Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 03 oktober 2003
gepubliceerd op 07 november 2003

Besluit van de Vlaamse regering houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003201587
pub.
07/11/2003
prom.
03/10/2003
ELI
eli/besluit/2003/10/03/2003201587/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, § 1, en artikel 13, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen;

Overwegende dat in de Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen wordt weergegeven;

Overwegende dat volgens de Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, gewijzigd bij Richtlijnen 2002/68/EG van 19 juli 2002 en 2003/45/EG van 28 mei 2003, het Vlaamse Gewest de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking moet doen treden om aan deze Richtlijn te voldoen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 juni 2003;

Gelet op het overleg tussen de Gewesten en de Federale Overheid op 16 juni 2003, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 29 september 2003;

Gelet op advies 35.632/1/V van de Raad van State, gegeven op 23 juli 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1o oliehoudende planten en vezelgewassen : planten van de volgende geslachten en soorten : a) aardnootArachis hypogaea; b) sareptamosterd Brassica juncea (L.) Czernj.et Cosson; c) koolzaad Brassica napus L.(partim); d) bruine mosterd Brassica nigra (L.) Koch; e) raapzaad Brassica rapa L.var. silvestris (Lam.) Briggs; f) hennep Cannabis sativa L.; g) saffloer Carthamus tinctorius L.; h) karwij Carum carvi L.; i) soja Glycine max (L.) Merr.; j) katoen Gossypium spp.; k) zonnebloem Helianthus annuus L.; l) vezelvlas, Linum usitatissimum L.; oliehoudend vlas m) blauwmaanzaad Papaver somniferum L.; n) gele mosterd Sinapis alba L.; 2o prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voorschriften die gelden voor de keuring van basiszaad; 3o basiszaad (rassen andere dan hybriden) : a) zaad dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras;b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad, hetzij van de categorie gecertificeerd zaad, hetzij van de categorieën gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering of gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering. Voor zaaizaad van vlas kan de vermeerdering gebeuren in één of meer vermeerderingscycli. In dat geval wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in basiszaad E2 voor de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad, en basiszaad E3 voor ten hoogste de tweede generatie vanaf prebasiszaad; c) zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld; 4o basiszaad (hybriden) : a) basiszaad van ingeteelde stammen : zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld;b) basiszaad van enkele hybriden : 1) zaad dat bestemd is voor de voortbrenging van drieweg-hybriden of dubbele hybriden;2) zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld; 5o gecertificeerd zaad (raapzaad, sareptamosterd, koolzaad, bruine mosterd, tweehuizige hennep, saffloer, karwij, zonnebloem, blauwmaanzaad, gele mosterd) : a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet;b) zaad dat is bestemd voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld, of waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in bijlage I voldoet; 6o gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (aardnoten, eenhuizig hennep, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) : a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet;b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering, dan wel, in voorkomend geval, van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering, of voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld, of waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in bijlage I voldoet; 7o gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (aardnoten, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) : a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet;b) zaad dat is bestemd voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad, dan wel in voorkomend geval, voor het telen van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering;c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld, of waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in bijlage I voldoet; 8o gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep) : a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en dat inzonderheid met het oog op de voortbrenging van gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering is verkregen en officieel is gecontroleerd;b) zaad dat bestemd is voor het telen van hennep die in de bloeitijd moet worden geoogst;c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld, of waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in bijlage I voldoet; 9o gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering (vezelvlas, oliehoudend vlas) : a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste of de tweede vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet;b) zaad dat is bestemd voor het telen van planten van oliehoudende planten en vezelgewassen, met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld, of waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in bijlage I voldoet; 10o handelszaad : a) zaad dat soortecht is;b) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor handelszaad, opgesomd in bijlage II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld; 11o gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen : de lijst van alle rassen waarvan het zaaizaad op grond van artikelen 16 en 17 van de Richtlijn 2002/53/EG van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, niet aan handelsbeperkingen ten aanzien van het ras onderworpen is; 12o mengras : een aan de certificeringsdienst gemeld mengsel van gecertificeerd zaad van een bepaalde bestuiverafhankelijke hybride die officieel is toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2002/53/EG, met gecertificeerd zaad van een of meer bepaalde, eveneens toegelaten, bestuivers, dat mechanisch is samengesteld in een verhouding, gezamenlijk bepaald door de personen die voor de instandhouding van deze componenten verantwoordelijk zijn; 13o bestuiverafhankelijke hybride : de mannelijke steriele component in het mengras (vrouwelijke component); 14o bestuiver : de stuifmeel leverende component in het mengras (mannelijke component); 15o officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden : a) door autoriteiten van een staat;b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen handelend onder de verantwoordelijkheid van een lid-Staat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregel;c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen handelend onder het toezicht van een lid-Staat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregel; 16o minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid; 17o dienst : de Vlaamse dienst bevoegd voor de certificering van teeltmateriaal; 18o in de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, al of niet tegen vergoeding;

