° meldpunten discriminatie : gelijkebehandelingsbureaus als vermeld in artikel 42 en 43 van het decreet van 10 juli 2008;9° werkingsgebied : actieradius die is opgenomen in de lijst, die als bijlage bij dit besluit is gevoegd, van de dienstverlening van de meldpunten discriminatie, ingebed in een centrum- of grootstad; HOOFDSTUK II. - Opdrachten en organisatie van de meldpunten discriminatie

Art. 2.Bij meldingen van discriminatie zullen de meldpunten discriminatie : 1° een intakegesprek houden met de persoon die de melding doet;2° de melding behandelen aan de hand van een stroomschema, vastgelegd door de Vlaamse minister, bevoegd voor de coördinatie van het gelijkekansenbeleid;3° de melding alleen doorgeven aan een lokale partner na uitdrukkelijke toestemming van het slachtoffer of als het slachtoffer niet bekend is na uitdrukkelijke toestemming van de persoon die getuige was van het voorval;4° het slachtoffer voorstellen een bemiddelings- of onderhandelingsprocedure op te starten als het meldpunt discriminatie oordeelt dat onderhandeling of bemiddeling een oplossing kan bieden voor de melding.De procedure wordt pas opgestart na de goedkeuring van het slachtoffer; 5° de identiteit van slachtoffers en/of personen, die getuige waren van het voorval, voor derden geheim houden tenzij er uitdrukkelijke toestemming is van de personen in kwestie tot openbaarmaking van hun identiteit;6° indien nodig of wenselijk lokale of bovenlokale partners inschakelen voor de behandeling van de melding, incluis het onderhandelen en bemiddelen;7° alle meldingen, ook de meldingen vermeld in 9° registreren in een door het bestuur aangeboden centraal registratiesysteem;8° alle doorgegeven meldingen, behalve de meldingen, vermeld in 9°, blijven volgen tot ze afgehandeld zijn;9° de meldingen die geen discriminatoir feit betreffen doorgeven aan een lokale partner zonder deze zelf verder af te handelen;10° de meldingen die een juridische afhandeling vereisen, doorgeven aan het orgaan, waarvan sprake in artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008, zonder deze zelf verder af te handelen;11° indien er op een Vlaams of federaal beleidsdomein een dienst bestaat die bevoegd is voor de behandeling van meldingen van discriminatoire feiten, incluis het onderhandelen en bemiddelen, dergelijke meldingen doorgeven aan de desbetreffende dienst, zonder deze zelf verder af te handelen.

Art. 3.De meldpunten discriminatie werken een preventief beleid uit.

De meldpunten discriminatie schakelen hun lokale partners in bij de uitwerking van een preventiebeleid als vermeld in het eerste lid, door ten minste twee keer per jaar een overlegvergadering te beleggen waarbij onder andere gemeenschappelijke preventieve acties besproken en gevolgd worden. HOOFDSTUK III. - De erkenning van de meldpunten discriminatie

Art. 4.Een meldpunt discriminatie wordt erkend voor een periode van drie jaar. De eerste erkenningsperiode loopt uitzonderlijk van 1 januari 2010 tot 31 december 2013.

Voor de hernieuwing van de erkenning als meldpunt discriminatie geldt dezelfde procedure als voor de aanvraag tot erkenning.

Er kan maar één meldpunt discriminatie worden erkend per werkingsgebied. Indien zowel de betrokken centrum- of grootstad als een andere organisatie voor een zelfde werkingsgebied een aanvraag indienen, wordt in beginsel de voorkeur gegeven aan het openbaar bestuur.

Art. 5.Om erkend te worden, moet een meldpunt discriminatie aan al de volgende criteria voldoen : 1° gevestigd zijn op het grondgebied van een centrum- of grootstad;2° gehuisvest zijn in een lokaal dat fysiek toegankelijk is voor personen met een beperkte mobiliteit.De screening wordt uitgevoerd door een door het bestuur aangewezen adviesbureau toegankelijkheid.

