Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 april 2003
gepubliceerd op 30 april 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035417
pub.
30/04/2003
prom.
04/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/04/2003035417/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 APRIL 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op de artikelen 15, 19, 2°, c), 24 en 25;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, inzonderheid op de artikelen 13 en 14;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 maart 2003;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad voor Vlaanderen, gegeven op 6 maart 2003;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen, gegeven op 12 maart 2003;

Gelet op het advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 4 maart 2003;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de markt voor afnemers > 56 kVA reeds geopend werd op 1 januari 2003, en de volledige marktopening volgt op 1 juli 2003.

De verkoop van groene stroom in een vrije markt is een commerciële niche die op zeer korte termijn aanleiding kan geven tot grootschalige toepassing van kosteloze distributie voor groene stroom. De kosteloze distributie voor groene stroom wordt beperkt om de voordelen van locale, decentrale productie en injectie op het distributienet duidelijk te maken.

Gelet op het advies 35.064/1 van de Raad van State, gegeven op 18 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 13 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen wordt opgeheven.

Art. 2.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 14.§ 1. Overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van het Elektriciteitsdecreet, wordt de kosteloze distributie, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van hetzelfde decreet, beperkt tot de injectie van elektriciteit opgewekt door de productie-installaties aangesloten op de distributienetten gelegen in het Vlaamse Gewest. § 2. Een leverancier van elektriciteit die is opgewekt uit een hernieuwbare energiebron, vermeld in artikel 8, rekent voor de distributie ervan, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Elektriciteitsdecreet, geen kosten door aan de eindafnemer van deze elektriciteit op diens tussentijdse factuur en eindafrekening. § 3. Elke leverancier meldt maandelijks aan iedere netbeheerder welke afnemers, aangesloten op zijn distributienet, hij geheel of gedeeltelijk van elektriciteit zal voorzien die is opgewekt uit een hernieuwbare energiebron, vermeld in artikel 8. § 4. De netbeheerder meldt maandelijks, aan de reguleringsinstantie en de betrokken leverancier : 1° de geaggregeerde verbruiksgegevens, per betrokken leverancier, van de op zijn net aangesloten eindafnemers van elektriciteit die is opgewekt uit een hernieuwbare energiebron, vermeld in artikel 8;2° de geaggregeerde injectiegegevens van de productie-installaties van elektriciteit uit een hernieuwbare energiebron, vermeld in artikel 8, aangesloten op zijn distributienet, waarvoor de betrokken leverancier geregistreerd staat in het toegangsregister van de netbeheerder. § 5. De reguleringsinstantie berekent, per leverancier, op basis van de gegevens, bedoeld in § 4, de verhouding van de som van diens injecties op de distributienetten gelegen in het Vlaamse Gewest ten opzichte van de som van diens leveringen aan eindafnemers aangesloten op de distributienetten gelegen in het Vlaamse Gewest. De VREG deelt deze verhouding mee aan de betrokken netbeheerders.

Indien de verhouding, bedoeld in het eerste lid, gelijk is aan of hoger is dan 1, rekent de betrokken netbeheerder, voor het verbruik, bedoeld in § 4, 1°, de tarieven, bedoeld in de artikelen 5 tot en met 7 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 betreffende de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven voor de aansluiting op de distributienetten en het gebruik ervan, de ondersteunende diensten geleverd door de beheerders van deze netten en inzake de boekhouding van de beheerders van de distributienetten voor elektriciteit, niet door aan de leverancier.

Indien de verhouding, bedoeld in het eerste lid, hoger is dan 1, wordt het verschil tussen de som van de injecties en de som van de leveringen, bedoeld in het eerste lid, overgedragen naar de volgende maand.

Indien de verhouding, bedoeld in het eerste lid, lager is dan 1, rekent de betrokken netbeheerder, voor het verbruik, bedoeld in § 4, 1°, de tarieven, bedoeld in de artikelen 5 tot en met 7 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 betreffende de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven voor de aansluiting op de distributienetten en het gebruik ervan, de ondersteunende diensten geleverd door de beheerders van deze netten en inzake de boekhouding van de beheerders van de distributienetten voor elektriciteit, niet door aan de leverancier pro rata de verhouding, bedoeld in het eerste lid. § 6. De netbeheerders verrekenen vanaf 1 januari 2003 jaarlijks tussen elkaar de bedragen, bedoeld in § 5, pro rata de op hun distributienet geleverde elektriciteit. § 7. De reguleringsinstantie kan nadere technische regels vaststellen met betrekking tot de procedure die moet worden gevolgd in uitvoering van § 2 tot en met § 6. »

Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking.

Brussel, 4 april 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT

^