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals het beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties of de levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan, het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft noch op het product van de oogst. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de dienst een afschrift van de desbetreffende delen van het contract met de dienstverlener. Daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de minister, overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie; § 2. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de minister specificeren en bepalen welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor goedkeuring krachtens dit besluit. § 3. Wijzigingen in § 1, onder 3o en 4o, met het oog op de opneming in de werkingssfeer van dit besluit van hybriden van oliehoudende planten en vezelgewassen, die niet tot de zonnebloemhybriden behoren, worden vastgesteld door de minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. § 4. Het onderzoek onder officieel toezicht, genoemd in § 1, 5o, c , 6o, c , 7o, c , 8o, c , en 9o, c , voldoet aan de volgende voorwaarden : 1o de keurmeesters nemen de volgende eisen in acht : a) ze moeten beschikken over de nodige technische vakbekwaamheid;b) ze halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) ze zijn officieel erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn.Dat houdt in dat ze ofwel beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen; d) zij voeren de keuringen onder officieel toezicht uit overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden; 2o het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren; 3o een gedeelte van de teelten wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Voor zelfbestuivende gewassen is dat gedeelte 10 %, voor kruisbestuivende gewassen 20 %. Voor rassen waarvoor officiële laboratoriumtesten moeten worden uitgevoerd om via morfologische, fysiologische of, in voorkomend geval, biochemische identificatie de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad na te gaan, gelden controlepercentages van respectievelijk 5 % en 15 %; 4o een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren; 5o de minister kan beslissen dat een officieel erkende keurmeester die bewust of door nalatigheid de regels voor de officiële onderzoeken onder toezicht overtreedt, zijn erkenning als bedoeld in § 4, 1o, c , verliest. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art. 2 . Dit besluit is niet van toepassing op : 1o zaden bestemd voor uitvoer naar landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, voor zover de bestemming kan worden bewezen door de voortbrenger, de bereider of de houder, en bij die zaden een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding : "Uitvoer buiten de Europese Gemeenschap" als de zaden zich in een magazijn, bereidingsplaats of entrepot van een bereider, een invoerder of verkoper bevinden; 2o zaden in doorvoer op voorwaarde dat ze vergezeld zijn van afdoende bewijsstukken over hun bestemming; 3o zaden bestemd voor de sierteelt, voorzover de bestemming bewezen is. HOOFDSTUK II. - De handel Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de kwaliteit

Art. 3.§ 1. Zaaizaad van de volgende planten mag alleen in de handel gebracht worden als het officieel goedgekeurd is als prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Zaaizaad van andere soorten oliehoudende planten en vezelgewassen dan die welke opgesomd worden in § 1, mag alleen in de handel worden gebracht als het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad, of om handelszaad. § 3. In afwijking van § 1 en § 2, mag niet-bewerkt zaad ook in de handel worden gebracht met het oog op zijn bewerking, voorzover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art. 4 . § 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de voorwaarden voor de kiemkracht gesteld in bijlage II mogen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimumkiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld. § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, basiszaad, gecertificeerd zaad van alle soorten, of handelszaad, waarbij het officiële onderzoek naar de voorwaarden voor kiemkracht, opgesomd in bijlage II, nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer.

