Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 03 juli 2009
gepubliceerd op 03 september 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de operationele doelstellingen van de Centra voor Leerlingenbegeleiding

bron
vlaamse overheid
numac
2009035781
pub.
03/09/2009
prom.
03/07/2009
ELI
eli/besluit/2009/07/03/2009035781/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JULI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de operationele doelstellingen van de Centra voor Leerlingenbegeleiding


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 2, 31°, 9, 10, 18, 19, 20, 25 en 30;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de oprichting van een tijdelijke stuurgroep ter ondersteuning van de PMS-centra en de MST-equipes bij hun omvorming tot centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2000 tot vaststelling van de operationele doelstellingen voor de begeleiding van jongeren met leerplichtproblemen in de centra voor leerlingenbegeleiding;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 betreffende informatiseringstoelagen voor de centra voor leerlingenbegeleiding;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2001 betreffende het tijdelijk project voor de informatisering van de centra voor leerlingenbegeleiding;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 maart 2008;

Gelet op advies 46.709/1 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming en de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.De operationele doelstellingen, zoals vermeld in artikelen 14, 28 tot en met 36, 46 en 47 van dit besluit, behoren tot het verplicht aanbod van de centra voor leerlingenbegeleiding.

Met toepassing van artikel 9, § 1, tweede lid van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding zijn de overige operationele doelstellingen vormen van begeleiding die de centra verplicht aanbieden aan leerlingen, ouders en scholen waarbij het deze leerlingen, ouders of scholen vrij staat om al dan niet op dit aanbod in te gaan.

Art. 2.Het aanbod, vermeld in dit besluit, bevindt zich binnen de vier begeleidingsdomeinen, vermeld in artikel 5, § 2, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding.

Art. 3.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° cliënt : een leerling, een ouder of een opvoedingsverantwoordelijke;2° doorlooptijd : de tijdspanne waarbinnen een traject wordt afgerond;3° draaischijffunctie : coördinatie door het centrum van de leerlingenbegeleiding tussen het centrum de school en de schoolexterne diensten die een relevant aanbod bezitten in zake leerlingenbegeleiding of hulpverlening met het oog op proactieve en preventieve acties, of doorverwijzingen en met het oog op de optimalisering van de leerlingenbegeleiding;4° handelingsgericht advies : advies dat tot stand komt op basis van de principes van het handelingsgericht werken of handelingsgerichte diagnostiek;5° kernactiviteit : een algemeen aangeduide hulpactiviteit, gericht op een bepaald doel;6° netwerkpartner : een partner in de externe hulp- en dienstverleningssector of gezondheidssector die deel uitmaakt van het aanwijsbaar netwerk van het CLB;7° opvoedingsverantwoordelijken : de natuurlijke personen, anders dan de ouders, die de minderjarige op duurzame wijze in feite onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door bemiddeling of ten laste van de openbare overheid;8° personen uit de leefomgeving : de natuurlijke personen, met uitzondering van de ouders en de opvoedingsverantwoordelijken, die bij de minderjarige inwonen of met de minderjarige een bijzondere affectieve band hebben, evenals de natuurlijke personen die in de buurt van de minderjarige wonen of met wie de minderjarige geregeld contact heeft, onder meer bij het schoolgaan of tijdens de vrijetijdsbesteding.9° traject : een opeenvolging van kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, die worden ingezet bij een leerlinggebonden aanbod. HOOFDSTUK II. - Leerlinggebonden aanbod Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 4.Het leerlinggebonden aanbod sluit aan bij de strategische doelstellingen, vermeld in artikelen 17, 19, 22 en 24 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding.

Art. 5.Om de strategische doelstellingen, vermeld in artikel 4, te realiseren, bestaat het leerlinggebonden aanbod uit de volgende mogelijke kernactiviteiten : 1° onthaal : het eerste contact met de cliënt, de school of een netwerkpartner en het beluisteren van het aanmeldingssignaal;indien nodig aansluiting bieden met al dan niet zelf aangeboden vraagverheldering of andere vormen van hulp; 2° vraagverheldering : samen met de cliënt, de school of een netwerkpartner de problemen inventariseren, systematisch in kaart brengen en ontrafelen;oplossingsalternatieven verkennen en die toetsen aan een mogelijk aanbod; 3° het verstrekken van informatie en advies : a) het informeren en handelingsgericht advies geven over keuzemogelijkheden en gedragsalternatieven en eventueel het aanraden van bepaalde hulp aan de cliënt of aan personen uit de leefomgeving;b) het verstrekken van een handelingsgericht advies aan leerkrachten om hun draagkracht te versterken bij de opvang van leerlingen met zorgvragen;4° diagnose : een op systematische wijze opgebouwd, geobjectiveerd en gedetailleerd beeld van de problematiek en de onderwijsnoden van een leerling.Het centrum neemt zowel verhelderende, onderkennende als indicerende diagnostische vraagstellingen op en maakt bij de analyse hiervan gebruik van wetenschappelijk verantwoorde methoden en, waar die voorhanden zijn, van vastgelegde standaarden. Het centrum werkt waar nodig samen met externen. De diagnostiek resulteert in een advies aan de betrokkenen. Bij leerlingen met een specifieke onderwijsgerelateerde behoefte wordt een advies gegeven over ondersteunende maatregelen in onderwijs, al of niet geformaliseerd zoals bepaald in de onderwijsregelgeving; 5° kortdurende begeleiding : het bieden van een multidisciplinaire en professionele ondersteuning, in eerste instantie gefocust op het samen met de cliënt zoeken naar antwoorden en oplossingen voor de problematische situatie.De kortdurende begeleiding bestaat uit een aanbod van twee tot acht sessies; 6° samenwerken met netwerk : het centrum werkt samen met relevante netwerkpartners in functie van de begeleiding van de leerling en de ondersteuning van ouders, de school of personen uit de leefomgeving. Het centrum kan van het aantal sessies, vermeld in het eerste lid, 5° afwijken in het belang van leerlingen die door hun persoonlijke kenmerken, sociale achtergrond of leefsituatie leerbedreigd zijn.

