Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 03 oktober 2003
gepubliceerd op 23 oktober 2003

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003201497
pub.
23/10/2003
prom.
03/10/2003
ELI
eli/besluit/2003/10/03/2003201497/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit


De Vlaamse Regering, Gelet op Verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL);

Gelet op het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, inzonderheid op artikel 10;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, inzonderheid op de bijlage, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersverbintenissen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 februari 2002;

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen, milieumaatregelen in de landbouw voorschrijft en aanmoedigt;

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), uitvoering geeft aan Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, zoals tot op heden gewijzigd, de voorwaarden voor het gebruik van de term biologische productie vastlegt;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 1998 en 3 september 2000, het gebruik van de termen biologisch, ecologisch en organisch voor landbouwproducten en levensmiddelen regelt;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 22 januari 1996 tot erkenning van de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit en van de producenten die volgens deze methode telen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2001, de productiemethode voor geïntegreerd pitfruit vastlegt;

Overwegende dat het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling, periode 2000-2006, door de Commissie op 6 oktober 2000 onder nummer C (2000) 2970 is goedgekeurd; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 17 juli 2003;

Overwegende het overleg tussen de gewestregeringen en de federale overheid op 29 september 2003;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat er onmiddellijk uitvoering moet worden gegeven aan het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling opdat de verbintenissen inzake het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en met het door de Commissie op 6 oktober 2000 goedgekeurde Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling (PDPO), periode 2000-2006. Aan de uitvoering van het PDPO is een Europese cofinanciering verbonden. Deze subsidie is per jaar evenredig onderverdeeld. Het niet-uitvoeren van de acties heeft als gevolg het definitieve verlies van de cofinanciering want overdracht naar de volgende jaren is onmogelijk. Om dit jaar de maatregelen, bedoeld in het besluit, in uitvoering te laten gaan, is een snelle beslissing noodzakelijk : het betreft verbintenissen die in 2003 ingang moeten vinden en controleerbaar moeten zijn. Voor de biologische productiemethode en de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit werd de bevoegdheid om subsidies uit te keren overgeheveld naar het Vlaamse Gewest. Het reglementaire kader voor deze subsidies moet zo snel mogelijk geregeld worden om de continuïteit van de subsidie voor de landbouwers te kunnen garanderen. De subsidie moet kunnen worden aangevraagd voor het teeltseizoen 2003 opdat de controle rechtmatig kan verlopen. Als de landbouwers niet tijdig de nodige verbintenissen voor 2003 kunnen aangaan, zullen in 2004 niet alle beschikbare middelen van de Europese cofinanciering kunnen worden aangewend;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 juli 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid;2° de ALT : de administratie Land- en Tuinbouw van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° de ALP : de administratie Landbouwproductiebeheer van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° AMINAL : de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;5° de overeenkomst : de overeenkomst tussen enerzijds het Vlaamse Gewest of een door de minister erkende vereniging en anderzijds de landbouwer waarbij deze laatste zich vrijwillig ertoe verbindt gedurende een bepaalde termijn van ten minste vijf opeenvolgende jaren een of meer milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden in werking te stellen of maatregelen te nemen ter bescherming van de genetische diversiteit tegen betaling van een vooraf bepaalde vergoeding, afhankelijk van de daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest goedgekeurde kredieten;6° de verbintenis : het document waarin de landbouwer verklaart dat hij er zich vrijwillig toe verbindt gedurende een bepaalde termijn van ten minste vijf opeenvolgende jaren één of meer milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden toe te passen of maatregelen te nemen ter bescherming van de genetische diversiteit tegen betaling van een vooraf bepaalde vergoeding, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn;7° de landbouwer : de natuurlijke persoon of rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen of van rechtspersonen of van beide, die een land- of tuinbouwbedrijf uitbaat;8° een land- of tuinbouwbedrijf : het geheel van de productie-eenheden, bedrijfsmatig uitgebaat door een landbouwer met het oog op het voortbrengen van land- of tuinbouwproducten die in hoofdzaak voor de verkoop zijn bestemd;9° de productie-eenheid : het ruimtelijk gebonden geheel van productiemiddelen, gelegen in het Vlaamse Gewest, nodig om een of meerdere land- of tuinbouwtakken uit te baten;10° de biologische productiemethode : de productiemethode die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in Verordening (EEG) nr.2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, zoals tot op heden gewijzigd, en in het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 1998 en 3 september 2000; 11° de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit : de productiemethode die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het koninklijk besluit van 22 januari 1996 tot erkenning van de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit en van de producenten die volgens deze methode telen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2001;12° de verordening : Verordening (EG) nr.1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen; 13° de gebruikelijke goede landbouwmethoden : de norm op het gebied van de beoefening van de landbouw waaraan een redelijk handelende landbouwer zich in de betreffende regio zou houden, met inachtneming van dwingende algemene milieueisen. HOOFDSTUK II. - Milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden

Art. 2.Afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daartoe goedgekeurd zijn, kan de minister subsidie verlenen aan landbouwers die zich via een verbintenis of overeenkomst ertoe verbinden een of meerdere van de volgende milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden of maatregelen toe te passen : 1° groenbedekking;2° vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;3° vermindering van het gebruik van meststoffen;4° bescherming van de genetische diversiteit;5° reconversie naar de biologische zeugenhouderij;6° bedrijfsgebonden productie van plantaardige eiwitbronnen;7° geïntegreerde productiemethode voor pitfruit;8° biologische productiemethode.

Art. 3.De minister bepaalt het toepassingsgebied en de inhoud van de landbouwproductiemethoden en van de maatregelen, bedoeld in artikel 2, en bepaalt welke plaatselijke landbouwhuisdieren en plantaardige genetische hulpbronnen in aanmerking komen voor de maatregelen, bedoeld in artikel 2, 4°.

Afhankelijk van de onderscheiden landbouwproductiemethoden en van de maatregelen, kan de minister het territoriale toepassingsgebied binnen het Vlaamse Gewest nader vaststellen.

Art. 4.§ 1. Afhankelijk van de onderscheiden landbouwproductiemethoden en van de maatregelen, bedoeld in artikel 2, kan de minister verenigingen erkennen om overeenkomsten inzake een bepaalde landbouwproductiemethode of maatregel met landbouwers te sluiten.

Om erkend te worden, moet de vereniging : 1° een aanvraag indienen bij de afdeling;2° een zetel in het Vlaamse Gewest hebben;3° in een vorm zonder winstoogmerk zijn opgericht;4° in het Vlaamse Gewest ten minste één jaar relevante ervaring hebben in het verstrekken van adviezen betreffende de landbouwproductiemethode of maatregel in kwestie. De minister kan aanvullende voorwaarden en regels omtrent de erkenning en de gevolgen van de erkenning bepalen. § 2. De erkende vereniging in kwestie verbindt zich ertoe om overeenkomsten te sluiten voorzover aan alle bepalingen van dit besluit is voldaan. De overeenkomst treedt pas in werking nadat de afdeling hierover een bericht aan de erkende vereniging in kwestie heeft bezorgd. De erkende vereniging in kwestie is verantwoordelijk voor het verdere verloop van de overeenkomst en de voor controle op de naleving van de overeenkomst. § 3. De erkende vereniging in kwestie onderwerpt zich aan de controle door de afdeling op de naleving van alle bepalingen. De minister bepaalt hiertoe de verdere voorwaarden en regels. § 4. Als tijdens controle door de afdeling ernstige gebreken of fraudes worden vastgesteld, kan de minister de erkenning van de vereniging in kwestie schorsen of opheffen. De minister kan hiertoe verdere voorwaarden en regels bepalen. De subsidies voor de overeenkomsten die voor de datum van de schorsing of opheffing werden gesloten en die voldoen aan alle bepalingen van dit besluit, worden nog uitbetaald. De subsidies die de erkende vereniging ten onrechte heeft ontvangen worden onmiddellijk teruggevorderd. § 5. De door de minister erkende vereniging die gedurende twee opeenvolgende jaren na de erkenning geen overeenkomsten heeft gesloten, verliest van rechtswege haar erkenning en kan pas opnieuw een erkenning aanvragen een jaar na het verlies van de erkenning. § 6. De minister kan aan de erkende vereniging in kwestie een subsidie verlenen voor haar werking en dienstverlening, in verhouding tot de door haar gesloten overeenkomsten.

Art. 5.Afhankelijk van de onderscheiden landbouwproductiemethoden en van de maatregelen, bedoeld in artikel 2, kan de minister de subsidie verbinden aan het opstellen van een plan. Eventueel moet de landbouwer dat plan opstellen en ter goedkeuring aan de afdeling of aan een door de minister erkende vereniging voorleggen. De minister bepaalt de elementen die dat plan moet bevatten. De registratie, de uitvoering en de controle van het plan kunnen worden uitgevoerd door een centrum dat erkend is door de minister. De minister bepaalt de voorwaarden en regels omtrent de erkenning als centrum.