Alle dienstige maatregelen zijn getroffen opdat de leverancier de kiemkracht waarborgt die is vastgesteld bij de voorlopige analyse. De aanduiding van deze kiemkracht moet bij het in de handel brengen voorkomen op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij.

Art. 5.In afwijking van de bepalingen van artikel 3, § 1 en § 2, kan de minister aan producenten toestemming verlenen tot het in de handel brengen van : 1o kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden; 2o passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend.

In geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieu-risicobeoordeling die in dit verband uitgevoerd moet worden, is artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen en groentegewassen van overeenkomstige toepassing.

De doeleinden waarvoor de bedoelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder deze toestemming wordt verleend, worden vastgesteld door de minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.

Art. 6.§ 1. De minister staat toe dat zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen in de handel wordt gebracht in de vorm van een mengras. § 2. De zaadcoating van de bestuiverafhankelijke hybride wordt anders gekleurd dan die van de bestuiver. Afdeling II. Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding

Art. 7.§ 1. Prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad mogen alleen in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig artikelen 8, 9 en 10 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding. § 2. De minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen met betrekking tot verpakking, sluitingssysteem en aanduiding voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker.

Art. 8.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikelen 9 en 10 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet ten minste het etiket, bedoeld in het eerste lid, in het sluitingssysteem worden verwerkt of moet op de sluiting een officieel zegel zijn aangebracht. Deze maatregelen zijn evenwel niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. De volgende sluitingssystemen voor verpakking worden geacht aan deze voorwaarde te voldoen : 1o de sluiting van papieren of plastic zakken die geen andere opening hebben dan de vulopening, die voorzien is van een zelfklevende of zelflassende sluiting die na het vullen zodanig wordt gesloten dat ze niet kan worden geopend zonder te worden beschadigd; 2o de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad worden gesloten, op voorwaarde dat op ten minste een kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers die begint met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk (letters, tekening), die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben. § 2. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag alleen officieel of onder officieel toezicht gebeuren. In dat geval moet eveneens op het etiket, bedoeld in artikelen 9 en 10, melding worden gemaakt van de laatste sluiting, de datum van aanbrenging daarvan en de dienst die de sluiting heeft aangebracht. § 3. De minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen voor kleine verpakkingen gesloten op het Vlaamse grondgebied overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.

Art. 9.§ 1. Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap.

De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad. De kleur van het etiket is blauw met een diagonaal lopende groene streep voor gecertificeerd zaad van een mengras.

Als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt.

Als, in een geval als bedoeld in artikel 4, het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.

Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.

Volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket. § 2. Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad bevatten een officieel certificaat in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, sub a), punt 4, 5 en 6 voor het etiket en sub b), punt 2, 5 en 6 voor handelszaad zijn voorgeschreven. Het certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het in § 1 bedoelde etiket;

Het certificaat is niet vereist als de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of als overeenkomstig het bepaalde in § 1 een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt.

Art. 10.De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket waarop ten minste de volgende gegevens zijn vermeld : 1° certificeringsdienst en lid-Staat of desbetreffend kenteken;2° partijnummer;3° maand en jaar van de sluiting of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering;4° soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift;5° ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;6° aanduiding "prebasiszaad";7° aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of van de categorie "gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering" voorafgaat. Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Als in een geval als bedoeld in artikel 4, het zaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.

Art. 11.Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat overeenkomstig artikel 3, § 1 en § 2, in de handel gebracht wordt en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, § 3, moet : 1o worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd onder A en B van bijlage V, overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, § 1; 2o vergezeld zijn van een document dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd onder C van bijlage V.

Art. 12.Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Art. 13.In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad van alle aard of het handelszaad, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier, alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt.

