Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 april 2014
gepubliceerd op 08 mei 2014

Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een erkenningsregeling voor verslaggevers en van een vrijstelling voor bepaalde gebouwen van landbouwbedrijven

bron
vlaamse overheid
numac
2014035507
pub.
08/05/2014
prom.
04/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/04/2014035507/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 APRIL 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een erkenningsregeling voor verslaggevers en van een vrijstelling voor bepaalde gebouwen van landbouwbedrijven


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 10.1.3, 10.1.4, 11.1.1, § 1, 11.1.4, 8°, 11.1.5, 11.3.1, 13.4.5, § 6, 13.4.7/1, § 1, tweede lid, 15.3.5/6;

Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 juli 2013;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 26 september 2013;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 30 september 2013;

Gelet op advies nr. 55.564/3 van de Raad van State, gegeven op 31 maart 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) de lidstaten oplegt dat de energieprestatiecertificering van gebouwen op onafhankelijke wijze wordt uitgevoerd door gekwalificeerde en/of erkende deskundigen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Het opschrift van titel VIII van het Energiebesluit van 19 november 2010 wordt vervangen door wat volgt: "Titel VIII. - Erkenning van energiedeskundigen, verslaggevers, opleidings- en exameninstellingen en de certificering van aannemers en installateurs".

Art. 2.Aan titel VIII van hetzelfde besluit worden een hoofdstuk VI, bestaande uit artikel 8.6.1 tot 8.6.3, en een hoofdstuk VII, bestaande uit artikel 8.7.1 tot 8.7.2, toegevoegd, die luiden als volgt: "Hoofdstuk VI. - Erkenning als verslaggever Art. 8.6.1. § 1. Het Vlaamse Gewest stelt een erkenningsregeling in voor verslaggevers. § 2. Om door het Vlaamse Gewest erkend te kunnen worden als een verslaggever, vermeld in § 1, voldoet de kandidaat-verslaggever aan de volgende voorwaarden: 1° houder zijn van een door het Vlaams Energieagentschap erkend getuigschrift betreffende een opleiding tot verslaggever;2° zich ertoe verbinden de verklaring op erewoord voor verslaggevers na te leven;3° geslaagd zijn voor een door het Vlaams Energieagentschap georganiseerd centraal examen. § 3. De minister legt de voorwaarden vast waaraan de opleiding, vermeld in § 2, 1°, moet voldoen om voor de erkenning van verslaggevers in aanmerking te komen. Die voorwaarden bestaan minstens uit een opsomming van vereiste kennisdomeinen, die worden aangevuld of aangepast naargelang wijzigende regelgeving en/of innovatie in de energietechnieken, en het gebruik van de EPB-software. De voorwaarden kunnen ook nadere regels bevatten met betrekking tot de duur van de opleiding, de vorm en de inhoud van de testen, of examens. De minister kan tevens nadere voorwaarden bepalen waaraan de opleidingsinstelling moet voldoen.

Het getuigschrift van een opleiding tot verslaggever mag enkel uitgereikt worden aan kandidaten die meer dan 80 % van de tijd aanwezig zijn tijdens de opleiding. De minister kan bepalen welke opleidingsmodules in elk geval verplicht te volgen zijn. § 4. De minister kan nadere regels vastleggen voor de inhoud van de verklaring op erewoord, vermeld in § 2, 2°. Die verklaring op erewoord heeft minstens betrekking op de onafhankelijke wijze van handelen van de verslaggever ten aanzien van opdrachtgevers, het vermijden van commerciële belangenvermenging en het naleven van een discretieplicht. § 5. De minister kan voorzien in vrijstellingen van de voorwaarde in artikel 8.6.1, § 2, 1°, voor kandidaat-verslaggevers die reeds een erkenning hebben behaald in een van de andere gewesten of in een andere Europese lidstaat.

Art. 8.6.2. Om als rechtspersoon te worden erkend als verslaggever, gelden de hierna vermelde bijzondere erkenningsvoorwaarden: 1° de zaakvoerder of een bestuurder van de rechtspersoon voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 8.6.1, of; 2° minstens een natuurlijke persoon in dienst van de rechtspersoon voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 8.6.1.

Art. 8.6.3. Om door het Vlaamse Gewest erkend te blijven als verslaggever in het kader van de energieprestatieregelgeving, volgt de verslaggever jaarlijks een vorming bij een door de minister erkende opleidingsinstelling. Wanneer de verslaggever een rechtspersoon is, volgt elke persoon, vermeld in artikel 8.6.2, deze vorming.

De minister legt de voorwaarden vast waaraan een opleidingsinstelling moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen.

De minister legt de voorwaarden vast waaraan de jaarlijkse vorming moet voldoen om voor behoud van erkenning van verslaggevers in aanmerking te komen. Die voorwaarden kunnen de nadere regels bevatten met betrekking tot de vorm, de inhoud en de duur van de vorming. Bij ingrijpende wijzigingen kan de minister bepalen dat de verslaggever een test moet afleggen over de kennis opgedaan tijdens de permanente vorming. De minister kan nadere regels bepalen betreffende de inhoud en de organisatie van deze test en kan de deelname aan de test afhankelijk stellen van de betaling van een retributie. HOOFDSTUK VII. - Centraal examen voor verslaggevers Afdeling I. - Deelname aan het centraal examen voor verslaggevers

Art. 8.7.1. § 1. Kandidaat-verslaggevers die houder zijn van een getuigschrift, vermeld in artikel 8.6.1, § 2, 1°, dat niet ouder is dan twaalf maanden, en verslaggevers waarvan het Vlaams Energieagentschap heeft beslist dat ze hetzij conform artikel 13.4.7/1, § 1, eerste lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 aan het examen dienen deel te nemen, hetzij conform artikel 13.4.7/1, § 1, tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 in hun activiteiten werden geschorst, kunnen deelnemen aan het centraal examen, vermeld in artikel 8.6.1, § 2, 3°.

