Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 03 oktober 2003
gepubliceerd op 10 oktober 2003

Besluit tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juni 2003 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003201045
pub.
10/10/2003
prom.
03/10/2003
ELI
eli/besluit/2003/10/03/2003201045/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 OKTOBER 2003. - Besluit tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juni 2003 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten


De Vlaamse regering, Gelet op artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw-, en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 5 februari 1999, en bij de koninklijke besluiten van 25 oktober 1995 en 22 december 2001;

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2028/2002;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1392/2001 van de Commissie van 9 juli 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juni 2003 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 juni 2003;

Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale overheid op 1 juli 2003, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouw van 29 september 2003;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse Regering, op 18 juli 2003, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen 30 dagen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 augustus 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juni 2003 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 10° wordt vervangen door wat volgt : « 10° de melkproductie-eenheid : het geheel van de functioneel samenhangende middelen, door de producent uitgebaat voor de productie van melk.Die middelen omvatten, voor exclusief gebruik van de producent, de melkveestal, de voor de melkproductie gebruikte gronden, de melkplaats met inbegrip van de melkinstallatie, de melkkoeien, de voedervoorraden en de melkkoeltank of de melkkruiken. Het adres van de melkinstallaties, van waaruit gedurende de maand maart 2002 de leveringen of de rechtstreekse verkopen gebeurden, of bij gebrek daaraan, de laatste leveringen of rechtstreekse verkopen van het tijdvak 2001-2002, die door het bestuur geboekt werden, bepaalt het adres van de melkproductie-eenheid, dat gelegen moet zijn in het Vlaamse Gewest; » 2° de bepaling onder 14°, b), wordt vervangen door wat volgt : « b) de melkproductie door de overnemer mag slechts gebeuren op het overgenomen bedrijf.Evenwel, in geval van overname door een bloed- of aanverwant in de eerste graad in neergaande lijn met de overlater, behoudt de overnemer zijn referentiehoeveelheid, indien hij één keer gedurende een periode van negen jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid, een andere melkproductie-eenheid overneemt, op voorwaarde dat hij slechts melk produceert vanuit deze productie-eenheid, zonder afbreuk te doen aan artikelen 5, 9 en 10 van dit besluit. » 3° de bepaling onder 16° wordt vervangen door wat volgt : « 16° oppervlakteaangifte : de oppervlakteaangifte, zoals bepaald ter uitvoering van Verordening (EG) nr.1251/99 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen. »

Art. 2.In artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° de totale hoeveelheid die een producent tijdelijk mag overdragen is, behalve in geval van overmacht, beperkt tot 20 000 liter. Deze beperking is niet van toepassing indien de totale referentiehoeveelheid die door de producent tijdelijk wordt overgedragen, een referentiehoeveelheid betreft voor dewelke hij als overlater en tijdens hetzelfde tijdvak, een aanvraag heeft ingediend, ofwel voor definitieve vrijmaking zoals bepaald in artikel 15, § 1, 4°, ofwel voor overdracht zoals bepaald in artikel 5. In dat laatste geval kan de referentiehoeveelheid alleen tijdelijk worden overgelaten aan de producent-overnemer aan wie de referentiehoeveelheid definitief zal worden overgedragen krachtens artikel 5; »

