Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 april 2003
gepubliceerd op 30 mei 2003

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de voortgezette vorming, bedoeld in artikel 11 van het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035541
pub.
30/05/2003
prom.
04/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/04/2003035541/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 APRIL 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de voortgezette vorming, bedoeld in artikel 11 van het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid op artikel 11 en 13;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991 tot bepaling van de werkvoorwaarden en de geldelijke regeling van de lesgevers in de leertijd, in de ondernemersopleiding, in de bijscholing, in de omscholing en in de opleiding tot bedrijfsbegeleiders, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 16 maart 1994, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het ministerieel besluit van 20 november 1978 betreffende de voortgezette opleiding, de beroepsomscholing, de aanvullende pedagogische volmaking en de bijscholing van de lesgevers gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 27 september 1989, inzonderheid op artikel 1 tot en met 4;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 28 november 2002;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 21 maart 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de regeling van de voortgezette vorming vervat in het ministerieel besluit van 20 november 1978 betreffende de voortgezette opleiding, de beroepsomscholing, de aanvullende pedagogische vervolmaking en de bijscholing van de lesgevers niet meer in overeenstemming is met de subsidieregeling, vastgelegd in het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 inzake de erkenning en de subsidiëring van de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, bedoeld bij het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen; dat voornoemd besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 in werking zal treden op 1 januari 2003; dat beide besluiten in overeenstemming met elkaar dienen te worden gebracht om de continuïteit, de rechtszekerheid en de kwaliteit van de opleiding te blijven verzekeren;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen;2° het VIZO : het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, opgericht bij artikel 20 van het decreet;3° de raad van bestuur : de raad van bestuur van het VIZO, bedoeld in artikel 22 van het decreet;4° SYNTRA-opleidingsplaats : een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, bedoeld in artikelen 57 tot en met 61 van het decreet;5° de ondernemersopleiding : de basisvorming die voorbereidt op het algemeen technisch, commercieel, financieel en administratief uitoefenen van een zelfstandig beroep en het beheer van een kleine en middelgrote onderneming, zoals bedoeld in artikel 8 tot en met 10 van het decreet; 6° de K.M.O. : de kleine en middelgrote ondernemingen.

Art. 2.§ 1. Overeenkomstig artikel 11 van het decreet richt de voortgezette vorming zich tot de zelfstandigen, de ondernemingshoofden, de leidinggevenden, medewerkers in de onderneming en degenen die de ondernemersopleiding volgen of met goed gevolg hebben beëindigd. § 2. Met zelfstandigen en ondernemingshoofden, genoemd in § 1, worden ook de beoefenaars van de vrije beroepen bedoeld. § 3. Met medewerkers in een onderneming, genoemd in § 1, worden ook de medewerkers in overheidsdiensten bedoeld. § 4. De volgende personen worden eveneens toegelaten tot de voortgezette vorming : 1° de personeelsleden van de organisatoren waarvan sprake in artikel 11, § 3 en § 4 van het decreet;2° de personen die betrokken zijn bij de opleiding, vorming en begeleiding, bedoeld in artikel 2, 1, van het decreet. Het aantal personen bedoeld onder § 4, 1° en 2° mag kwantitatief niet hoger liggen dan 1/6e van het aantal deelnemers van de activiteit.

Art. 3.Voor de activiteiten van de voortgezette vorming die worden georganiseerd door een SYNTRA-opleidingsplaats, kunnen de personen die overeenkomstig artikel 2 van dit besluit worden toegelaten, met uitzondering van die vermeld in § 3 en § 4, tot eenzelfde K.M.O. behoren.

Art. 4.§ 1. Personen die niet voldoen aan de bepalingen van artikel 2 van dit besluit, kunnen toch toegelaten worden tot de voortgezette vorming op voorwaarde dat : 1° hun deelname de activiteit van voortgezette vorming niet afwendt van het doel van de voortgezette vorming zoals bepaald in artikel 5 van dit besluit;2° hun aantal niet meer bedraagt dan één vierde van het totale aantal deelnemers aan de activiteit van voortgezette vorming. § 2. De personen, bedoeld in § 1, komen niet in aanmerking voor subsidiëring.

Art. 5.De voortgezette vorming moet de deelnemers de mogelijkheid bieden om hun beroepswaarde te verhogen en om zich aan de technische, economische en sociale ontwikkelingen aan te passen.

Art. 6.Krachtens artikel 11, § 2, van het decreet omvat de voortgezette vorming inzonderheid : 1° de vervolmaking, die tot doel heeft de deelnemers regelmatig in te wijden in de ontwikkelingen die zich in een onderneming voordoen;2° de bijscholing, die tot doel heeft de deelnemers de grondige kennis van technieken bij te brengen en die na eindevaluatie recht geeft op attest;3° de taalcursussen die tot doel hebben de deelnemers op te leiden in een bedrijfseconomisch gebruik van de talen.