De kandidaat-verslaggevers en verslaggevers die behoren tot de categorie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kunnen zich voor het centraal examen inschrijven via een webapplicatie die het Vlaams Energieagentschap ter beschikking stelt. Het examen waarvoor de kandidaat-verslaggever zich wil inschrijven, moet echter plaatsvinden voor de termijn, vermeld in het eerste lid, verstreken is. Het Vlaams Energieagentschap kan nadere regels vaststellen voor de manier waarop ze zich kunnen inschrijven. § 2. Deelnemers aan het centraal examen moeten de volgende bewijsstukken voorleggen: 1° het bewijs van hun elektronische inschrijving voor het examen; 2° het bewijs van de tijdige betaling van de verschuldigde retributie, vermeld in artikel 8.7.2; 3° het bewijs van hun identiteit. § 3. Een kandidaat-verslaggever of een verslaggever die behoort tot de categorie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die de bewijsstukken, vermeld in paragraaf 2, niet kan voorleggen, kan niet aan het centraal examen deelnemen. § 4. Om te slagen op het centraal examen dienen de kandidaat-verslaggever of de verslaggever die behoort tot de categorie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, minstens 60 percent te halen op het hele examen en minstens 50 percent voor elk onderdeel van het examen, zoals vastgelegd door de minister conform artikel 8.6.1, § 3. § 5. Kandidaat-verslaggevers of verslaggevers die behoren tot de categorie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die niet voor het centraal examen slagen, kunnen zich maar eenmaal opnieuw inschrijven voor een nieuw examen, op voorwaarde dat ze nog steeds voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1. Als ze voor dat nieuwe examen niet slagen, kunnen ze pas opnieuw deelnemen aan een volgend examen nadat ze de opleiding, vermeld in artikel 8.6.1, § 2, 1°, opnieuw gevolgd hebben. Afdeling II. - Retributie voor de deelname aan het centraal examen

voor verslaggevers Art. 8.7.2. § 1. Deelname aan het centraal examen, vermeld in artikel 8.7.1, is alleen toegestaan na de betaling van een retributie. De retributie dient per centraal examen te worden betaald. Wanneer een kandidaat-verslaggever of een verslaggever, die behoort tot de categorie, vermeld in artikel 8.7.1, § 1, eerste lid, zich inschrijft voor deelname aan een examen, dan bedraagt deze retributie 300 euro. § 2. De kandidaat-verslaggevers en verslaggevers die behoren tot de categorie, vermeld in artikel 8.7.1, § 1, eerste lid, die aan het centraal examen willen deelnemen, storten de verschuldigde retributie op het bij de elektronische inschrijving meegedeelde rekeningnummer van het Energiefonds, met vermelding van de datum van het examen en het inschrijvingsnummer.

Om te kunnen deelnemen aan het centraal examen moet de retributie uiterlijk veertien dagen voor de datum van het examen betaald zijn.

De retributie is hoofdelijk verschuldigd per deelname aan het centraal examen. Ingeval kandidaat-verslaggevers of verslaggevers die behoren tot de categorie, vermeld in artikel 8.7.1, § 1, eerste lid, door omstandigheden niet kunnen deelnemen aan het centraal examen waarvoor ze zijn ingeschreven, wordt de retributie niet terugbetaald. Ze kunnen zich wel eenmaal herinschrijven voor een volgend examen zonder opnieuw retributie te betalen op voorwaarde dat ze nog steeds voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 8.6.1, § 2. Het Vlaams Energieagentschap kan nadere regels vaststellen voor de manier waarop hij zich kan herinschrijven.".

Art. 3.Aan artikel 9.1.17, § 4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 29 november 2013, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De minister kan nadere specificaties vastleggen voor de wijze waarop de karakteristieken van bestaande constructiedelen worden gestaafd.".

Art. 4.Aan artikel 9.1.22 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: "De EPB-eisen zijn niet van toepassing voor EPN-eenheden met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m² die gelegen zijn in een industrieel gebouw waarin geen energie verbruikt wordt om een specifieke binnentemperatuur te bereiken of in een niet voor bewoning bestemd gebouw in een landbouwbedrijf.".

Art. 5.In titel IX, hoofdstuk I, afdeling IV van hetzelfde besluit wordt een artikel 9.1.22/1 ingevoegd dat luidt als volgt: "Art. 9.1.22/1. Niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven met een lage energiebehoefte en niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven die in gebruik zijn bij een sector die onder een energiebeleidsovereenkomst inzake energieprestatie valt, kunnen worden vrijgesteld van een of meer van de EPB-eisen, vermeld in dit hoofdstuk."

Art. 6.In artikel 9.1.30, § 4 van hetzelfde besluit worden na de woorden "vermeld in" en voor de woorden "artikel 9.1.23", de woorden "artikel 9.1.22/1," ingevoegd.

Art. 7.Aan titel XI, hoofdstuk II van hetzelfde besluit, wordt een afdeling VI, bestaande uit artikel 11.2.8, toegevoegd, dat luidt als volgt: "Afdeling VI. - Schorsing en intrekking van de erkenning van de verslaggever Art. 11.2.8. Wanneer een verslaggever die conform artikel 13.4.7/1, § 1, eerste lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 door het Vlaams Energieagentschap verplicht werd om binnen een door het agentschap vastgestelde termijn te slagen op het centraal examen, vermeld in artikel 8.7.1, binnen die voormelde termijn niet slaagt, wordt hij automatisch geschorst, wordt hem de toegang ontzegd tot de energieprestatiedatabank en heeft deze geschorste verslaggever enkel leesrecht in de energieprestatiedatabank wat betreft de door hem opgemaakte startverklaringen en EPB-aangiftes. Deze geschorste verslaggever krijgt pas weer toegang tot de energieprestatiedatabank als hij slaagt voor het centraal examen, vermeld in artikel 8.7.1.

Gedurende de periode dat het Vlaams Energieagentschap een verslaggever conform artikel 13.4.7/1, § 1, tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 schorst, wordt hem de toegang ontzegd tot de energieprestatiedatabank en heeft de geschorste verslaggever enkel leesrecht in de energieprestatiedatabank wat betreft de door hem opgemaakte startverklaringen en EPB-aangiftes. De geschorste verslaggever krijgt pas weer toegang tot de energieprestatiedatabank als hij na het uitzitten van de schorsing slaagt voor het centraal examen, vermeld in artikel 8.7.1.