Art. 6.De aanvraag tot subsidie wordt ingediend bij de administratie in kwestie. De minister bepaalt de voorwaarden en de regels voor de indiening van de aanvraag.

Art. 7.De minister legt de procedure vast voor het aangaan van verbintenissen of het sluiten van overeenkomsten en het model van de verbintenis of van de overeenkomst. Elke verbintenis of overeenkomst wordt aangegaan voor een duur van ten minste vijf opeenvolgende jaren en voorziet in een regeling betreffende de controle op de naleving ervan.

Art. 8.De minister legt de subsidie en de voorwaarden van de betaling vast. Het bedrag van de subsidie omvat een vergoeding voor de gederfde inkomsten, de door de verbintenis of overeenkomst veroorzaakte extra kosten die verder gaan dan het realiseren van de basismilieukwaliteit en eventueel een stimulerend element. De subsidies worden jaarlijks uitbetaald. De betalingen worden uitgevoerd op basis van een jaarlijkse aanvraag tot betaling van subsidies. Bij wijzigingen van aangegane verbintenissen of gesloten overeenkomsten die zich voorgedaan hebben of die overwogen zijn, moet de landbouwer daarvan in ieder geval ten minste jaarlijks aangifte doen.

Art. 9.Vanaf de inwerkingtreding van de verbintenis of overeenkomst moet de landbouwer de verbintenis of overeenkomst naleven, zich onderwerpen aan de controle van de naleving ervan en moet hij alle gegevens die nodig zijn om de controle en de evaluatie van de landbouwproductiemethoden en maatregelen, bedoeld in artikel 2, mogelijk te maken, aan de administratie in kwestie of aan de door de minister erkende vereniging in kwestie ter beschikking stellen. De erkende vereniging in kwestie houdt de afdeling schriftelijk op de hoogte van het verdere verloop van de verbintenis of overeenkomst. De minister bepaalt hiertoe de verdere voorwaarden en regels.

Een personeelslid van de administratie in kwestie of van een door de minister erkende vereniging heeft het recht om het voorwerp van de verbintenis of overeenkomst te controleren en om de nodige vaststellingen betreffende het nakomen van de verbintenis of overeenkomst te doen. Op verzoek van een personeelslid van de administratie in kwestie of van een door de minister erkende vereniging, moet de landbouwer het personeelslid naar het voorwerp in kwestie begeleiden. De landbouwer moet alle documenten en inlichtingen verstrekken die noodzakelijk zijn voor de controle.

De controle en de opgevraagde inlichtingen zijn noodzakelijk om kennis te nemen van de wijze waarop de aangegane verbintenis of overeenkomst daadwerkelijk wordt nagekomen en ter verifiëring van de naleving van de voorwaarden tot toekenning van de subsidie.

Als de landbouwer de uitvoering van de bepalingen van dit artikel verhindert, wordt de subsidie niet betaald.

De landbouwer wordt steeds van het resultaat van de controle schriftelijk in kennis gesteld. Als vastgesteld werd dat de landbouwer zijn verbintenis of overeenkomst niet is nagekomen, wordt hij hiervan met een aangetekende brief in kennis gesteld.

De door de minister erkende vereniging stelt de afdeling steeds schriftelijk op de hoogte van de door haar uitgevoerde controles en bezorgt aan de afdeling alle resultaten van de controles.

De minister bepaalt de nadere voorwaarden inzake controle en evaluatie van de landbouwproductiemethoden en maatregelen, bedoeld in artikel 2.

Art. 10.Als bij administratieve controle of controle ter plaatse blijkt dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van de verbintenis of overeenkomst of dat de verbintenis of overeenkomst niet volledig wordt uitgevoerd, wordt het vastgestelde subsidiebedrag verlaagd of niet uitbetaald of wordt het reeds uitbetaalde bedrag teruggevorderd. De minister kan hiertoe de nadere regels vaststellen. HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen omtrent de verbintenis of overeenkomst

Art. 11.Een landbouwer die voor een productie-eenheid een verbintenis aangaat of een overeenkomst sluit, moet op het gehele bedrijf minstens een positief effect realiseren op het vlak van leefmilieu tegenover de minimumnormen op gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn en de norm van de gebruikelijke goede landbouwmethoden.