Art. 7.Het VIZO zorgt voor de pedagogische begeleiding van en het toezicht op de voortgezette vorming. Inzonderheid waakt het VIZO over de toepassing van dit besluit, de erkenningvoorwaarden, de doelgroep, de pedagogische methode, de materiële omstandigheden waarin de voortgezette vorming plaats heeft en de inhoud van het bijscholingsprogramma. HOOFDSTUK II. - Vervolmaking Afdeling I. - Vervolmaking georganiseerd door de beroeps- en

interprofessionele organisaties van zelfstandigen en K.M.O.

Art. 8.Om erkend te kunnen worden moet de vervolmaking, georganiseerd door de beroeps- en interprofessionele organisaties van zelfstandigen en K.M.O., aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° ze stemt inhoudelijk overeen met de doelstelling, vastgesteld in artikel 6, 1°, van dit besluit; 2° ze wordt georganiseerd door de beroeps- en interprofessionele organisaties van zelfstandigen en K.M.O. die voldoen aan de bepalingen van artikel 9 of artikel 23 van dit besluit; 3° ze omvat het aantal uren en zittingen zoals bepaald is in artikel 10 van dit besluit;4° ze wordt gegeven voor groepen van deelnemers waarvan het aantal voldoet aan de bepalingen van artikel 11 van dit besluit;5° ze wordt geleid door personen die over de vereiste kennis in de materie beschikken.

Art. 9.Om als organisator van vervolmaking op te treden moeten de beroeps- en interprofessionele middenstandsorganisaties erkend worden door de raad van bestuur van het VIZO. Om erkend te kunnen worden door het VIZO moeten zij voldoen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 mei 1979 houdende de coördinatie van de wetten betreffende de organisatie van de middenstand.

Art. 10.De vervolmaking die wordt georganiseerd door de beroeps- en interprofessionele organisaties voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° ze omvat ten minste één zitting.Een zitting duurt drie uur; 2° ze omvat per dag maximaal twee zittingen van drie uur voor eenzelfde auditorium van deelnemers en met hetzelfde programma;3° ze omvat minimaal 3 uur en maximaal 33 uur voor eenzelfde auditorium van deelnemers en met hetzelfde programma;4° ze is opgenomen in een organisatieplan dat door het VIZO is goedgekeurd.

Art. 11.§ 1. Een zitting van vervolmaking moet een auditorium van ten minste 12 deelnemers tellen, die voldoen aan de bepalingen van artikel 2 van dit besluit. § 2. Om organisatorische of pedagogisch-didactische redenen of om het beperkte aantal personen dat door het programma voldoet aan de bepalingen van artikel 2 van dit besluit, kan het VIZO toestaan dat een auditorium een lager aantal deelnemers telt dan bepaald in § 1.

Art. 12.De aanvraag voor de organisatie van vervolmaking moet bij het VIZO ingediend worden overeenkomstig de voorwaarden en de procedure, vastgelegd door de raad van bestuur.

Art. 13.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moeten de organisatoren van vervolmaking bij elke vorm van promotie van de activiteit vermelden dat die erkend is door het VIZO. Afdeling II. - Vervolmaking georganiseerd door

SYNTRA-opleidingsplaatsen

Art. 14.Om erkend te worden moet de vervolmaking aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° ze stemt inhoudelijk overeen met de doelstelling, vastgesteld in artikel 6, 1°, van dit besluit;2° ze wordt georganiseerd door een SYNTRA-opleidingsplaats;3° ze wordt geleid door personen die over de vereiste kennis in de materie beschikken;4° ze omvat minstens één zitting van minimaal 2 uur;5° ze omvat per dag maximaal twee zittingen en 6 uur voor eenzelfde auditorium van deelnemers en met hetzelfde onderwerp;6° ze omvat maximaal 36 uur voor eenzelfde auditorium van deelnemers met hetzelfde onderwerp.In afwijking van artikel 14, 6°, kan het VIZO om organisatorische of pedagogische redenen een hoger aantal uren toestaan, met een maximum van 60 uur; 7° ze is opgenomen in een organisatieplan van een SYNTRA-opleidingsplaats dat door het VIZO is goedgekeurd.

Art. 15.De aanvraag voor de organisatie van vervolmaking moet bij het VIZO worden ingediend overeenkomstig de voorwaarden en de procedure, vastgelegd door de raad van bestuur. HOOFDSTUK III. - Bijscholing

Art. 16.Om erkend te kunnen worden moet de bijscholing aan volgende voorwaarden voldoen : 1° ze wordt georganiseerd door een SYNTRA-opleidingsplaats;2° ze omvat een programma dat inhoudelijk overeenstemt met de doelstelling, vastgesteld in artikel 6, 2°, van dit besluit en is vooraf erkend door het VIZO overeenkomstig de procedure en de voorwaarden, vastgelegd door de raad van bestuur.De cursussen kunnen in hun geheel, modulair of als afstandonderwijs zijn opgebouwd.