Als het Vlaams Energieagentschap beslist om de erkenning in te trekken, dan wordt de verslaggever de toegang tot de energieprestatiedatabank definitief ontzegd. Hij behoudt evenwel leesrecht in de energieprestatiedatabank wat betreft de door hem opgemaakte startverklaringen en EPB-aangiftes.".

Art. 8.Aan artikel 12.3.7, § 1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt: 6° aan Bijlage G worden na de woorden "Er wordt verwezen naar NBN EN308 voor de definities van de categorieën van warmteterugwinapparaten en voor de conventies voor de nummering van de posities." volgende woorden toegevoegd: "De minister kan bijkomende en/of afwijkende specificaties voor de bepaling van het thermisch rendement vastleggen.".

Art. 9.Aan titel XII, hoofdstuk III van hetzelfde besluit, wordt een artikel 12.3.8 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 12.3.8. § 1. In afwijking van artikel 8.6.1, § 2 voldoen de verslaggevers die voor 1 januari 2015 in de energieprestatiedatabank als verslaggever geregistreerd zijn en die minstens één startverklaring of één EPB-aangifte ingediend hebben, om door het Vlaamse Gewest erkend te blijven als een verslaggever, vermeld in artikel 8.6.1, § 1, tegen 1 juli 2016 aan de volgende voorwaarden: 1° zich ertoe verbinden de verklaring op erewoord voor verslaggevers na te leven; 2° voor 1 juli 2016 geslaagd zijn voor een door het Vlaams Energieagentschap georganiseerd centraal examen, vermeld in artikel 8.7.1. In afwijking van artikel 8.7.1, § 1, eerste lid kunnen zij deelnemen aan het centraal examen zonder houder te zijn van een getuigschrift, vermeld in artikel 8.6.1, § 2, 1°.

Wanneer de verslaggever een rechtspersoon is, voldoet elke persoon, vermeld in artikel 8.6.2, aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°.

In afwijking van het eerste lid voldoen verslaggevers die voor 1 januari 2015 in de energieprestatiedatabank als verslaggever geregistreerd zijn en die minstens één startverklaring of één EPB-aangifte ingediend hebben en die in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 door het Vlaams Energieagentschap geen sanctie omwille van kennelijke onbekwaamheid of methodologische fouten, bedoeld in artikel 13.4.7 of omwille van kennelijke onbekwaamheid, bedoeld in artikel 13.4.7/1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, werden opgelegd, enkel aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°. Wanneer de verslaggever een rechtspersoon is, voldoet elke persoon, vermeld in artikel 8.6.2, aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°.

Verslaggevers die zich vanaf 1 januari 2015 in de energieprestatiedatabank als verslaggever registreren en verslaggevers die voor 1 januari 2015 in de energieprestatiedatabank als verslaggever geregistreerd waren maar die geen startverklaring en geen EPB-aangifte ingediend hebben voor 1 januari 2015, moeten voldoen aan de erkenningsvoorwaarden vermeld in artikel 8.6.1, wanneer ze vanaf 1 januari 2015 een startverklaring of EPB-aangifte indienen.

Wanneer de verslaggever een rechtspersoon is, voldoet elke persoon, vermeld in artikel 8.6.2, aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°. "

Art. 10.In Bijlage V van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, 28 september 2012 en 29 november 2013 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt B.2 worden na de woorden "Indien ten slotte het totaal mechanisch toevoerdebiet verschilt van het totaal mechanisch afvoerdebiet in de ventilatiezone z, dan zal er noodzakelijkerwijs een extra (in- of uitwaartse) ongecontroleerde luchtstroom doorheen de schil optreden." de volgende zinnen toegevoegd: "Ventilatoren met een automatische debietregeling hebben een gunstige invloed op de reductiefactor voor voorverwarming, omdat de debietbalans behouden kan worden, ook wanneer de werkingsomstandigheden wijzigen (vervuiling van filters, ...). De automatische debietregeling is een producteigenschap die wordt vastgesteld voor alle ventilatoren van een ventilatiegroep en die inhoudt dat een regeling ervoor zorgt dat het geleverde debiet niet meer dan 5% afwijkt van de instelwaarde. Deze producteigenschap moet, voor elke ventilator van de groep, aan de hand van debietmetingen gecontroleerd worden voor het gehele debiet- en drukbereik van de ventilator."; 2° in punt B.2 worden de woorden "gebeurt op plaats p een continue meting van het ingaand debiet en vindt op basis daarvan een continue en automatische aanpassing aan de instelwaarde plaats zodat het ingaand debiet bij geen enkele ventilatorstand meer dan 5% van de instelwaarde afwijkt, dan geldt: Vin,p = Vsupply,setpoint,nom,p waarbij de instelwaarde van het debiet op plaats p bij nominale ventilatorstand beschouwd wordt, in m®/h;" vervangen door de woorden "als de ventilatorgroep waardoor het ingaand en het uitgaand debiet op plaats p worden geleverd, uitgerust is met een automatische debietregeling zoals hoger gedefinieerd, dan geldt: Vin,p = Vsupply,setpoint,nom,p waarbij de instelwaarde van het ingaand debiet op plaats p bij nominale ventilatorstand beschouwd wordt, in m®/h;"; 3° in punt B.2 worden de woorden "gebeurt op plaats p een continue meting van het uitgaand debiet en vindt op basis daarvan een continue en automatische aanpassing aan de instelwaarde plaats zodat het uitgaand debiet bij geen enkele ventilatorstand meer dan 5% van de instelwaarde afwijkt, dan geldt: Vout,p = Vextr,setpoint,nom,p waarbij de instelwaarde van het debiet op plaats p bij nominale ventilatorstand beschouwd wordt, in m®/h;" vervangen door de woorden "als de ventilatorgroep waardoor het ingaand en het uitgaand debiet op plaats p worden geleverd, uitgerust is met een automatische debietregeling zoals hoger gedefinieerd, dan geldt: Vout,p = Vextr,setpoint,nom,p waarbij de instelwaarde van het uitgaand debiet op plaats p bij nominale ventilatorstand beschouwd wordt, in m®/h;"; 4° in punt B.2 worden de woorden "gebeurt in het warmteterugwinapparaat een continue meting van zowel het ingaand als het uitgaand debiet en vindt op basis daarvan een continue en automatische aanpassing aan de instelwaarden plaats zodat in- en uitgaand debiet bij geen enkele ventilatorstand meer dan 5% van hun respectievelijke instelwaarde afwijken, dan geldt:" vervangen door de woorden "als de ventilatorgroep waardoor het ingaand en het uitgaand debiet op plaats p worden geleverd, uitgerust is met een automatische regeling zoals hoger gedefinieerd, dan geldt:"; 5° het woord "lekdebiet" wordt telkens vervangen door het woord "luchtlekdebiet";6° het woord "luchtdichtheidsmeting" wordt telkens vervangen door het woord "luchtdichtheidstest" Art.11. In Bijlage VI van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 en 29 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "lekdebiet" wordt telkens vervangen door het woord "luchtlekdebiet";2° het woord "luchtdichtheidsmeting" wordt telkens vervangen door het woord luchtdichtheidstest".