Art. 12.Onverminderd concrete, in individuele gevallen in aanmerking te nemen omstandigheden, kan de verbintenis of overeenkomst voortijdig worden beëindigd wegens overmacht in de volgende gevallen : 1° het overlijden van de landbouwer;2° de langdurige arbeidsongeschiktheid van de landbouwer;3° de onteigening van een groot gedeelte van de productie-eenheid, als die onteigening niet te voorzien was op de dag waarop de verbintenis werd aangegaan of de overeenkomst werd afgesloten;4° een door de overheid erkende natuurramp, overeenkomstig de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, waardoor aan het landbouwareaal van de productie-eenheid ernstige schade werd toegebracht;5° het tenietgaan van de bedrijfsgebouwen van de landbouwer door een ongeluk;6° een epizoötie die de gehele veestapel van de landbouwer, of een deel ervan, heeft getroffen. Onverminderd hetgeen bepaald is in het eerste lid kunnen in individuele gevallen, rekening houdend met concrete omstandigheden, op verzoek van de landbouwer andere gevallen van overmacht dan die bedoeld worden in het eerste lid door de minister worden erkend.

In geval van overmacht, eindigt de verbintenis of overeenkomst en is geen terugbetaling van de subsidie verschuldigd voor de periode waarin de verbintenis of overeenkomst daadwerkelijk gold.

Naargelang van de concrete omstandigheden tot erkenning van gevallen van overmacht, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de minister in afwijking van het derde lid beslissen dat de verbintenis of overeenkomst voor het betreffende jaar en voor bepaalde percelen niet moet worden uitgevoerd. De verbintenis of overeenkomst in kwestie moet dan vanaf het volgende jaar voor de nog resterende looptijd en de niet-uitgesloten percelen verder worden uitgevoerd. Er is geen terugbetaling van de subsidie verschuldigd voor de periode waarin de verbintenis of overeenkomst reeds daadwerkelijk gold. Voor het jaar waarvoor overmacht is erkend, wordt voor de percelen in kwestie geen subsidie uitbetaald.

De kennisgeving van de gevallen van overmacht, bedoeld in het eerste lid, of de gemotiveerde aanvraag tot erkenning als overmacht, bedoeld in het tweede lid, worden samen met de bijbehorende bewijsstukken schriftelijk ingediend door de landbouwer bij de administratie in kwestie of bij de erkende vereniging in kwestie, binnen een termijn van tien werkdagen, te rekenen vanaf het tijdstip waarop dat voor de landbouwer mogelijk is. De erkende vereniging in kwestie brengt de administratie in kwestie schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken.

Art. 13.Voorzover er niet uitdrukkelijk in de verbintenis of overeenkomst van wordt afgeweken, zijn de bepalingen van gemeen recht, in het bijzonder de bepalingen van boek III, titel III, van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing op de verbintenissen en overeenkomsten.

Art. 14.Als de landbouwer de bepalingen van de verbintenis of overeenkomst niet kan blijven nakomen omdat zijn productie-eenheid het voorwerp van een ruilverkaveling of een soortgelijke landinrichtingsmaatregel van de overheid vormt, neemt de overheid in kwestie de nodige maatregelen opdat de verbintenis of overeenkomst aan de nieuwe bedrijfsomstandigheden wordt aangepast. De administratie in kwestie of de erkende vereniging in kwestie kan hiertoe een aangepaste verbintenis of overeenkomst voorleggen.

Als een dergelijke aanpassing onmogelijk is, eindigt de verbintenis of overeenkomst zonder dat voor de periode waarin de verbintenis of overeenkomst daadwerkelijk gold de subsidie moet worden terugbetaald.

De erkende vereniging in kwestie brengt de administratie in kwestie schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken.

Art. 15.Als de landbouwer in de loop van de verbintenis of overeenkomst zijn productie-eenheid geheel of gedeeltelijk aan een ander overdraagt, kan die laatste de verbintenis of overeenkomst voor de resterende looptijd overnemen. Gebeurt die overname niet, dan moet de landbouwer de ontvangen subsidie terugbetalen, vermeerderd met de wettelijke interest die berekend wordt vanaf het tijdstip van de betaling van het onverschuldigde bedrag.

Van die terugbetaling kan worden afgezien als de landbouwer reeds voor een belangrijk deel zijn verbintenis of overeenkomst is nagekomen, zijn landbouwactiviteit definitief beëindigt en overname van de verbintenis of overeenkomst door een opvolger niet haalbaar blijkt.

De minister kan specifieke maatregelen treffen om te voorkomen dat, in geval van geringe veranderingen in de bedrijfsomstandigheden, de toepassing van het eerste en het tweede lid tot resultaten leidt die ongeëigend zijn in het licht van de aangegane verbintenis of overeenkomst.