Bovendien moet de naam van elke werkzame stof van het gebruikte product of de gebruikte producten vermeld worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.

Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat scheikundig werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds scheikundig behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.

De minister kan, onder de voorwaarden die hij vaststelt, afwijkingen bepalen met het oog op wetenschappelijke opzoekingen en proefnemingen. Afdeling III. - Overige bepalingen

Art. 14.§ 1. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, dat geen prebasiszaad is en dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, mag enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dit land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede ten aanzien van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, en dat het zaad in dit opzicht gelijkwaardig is aan basiszaad, gecertificeerd zaad, gecertificeerd zaad van de eerste, de tweede of de derde vermeerdering of handelszaad dat in de Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van de Richtlijn 2002/57/EG van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Bovendien moeten, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden zijn vervuld, vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschap.

De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing : 1o op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld. De minister kan hiervoor afwijkingen bepalen; 2o op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 2002/57/EG moet voldoen.

Art. 15.Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad van allerlei aard of handelszaad, en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de minister, mits hij hiertoe gemachtigd is door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen noch in de nationale rassencatalogus voorkomen, tot de handel toelaten.

Als het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld. Bij zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket het voor handelszaad voorgeschreven etiket. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.

Art. 16.De minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen overeenkomstig de voorschriften van de instellingen van de Europese Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - De keuring

Art. 17.De dienst is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlandse zaaizaad. Die controle omvat : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht, bepaald in artikel 1, § 4, 3o;4° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;5° het onderzoek in laboratoria;6° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig de bepalingen in artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13. De keuring schept voor de dienst geen enkele specifieke verantwoordelijkheid waarop een eis tot schadevergoeding zou kunnen gegrond worden.

Art. 18.In het keurings- en certificeringsreglement, bedoeld in artikel 23, zijn de volgende voorwaarden opgenomen : 1° de voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de controle, bedoeld in artikel 17;2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn, om een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van zaaizaad, en om de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, bedoeld in artikel 17. Deze personen worden door de dienst erkend als uit een onderzoek blijkt dat de voorwaarden zijn vervuld.

Art. 19.Het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld.

Art. 20.De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheimgehouden.

Art. 21.De minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten strengere voorwaarden stellen dan die welke opgenomen zijn in bijlagen I en II.

Art. 22.Bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring, gebeurt de bemonstering volgens geschikte methoden die door de minister worden vastgesteld. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen, het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 23.Op voorstel van de dienst stelt de minister een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen vast. HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen

Art. 24.Door officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen beantwoordt aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden. De bemonstering en het officiële zaadonderzoek vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen en het maximumgewicht van een partij wordt vermeld in bijlage III. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 25.Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Gemeenschap neemt de minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld : 1° soort;2° ras;3° categorie;4° producerend land en officiële keuringsdienst;5° land van verzending;6° invoerder;7° hoeveelheid zaaizaad.

Art. 26.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de minister specifieke voorwaarden vaststellen : 1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzame gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waarvan ook soorten zijn opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen, en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en die bedreigd worden door genetische erosie; 3o waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten : 1° in het onder § 1, 2o bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de minister;2° in het onder § 1, 2o bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.

Art. 27.De termijn, waarvoor de bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.

Art. 28.De facturen, contracten, catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijksoortige documenten moeten de aanduidingen dragen, die naar gelang van het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage IV, A, a) 5, 6, 7 en 10 of in bijlage IV, A, b) 2, 6, 7 en 9.

Art. 29.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, bewaren gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat op de datum van de documenten volgt, om ze zonder verplaatsing aan de beambten, belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit, op hun verzoek voor te leggen.

Art. 30.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 31.Dit besluit doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en van zijn uitvoeringsbesluiten.

Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, kan de bijlagen bij dit besluit wijzigen voorzover de wijziging in overeenstemming is met de Richtlijn.

Art. 33.Het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, wordt opgeheven.

Art. 34.Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen, genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 33, blijft van toepassing tot het uitdrukkelijk wordt opgeheven.