Ingeval het programma als afstandsonderwijs is opgebouwd, dient in het programma de studiebelasting in lesuren te worden uitgedrukt; 3° ze omvat het aantal lesuren en zittingen zoals bepaald in artikel 17 van dit besluit;4° ze wordt geleid door personen die over de vereiste kennis in de materie beschikken;5° ze is opgenomen in een organisatieplan van een SYNTRA-opleidingsplaats dat door het VIZO is goedgekeurd.

Art. 17.§ 1. De bijscholing moet minimaal 36 en maximaal 120 lesuren omvatten gespreid over zittingen die respectievelijk drie of vier lesuren duren. § 2. Rekening houdend met de specifieke eisen en de reglementeringen van de beroepen, kan de raad van bestuur afwijken van het in § 1 vastgelegde minimum en maximum aantal lesuren. § 3. De bijscholing kan per dag maximaal twee zittingen omvatten, voor eenzelfde auditorium van deelnemers en met hetzelfde programma.

Art. 18.De aanvraag voor de organisatie van bijscholing moet bij het VIZO ingediend worden overeenkomstig de voorwaarden en de procedure, vastgelegd door de raad van bestuur.

Art. 19.§ 1. Voor de bijscholing wordt aan de deelnemers die tweederden van de zittingen bijwonen en die slagen voor het examen, door het VIZO een attest afgeleverd. § 2. Het examen, bedoeld in § 1, wordt afgenomen volgens een organisatieplan dat moet worden gevoegd bij de aanvraag tot organisatie van de bijscholing, bedoeld in artikel 18. § 3. Rekening houdend met de specifieke eisen en de reglementeringen van de beroepen, kan de raad van bestuur afwijken van de in § 1 vastgelegde vereisten. § 4. De attesten waarvan sprake in § 1 moeten in overeenstemming zijn met de modellen, vastgelegd door de raad van bestuur. HOOFDSTUK IV. - Taalcursussen

Art. 20.Om erkend te worden moeten de taalcursussen aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° ze omvatten een onderwerp dat overeenstemt met de doelstelling, zoals bepaald in artikel 6, 3°, van dit besluit;2° ze worden georganiseerd door een SYNTRA-opleidingsplaats;3° ze omvatten het aantal uren en zittingen, vastgesteld in artikel 21 van dit besluit;4° ze worden geleid door personen die over de vereiste kennis in de materie beschikken;5° ze zijn opgenomen in een organisatieplan van een SYNTRA-opleidingsplaats dat door het VIZO is goedgekeurd.

Art. 21.De taalcursussen voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° ze omvatten minstens één zitting van minimaal 2 uur;2° ze omvatten per dag maximaal twee zittingen en 6 uur voor eenzelfde auditorium van deelnemers en met hetzelfde onderwerp;3° ze omvatten maximaal 36 uur voor eenzelfde auditorium van deelnemers met hetzelfde onderwerp. In afwijking van artikel 21, 3°, kan het VIZO om organisatorische of pedagogische redenen een hoger aantal uren toestaan, tot maximaal 60 uur.

Art. 22.De aanvraag voor de organisatie van taalcursussen moet bij het VIZO worden ingediend overeenkomstig de voorwaarden en de procedure, vastgelegd door de raad van bestuur. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 23.In het ministerieel besluit van 20 november 1978 betreffende de voortgezette opleiding, de beroepsomscholing, de aanvullende pedagogische volmaking en de bijscholing van lesgevers wordt Hoofdstuk I, bestaande uit artikelen 1 tot en met 4, opgeheven.

Art. 24.In Artikel 5, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991 tot bepaling van de werkvoorwaarden en de geldelijke regeling van de lesgevers in de leertijd, in de ondernemersopleiding, in de bijscholing, in de omscholing en in de opleiding tot bedrijfsbegeleider, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 maart 1994, wordt punt 3 opgeheven.

Art. 25.In afwijking van artikel 9 blijven de beroeps- en interprofessionele middenstandsorganisaties, die bij de inwerkingtreding van dit besluit zijn erkend krachtens het ministerieel besluit van 20 november 1978 betreffende de voortgezette opleiding, de beroepsomscholing en de aanvullende pedagogische volmaking en de bijscholing van de lesgevers, erkend krachtens dit besluit.

Art. 26.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 27.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Middenstandsopleiding, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 april 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS

^