Art. 16.Als de landbouwer gedurende de looptijd van de verbintenis of overeenkomst zijn bedrijfsoppervlakte vergroot, kan de landbouwer bij de administratie in kwestie of bij een door de minister erkende vereniging erom verzoeken de oorspronkelijke verbintenis of overeenkomst te vervangen door een nieuwe verbintenis of overeenkomst voor de gehele oppervlakte in kwestie onder voorwaarden die ten minste even strikt zijn als die van de oorspronkelijke verbintenis of overeenkomst. Dat kan ook in het geval waarin de oppervlakte die het voorwerp van een verbintenis of overeenkomst vormt, binnen de productie-eenheid verandert.

De minister kan in bepaalde gevallen verplichten om de verbintenis of overeenkomst te vervangen door een nieuwe verbintenis of overeenkomst voor de gehele oppervlakte in kwestie.

De erkende vereniging in kwestie brengt de administratie in kwestie schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken.

Art. 17.Op verzoek van de landbouwer kan de administratie in kwestie of een door de minister erkende vereniging de bestaande verbintenis of overeenkomst omzetten in een nieuwe verbintenis of overeenkomst van minstens vijf opeenvolgende jaren, op voorwaarde dat die omzetting onomstotelijk het milieu ten goede komt en dat de bestaande verbintenis of overeenkomst aanmerkelijk wordt versterkt en dat de verbintenis of overeenkomst in kwestie deel uitmaakt van het door de Europese Commissie goedgekeurde Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling.

Op verzoek van de landbouwer kan de administratie in kwestie of een door de minister erkende vereniging de bestaande verbintenis of overeenkomst aanpassen mits de aanpassing in kwestie in het licht van de doelstellingen van de verbintenis of overeenkomst naar behoren met redenen is omkleed.

De erkende vereniging in kwestie brengt de administratie in kwestie schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken.

Art. 18.Bij opzettelijk of door ernstige nalatigheid onjuiste aangifte wordt de betrokken landbouwer van elke subsidie voor plattelandsontwikkeling uitgesloten die onder hoofdstuk VI van de verordening valt. Pas twee jaar na de uitsluiting kan hij een nieuwe verbintenis of overeenkomst in het kader van de milieumaatregelen in de landbouw aangaan.

Art. 19.De landbouwer moet ten onrechte verkregen bedragen, zoals in het geval van artikel 18, terugbetalen, vermeerderd met de wettelijke interest, die berekend wordt vanaf het tijdstip van de betaling ervan, en verhoogd met een administratieve boete die gelijk is aan het ten onrechte verkregen bedrag. Als de landbouwer voor het ten onrechte verkregen bedrag geen schuld treft, wordt het bedrag niet verhoogd.

Art. 20.De terugbetaling van het niet-verschuldigde bedrag kan op de eerstvolgende betaling in mindering gebracht worden. In dat geval is geen intrest verschuldigd vanaf het ogenblik dat de landbouwer van de ten onrechte verkregen betaling op de hoogte is gebracht. HOOFDSTUK IV. - Organisatie

Art. 21.De administratie in kwestie of een door de minister erkende vereniging is verantwoordelijk voor de sensibilisering, de sluiting en de voortgangsbewaking van de verbintenissen of overeenkomsten.

Art. 22.De administratie in kwestie of een door de minister erkende vereniging wordt belast met het toezicht op en de evaluatie van de maatregelen, genomen in het kader van dit besluit. Ze kan zich hiertoe laten bijstaan door derden.

Art. 23.De minister stelt een geschillenadviescommissie in, die is samengesteld als volgt : 1° twee vertegenwoordigers van de ALT die geen betrokken partij zijn met betrekking tot de overeenkomsten of verbintenissen en respectievelijk het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap op zich nemen;2° één vertegenwoordiger van de ALP die geen betrokken partij is met betrekking tot de overeenkomsten of verbintenissen;3° één vertegenwoordiger van AMINAL;4° twee deskundigen, waarvan één aangewezen wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, en één door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid. De voorzitter organiseert het secretariaat van de geschillenadviescommissie.

De minister legt de procedure voor de geschillenadviescommissie vast.

Alle leden, uitgezonderd de twee deskundigen, zijn ambtenaren bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

De twee deskundigen werken niet bij een door de minister erkende vereniging, bedoeld in artikel 4, § 1.

De twee deskundigen kunnen per vergadering aanspraak maken op een presentiegeld en op vergoedingen krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen.