Art. 12.In Bijlage VII van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 en 29 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de eisentabel voor maximaal toelaatbare U-waarden of minimaal te realiseren R-waarden van 2014 en 2015 wordt onder 1.6 de term Url,max vervangen door de term Utp-max.; 2° in de eisentabel voor de eisen geldig vanaf 2016 wordt in 1.4 de voetnoot (1) opgeheven; 3° in voetnoot 12 wordt na de woorden "De waarden bij ontstentenis voor bestaande scheidingsconstructies" en voor de woorden "worden vastgelegd" de woorden "en de wijze waarop de karakteristieken van bestaande constructiedelen worden gestaafd," ingevoegd.

Art. 13.Aan punt 3 van bijlage IX van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij besluit van 29 november 2013, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Indien de karakteristieken van bestaande ventilatievoorzieningen bij renovaties, nodig voor het aftoetsen van de ventilatie-eisen, niet gekend zijn of niet kunnen worden vastgesteld, dan wordt gerekend met een waarde bij ontstentenis bepaald volgens nadere specificaties van de minister .".

Art. 14.Bijlage X van hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 15.In Bijlage XII van hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 7 wordt de tekst `die minstens 2000 u/jaar onder drukcirculatie staan' geschrapt;2° in punt 12 wordt in de paragraaf betreffende de thermische isolatie van luchtkanalen het woord `lineaire' geschrapt;3° in punt 12 wordt in de paragraaf betreffende de thermische isolatie van luchtkanalen de term `Rl' vervangen door de term `R' 4° in punt 12 wordt in tabel 6 de term `Rl,min' vervangen door `Rmin'; 5° in punt 12 worden in de paragraaf betreffende de thermische isolatie van luchtkanalen de woorden "De lineaire warmteweerstand Rl van het kanaal wordt bepaald volgens bijlage E.3 van Bijlage V van het Energiebesluit. Daarbij moet de reductiefactor 0,6 (die rekening houdt met de hogere reële verliezen als gevolg van niet-geïsoleerde delen en koudebruggen) in de formules vervangen worden door een factor 1;" vervangen door de woorden "De warmteweerstand R van het kanaal wordt vereenvoudigd bepaald door de dikte van het isolatiemateriaal te delen door de warmtegeleidbaarheid van het isolatiemateriaal".

Art. 16.Dit besluit treedt in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 10 en artikel 14, die in werking treden op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 17.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 april 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, Fr. VAN DEN BOSSCHE

Bijlage 1 Bijlage X - Ventilatievoorzieningen in niet-residentiële gebouwen: bepalingsmethode en eisen (Bijlage HVNR) 1 Onderwerp Deze bijlage legt minimale eisen op aan het ontwerp en de realisatie van ventilatiesystemen om in niet-residentiële gebouwen, bestemd voor menselijk gebruik, een gezonde en aangename luchtkwaliteit te bekomen.

Deze bepalingsmethode behandelt niet het gebruik van deze ventilatiesystemen en waarborgt evenmin dat de gewenste luchtkwaliteit altijd en op alle plaatsen wordt bereikt. 2 Toepassingsdomein Deze bijlage is van toepassing op niet-residentiële gebouwen of gedeelten hiervan, bestemd voor menselijk gebruik.

De ventilatie van speciale ruimten (zie § 6.4) valt buiten het toepassingsgebied van deze bijlage. 3 Normreferenties Deze bijlage verwijst meermaals naar bepalingen uit andere publicaties die hieronder worden opgesomd: 1. NBN EN 12792:2003 Ventilatie van gebouwen - Symbolen en terminologie 2.NBN EN 12599:2000 Ventilatie van gebouwen - Beproevingsprocedures en meetmethoden voor de oplevering van geïnstalleerde ventilatie- en luchtbehandelingsystemen 3. NBN EN 13779:2004 Ventilatie voor niet-residentiële gebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en kamerbehandelingssystemen 4.NBN EN 13141-1:2004 Luchtverversing van gebouwen - Prestatiebeproeving van onderdelen/producten voor luchtverversing in woningen - Deel 1: Binnen en buiten gemonteerde luchtroosters 5. NBN EN 13141-2:2004 Luchtverversing van gebouwen - Prestatiebeproeving van onderdelen/producten voor luchtverversing in woningen - Deel 2: Toe- en afvoerroosters 6.NBN EN 1027:2000 Ramen en deuren - Waterdichtheid - Beproevingsmethode 7. NBN EN 13829:2001 Thermische eigenschappen van gebouwen - Bepaling van de luchtdoorlatendheid van gebouwen - Overdrukmethode Enkel de normversie met de geciteerde datum is van toepassing, tenzij de overheid expliciet een andere versie ter vervanging aanduidt. 4 Definities In deze bijlage zijn de definities van de norm NBN EN 12792 van toepassing, evenals de volgende: Ontwerpdebiet: Het ventilatiedebiet waarvoor het ventilatiesysteem wordt ontworpen.