Art. 35.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 36.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .

Brussel, 3 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage I. Voorwaarden waaraan het gewas moet voldoen 1. Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die onverenigbaar is met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het gewas in kwestie.Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht.

In het geval van hybriden van koolzaad, moet het gewas geteeld worden op percelen waar sedert vijf geen planten van Cruciferae meer zijn geteeld. 2. Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze afstanden hoeven niet in acht te worden genomen als er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is. 3. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn;een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen.

Bij de productie van zaad van hybriderassen zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.

In het bijzonder moeten gewassen van Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Gossypium spp. en hybriden van Helianthus annuus en Brassica napus aan de volgende normen of eisen voldoen : A . Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi en Gossypium spp., andere dan hybriden : het aantal planten van deze soorten dat duidelijk niet tot het betrokken ras behoort, mag niet meer bedragen dan : 1° 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;2° 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad. B. Hybriden van Helianthus annuus : a) het percentage aan planten dat duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoort, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) ingeteelde stammen : 0,2 % ii) enkele hybriden : 1° mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer 2 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,2 % 2° vrouwelijke kruisingspartner : 0,5 % bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : 1° mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer 5 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,5 % 2° vrouwelijke kruisingspartner : 1,0 % b) voor de productie van zaad van hybriderassen moet bovendien aan de volgende normen of eisen worden voldaan : aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan; bb) wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan 0,5 %; cc) voor de productie van basiszaad mag het totale percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die duidelijk niet tot de kruisingspartner behoren en die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan 0,5 %; dd) wanneer niet aan de in bijlage II, onder I, punt 2, vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde voldaan worden : voor de productie van gecertificeerd zaad moet een mannelijk-steriele kruisingspartner worden gebruikt in combinatie met een mannelijke kruisingspartner die een of meer specifieke lijnen voor herstel van de fertiliteit bevat, zodat niet minder dan een derde van de planten die worden gekweekt uit de verkregen hybride, stuifmeel produceren dat in alle opzichten normaal lijkt.

C. Hybriden van Brassica napus, geproduceerd met gebruikmaking van mannelijke steriliteit : a) Het percentage aan planten die duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoren, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) ingeteelde stammen : 0,1 % ii) enkelvoudige hybriden : 1o mannelijke kruisingspartner : 0,1 % 2o vrouwelijke kruisingspartner : 0,2 % bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : 1o mannelijke kruisingspartner : 0,3 % 2o vrouwelijke kruisingspartner : 1,0 % b) Voor de productie van basiszaad moet de mannelijke steriliteit ten minste 99 % bedragen en voor de productie van gecertificeerd zaad ten minste 98 %.De mate van mannelijke steriliteit moet worden bepaald door bloemen te onderzoeken op de afwezigheid van vruchtbare helmknoppen.

D. Hybriden van Gossypium hirsutum en van Gossypium barbadense : a) In gewassen voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense, moet de minimale raszuiverheid van zowel de vrouwelijke als de mannelijke ouderlijn 99,8 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht.De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,9 %. b) In gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense, moet de minimale raszuiverheid van zowel de zaaddragende ouderlijn als de stuifmeelouderlijn 99,5 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht.De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,7 %. 4. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, moet zo veel mogelijk beperkt zijn. Voor Glycine max geldt deze voorwaarde in het bijzonder voor de organismen Pseudomonas syringae pv glycinea, Diaporthe phaseolorum var. caulivora en var. sojae, Phialophora gregata et Phytophthora megasperma f.sp.glycinea. 5. Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen en voor gecertificeerd zaad door middel van officiële veldkeuringen of onder officieel toezicht uitgevoerde keuringen.Bij deze veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen : A. de stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken;

B. voor andere gewassen dan hybriden van Helianthus annuus, Brassica napus, Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense moet ten minste een veldkeuring worden verricht.

Voor hybriden van Helianthus annuus moeten ten minste twee veldkeuringen worden verricht.