Art. 24.De geschillenadviescommissie verleent advies over geschillen betreffende de sluiting, de uitvoering, de handhaving en de beëindiging door overmacht van de verbintenissen en overeenkomsten, bedoeld in artikel 12.

De minister beslist over het geschil binnen dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van het advies. Het advies is bindend als die beslissing niet wordt genomen binnen de gestelde termijn. De geschillenadviescommissie kan bemiddelend optreden op verzoek van de meest gerede partij. HOOFDSTUK V. - Cumulatie met andere maatregelen

Art. 25.De verschillende verbintenissen en overeenkomsten, bedoeld in artikel 2, zijn cumuleerbaar, ook met andere milieumaatregelen in het kader van het goedgekeurde Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voorzover het maximumbedrag per ha per jaar, bedoeld in de bijlage van de verordening, niet wordt overschreden.

Art. 26.Voor de percelen waarvoor in het kader van artikel 14, § 5, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen een verhoogde bemesting is aangevraagd, mag voor hetzelfde kalenderjaar geen subsidie voor groenbedekking worden gevraagd.

Voor de percelen waarvoor in het kader van hoofdstuk IV van het ministerieel besluit van 4 juni 1999 betreffende het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 reeds subsidie werd verkregen, mag voor hetzelfde kalenderjaar geen subsidie voor de geïntegreerde productiemethode in de pitfruitteelt worden gevraagd.

Art. 27.De landbouwer mag nooit voor eenzelfde perceel en eenzelfde kalenderjaar subsidie aanvragen voor mechanische onkruidbestrijding en voor de biologische productiemethode.

De landbouwer mag nooit voor eenzelfde perceel en eenzelfde kalenderjaar subsidie aanvragen voor reconversie naar de biologische zeugenhouderij en voor de biologische productiemethode.

De landbouwer mag nooit voor eenzelfde perceel en eenzelfde kalenderjaar subsidie aanvragen voor de biologische productiemethode en voor de geïntegreerde productiemethode voor pitfruit. HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepalingen

Art. 28.In het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, wordt in de bijlage aan punt 6, zoals tot op heden gewijzigd, een streepje toegevoegd dat luidt als volgt : " - de geschillenadviescommissie betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit. » HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen

Art. 29.Het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 februari 2002, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen

Art. 30.Voor het einde van de looptijd van een overeenkomst die is aangegaan in het kader van een van de wettelijke regelingen, opgesomd in het tweede lid, kan de administratie in kwestie of een door de minister erkende vereniging, op verzoek van de landbouwer, deze overeenkomst omzetten in een nieuwe overeenkomst voor vijf jaar, op voorwaarde dat die omzetting onomstotelijk het milieu ten goede komt en dat de bestaande overeenkomst aanmerkelijk wordt verstrekt. Deze nieuwe overeenkomst wordt overeenkomstig de verordening en dit besluit gesloten. De erkende vereniging in kwestie brengt de administratie in kwestie schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken.

De wettelijke regelingen, bedoeld in het eerste lid, zijn : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 februari 2002;2° het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van Verordening (EEG) nr.2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001; 3° het ministerieel besluit van 30 maart 1995 houdende de invoering van steunregeling voor agrarische bedrijfshoofden die zich ertoe verbinden om biologische teeltmethoden in te voeren of verder toe te passen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 17 april 1997, 9 december 1997, 6 augustus 1999, 31 mei 2000 en 21 december 2001;4° het ministerieel besluit van 7 april 1999 houdende de invoering van een steunregeling voor agrarische bedrijfshoofden die zich ertoe verbinden om de geïntegreerde productiemethode van pitfruit in te voeren of verder toe te passen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 december 2001.

Art. 31.Op de lopende overeenkomsten, gesloten op basis van één van de wettelijke regelingen, opgesomd in het tweede lid, blijven de respectievelijke regelingen van toepassing.

De wettelijke regelingen, bedoeld in het eerste lid, zijn : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001 betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 1 februari 2002 en 13 juni 2003;2° het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van Verordening (EEG) nr.2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001; 3° het ministerieel besluit van 30 maart 1995 houdende de invoering van steunregeling voor agrarische bedrijfshoofden die zich ertoe verbinden om biologische teeltmethoden in te voeren of verder toe te passen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 17 april 1997, 9 december 1997, 6 augustus 1999, 31 mei 2000 en 21 december 2001. HOOFDSTUK IX. - Inwerkingstredingsbepaling

Art. 32.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 33.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^