Ruimte niet bestemd voor menselijke bezetting: Ruimte die voorzien is om mensen bij een normaal gebruik slechts een relatief korte tijd te laten vertoeven (bv. circulatieruimten zoals gangen, trappenhallen,...; toiletten; archieven; opslagruimten; garages;...). Indien in een ruimte een werkplek voorzien wordt (bv. schrijftafel voor werknemer in een archief), dan valt de ruimte niet in deze categorie.

Ruimte bestemd voor menselijke bezetting: Ruimte die voorzien is om mensen langere tijd te laten vertoeven (bv. kantoorruimten, vergaderzalen, lokettenzaal, onthaal, enz.).

Dagmaat van een toevoeropening: Totaalmaat van de toevoeropening minus de inbouwflensmaat. Al deze maten worden beschouwd langs de binnenzijde.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Figuur: voorbeeld van dagmaat van een toevoeropening Tochtsas Ruimte tussen de buitenomgeving en een gang of een inkomhal, zonder toegangsdeuren naar een andere ruimte dan die gang of inkomhal, die dienst doet als klimaatbuffer tussen de binnen- en buitenomgeving. Als een tochtsas expliciet als werkplek wordt ingericht of uitgerust is met zitplaatsen, kan die niet meer als tochtsas beschouwd worden.

Bij gebrek aan een Nederlandse vertaling van de norm NBN EN 12792, zijn de volgende definities van toepassing.

Ventilatie (ventilation): Gewilde toe- en afvoer van lucht naar en uit een te behandelen ruimte.

Infiltratie (infiltration): Ongecontroleerde doorgang van lucht in een ruimte via lekken in de schil van die ruimte.

Natuurlijke ventilatie (natural ventilation): Ventilatie ten gevolge van drukverschillen en zonder hulp van mechanische apparaten die de lucht in beweging brengen.

Mechanische ventilatie (mechanical ventilation): Ventilatie met behulp van gemotoriseerde componenten die de lucht in beweging brengen.

Mechanische toe- en afvoerventilatie (fan assisted balanced ventilation): Ventilatie die gebruik maakt van gemotoriseerde componenten om zowel de toegevoerde als de afgevoerde lucht in beweging te brengen.

Mechanische afvoerventilatie (fan assisted exhaust ventilation): Ventilatie die gemotoriseerde componenten gebruikt om enkel de afvoerlucht in beweging te brengen.

Mechanische toevoerventilatie (fan assisted supply air ventilation): Ventilatie die gemotoriseerde componenten gebruikt om enkel de toevoerlucht in beweging te brengen.

Hybride ventilatie (hybrid ventilation): Ventilatie waarin de natuurlijke ventilatie gedurende een bepaalde tijd kan worden ondersteund of vervangen door de mechanische ventilatie.

Ventilatiecomponent (component of ventilation or air conditioning): Eenvoudig functioneel element dat deel uitmaakt van een ventilatie-installatie.

Ventilatie-installatie (ventilation installation): Geheel van alle componenten die vereist zijn voor de ventilatie.

Ventilatiesysteem (ventilation system): Combinatie van de ventilatie-installatie en het gebouw zelf.

Luchtopening (Air terminal device): Component van een installatie die ontworpen is om een bepaalde luchtstroming aan de in- of uitgang van een te behandelen ruimte te bekomen. Luchtopeningen kunnen tot de volgende categorieën behoren: Automatische: Toestellen met beweegbare delen die interactief reageren op een verandering van plaatselijke omstandigheden zoals temperatuur, vochtigheid, CO2-concentratie, drukverschil, luchtdebiet, enz.

Vaste: Toestellen zonder regelbaar deel.

Manuele: Toestellen met beweegbare delen die door de gebruiker manueel kunnen worden geregeld.

Toevoeropening (supply air terminal device): Luchtopening waarlangs lucht in de te behandelen ruimte binnendringt.

Afvoeropening (extract air terminal device): Luchtopening waarlangs lucht de te behandelen ruimte verlaat.

Doorstroomopening (internal air transfer device): Luchtopening om lucht van de ene naar de andere te behandelen interne ruimte door te laten.

Te behandelen ruimte (treated space): Ruimte die door het ventilatiesysteem wordt bediend.

Toevoerlucht (supply air): Lucht die in de te behandelen ruimte binnenkomt of die in het systeem binnenkomt na een behandeling.

Binnenlucht (indoor air): Lucht in de te behandelen ruimte.

Menglucht (mixed air): Lucht die een mengsel is ten gevolge van twee of meer luchtstromen.

Buitenlucht (outdoor air): Lucht die in het systeem of door openingen van buiten binnenkomt, vóór enige luchtbehandeling.

Herbruikte lucht (recirculation air): Afvoerlucht die naar een luchtbehandelingselement wordt teruggevoerd.

Afgevoerde lucht (exhaust air): Lucht die in de atmosfeer wordt geloosd.

Afvoerlucht (extract air): Lucht die de te behandelen ruimte verlaat.

Doorstroomlucht (transferred air): Binnenlucht die van de ene te behandelen ruimte naar de andere te behandelen ruimte stroomt. 5 Symbolen en eenheden In deze bijlage zijn de symbolen en eenheden van de norm NBN EN 12792 van toepassing. 6 Uitdrukking van de eisen 6.1 Uitdrukking van de eisen De uitdrukking van de eisen aan ventilatiesystemen is beschreven in de norm NBN EN 13779, met inbegrip van bijlage A. 6.2 Uitdrukking van aanvullende eisen De uitdrukking van bepaalde aanvullende eisen alsook de bepaling van de eventueel daarmee verbonden prestaties worden hieronder beschreven. 6.2.1 Drukvoorwaarde De drukvoorwaarde in een gebouw of gedeelte van een gebouw ten gevolge van het debietverschil tussen de luchttoevoer en de luchtafvoer wordt berekend met behulp van de volgende formule:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld met PC = drukvoorwaarde [Pa] qv,supply = luchttoevoerdebiet [m®.h-1] qv,extract = luchtafvoerdebiet [m®.h-1] V50 = lekdebiet bij 50 Pa [m®.h-1] van het gebouw of van een deel van het gebouw zoals gedefinieerd door de norm NBN EN 13829. 6.2.2 Ventilatie van toiletruimten Het ontwerpdebiet van toiletruimten wordt bepaald volgens het aantal wc's (inclusief urinoirs).