Art. 6.Het leerlinggebonden aanbod vertrekt steeds vanuit een zorgvraag die betrekking heeft op het welbevinden van de leerling met het oog op het vrijwaren of versterken van zijn leerproces of de onderwijsloopbaan nu of in de toekomst. Het leerlinggebonden aanbod heeft altijd betrekking op een of meer geïdentificeerde leerlingen.

De cliënt, het schoolpersoneel en personen uit de leefomgeving kunnen van dat aanbod gebruik maken bij een zorgvraag over één of meer geïdentificeerde leerlingen.

Het centrum neemt initiatieven om het leerlinggebonden aanbod naar inhoud en methodiek aan te passen voor leerlingen die door hun persoonlijke kenmerken, sociale achtergrond of leefsituatie bedreigd zijn in hun ontwikkeling.

Art. 7.De kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, eerste lid, 3° tot en met 5° worden steeds voorafgegaan door de kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° en 2°.

Art. 8.De doorlooptijd van het traject, te beginnen vanaf het onthaal, varieert. De maximale doorlooptijd bedraagt : 1° tien werkdagen voor een traject dat leidt tot vraagverheldering, informatie of advies;2° veertig werkdagen voor een traject dat leidt tot een diagnose;3° vijftig werkdagen voor een traject dat leidt tot een diagnose met geformaliseerd advies In noodsituaties stelt het centrum alles in het werk om de doorlooptijd in te korten en snel te reageren.Onder noodsituatie wordt verstaan : een accuut beleefde, ernstige zorgvraag die niet op voorhand kon worden ingeschat en waarin onmiddellijke hulp moet worden geboden.

Het centrum kan van de doorlooptijd afwijken in het belang van leerlingen die door hun persoonlijke kenmerken, sociale achtergrond of leefsituatie leerbedreigd zijn of indien de samenwerking met de netwerkpartner dit vereist.

Art. 9.Voor alle zorgvragen binnen het begeleidingsdomein leren en studeren biedt het centrum de kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° tot en met 4° en 6°, aan. Het centrum besteedt daarbij bijzondere aandacht aan het kleuteronderwijs en de aanvang van de lagere school bij het werken aan leer- en ontwikkelingsmoeilijkheden.

Art. 10.Voor alle zorgvragen binnen het begeleidingsdomein onderwijsloopbaan biedt het centrum de kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, 1° tot en met 4° en 6°, aan. Daarbij besteedt het centrum bijzondere aandacht aan de keuzeprocessen in de onderwijsloopbaan ter voorbereiding van de overgang : 1° van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs;2° van de eerste graad naar de tweede graad van het secundair onderwijs;3° van de tweede graad naar de derde graad van het secundair onderwijs;4° van de derde graad van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs;5° van het buitengewoon onderwijs naar het gewoon onderwijs;6° van het gewoon onderwijs naar het buitengewoon onderwijs;7° van het voltijds onderwijs naar de deeltijdse leersystemen;8° van de deeltijdse leersystemen naar het voltijds onderwijs. In afwijking van het eerste lid biedt het centrum bij zorgvragen over problematische keuzes de kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, 1° tot en met 6°, aan.

Het centrum biedt de kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, 1° tot en met 3°, actief aan voor alle anderstalige nieuwkomers met het oog op de instap in het onderwijs en studiekeuze.

Art. 11.Voor alle zorgvragen binnen het begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg biedt het centrum de kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, 1° tot en met 4° en 6°, aan.

Art. 12.Met behoud van de toepassing van artikel 6, eerste lid, biedt het centrum voor alle zorgvragen binnen het begeleidingsdomein psychisch en sociaal functioneren de kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, 1° tot en met 6°, aan. Het centrum besteedt daarbij bijzondere aandacht aan het eerste leerjaar B, het beroepsvoorbereidend leerjaar, het beroepsonderwijs en de deeltijdse leersystemen met het oog op de vermindering van risicogedrag en een zinvolle beleving van de school door de leerlingen.