Voor hybriden van Brassica napus moeten ten minste drie veldkeuringen worden verricht : de eerste moet voor de bloei plaatsvinden, de tweede tijdens de vroege bloei en de derde aan het einde van de bloei.

Voor hybriden van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense moeten ten minste drie veldkeuringen worden verricht : de eerste moet tijdens de vroege bloei plaatsvinden, de tweede voor het einde van de bloei en de derde aan het einde van de bloei nadat, indien nodig, de stuifmeelouderplanten zijn verwijderd.

C. de grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage is voldaan, moeten worden vastgesteld volgens daartoe passende methoden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Brussel, 3 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage II. Voorwaarden waaraan zaaizaad moet voldoen I. Basiszaad en gecertificeerd zaad. 1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende normen of eisen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen. 2. Voor hybriden van Brassica napus die geteeld zijn met gebruikmaking van mannelijke steriliteit, moet het zaad aan de volgende normen en voorwaarden voldoen : a) het zaaizaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van de mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit;b) de minimale raszuiverheid van het zaaizaad moet als volgt zijn : 1o basiszaad, vrouwelijke kruisingspartner : 99,0 % 2o basiszaad, mannelijke kruisingspartner : 99,9 % 3o gecertificeerd zaad : 90,0 % c) zaaizaad wordt alleen gecertificeerd als gecertificeerd zaaizaad indien naar behoren rekening is gehouden met de resultaten van officiële nacontrole op het veld met gebruikmaking van officiële aselecte monsters van basiszaad, die is verricht tijdens het groeiseizoen van het zaaizaad waarvoor certificering als gecertificeerd zaaizaad is aangevraagd, om na te gaan of het basiszaad voldoet aan de eisen ten aanzien van de identiteit, wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van mannelijke steriliteit, en aan de normen van basiszaad bepaald ten aanzien van de minimale raszuiverheid als bedoeld onder b) . In het geval van basiszaad van hybriden kan de raszuiverheid worden beoordeeld met geschikte biochemische methoden; d) de normen ten aanzien van de minimale raszuiverheid voor gecertificeerd zaad van hybriden als bedoeld onder b) moeten worden bewaakt door middel van officiële nacontroles met gebruikmaking van een adequaat gedeelte van de officieel genomen zaadmonsters.Geschikte biochemische methoden mogen worden gebruikt. 3. Als niet aan de in bijlage 1, onder punt 3.B, dd), vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan : als voor de productie van gecertificeerd zaad van zonnebloemhybriden gebruik is gemaakt van een vrouwelijke mannelijk-steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, moet het door de mannelijk-steriele kruisingspartner geproduceerde zaad worden gemengd met het door de volledig vruchtbare kruisingspartner geproduceerde zaad. De verhouding tussen het zaad van de mannelijk-steriele kruisingspartner en dat van de mannelijk-vruchtbare kruisingspartner mag niet groter zijn dan 2 : 1. 4 Het zaaizaad moet ten aanzien van kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten aan de volgende normen of eisen voldoen, inclusief Orobanche-soorten.