Als uit de screening blijkt dat het meldpunt discriminatie nog niet optimaal toegankelijk is, kan een meldpunt discriminatie uitzonderlijk en alleen voor de eerste periode erkend worden als het een stappenplan voorlegt waarin uitgewerkt staat welke stappen binnen welk tijdsbestek ondernomen zullen worden om tot een volledig fysiek toegankelijk meldpunt te komen. Dat plan mag maximaal over een periode van drie kalenderjaren lopen en moet bijgevolg binnen dat tijdsbestek geïmplementeerd worden. De erkenning vervalt automatisch na drie jaar als het lokaal dan nog niet volledig fysiek toegankelijk is; 3° ten minste het personeelsvolume ter beschikking stellen dat nodig is voor het vervullen van de opdrachten op het vlak van gelijke behandeling conform het werkingsprogramma, zoals vermeld in artikel 6, 2°, doch met een minimum van 0,5 VTE; 4° zich met preventieve acties, in communicatie en bij de behandeling van meldingen, expliciet richten tot de mensen uit het hele werkingsgebied.; 5° binnen de krijtlijnen van de eigen huisstijl de door het bestuur ter beschikking gestelde naam en huisstijl gebruiken bij de uitvoering van elke activiteit, en jaarlijks binnen het hele werkingsgebied ruchtbaarheid geven aan het bestaan en de werking van het meldpunt discriminatie;6° de minimale openingsuren respecteren, vastgelegd door de Vlaamse minister, bevoegd voor de coördinatie van het gelijkekansenbeleid. Het personeel, vermeld in het eerste lid, 3°, is in het bezit van een master- of bachelordiploma of levert het bewijs door relevante expertise over de nodige competenties te beschikken.

Art. 6.Een erkenningaanvraag is alleen ontvankelijk als de volgende documenten erbij gevoegd worden : 1° een akkoordverklaring van het college van burgemeester en schepenen, of de raad van bestuur van de organisatie waarin het meldpunt discriminatie ingebed wordt.De instemming met het werkingsgebied, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, vormt een onderdeel van de akkoordverklaring. Wat Brussel-Hoofdstad betreft, is een akkoordverklaring van het college van burgemeester en schepenen, indien van toepassing, niet verplicht; 2° een werkingsprogramma voor de volgende drie jaar, waarin het meldpunt discriminatie aangeeft hoe het de opdrachten, vermeld in het decreet van 10 juli 2008, en in artikel 2 en 3, zal uitvoeren.Dat werkingsprogramma beschrijft per kenmerk, dat beschermd is overeenkomstig artikel 16, § 3 van het decreet van 10 juli 2008, en per domein, met welke lokale partners het meldpunt discriminatie welke preventieve acties plant, en hoe het de samenwerking bij de behandeling van meldingen over discriminatie zal organiseren met elk van die partners; 3° een personeelsplan;4° algemene gegevens over de organisatie waarin het meldpunt discriminatie ingebed is;5° de openingsuren van het meldpunt discriminatie;6° een rapport over de fysieke toegankelijkheid van het meldpunt discriminatie voor personen met een beperkte mobiliteit, opgesteld door een door het bestuur aangewezen adviesbureau toegankelijkheid, alsook eventueel een stappenplan voor de realisatie van de fysieke toegankelijkheid, overeenkomstig het rapport, binnen een termijn van drie jaar na de erkenning. Als er elementen van het goedgekeurde dossier wijzigen, brengt het meldpunt het bestuur daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Art. 7.Een erkenningsaanvraag wordt met een beveiligde zending bezorgd aan het bestuur.

De erkenningsaanvraag wordt ingediend met een gestandaardiseerd aanvraagformulier dat door het bestuur ter beschikking wordt gesteld.

De erkenningsaanvraag voor de eerste erkenning voor een periode van drie jaar wordt verstuurd uiterlijk op 15 september 2009 of op 15 september voor het jaar waarin een volgende erkenningsperiode start.

Als de erkenningsaanvraag niet ontvankelijk is, meldt het bestuur dat aan de aanvrager uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag.