De kortdurende begeleiding, vermeld in het eerste lid, wordt altijd uitgevoerd als aanvulling op het beleid en de inspanningen van de school, als het gaat over gedrag dat kan resulteren in orde- en tuchtmaatregelen.

Art. 13.Als een leerling, in overleg met de school, de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken en waar mogelijk de leerling zelf, in het kader van een traject, als vermeld in artikel 9 tot en met 12, wordt verwezen naar externe hulpverlening : 1° zorgt het centrum voor de voortgangscontrole van de leerling met het oog op het functioneren op school;2° levert het centrum de gegevens aan waarop het zich gebaseerd heeft voor de verwijzing. Afdeling II. - Leerlinggebonden aanbod bij afwezigheidsproblemen

Art. 14.§ 1. Het centrum start, samen met de school, na melding door en overleg met de school, verplicht een traject op voor : 1° elke leerling die door de frequentie en de aard van zijn afwezigheden zijn schoolloopbaan in het gedrang brengt, ongeacht de gehanteerde wettigingen;2° elke minderjarige leerling die meer dan tien halve lesdagen per schooljaar afwezig is, voor zover de school die afwezigheden als problematisch of ongewettigd registreert;3° elke leerling die afwezig is wegens schorsing of wegens tijdelijke uitsluiting als tuchtmaatregel;4° elke leerling die afwezig is wegens definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel. § 2. Het traject, vermeld in § 1, 1°, heeft als doel te voorkomen dat de afwezigheden resulteren in een schoolse achterstand voor de betrokken leerling. § 3. Het traject, vermeld in § 1, 2°, heeft als doel te voorkomen dat de minderjarige leerling niet meer voldoet aan de reglementering inzake de leerplicht.

Als de leerling dreigt niet te voldoen aan wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, en als hij of zijn ouders herhaaldelijk niet ingaan op het hulpaanbod dat door het centrum samen met en op initiatief van de school werd gestart, dan kan het centrum dit in overleg met de school melden aan de bevoegde ambtenaar van het Agentschap voor Onderwijsdiensten. § 4. Het traject, vermeld in § 1, 4°, heeft onder meer als doel de leerling en zijn ouders bij te staan bij het noodgedwongen zoeken naar een andere instelling of onderwijsvorm.

Art. 15.Aanvullend op de inspanningen van de school start het centrum een traject op voor leerlingen van het kleuteronderwijs van wie de ontwikkeling en het leerproces ernstig bedreigd worden door hun beperkte aanwezigheid. HOOFDSTUK III. - Schoolondersteuning

Art. 16.De schoolondersteuning door de centra sluit aan bij de strategische doelstellingen, vermeld in artikel 16, 17, 23 en 24 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding.

Art. 17.De samenwerking tussen de actoren inzake leerlingenbegeleiding, waaronder de school, het schoolpersoneel, de ouders, de leerlingen, de pedagogische begeleidingsdienst en het centrum, moet leiden tot : 1° de versterking van de deskundigheid van leerkrachten bij het opvangen van leerlingen en inzake signaaldetectie;2° de uitbouw van een adequate vorm van leerlingenbegeleiding of zorgbeleid op school. Op het vlak van schoolondersteuning onderneemt het centrum aanvullend op de inspanningen van de school, vanuit zijn deskundigheid, de nodige acties om schoolinterne leerlingenbegeleiding te ondersteunen en te helpen optimaliseren. Het centrum vertrekt daarbij steeds vanuit de analyse van zijn bevindingen over leerlingen en hun concrete problemen. De school kan het centrum betrekken voor de ondersteuning bij verbetertrajecten.

Art. 18.Om de strategische doelstellingen te realiseren, biedt elk centrum aan de scholen waarmee het een beleidscontract of een beleidsplan heeft afgesloten, ondersteuning aan die betrekking heeft op : 1° informatieverstrekking als vermeld in art.16 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding; 2° de draaischijffunctie van het centrum tussen de school en een aanwijsbaar netwerk;3° participatie in overleg met betrekking tot leerlingenbegeleiding of zorgbeleid, georganiseerd door de school;4° participatie aan projecten op school gericht op het beleid rond prioritaire doelgroepen.

Art. 19.In het kader van de informatieverstrekking over het onderwijsaanbod en de aansluiting op de arbeidsmarkt, vermeld in artikel 18, 1°, organiseert het centrum, in samenwerking met de school, acties rond studie- en beroepskeuze en participeert het actief in de uitvoering ervan. Het centrum doet dit op volledige en neutrale wijze en dit voor alle leerlingen van : 1° het laatste jaar van het basisonderwijs;2° het tweede jaar van de eerste graad secundair onderwijs;3° het tweede jaar van de derde graad secundair onderwijs.