A. TABEL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B . Normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de onder punt I, 3, A, van deze bijlage opgenomen tabel : a) het in kolom 5 vastgestelde maximumgehalte aan zaden heeft ook betrekking op de zaden van de in de kolommen 6 tot en met 11 genoemde soorten;b) het aantal zaden van andere plantensoorten wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de in kolom 5 vastgestelde eisen is voldaan;c) het aantal zaden van Cuscuta-soorten wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de in kolom 7 vastgestelde eisen is voldaan;d) de aanwezigheid van een zaadkorrel van Cuscuta-soorten in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid als een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta-soorten;e) het zaad moet volledig vrij zijn van Orobanche-soorten;een zaadkorrel van Orobanche-soorten in een monster van 100 gram geldt evenwel niet als onzuiverheid als een tweede monster van 200 gram volledig vrij is van Orobanche-soorten. 5. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van zaaizaad verminderen, moet zo veel mogelijk beperkt zijn.Het zaaizaad moet - in het bijzonder - voldoen aan de volgende normen of andere eisen : A. TABEL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de onder punt 4, A, van deze bijlage opgenomen tabel : a) voor vlas mag het percentage aan zaden die door Ascochyta linicola (Syn.Phoma linicola) zijn aangetast in totaal niet meer bedragen dan 1; b) het aantal sclerotiën of delen van sclerotiën van Sclerotinia sclerotiorum wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de in kolom 4 van de tabel vastgestelde eisen is voldaan. C . Bijzondere normen of andere voorwaarden die van toepassing zijn op glycine max : - van de vijf deelmonsters waarin een monster van maximaal 5000 zaden per partij is onderverdeeld, mogen er hoogstens vier besmet zijn met Pseudomonas syringae pv.glycinea. Als in alle vijf deelmonsters verdachte kolonies worden geïdentificeerd, mogen, ter bevestiging, op de verdachte kolonies die van elke deelmonster op een daartoe geschikt medium zijn geïsoleerd, passende biochemische tests worden verricht; - het aantal met Diaporthe phaseolorum besmette zaden mag niet hoger zijn dan 15 %; - het percentage aan stof zoals gedefinieerd met gangbare internationale testmethoden, mag ten hoogste 0,3 gewichtspercent bedragen.

II. Handelszaad.

Voor handelszaad gelden de sub I van bijlage II genoemde eisen met uitzondering van punt 1.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Brussel, 3 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking L. SANNEN

Bijlage III. - Gewicht van een partij zaaizaad en van een monster Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Brussel, 3 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking L. SANNEN

Bijlage IV. - Etiket A. Te vermelden gegevens : a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad : 1."EG-systeem"; 2. keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken; 3. - maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven "gesloten in........" (maand en jaar); - maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven "monster genomen in........" (maand en jaar); 4. partijnummer;5. soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;6. ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;7. categorie;8. producerend land;9. opgegeven netto- of brutogewicht;10. als het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht;11. bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn : 1) voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 2002/53/EG : de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan, in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd;2) voor basiszaad in andere gevallen : de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd;3) voor gecertificeerd zaad : de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord "hybride"; 12. waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "Nacontrole verricht... (maand en jaar)", en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. b) Voor gecertificeerd zaad van een mengras : de onder a) vereiste informatie, behalve dat in plaats van de naam van het ras de naam van het mengras moet worden vermeld (het woord "mengras" en de naam daarvan), alsmede, per ras, het gewichtspercentage van de verschillende kruisingspartners;indien het gewichtspercentage schriftelijk aan de koper is meegedeeld, op diens verzoek, en officieel is vastgelegd, hoeft slechts de naam van het mengras te worden vermeld. c) Voor handelszaad : 1."EG-systeem"; 2. "handelszaad (niet naar het ras goedgekeurd)";3. keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken; 4. maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven "gesloten in.... » (maand en jaar); 5. partijnummer;6. soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;7. teeltgebied;8. opgegeven netto- of brutogewicht;9. als het gewicht vermeld wordt en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht; 10. waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "Nacontrole verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.

B. Minimumafmetingen : 110 mm x 67 mm Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Brussel, 3 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage V. - Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere lid-Staat A . Op het etiket te vermelden gegevens : 1. voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken;2. soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;3. ras, tenminste vermeld in Latijns schrift;voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybride rassen, wordt het woord "kruisingspartner" toegevoegd; 4. categorie;5. bij hybride rassen, de vermelding "hybride";6. referentienummer van het veld of van de partij;7. opgegeven netto- of brutogewicht;8. de vermelding "niet definitief goedgekeurd zaad"; B . Kleur van het etiket : Grijs.

C . Op het document te vermelden gegevens : 1. instantie die het document afgeeft;2. soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;3. ras, tenminste vermeld in Latijns schrift;4. categorie;5. referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd;6. referentienummer van het veld of van de partij;7. oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij;8. geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen;9. voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad;10. verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan;11. in voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Brussel, 3 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^