Is het aantal wc's niet gekend, dan wordt het ontwerpdebiet van de toiletten bepaald op basis van hun vloeroppervlakte. 6.3 Ventilatie van speciale ruimten De ventilatie van speciale ruimten valt buiten het toepassingsgebied van deze bijlage. Onder speciale ruimten worden hier ruimten verstaan met (een risico op) speciale verontreinigingen waarvoor andere (specifieke en/of meer stringente) eisen qua ventilatie gelden.

De volgende ruimten moeten zeker als speciale ruimten worden beschouwd: - Garages met een oppervlakte (berekend op grond van de binnenafmetingen) van meer dan 40 m² - Stookplaatsen - Brandstofopslagruimten - Gasmeterruimten - Ruimten voor drukreduceerinrichtingen van aardgas - Liftkokers en liftkooien - Huisvuilkokers en verzamelruimte voor huisvuil - Bepaalde laboratoria (medisch, biologisch, ...) Naast de ruimten met (een risico op) speciale verontreiniging mogen onderstaande ruimten eveneens beschouwd worden als speciale ruimte: - koelcellen; - tochtsassen; - leidingschachten; - hoogspanningscabines; - technische ruimtes voor luchtgroepen; - technische ruimtes voor persluchtinstallaties; - laad- en losruimtes in industriële gebouwen; - traphallen; - opslagruimten kleiner dan 2m². 7 Minimale prestatieniveaus en bepaling van de prestaties van ventilatiesystemen In deze paragraaf worden de minimaal te bereiken prestaties opgesomd. 7.1 Kwaliteit van de binnenlucht Bij de dimensionering van ventilatiesystemen mag het ontwerpdebiet niet kleiner zijn dan het minimum debiet overeenkomend met binnenluchtklasse IDA3. Hierbij is de waarde uitgedrukt in [m®.h-1] van toepassing. 7.2 Ventilatiedebieten Het ontwerpdebiet van een ruimte moet zowel bij de afvoer als bij de toevoer gerealiseerd kunnen worden.

De ventilatievoorzieningen in de ruimten van niet-residentiële gebouwen die worden verbouwd en waar vensters worden vervangen of toegevoegd, moeten voor de luchttoevoer-eisen voldoen aan het minimum van: - de debieten bepaald volgens 7.2.1 of 7.2.2 - 45 m®/h per lopende meter venster dat vervangen of toegevoegd wordt. 7.2.1 In ruimten bestemd voor menselijke bezetting Het minimum ontwerpdebiet in ruimten bestemd voor menselijke bezetting moet worden bepaald op basis van tabel 11 (Rates of outdoor air per person) van de norm NBN EN 13779. Daarbij wordt in principe uitgegaan van de ontwerpbezetting voor elke ruimte zoals vastgelegd door het bouwteam.

Indien echter ? de ontwerpbezetting voor een ruimte kleiner is dan de waarde bepaald op basis van onderstaande tabel, ? of het bouwteam zelf geen ontwerpbezetting vastlegt, dan dient bij de bepaling van het minimum ontwerpdebiet de bezetting volgens onderstaande tabel aangehouden te worden. Bij de bepaling van de bezetting aan de hand van de tabel dient het berekende aantal personen op de eenheid naar boven afgerond te worden.

Bij het gebruik van tabel 11 van de norm NBN EN 13779 dient er te worden vanuit gegaan dat roken niet is toegestaan, tenzij uitdrukkelijk wordt opgegeven dat er mag gerookt worden.

De hoofdcategorieën in onderstaande tabel (vette druk) zijn slechts indicatief. Binnen 1 gebouw kunnen in principe alle typen van ruimten uit de tabel voorkomen.

Tabel 1 Te hanteren waarden bij de bepaling van de bezetting nodig voor de berekening van het minimum ontwerpdebiet in ruimten bestemd voor menselijke bezetting (zie tekst)

Vloeroppervlakte per persoon (m²/pers)

Horeca


restaurants, cafetaria, snelbuffet, kantine, bars, cocktailbars

1.5

keukens, kitchenettes

10

Hotels, motels, vakantiecentra


slaapkamers in hotel, motel, vakantiecentra, ...

10

slaapzalen in vakantiecentra

5

lobby, inkomhal

2

vergaderzaal, ontmoetingsruimte, polyvalente zaal

2

Kantoorgebouwen


kantoor

15

ontvangstruimten, receptie, vergaderzalen

3.5

hoofdingang

10

Publieke ruimten


vertrekhal, wachtzaal

1

bibliotheek

10

Publieke verzamelplaatsen


kerken en andere religieuze gebouwen, regeringsgebouwen, gerechtszalen, musea en galerijen

2.5

Detailhandel


verkoopruimte, winkel (behalve winkelcentra)

7

winkelcentrum

2.5

kapsalon, schoonheidssalon

4

winkels voor meubilair, tapijten, textiel, ...

20

supermarkt, grootwarenhuis, dierenspeciaalzaak

10

wasserettes, wassalon

5

Sport en ontspanning


sporthal, sportterrein/speelterrein, turnzaal

3.5

toeschouwerruimte, tribunes

1

discotheek / dansgelegenheden

1

sportclub: aerobicruimten, fitnessruimte, bowlingclub

10

Werkruimten


fotostudio, donkere kamer, ...

10

apotheek (bereidingsruimte)

10

lokettenzaal in banken/kluizenzaal voor publiek

20

kopieerruimte/ruimte voor printers

10

computerruimte (zonder ruimte voor printers)

25

Onderwijsinstellingen


leslokalen

4

polyvalente zaal

1

Gezondheidszorg


ziekenzaal

10

behandeling- en onderzoekskamers

5

operatie- en verloskamers, ontwaakzaal en intensieve zorgen, kinesitherapiezaal, fysiotherapie

5

Correctionele instellingen


cellen, dagverblijf

4

bewakingsposten

7

inschrijving / registratie / wachtruimte

2

Overige ruimten


Overige ruimten

15

Opslagmagazijn

100


De minister kan in nadere specificaties de te hanteren waarden bij de bepaling van de bezetting die nodig zijn voor de berekening van het minimum ontwerpdebiet vastleggen voor de ruimtes die in tabel 1 vallen onder "overige ruimten". 7.2.2 In ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting Het minimum ontwerpdebiet in ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting moet worden bepaald op basis van tabel 12 (Rates of outdoor or transferred air per unit floor area (net area) for rooms not designed for human occupancy) van de norm NBN EN 13779.