Art. 3.Aan artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° wordt tussen de tweede en de derde zin een zin ingevoegd, die luidt als volgt : « Deze gronden moeten deel uitmaken van het bedrijf van de overlater sinds ten minste vier achtereenvolgende jaren en door de overlater aangegeven zijn in zijn oppervlakteaangifte van de vier burgerlijke jaren die voorafgaan aan het lopende tijdvak »;2° aan 3° wordt het volgende lid toegevoegd : « Daarenboven mag de producent-overlater die zijn gehele referentiehoeveelheid heeft overgelaten en waarbij de overdracht een cumul van referentiehoeveelheden in hoofde van de producent-overnemer heeft teweeggebracht, gedurende negen jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid, geen (melk)producent meer zijn, noch als natuurlijk persoon, noch als beheerder of beherend vennoot van een rechtspersoon, noch als lid van een groepering.Deze bepaling is niet van toepassing indien de producent-overnemer een bloed- of aanverwant is in de eerste graad in neergaande lijn met de overlater. » 3° een 7° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 7° De producent-overnemer moet landbouwer in hoofdberoep zijn of worden vanaf de datum van overname van de referentiehoeveelheid.Deze bepaling is niet van toepassing in het geval van overdracht van een bedrijf krachtens artikel 1, 14°, g), of in het geval van overdracht van een bedrijf of van een gedeelte ervan tussen echtgenoten of tussen bloed- of aanverwanten in de eerste graad, en voor zover de producent-overnemer slechts uit één natuurlijke persoon bestaat. De producent-overnemer moet bovendien gedurende minstens negen jaar landbouwer in hoofdberoep blijven, behoudens in geval van overmacht of in geval van toepassing van artikel 1, 14° binnen de periode van negen jaar en voor zover de betreffende producent een bloed- of aanverwant is in de eerste graad in neergaande lijn met de overlater en, indien de producent-overlater een groepering van natuurlijke personen of een landbouwvennootschap is, voor zover de persoon of beherende vennoot die uit de groepering of uit de vennootschap treedt, tijdens de negen voorgaande tijdvakken ononderbroken landbouwer in hoofdberoep is geweest. » 4° een 8° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 8° De productie-eenheden van een producent-overlater die zijn gehele referentiehoeveelheid heeft overgelaten en waarbij de overdracht een cumul van referentiehoeveelheden in hoofde van de producent-overnemer heeft teweeggebracht, mogen niet meer uitgebaat worden voor de melkproductie noch deel uitmaken van een productie-eenheid, beheerd door een melkproducent, gedurende minstens negen jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid.Deze bepaling is niet van toepassing indien de producent-overnemer een bloed- of aanverwant is in de eerste graad in neergaande lijn met de overlater. »

Art. 4.Aan artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « en die buiten het geval van overname of oprichting van een bedrijf vallen » vervangen door de woorden « en waarbij die overdracht een cumul van referentiehoeveelheden in hoofde van de producent-overnemer teweegbrengt of heeft teweeggebracht »;2° aan § 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Vanaf het tijdvak dat begint op 1 april 2004 is deze vermindering evenwel niet van toepassing wanneer de overlater minstens 40 %van zijn totale over te laten referentiehoeveelheid tijdens hetzelfde tijdvak definitief heeft vrijgemaakt overeenkomstig artikel 15.Voor het tijdvak 2004-2005 is deze vermindering eveneens niet van toepassing wanneer de overlater minstens 40 % van zijn totale over te laten referentiehoeveelheid definitief heeft vrijgemaakt overeenkomstig artikel 15 tijdens het vorige tijdvak »; 3° in § 3 wordt 4° opgeheven;4° in § 3 wordt de bepaling onder 6° vervangen door wat volgt : « 6° de producent-overlater heeft, behalve in geval van toepassing van artikel 1, 14° of in geval er een bloed- of aanverwantschap in de eerste graad bestaat tussen de overlater en de producent-overnemer, de leeftijd van 65 jaar bereikt op 1 april van het lopende tijdvak.In geval van een groepering van natuurlijke personen of een landbouwvennootschap is het de leeftijd van de jongste persoon of de jongste beherende vennoot die in aanmerking wordt genomen. »