Art. 20.In het kader van draaischijffunctie van het centrum tussen de school en een aanwijsbaar netwerk, vermeld in artikel 18, 2° coördineert het centrum, met het oog op proactieve en preventieve acties of doorverwijzingen, de samenwerking tussen : 1° het centrum;2° de school;3° andere dan in 1° bepaalde voorzieningen binnen de integrale jeugdhulp;4° andere schoolexterne diensten die een relevant aanbod bezitten inzake leerlingenbegeleiding of de aanpak van afwezigheidsproblemen. Het centrum toetst samen met de school het aanbod van externe diensten die relevant kunnen zijn voor de leerlingenbegeleiding, of de aanpak van afwezigheidsproblemen. Het centrum ondersteunt de school bij de implementatie van het schoolexterne aanbod.

Art. 21.In het kader van de draaischijffunctie van het centrum tussen de school en een aanwijsbaar netwerk, vermeld in artikel 18, 2°, werkt het centrum bij de uitvoering van zijn opdrachten in het kader van de preventieve gezondheidszorg samen met de betrokken externe partners mee aan de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen, die ter uitvoering van artikel 1, 15°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991 inzake gezondheidspromotie werden aangenomen door het Vlaams Parlement, voor zover die betrekking hebben op de doelgroep van de centra.

Art. 22.In het kader van de participatie in overleg, georganiseerd door de school, vermeld in artikel 18, 3°, participeert het centrum ten minste in het systematisch en gestructureerd overleg, gebaseerd op de door de school geregistreerde gegevens over de aanwezigheid en afwezigheid van individuele leerlingen;

In het beleidsplan of -contract zoals vermeld in artikel 38 en 39 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding wordt opgenomen bij welk ander schoolinterne overleg het centrum aanwezig is.

Art. 23.In het kader van de participatie in projecten op school, vermeld in artikel 18, 4°, ondersteunt het centrum de school bij projecten, geïnitieerd door de school of het centrum, die als doel hebben groepen van leerlingen die leerbedreigd zijn door hun sociale achtergrond of hun leefsituatie, maximaal kansen te bieden binnen het onderwijs. Daarvoor werkt het centrum samen met de ouders, de leerlingen en hun maatschappelijke omgeving.

Art. 24.Binnen het kader van zijn deskundigheid inzake leerlingenbegeleiding adviseert het centrum zijn scholen op het vlak van gezondheid, veiligheid en hygiëne.

Art. 25.Het centrum ondersteunt de samenwerking van de scholen voor gewoon en voor buitengewoon onderwijs.

Art. 26.Het centrum ondersteunt de school in acties die definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel kunnen voorkomen. HOOFDSTUK IV. - Preventieve gezondheidszorg Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 27.Het aanbod van de preventieve gezondheidszorg sluit aan bij de strategische doelstellingen, vermeld in artikel 18 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding. Afdeling II. - Algemene consulten

Art. 28.Het centrum voert een algemeen consult uit bij leerlingen uit de volgende leerjaren : 1° het tweede jaar kleuteronderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het kalenderjaar waarin de kleuter vijf jaar wordt;2° het vijfde jaar lager onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het kalenderjaar waarin de leerling elf jaar wordt;3° het eerste jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het kalenderjaar waarin de leerling dertien jaar wordt;4° het derde jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het kalenderjaar waarin de leerling vijftien jaar wordt;5° het eerste jaar deeltijds beroepssecundair onderwijs, erkende vorming, of het schooljaar waarin het deeltijds beroepssecundair onderwijs of de erkende vorming wordt aangevat. Het algemene consult, vermeld in het eerste lid, 5°, wordt niet uitgevoerd als bij de betrokken leerling twaalf maanden voordien al een algemeen consult heeft plaatsgevonden.

Het algemene consult, vermeld in het eerste lid, 5°, wordt niet uitgevoerd bij jongeren in de leertijd, bedoeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen" die onderworpen zijn aan een gezondheidsonderzoek overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

De algemene consulten, vermeld in het eerste lid, worden door een arts en een paramedisch werker uitgevoerd. De besluitvorming gebeurt door de arts, die tevens de eindverantwoordelijkheid draagt.

Art. 29.Het algemene consult, vermeld in artikel 28, eerste lid, 1°, omvat minstens : 1° de anamnese en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar werden gesteld door de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;2° de interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt gesteld door het centrum of de school;3° de interpretatie van gegevens die door de instelling Kind en Gezin of door de behandelende arts beschikbaar worden gesteld;4° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch onderzoek dat in elk geval de volgende elementen omvat : a) anamnese;b) groei en gewicht;c) algemene ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor spraak en motoriek;d) visuele functie en oogstand;e) gehoor;f) mond;g) genitaliën;5° de opvolging van de nazorg. Het centrum neemt initiatieven om de aanwezigheid van de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken bij het algemene consult, vermeld in het eerste lid, aan te moedigen.