Art. 8.§ 1 De Vlaamse minister, bevoegd voor de coördinatie van het gelijkekansenbeleid kan een gemotiveerd voornemen tot intrekking van de erkenning betekenen aan het meldpunt discriminatie, als blijkt dat de erkenning werd verkregen op grond van valse verklaringen of valse documenten, of als het meldpunt discriminatie niet langer voldoet aan een van de erkenningsvoorwaarden.

Het betrokken meldpunt discriminatie wordt van dit voornemen op de hoogte gebracht met een beveiligde zending. Deze beveiligde zending bevat tevens de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen tegen dit voornemen bij de Vlaamse Regering. § 2. De sanctie van artikel 57, eerste lid, van de wetten op de Rijkscompatibiliteit, gecoördineerd op 1 juli 1991 is onverkort van toepassing op deze situatie, onverminderd de andere situaties, waarvoor dit artikel sancties voorziet. § 3. Een meldpunt discriminatie kan binnen dertig dagen nadat de beveiligde zending, vermeld in § 1, 2e alinea, is verstuurd, met een beveiligde zending een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Vlaamse Regering. Als binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar wordt aangetekend, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de coördinatie van het gelijkekansenbeleid, een beslissing tot intrekking van de erkenning van de organisatie. De organisatie ontvangt die beslissing per beveiligde zending.

Indien er een bezwaar is ingediend tegen een voornemen tot intrekking, beoordeelt het bestuur de ontvankelijkheid van het bezwaar.. Dat bezwaarschrift is onontvankelijk als : 1° het bezwaarschrift niet gemotiveerd is;2° het bezwaarschrift niet is ingediend met een beveiligde zending;3° het bezwaarschrift niet is ingediend binnen dertig dagen nadat de beveiligde zending, vermeld in § 1, 2e alinea, is verstuurd. De Vlaamse Regering dient het meldpunt discriminatie vooraf te horen, als deze in haar bezwaarschrift daarom heeft verzocht.

De definitief met redenen omklede beslissing van de Vlaamse Regering wordt door het bestuur aan het meldpunt discriminatie betekend met een beveiligde zending. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring van erkende meldpunten discriminatie

Art. 9.De meldpunten discriminatie dienen om de drie jaar met een beveiligde zending, voor 15 september van het voorafgaande jaar, een subsidieaanvraag in bij het bestuur. Ze maken daarvoor gebruik van het subsidieaanvraagformulier dat het bestuur ter beschikking stelt.

Art. 10.Op de subsidieaanvraag neemt het meldpunt discriminatie de volgende gegevens op : 1° een gefaseerde timing, waarin het meldpunt discriminatie verwijst naar het werkingsprogramma van de erkenningsaanvraag;2° als daarin veranderingen zijn opgetreden sinds de erkenningsaanvraag : de openingsuren van het meldpunt discriminatie;3° een begroting, opgesplitst per jaar, voor de werking van het meldpunt : a) een raming van de benodigde middelen, met specificatie van de verschillende uitgavenposten;b) een raming van de inkomsten;c) de financieringswijze van alle kosten. Het meldpunt discriminatie voegt voor de eerste subsidieperiode, het stappenplan, indien van toepassing, vermeld in artikel 6, 6°, bij de subsidieaanvraag, en geeft aan welke punten daarvan in de betreffende subsidieperiode van drie jaar gerealiseerd zullen worden. De daaropvolgende subsidieperiode moet het meldpunt discriminatie bewijzen dat het effectief toegankelijk is.

Art. 11.Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering in financiële middelen voorzien voor de erkende meldpunten discriminatie. Die financiële middelen worden aangewend op basis van de driejaarlijkse subsidieaanvragen, ingediend door de meldpunten discriminatie. De werkperiode per subsidieaanvraag loopt over drie kalenderjaren.

De subsidies, die dienen als tegemoetkoming in de personeels- en werkingskosten, worden jaarlijks uitbetaald.