Art. 5.Aan artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « tussen producenten die bloed- of aanverwant in de eerste graad zijn » vervangen door de woorden « die buiten het geval van overname of oprichting van een bedrijf vallen » en wordt het woord « 520 000 » vervangen door het woord « 500 000 ».2° In § 2, 1° en 2° wordt het woord « 520 000 » telkens vervangen door het woord « 500 000 » en wordt het woord « 720 000 » telkens vervangen door het woord « 800 000 ».3° een § 2bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis .Het plafond van 500 000 liter wordt op 600 000 liter gebracht indien de producent-overnemer voldoet aan een van de volgende voorwaarden : a) de producent-overnemer is een groepering van natuurlijke personen, samengesteld uit twee echtgenoten waarvan minstens een van beiden de hoedanigheid heeft van landbouwer in hoofdberoep en, in voorkomend geval, de andere die van meewerkende echtgeno(o)t(e) zoals bedoeld in artikel 7bis , § 1, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967; b) de producent-overnemer is een landbouwvennootschap waarin beide echtgenoten beherend vennoot zijn of een van beiden als beherend vennoot de hoedanigheid heeft van landbouwer in hoofdberoep en de andere die van meewerkende echtgeno(o)t(e) zoals bedoeld in artikel 7bis , § 1, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967;

In voorkomend geval moet de producent zich als dusdanig laten registreren bij het Bestuur, en behoudens overmacht, gedurende minstens vier jaar vanaf de datum van overdracht van de referentiehoeveelheid aan de in deze paragraaf omschreven voorwaarde blijven voldoen »; 4° een § 2ter wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2ter .De vermindering, zoals bepaald in § 1, 2 en 2bis , is evenwel niet van toepassing indien het totaal van de door een producent overgenomen referentiehoeveelheden in de loop van één tijdvak, de 15 000 liter niet overschrijdt. » 5° In § 3 worden de woorden « van 1 april 1991 tot 31 maart 1992 » vervangen door de woorden « van 1 april 1995 tot 31 maart 1996 ».

Art. 6.In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt § 2 opgeheven.

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 12bis . Van de referentiehoeveelheden die het voorwerp uitgemaakt hebben van een overdracht moet in de volgende gevallen een aanvraag voor vrijmaking als bedoeld in artikel 15 ingediend worden binnen een maand die volgt op de mededeling van de beslissing; in geval van niet-vrijmaking zullen deze referentiehoeveelheden op nul worden gezet. 1° een van de voorwaarden in artikel 5 wordt niet of niet meer nageleefd;2° een van de voorwaarden in artikel 1, 14° of 15° wordt niet of niet meer nageleefd. Evenwel wordt, indien de bepaling van artikel 5, 2°, niet wordt nageleefd, de 90 % van de referentiehoeveelheid die moet worden vrijgemaakt proportioneel berekend overeenkomstig de verhouding tussen de oppervlakte die niet op ononderbroken wijze is uitgebaat geweest gedurende de periode van negen jaar vanaf de datum van overdracht van de referentiehoeveelheid en de totale oppervlakte van de overgedragen gronden; 3° De voorwaarde in artikel 10, § 2bis wordt niet of niet meer nageleefd.»

Art. 8.Aan artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt de volgende zin geschrapt : « De aanvragen tot overdracht kunnen slechts betrekking hebben op gronden die door de overlater aangegeven in zijn oppervlakteaangifte van het burgerlijk jaar dat voorafgaat aan het lopende tijdvak.» 2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Een aanvraag kan slechts betrekking hebben op een overdracht van het geheel of van een gedeelte van een bedrijf, die zich ten vroegste heeft voorgedaan op 1 april van het vorige tijdvak en zich ten laatste voordoet op 31 maart van het lopende tijdvak. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag ingediend zijn uiterlijk op 30 november van het tijdvak en, in voorkomend geval, na ontvangst van een attest vanwege het bestuur met betrekking tot de in artikel 15, § 1, 6°, c) bedoelde aanvraag. »