Art. 30.Het algemene consult, vermeld in artikel 28, eerste lid, 2°, omvat minstens : 1° de anamnese en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;2° de interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt gesteld door het centrum of de school, inclusief informatie over afwezigheids- en ongeschiktheidsattesten en over fysieke fitheid;3° de interpretatie van gegevens die door de behandelende arts beschikbaar worden gesteld;4° vragen over voedings- en leefgewoonten;5° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch onderzoek dat in elk geval de volgende elementen omvat : a) anamnese;b) groei en gewicht;c) visuele functie;d) gehoor;e) mond;f) genitaliën;g) houding en bewegingsstelsel;h) puberale ontwikkeling;6° de opvolging van de nazorg.

Art. 31.Het algemene consult, vermeld in artikel 28, eerste lid, 3°, omvat minstens : 1° de anamnese en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;2° de interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt gesteld door het centrum of de school, inclusief informatie over afwezigheids- en ongeschiktheidsattesten en over fysieke fitheid;3° de interpretatie van gegevens die door de behandelende arts beschikbaar worden gesteld;4° vragen over voedings- en leefgewoonten;5° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch onderzoek dat in elk geval de volgende elementen omvat : a) anamnese;b) groei en gewicht;c) mond;d) genitaliën;e) houding en bewegingsstelsel;f) puberale ontwikkeling;6° de opvolging van de nazorg.

Art. 32.Het algemene consult, vermeld in artikel 28, eerste lid, 4°, omvat minstens : 1° de anamnese, met bijzondere aandacht voor problemen in verband met de menstruele cyclus, en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;2° de interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt gesteld door het centrum of de school, inclusief informatie over afwezigheids- en ongeschiktheidsattesten en over fysieke fitheid;3° de interpretatie van gegevens die door de behandelende arts beschikbaar worden gesteld;4° vragen over voedings- en leefgewoonten;5° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch onderzoek, dat in elk geval de volgende elementen omvat : a) anamnese;b) groei en gewicht;c) gehoor;d) mond;e) genitaliën;f) houding en bewegingsstelsel;g) puberale ontwikkeling;6° de opvolging van de nazorg. Afdeling III. - Gerichte consulten

Art. 33.§ 1. Het centrum voert een gericht consult uit bij leerlingen uit de volgende leerjaren : 1° het eerste jaar kleuteronderwijs, op voorwaarde dat de te onderzoeken kleuters voor 1 januari van het schooljaar in kwestie drie jaar geworden zijn;2° het eerste jaar lager onderwijs;3° het derde jaar lager onderwijs. De besluitvorming na het gerichte consult gebeurt door de arts, die tevens de eindverantwoordelijkheid draagt. § 2. In afwijking van § 1, 1°, wordt in het buitengewoon onderwijs een gericht consult uitgevoerd in het kalenderjaar waarin de leerling vier jaar wordt. § 3. In afwijking van § 1, 2°, wordt in het buitengewoon onderwijs een gericht consult uitgevoerd in het kalenderjaar waarin de leerling zeven jaar wordt. § 4. In afwijking van § 1, 3°, wordt in het buitengewoon onderwijs een gericht consult uitgevoerd in het kalenderjaar waarin de leerling negen jaar wordt. § 5. Gerichte consulten worden bij voorkeur in de school uitgevoerd.

Art. 34.Het gerichte consult, vermeld in artikel 33, § 1, 1°, omvat de anamnese en de interpretatie van voor het consult relevante gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken, Kind en Gezin, de behandelende arts, het centrum en de school. Dat gerichte consult schenkt verder bijzondere aandacht aan groei, gewicht, visuele functie en oogstand en de opvolging van de nazorg.

Art. 35.Het gerichte consult, vermeld in artikel 33, § 1, 2°, omvat de anamnese en de interpretatie van voor het consult relevante gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken, de behandelende geneesheer, het centrum en de school, en schenkt bijzondere aandacht aan groei en gewicht, visuele functie, kleurenzin, oogstand, mond en de opvolging van de nazorg.

Art. 36.Het gerichte consult, vermeld in artikel 33, § 1, 3°, omvat de anamnese, de interpretatie van voor het consult relevante gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken, de behandelende geneesheer, het centrum en de school, en schenkt bijzondere aandacht aan groei, gewicht en visuele functie en de opvolging van de nazorg. Afdeling IV. - Bijzondere consulten

Art. 37.Het centrum biedt aan leerlingen uit het buitengewoon onderwijs een bijzonder consult aan voor ze starten in het buitengewoon onderwijs of onmiddellijk daarna, en vervolgens om de twee jaar.

Het bijzondere consult omvat minstens dezelfde aandachtsgebieden als die welke vastgelegd zijn voor het algemene consult, vermeld in artikel 29 tot en met 32.

Om de frequentie te bepalen van de tweejaarlijkse bijzondere consulten, vermeld in het eerste lid, worden de algemene consulten beschouwd als bijzondere consulten.