In afwijking van het voorgaande bedraagt in toiletruimten het minimum ontwerpdebiet 25 m®.h-1 per wc (met inbegrip van de urinoirs) of 15 m®.h-1 per m² vloeroppervlakte indien het aantal wc's niet gekend is op het ogenblik van de dimensionering van het ventilatiesysteem. In doucheruimten en badkamers bedraagt het minimum ontwerpdebiet 5 m®.h-1 per m² vloeroppervlakte, met een minimum van 50 m®.h-1 per ruimte. 7.3 Luchtkwaliteit van toevoerdebieten Het minimum ontwerptoevoerdebiet moet gerealiseerd worden met buitenlucht. Alle bijkomende debieten mogen gerealiseerd worden met buitenlucht, herbruikte lucht of doorstroomlucht.

Bij hergebruik van afvoerlucht dient voldaan te worden aan elk van de richtlijnen gegeven in bijlage A.6 van de norm NBN EN 13779.

In afwijking van beide voorgaande eisen kan in ruimten niet bestemd voor menselijke bezetting het ontwerptoevoerdebiet volledig worden gerealiseerd met afvoerlucht uit andere ruimten van de kwaliteit ETA 1 of ETA 2.

De bijdrage van afvoerlucht uit andere ruimten van kwaliteit ETA 1 of ETA 2, in het ontwerpdebiet van een ruimte hangt af van het ontwerpdebiet van de ruimte(n) waaruit deze lucht betrokken wordt. De som van de ontwerpdebieten vanuit een ruimte naar andere ruimten, kan niet groter zijn dan het eigen ontwerpdebiet van die ruimte. 7.4 Regeling van de luchtkwaliteit De mechanische ventilatiesystemen voorzien van een regelsysteem van het type IDA-C1 en van het type IDA-C2 zijn niet toegelaten.

De regelsystemen gebaseerd op de luchttemperatuur die toelaten het ventilatiedebiet onder het minimum ontwerpdebiet te verlagen zijn niet toegelaten. 7.5 Drukvoorwaarden in de ruimten of gebouwen De drukvoorwaarde (PC) die in het gebouw wordt veroorzaakt door het onevenwicht tussen de luchttoevoerdebieten (qv,supply) en de luchtafvoerdebieten (qv,extract) mag niet kleiner zijn dan -5 Pa of groter zijn dan 10 Pa (de berekening moet gebeuren met een lekdebietwaarde bij 50 Pa (V50) gelijk aan V m®.h-1 - waarbij V het volume (berekend op basis van de buitenafmetingen, in m®) van het gebouw of van het beschouwde deel van het gebouw is).

Aan deze drukvoorwaarden moet worden voldaan in elke ventilatiezone, ongeacht het type ventilatiesysteem (mechanisch of natuurlijk). 7.6 Energieverbruik van de ventilatoren Er worden geen specifieke energie-eisen opgelegd aan ventilatoren. Hun energieverbruik wordt wel mee ingerekend in het E-peil. 7.7 Dimensionering van de luchtopeningen De toevoeropeningen van een natuurlijk ventilatie systeem en de toevoeropeningen van een mechanisch afvoerventilatiesysteem worden gedimensioneerd voor een maximaal drukverschil van 2 Pa.

De toevoeropeningen in een ruimte die voorzien is van een mechanische afvoer, mogen gedimensioneerd worden voor een maximaal drukverschil van 10 Pa, tenzij een toestel met open verbrandingsruimte, dat aangesloten is op een afvoerkanaal, zich in deze ruimte bevindt.

De afvoeropeningen van een natuurlijk ventilatie systeem en de afvoeropeningen van een mechanisch toevoerventilatiesysteem worden gedimensioneerd voor een maximaal drukverschil van 2 Pa.

De afvoeropeningen in een ruimte die voorzien is van een mechanische toevoer, mogen gedimensioneerd worden voor een maximaal drukverschil van 10 Pa.

De doorstroomopeningen worden gedimensioneerd voor een maximaal drukverschil van 10 Pa indien minstens 1 van de 2 ruimten die ze bedienen voorzien is van een mechanisch ventilatiesysteem. In alle andere gevallen wordt dit maximum herleid tot 2 Pa.

Indien specifieke normen ontbreken, gebeurt de bepaling van de druk-debiet relatie van de toevoeropeningen voor natuurlijke ventilatie systemen, van de toevoeropeningen voor mechanische afvoerventilatiesystemen en van de doorstroomopeningen volgens de norm NBN EN 13141-1.

Indien specifieke normen ontbreken, gebeurt de bepaling van de druk-debiet relatie van de afvoeropeningen voor natuurlijke ventilatie systemen en van de afvoeropeningen voor mechanisch toevoerventilatiesystemen volgens de norm NBN EN 13141-2. 7.8 Regelbaarheid van de luchtopeningen De doorstroomopeningen moeten vast (niet-regelbaar) zijn.

De toevoeropeningen voor natuurlijke ventilatie systemen of mechanische afvoerventilatiesystemen en de afvoeropeningen voor natuurlijke ventilatie systemen of mechanische toevoerventilatiesystemen moeten manueel of automatisch regelbaar zijn. Ze moeten in voldoende tussenstanden kunnen worden afgesteld tussen de standen « Gesloten » en « Volledig open ». Die afstelling kan hetzij continu gebeuren, hetzij via ten minste 3 tussenstanden tussen de standen « Gesloten » en « Volledig open ». 7.9 Afvoer voor natuurlijke ventilatie De afvoeropeningen voor natuurlijke ventilatie zijn verbonden met een afvoerkanaal dat uitmondt boven het dak. De afvoerkanalen moeten zo veel als mogelijk een verticaal tracé hebben. Afwijkingen van hoogstens 30° t.o.v. de verticaal worden toegelaten.