Bij de verdeling van de subsidies onder de subsidieaanvragers wordt rekening gehouden met : 1° de bevolkingsomvang van het betrokken werkingsgebied;2° het aantal gemeentes in het betrokken werkingsgebied;3° de classificatie als centrumstad dan wel als grootstad;4° de gegevens vermeld in de subsidieaanvraag, ingediend conform artikel 10. De subsidies, vermeld in het eerste en het tweede lid, worden geïndexeerd op de wijze die bepaald is in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.

Als een meldpunt de subsidies voor een bepaald werkjaar niet volledig aanwendt, bouwt het daarmee reserves op. Het meldpunt wendt die reserves aan om uitgaven te financieren die bijdragen tot de uitvoering van zijn taken in de volgende werkjaren. De opgebouwde gecumuleerde reserves kunnen maximaal 30 % van de toegekende subsidie-enveloppe bedragen van het betreffende jaar. Van de reserves die op het ogenblik dat het boekjaar wordt afgesloten, meer bedragen dan de maximaal toegestane reserve, wordt het bedrag dat de maximaal toegestane reserve overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse overheid. HOOFDSTUK V. - Jaarlijkse uitbetaling van de subsidiebedragen

Art. 12.Het bestuur maakt jaarlijks, op basis van de driejaarlijkse subsidieaanvraag, een subsidiebesluit op per meldpunt discriminatie.

De subsidies worden jaarlijks uitbetaald in twee schijven.

De eerste schijf wordt uitbetaald na de goedkeuring van de subsidieaanvraag en bedraagt 80 % van het subsidiebedrag voor het betreffende jaar.

Het saldo wordt uitbetaald na de voltooiing van de procedure van afrekening als de afrekening dat rechtvaardigt en als het werkingsverslag, vermeld in artikel 13, 4°, goedgekeurd wordt.

Art. 13.§ 1. De volgende documenten moeten jaarlijks bij de uitbetalingsaanvraag voor het saldo als vermeld in artikel 12, derde lid, gevoegd worden : 1° een schuldvordering, in drievoud, voor het volledige bedrag, met vermelding van het bedrag dat al bij de eerste schijf door het bestuur is gestort;2° een ondertekende, gedateerde en gedetailleerde afrekeningstaat van de uitgaven voor de werking van het meldpunt discriminatie, in drievoud;3° een genummerde lijst van de bewijsstukken, met telkens de vermelding van het bedrag, waarbij de desbetreffende bewijsstukken gevoegd zijn, in twee exemplaren;4° een werkingsverslag, opgemaakt op een door het bestuur ter beschikking gesteld formulier, in twee exemplaren.Op dat werkingsverslag worden de stappen die, volgens de bij de aanvraag gevoegde timing, gerealiseerd werden, aangekruist en kort toegelicht; 5° een kort verslag van de uitgewerkte preventieve acties, met vermelding van minstens de volgende elementen : de aard van de activiteit, de periode waarin de activiteit werd uitgevoerd, het bereikte doelpubliek;6° de verslagen van de twee jaarlijkse overlegvergaderingen vermeld in artikel 3. § 2. De uitbetalingsaanvragen, voor de uitbetaling van het saldo, worden ook geëvalueerd op basis van een rapport uit het door het bestuur ter beschikking gestelde centrale registratiesysteem, waaruit afgeleid kan worden hoeveel meldingen het meldpunt discriminatie behandeld heeft. Uit dat rapport blijkt over welk kenmerk, dat beschermd is overeenkomstig artikel 16, § 3 van het decreet van 10 juli 2008, met betrekking tot welke domeinen, en van welke gemeenten de meldingen kwamen.

Art. 14.De documenten op basis waarvan het saldo, vermeld in artikel 12, derde lid, uitbetaald kan worden, moeten uiterlijk op 15 mei na het jaar waarop de subsidies betrekking hebben, opgestuurd worden naar het bestuur. De poststempel geldt als bewijs van de datum. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 15.Het artikel 42 en 43 van het decreet van 10 juli 2008 treden in werking.

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor de coördinatie van het gelijkekansenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 juli 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT

^