Bijzondere consulten worden bij voorkeur in de school uitgevoerd. Afdeling V. - Andere opdrachten

Art. 38.Het centrum kan bij individuele leerlingen een medisch onderzoek uitvoeren : 1° als vorm van nazorg na een algemeen, een gericht of een bijzonder consult;2° op verzoek van de leerling, de school, de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;3° op eigen initiatief. Bij groepen van leerlingen kan het centrum een medisch onderzoek uitvoeren met betrekking tot specifieke gezondheidsrisico's. Afdeling VI. - Verzet

Art. 39.Het verzet, vermeld in artikel 30, § 2, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, wordt schriftelijk meegedeeld aan de directeur van het centrum met een aangetekende brief of tegen afgifte van een ontvangstbewijs. Het verzet is getekend en gedateerd.

Art. 40.De persoon die verzet heeft aangetekend, is verplicht de consulten, vermeld in artikel 28 en 33, te laten uitvoeren binnen een termijn van negentig dagen, met ingang van de datum waarop de aangetekende brief is verzonden of met ingang van de datum die op het ontvangstbewijs is vermeld.

De arts van een ander centrum, een andere arts van hetzelfde centrum of nog een andere arts die beschikt over hetzelfde bekwaamheidsbewijs als de artsen die aan een centrum verbonden zijn, en die de consulten, vermeld in artikel 28 en 33, heeft uitgevoerd, bezorgt binnen vijftien dagen na de datum van elk consult het verslag van dat consult aan de arts van het centrum die de school van de betrokken leerling begeleidt. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepaalt het model van het verslag. HOOFDSTUK V. - Vaccinaties en profylactische maatregelen Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 41.Het aanbod van de preventieve gezondheidszorg sluit aan bij de strategische doelstellingen, vermeld in artikel 18 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding. Afdeling II. - Vaccinaties

Art. 42.Om het ontstaan van sommige besmettelijke ziekten te beletten, houdt het centrum toezicht op de vaccinatiestatus van alle begeleide leerlingen. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepaalt het vaccinatieschema dat daarvoor als leidraad dient en legt de leerlingengroepen vast waarin die vaccinaties toegediend worden. Dit gebeurt na overleg met de centrumnetten.

Art. 43.Het centrum biedt de vaccinaties aan die opgenomen zijn in het vaccinatieschema en gaat de vaccinatiestatus na van de begeleide leerlingen naar aanleiding van een algemeen of een gericht consult. De betrokkenen worden schriftelijk geïnformeerd over de aard en de bedoelingen van de vaccinatie. Het centrum dient de vaccinaties toe op voorwaarde dat het daarvoor de schriftelijke toestemming heeft gekregen.

Art. 44.Aan leerlingen van wie de vaccinatiestatus niet beantwoordt aan het vastgelegde vaccinatieschema, biedt het centrum vaccinaties aan, mogelijk op andere tijdstippen dan vermeld in artikel 42.

Art. 45.Het centrum streeft ernaar een vaccinatiegraad van minimaal 95 % te halen bij de leerlingen die het begeleidt, om een volledige uitroeiing van sommige besmettelijke ziekten te realiseren. Afdeling III. - Profylaxe

Art. 46.Met behoud van de toepassing van de bepalingen van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, neemt het centrum profylactische maatregelen bij leerlingen en schoolpersoneel. Die maatregelen zijn vermeld in de bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd. Het centrum informeert de directies van de scholen over die maatregelen.

Art. 47.Het centrum brengt de bevoegde gezondheidsinspecteur en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op de hoogte als : 1° een ziekte wordt vastgesteld als vermeld in nummer 1 tot en met 15 van bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd;2° de overwogen profylactische maatregelen inhouden dat de school moet worden gesloten;3° de profylactische maatregelen inhouden dat monsters voor de opsporing van kiemdragers moeten worden genomen. In de gevallen, vermeld in punt 2° en 3°, moet tevens de inspectie van de centra op de hoogte worden gebracht. HOOFDSTUK VI. - Andere bepalingen Afdeling I. - Registratie

Art. 48.Het centrum registreert een aantal gegevens zoals bepaald in artikel 10 en 20 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepalen welke gegevens geregistreerd worden, in welke vorm en aan welke diensten ze moeten worden bezorgd. Dit gebeurt na overleg met de centrumnetten.

Art. 49.Om de gezondheid, de groei en de ontwikkeling van de leerling te bevorderen, te bewaken en te behouden, kan de verantwoordelijke arts na een consult een gezondheidsbilan opmaken. Dit gezondheidsbilan is de synthese van de bevindingen van de arts en vormt de basis voor multidisciplinair overleg in het centrum. Afdeling II. - Werkingsbeginselen en deontologische code

Art. 50.Bij het realiseren van de operationele doelstellingen houdt het centrum voor leerlingenbegeleiding ten minste rekening met de werkingsbeginselen, vermeld in artikel 7 tot en met 14ter van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 51.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de oprichting van een tijdelijke stuurgroep ter ondersteuning van de PMS-centra en de MST-equipes bij hun omvorming tot centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding;3° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding;4° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2000 tot vaststelling van de operationele doelstellingen voor de begeleiding van jongeren met leerplichtproblemen in de centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2003;5° het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 betreffende informatiseringstoelagen voor de centra voor leerlingenbegeleiding;6° het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2001 betreffende het tijdelijk project voor de informatisering van de centra voor leerlingenbegeleiding.