De afvoerkanalen en toebehoren worden gedimensioneerd voor een maximale luchtsnelheid van 1 m.s-1. 7.10 Aard van de doorstroomopeningen De spleten onder de binnendeuren mogen als doorstroomopeningen worden beschouwd voor zover de kleinste afmeting van de spleet ten minste 5 mm bedraagt (de spleethoogte wordt gemeten vanaf het niveau van de afgewerkte vloer; indien de vloerafwerking niet gekend is, dan neemt men voor deze vloerafwerking een dikte aan van 10 mm). In dat geval moet men rekening houden met een debiet van: - 0,36 m®.h-1 per cm² spleet voor een drukverschil van 2 Pa; - 0,80 m®.h-1 per cm² spleet voor een drukverschil van 10 Pa.

Een permanent geopende branddeur, uitgerust met een systeem dat de deur enkel sluit in geval van brand, mag aanzien worden als doorstroomopening. In dat geval moet men rekening houden met een debiet van: - 0,36 m®.h-1 per cm² deuropening voor een drukverschil van 2 Pa; - 0,80 m®.h-1 per cm² deuropening voor een drukverschil van 10 Pa. 7.11 Het binnendringen van hinderlijk gedierte via toevoeropeningen van natuurlijke ventilatie systemen of mechanische afvoerventilatiesystemen Om het binnendringen van hinderlijk gedierte via een toevoeropening van een natuurlijk ventilatie systeem of via een toevoeropening van een mechanisch afvoerventilatiesysteem in de mate van het mogelijke tegen te gaan, mag het niet mogelijk zijn om volgende voorwerpen doorheen de toevoeropening te laten passeren, hetzij van binnen naar buiten, hetzij omgekeerd: - een metalen bolletje met een diameter van 4 mm - een metalen schijfje met een diameter van 10 mm en een dikte van 3 mm Deze eis geldt voor elke open stand. 7.12 Waterpenetratie via toevoeropeningen van natuurlijke ventilatie systemen of mechanisch afvoerventilatiesystemen Om regendoorslag via een toevoeropening van een natuurlijk ventilatiesysteem of via een toevoeropening van een mechanisch afvoerventilatiesysteem in de mate van het mogelijke tegen te gaan, mag er geen waterpenetratie mogelijk zijn tot en met een drukverschil van 150 Pa in de stand « Gesloten » en tot en met een drukverschil van 20 Pa in de stand « Volledig open ».

Voor vensters die specifiek als toevoeropening ontworpen zijn, wordt met de stand « volledig open » de maximale openingspositie voor ventilatie bedoeld (en niet de maximale openingspositie van het venster).

Indien specifieke normen ontbreken, gebeurt de bepaling van de waterdichtheid van de toevoeropeningen volgens de norm NBN EN 13141-1.

Daarbij zijn de volgende voorschriften van toepassing: - De toevoeropening moet overeenkomstig de leveranciersvoorschriften in een plaat geïnstalleerd worden die de dikte heeft van de drager waarop de toevoeropening bij toepassing geplaatst zal worden, bijvoorbeeld: - plaat met een dikte van 20mm in geval van beglazing; - laat met een dikte van 60mm in geval van een kader van een venster; - plaat met een dikte van 300mm in geval van een muur. - De dikte van de plaat zal in het verslag vermeld worden. - Conform aan de norm NBN EN 13141-1 worden de proeven uitgevoerd volgens de norm NBN EN 1027. De weerhouden proefmethode is de methode 1A. - Voor toevoeropeningen met variabele afmetingen moet de test op een proefstuk uitgevoerd worden waarvan de dagmaat van de (elke) variabele afmeting 1m bedraagt. Indien de maximaal voorkomende afmeting kleiner is dan 1 meter, dient de test op een proefstuk met de maximale afmeting uitgevoerd te worden. 7.13 Luchtverspreiding in de gebruiksruimte Om comfortproblemen in de mate van het mogelijke te voorkomen, moet de onderzijde van toevoeropeningen van een natuurlijk ventilatiesysteem en van toevoeropeningen van een mechanisch afvoerventilatiesysteem geplaatst worden op een hoogte van minstens 1.80m boven het niveau van de afgewerkte vloer.

In afwijking van de voorgaande eis, mag de onderzijde van toevoeropeningen van een natuurlijk ventilatiesysteem of van een mechanisch afvoerventilatiesysteem geplaatst worden op een hoogte lager dan 1.80m boven het niveau van de afgewerkte vloer, mits een testrapport over de luchtverspreiding in de woonzone, opgemaakt volgens de norm NBN EN 13141-1, paragraaf 4.5 (« Air diffusion in the occupied zone »), beschikbaar is.

Conform aan paragraaf 4.5 en aan tabel 5 van de norm NBN EN 13141-1, wordt de bepaling van de luchtverspreiding in de gebruiksruimte uitgevoerd voor de combinatie delta theta = 0K en deltap = 10Pa. 7.14 Bepaling van de prestaties van geïnstalleerde mechanische ventilatiesystemen De prestaties van geïnstalleerde mechanische ventilatiesystemen worden bepaald volgens de norm NBN EN 12599. 7.15 Bijkomende specificaties met betrekking tot de kwaliteit van het ventilatiesysteem en de meting van de mechanische debieten De minister kan bijkomende specificaties vastleggen met betrekking tot de kwaliteit van het ventilatiesysteem en de meting die de overeenstemming tussen de geëiste en de mechanisch gerealiseerde debieten aantoont. 7.16 Bijkomende specificaties met betrekking tot de karakteristieken van bestaande ventilatievoorzieningen bij renovaties De minister kan bijkomende specificaties vastleggen voor de waarden bij ontstentenis die toegepast worden indien de karakteristieken van bestaande ventilatievoorzieningen bij renovaties, nodig voor het aftoetsen van de ventilatie-eisen, niet gekend zijn of niet kunnen worden vastgesteld.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een erkenningsregeling voor verslaggevers en van een vrijstelling voor bepaalde gebouwen van landbouwbedrijven Brussel, 4 april 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, Fr. VAN DEN BOSSCHE

^