Art. 9.Aan artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1, 6° wordt een c), toegevoegd, dat luidt als volgt : « c) In geval van toepassing van artikel 9, § 1 moeten, vanaf het tijdvak 2004-2005, de bedoelde aanvragen voor vrijmaking van referentiehoeveelheden, om ontvankelijk te zijn, tussen 1 april en 30 juni van het tijdvak in kwestie per aangetekende brief worden verstuurd naar het bestuur.» 2° in § 1 wordt de bepaling onder 7° vervangen door wat volgt : « 7° Vanaf het tijdvak dat begint op 1 april 2003 gebeurt de herverdeling van de vrijgemaakte referentiehoeveelheden tussen de hierna genoemde categorieën van producenten : a) de producenten die voldoen aan de volgende voorwaarden : 1) de producent is jonger dan 40 jaar op 1 april van het volgende tijdvak;voor producenten die beantwoorden aan de voorwaarde van artikel 1, 7°, d), wordt enkel de echtgenoot of de echtgenote in aanmerking genomen die de voorwaarden, bepaald in artikel 1, 7°, a) , vervult; in geval van een groepering kan enkel de jongste natuurlijke persoon die voldoet aan de voorwaarden van artikel 1, 7°, a), in aanmerking genomen worden of, in geval van een landbouwvennootschap kan enkel de leeftijd van de jongste beherende vennoot die reeds actief was op het moment van de overname van de referentiehoeveelheid in aanmerking genomen worden; 2) de producent heeft tijdens het lopende tijdvak of tijdens een van de vier voorgaande tijdvakken een overname, overeenkomstig artikel 1, 14°, gedaan en maakte voor deze overname nog geen deel uit van een groepering of een landbouwvennootschap die een melkveebedrijf uitbaatte en is, in voorkomend geval, niet gehuwd met een lid van de groepering of een beherende vennoot van de vennootschap die het melkveebedrijf voor de overname uitbaatte.Ingeval de betrokken producent een groepering van natuurlijke personen is of een landbouwvennootschap, maakte minstens een van de leden of minstens een van de beherende vennoten geen deel uit van een groepering of een vennootschap die een melkveebedrijf uitbaatte en is, in voorkomend geval, minstens een van de leden of minstens een van de beherende vennoten niet gehuwd met een lid van de groepering of een beherende vennoot van de vennootschap die het melkveebedrijf voor de overname uitbaatte. De producenten die tijdens het lopende tijdvak of tijdens een van de vier voorgaande tijdvakken overnemer waren in een overdracht tussen eerstegraadsverwanten in opgaande lijn of tussen echtgenoten, komen niet in aanmerking; 3) de producent beschikt over een referentiehoeveelheid van hoogstens 300 000 liter op 1 april van het volgende tijdvak en voor herverdeling;b) de producenten die voldoen aan de voorwaarden, opgesomd onder a) , 1) en 2), en die over een referentiehoeveelheid beschikken van minstens 300 001 liter en hoogstens 400 000 liter op 1 april van het volgende tijdvak en voor herverdeling;c) de andere producenten. De herverdeling gebeurt zodanig dat : a) de onder a) bedoelde producenten een hoeveelheid krijgen die driemaal de hoeveelheid is die herverdeeld wordt aan de producenten, bedoeld onder c) ;b) de onder b) bedoelde producenten een hoeveelheid krijgen die tweemaal de hoeveelheid is die herverdeeld wordt aan de producenten, bedoeld onder c) ;c) iedere producent die in aanmerking komt, in iedere categorie, een gelijke hoeveelheid krijgt, zonder dat die hoeveelheid hoger kan zijn dan de hoeveelheid waarvoor hij de onder 5° bedoelde aanvraag heeft ingediend.» 3° in § 2, 1° wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : « Indien de producent-verkrijger in gebreke blijft om de nodige bewijsstukken te leveren dat hij gedurende heel de duur van het burgerlijke jaar van de herverdeling of, in geval van beginnende activiteit, gedurende heel de duur van het burgerlijke jaar dat volgt, landbouwer in hoofdberoep was, wordt de referentiehoeveelheid van deze producent opnieuw verminderd met de herverdeelde hoeveelheid.» 4° in § 2, 5° worden de woorden « of oprichting » geschrapt.5° in § 2 wordt 7° opgeheven.6° een § 3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.de in de vorige tijdvakken herverdeelde referentiehoeveelheden worden, in geval van vrijmaking overeenkomstig artikel 9, § 1, niet in rekening gebracht om de minimaal vrij te maken hoeveelheid van 40 % te bepalen. »

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .

Art. 11.De Minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^