Art. 52.De Vlaamse Regering evalueert binnen twee jaar na de inwerkingtreding de werking en de effecten van dit besluit. Hierbij wordt rekening gehouden met de doorlooptijden, de taakbelasting en het totale takenpakket van de personeelsleden van de centra.

Art. 53.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009.

Art. 54.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 juli 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Mevr. V. HEEREN Bijlage I. - Profylaxe A. Maatregelen te treffen door de onderwijsinstelling in het kader van de profylaxe van besmettelijke ziekten § 1. De directeur van een onderwijsinstelling neemt contact op met het centrum, zodra : 1° hij verneemt dat een leerling van zijn onderwijsinstelling is aangetast door een besmettelijke ziekte, als vermeld in punt B;2° hij vermoedt dat een leerling of een personeelslid aan een dergelijke ziekte lijdt;3° hij verneemt dat een dergelijke ziekte werd vastgesteld in het huis van een van de leerlingen of van een lid van het personeel van de onderwijsinstelling. § 2. Als een onderwijsinstelling of een onderdeel ervan gesloten moet worden ten gevolge van een besmettelijke ziekte, vestigt de directeur van de onderwijsinstelling de aandacht van de ouders op mogelijke gevaren van besmetting, evenals op de te treffen voorzorgsmaatregelen.

Hij doet dat in overleg met het centrum. § 3. Als een onderwijsinstelling of een onderdeel ervan gesloten wordt, wordt dat onmiddellijk meegedeeld aan het departement Onderwijs en Vorming. § 4. De directeur van de onderwijsinstelling heropent de onderwijsinstelling het onderdeel ervan als de gezondheidsinspectie daarmee instemt.

B. Maatregelen te treffen door het centrum in het kader van de profylaxe van besmettelijke ziekten § 1. De profylactische maatregelen die genomen moeten worden als een bepaalde besmettelijke ziekte uitbreekt, zijn als volgt gerangschikt : 1° maatregelen betreffende de zieke leerling of het personeelslid van de onderwijsinstelling;2° maatregelen betreffende de leerlingen of de personeelsleden, in contact met de zieke thuis;3° algemene profylactische maatregelen. § 2. Bij het voorkomen van andere belangrijke besmettelijke ziekten dan de ziekten, vermeld in § 3, neemt het centrum maatregelen overeenkomstig de richtlijnen van de gezondheidsinspectie. § 3. Het centrum neemt de volgende maatregelen bij de onderstaande ziekten : 1. BUIKTYFUS 1° verwijdering die eindigt na ten minste twee negatieve coproculturen waarvan de tweede zeven dagen na de eerste wordt verricht;2° verwijdering tot na de negatieve coprocultuur;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetting van de sanitaire voorzieningen;c) bronopsporing en bijbehorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) maatregelen nemen om verspreiding via voeding in de onderwijsinstelling te voorkomen;e) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;2. HEPATITIS A 1° verwijdering tot minstens één week na het begin van de symptomen;2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetting van de sanitaire voorzieningen;c) bronopsporing en bijbehorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) maatregelen nemen om verspreiding via voeding in de onderwijsinstelling te voorkomen;e) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; f) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 3. HEPATITIS B 3.1. acute ziekte 1° verwijdering tot na klinische genezing op basis van een attest van de behandelende arts;2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;3° contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur; 3.2. chronische ziekte of dragerschap 1° a) immunologische toestand volgen;b) strikte hygiëne aanleren, onder meer gebruik van eigen tandenborstel en eetgerief;c) bloed- en speekselcontact met medeleerlingen vermijden;2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; c) algemene hygiënische maatregelen nemen en EHBO-instructies geven;4. MENINGOKOKKENMENINGITIS EN SEPSIS 1° verwijdering tot na attestering door de behandelende arts van niet-besmettelijkheid;2° onmiddellijke chemoprofylaxe, aanbevolen volgens de richtlijnen van de gezondheidsinspectie;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 24 uur;b) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; c) chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;5. POLIOMYELITIS 1° verwijdering tot na attestering door de behandelende arts van niet-besmettelijkheid;2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 24 uur;b) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;6. DIFTERIE 1° verwijdering tot na 2 negatieve keeluitstrijkjes;2° verwijdering tot na negatief keeluitstrijkje;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;7. INFECTIE MET BETA-HEMOLYTISCHE STREPTOKOKKEN VAN GROEP A, ONDER MEER SCARLATINA (ROODVONK) 1° verwijdering tot minstens twee dagen na het starten van een behandeling met aangepaste antibiotica of tot minstens veertien dagen indien niet behandeld met aangepaste antibiotica;2° chemoprofylaxe wordt aanbevolen bij contactpersonen;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;8. BESMETTELIJKE TUBERCULOSE 1° verwijdering tot na negativering van microbiologische onderzoeken;2° chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) in geval van besmettelijke tuberculose in de onderwijsinstelling wordt er een gerichte opsporing georganiseerd onder de voorwaarden, bepaald door de gezondheidsinspectie;c) chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;e) in bepaalde omstandigheden, waarbij de gezondheidsinspectie oordeelt dat er een toegenomen besmettingsrisico is, wordt er een gerichte opsporing georganiseerd onder de voorwaarden, bepaald door de gezondheidsinspectie;f) leerlingen en personeel van de onderwijsinstelling bij wie een duidelijke positieve reactie op de tuberculine-huidproef wordt vastgesteld, worden onmiddellijk doorverwezen voor verder onderzoek en verdere behandeling;9. SHIGELLOSE (dysenterie) 1° verwijdering tot na 2 negatieve coproculturen;2° verwijdering tot na negatieve coprocultuur;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetting van de sanitaire voorzieningen;c) bronopsporing en bijbehorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) maatregelen nemen om verspreiding via voeding in de onderwijsinstelling te voorkomen;e) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;10. SALMONELLOSEN niet-tyfueuze salmonellosen 1° verwijdering tot na klinische genezing;2° geen;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetting van de sanitaire voorzieningen;c) bronopsporing en bijbehorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) maatregelen nemen om verspreiding via voeding in de onderwijsinstelling te voorkomen;e) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;11. KINKHOEST 1° verwijdering tot na attestering door de behandelende arts van niet-besmettelijkheid;2° chemoprofylaxe wordt aanbevolen bij contactpersonen;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;c) chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties;overleg met de gezondheidsinspectie is aanbevolen; d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;12. BOF 1° verwijdering tot minstens negen dagen na het begin van de zwelling van de speekselklier;2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;3° a) melden aan de gezondheidsinspectie;b) immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;13. MAZELEN 1° verwijdering tot minstens 4 dagen na het verschijnen van de huiduitslag;2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;3° a) melden aan de gezondheidsinspectie;b) immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;c) verwijderen van zwangere niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu;d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;14. RUBELLA (RODEHOND) 1° verwijdering tot minstens 7 dagen na het verschijnen van de huiduitslag;2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;3° a) melden aan de gezondheidsinspectie;b) immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;c) verwijderen van zwangere, niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu;d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;15. SCHURFT 1° verwijdering tot bewijs van aangepaste behandeling;2° behandeling van contactpersonen is noodzakelijk;3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;b) screening van de medeleerlingen op symptomen van de ziekte en zo nodig doorverwijzing;c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;16. VARICELLA (WINDPOKKEN) 1° verwijdering tot minstens 6 dagen na het verschijnen van de eerste huidletsels of tot opdroging van de blaasjes;2° geen;3° verwijderen van zwangere, niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu;17. IMPETIGO 1° verwijdering tot na opdroging van de letsels;2° geen;3° maatregelen nemen om de verspreiding via het collectieve speelgoed te voorkomen;18. SCHIMMELINFECTIES VAN DE SCHEDELHUID 1° verwijdering tot bewijs van aangepaste behandeling;2° geen;3° screening van de medeleerlingen op symptomen van de ziekte en zo nodig doorverwijzing; 19. SCHIMMELINFECTIES VAN DE GLADDE HUID - worden bedoeld : herpes circinata, St.-Katarinawiel en Kérion van Celsus; - worden uitgesloten : de athlete's foot, mycotisch eczeem en onychomycose; 1° verwijdering tot na bewijs van aangepaste behandeling;2° geen;3° geen;20. MOLLUSCA CONTAGIOSA (PARELWRATTEN) 1° doorverwijzing naar de behandelende arts;2° geen;3° geen;21. PEDICULOSIS CAPITIS (HOOFDLUIZEN) 1° verwijdering tot na bewijs van aangepaste behandeling;2° nauwkeurig opvolgen van de contactpersonen is noodzakelijk;3° a) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel : b) naargelang de omstandigheden, zoals het aantal besmettingen, het voorkomen van recidieven of haardgezinnen of een weigering van behandeling, de nodige maatregelen nemen om verspreiding via contacten verbonden aan de onderwijsinstelling te voorkomen;het kan onder meer gaan om informeren, screenen, contact opnemen met de thuisomgeving, overleggen met andere diensten of personen, contact opnemen met de gezondheidsinspectie; 22. HIV-INFECTIE 1° bij immunodeficiëntie moet overleg gepleegd worden met de behandelende arts en de ouders, gelet op het risico van opportunistische infecties bij veelvuldige contacten in grote sociale gemeenschappen zoals scholen;2° geen;3° EHBO-instructies geven. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 tot vaststelling van de operationele doelstellingen van het verzekerde en het verplichte aanbod van de centra voor leerlingenbegeleiding.

Brussel, 3 juli 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Mevr. V. HEEREN

^