Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 mei 2018
gepubliceerd op 28 augustus 2018

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het opleidingsaanbod, de organisatie, de personeelsformatie, de inning van het inschrijvingsgeld en de certificering van het deeltijds kunstonderwijs

bron
vlaamse overheid
numac
2018040434
pub.
28/08/2018
prom.
04/05/2018
ELI
eli/besluit/2018/05/04/2018040434/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het opleidingsaanbod, de organisatie, de personeelsformatie, de inning van het inschrijvingsgeld en de certificering van het deeltijds kunstonderwijs


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, artikel 77, eerste lid;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 51, eerste lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, artikel II.59 en II.60;

Gelet op het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs, artikelen 23, 24, 25, 34, 35, 49, tweede lid, 54, tweede lid, 55, 56, 59, 63, 69, § 5, 73, 76, § 1, vierde lid, 80, 89, 92, § 5, 93, derde lid, 101, tweede lid, 102, derde lid, 111, § 1 en § 2, 130, § 2, vierde lid, en 152;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans";

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Beeldende kunst";

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 2007 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het Deeltijds Kunstonderwijs;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2007 betreffende de goedkeuring van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs vanaf het schooljaar 2007-2008;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 betreffende de administratieve omkadering in het deeltijds kunstonderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011 betreffende de regeling van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker en voor bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in het onderwijs;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2014 betreffende het prestatiestelsel van opstellers in het deeltijds kunstonderwijs;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014 tot wijziging van diverse besluiten betreffende het deeltijds kunstonderwijs met het oog op een aantal maatregelen voor de inhoudelijke vernieuwing;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 december 2017;

Gelet op het protocol nr. 81 van 16 maart 2018, houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 81 van 16 maart 2018, houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het Overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op advies 63.190/1 van de Raad van State, gegeven op 27 april 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op alle erkende academies van het deeltijds kunstonderwijs.

In afwijking van het eerste lid zijn artikel 3 tot en met 33, artikel 35, 39, 40, 44, 45, artikel 52 tot en met 58 en artikel 63 tot en met 67 niet van toepassing op de Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn in Mechelen.

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° algemeen vak: een vak dat de kunstvakken voedt, verdiept, verbreedt en omkadert, met een brede beschouwende en kritische focus;2° decreet van 9 maart 2018: het decreet betreffende het deeltijds kunstonderwijs van 9 maart 2018;3° elektronisch: een elektronische verwerking van gegevens die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804 en bovendien een bewijs oplevert van deze verwerking, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens;4° leerling: een regelmatige leerling als vermeld in artikel 3 54° van het decreet van 9 maart 2018;5° lessenrooster: een schema van de vakken die in een week gegeven worden;6° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs. HOOFDSTUK 2. - Indeling van het opleidingsaanbod in opties en vakken Afdeling 1. - Opties en vakken in het domein beeldende en audiovisuele

kunsten Onderafdeling 1. - Opties

Art. 3.In het domein beeldende en audiovisuele kunsten kunnen de volgende opties georganiseerd worden: 1° in de eerste graad: beeldatelier;2° in de tweede graad: a) audiovisueel atelier;b) beeldatelier;3° in de derde graad: a) architectuuratelier;b) audiovisueel atelier;c) beeldatelier;d) beeldverhaalatelier;e) digitaal beeldatelier;f) initiatieatelier;g) textielatelier;4° in de studierichting beeldend kunstenaar in de vierde graad: a) beeldende en audiovisuele kunsten;b) beeldhouwen en ruimtelijke kunst;c) cross-over-project;d) digitale beeldende kunst;e) glasschilderkunst;f) grafiekkunst;g) interactieve media;h) keramiek;i) levend model;j) projectatelier;k) schilderkunst;l) tekenkunst;m) textiele kunst;5° in de studierichting cineast in de vierde graad: a) animatiefilm;b) video- en filmkunst;6° in de studierichting fotograaf in de vierde graad: fotokunst;7° in de studierichting juweelontwerper/goudsmid in de vierde graad: juweelontwerp/edelmetaal;8° in de studierichting kantwerker in de vierde graad: kantwerk;9° in de studierichting ontwerper in de vierde graad: a) architecturaal ontwerp;b) grafisch ontwerp en illustratie;c) interieurontwerp;d) kunstambacht: boekkunst (boekbinden);e) kunstambacht: glas-in-lood;f) kunstambacht: glaskunst;g) kunstambacht: hout-meubel;h) kunstambacht: mozaïek;i) kunstambacht: papier;j) kunstambacht: polychromie;k) kunstambacht: schilderen-fresco's;l) kunstambacht: steen-beeld;m) kunstambacht: textiel;n) modeontwerp;o) productontwerp;p) scenografie;q) schoenontwerp;r) sounddesign;s) weefontwerp;10° in de studierichting restauratievakman meubel in de vierde graad: meubelrestauratie;11° in de studierichting siersmid/kunstsmid in de vierde graad: smeedwerk;12° in de kortlopende studierichting beeldende en audiovisuele cultuur: a) beeldende en audiovisuele cultuur;b) recensent beeldende en audiovisuele kunsten;13° in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten: alle opties, vermeld in punt 4° tot en met 11°. Onderafdeling 2. - Vakken

Art. 4.In het domein beeldende en audiovisuele kunsten kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° in de eerste graad: a) audiovisueel atelier;b) beeldatelier;2° in de tweede graad: a) audiovisueel atelier;b) beeldatelier;3° in de derde graad: a) architectuuratelier;b) audiovisueel atelier;c) beeldatelier;d) beeldverhaalatelier;e) digitaal beeldatelier;f) digitale beeldverwerking;g) initiatieatelier;h) kunstinitiatie;i) textielatelier;j) waarnemingstekenen;k) wetenschappelijk tekenen;4° in de studierichting beeldend kunstenaar in de vierde graad: a) digitale beeldverwerking;b) dramaturgie;c) expressie;d) kunst en cultuur;e) kunst- en cultuurfilosofie;f) ontwerpschetsen;g) specifiek artistiek atelier: beeldende en audiovisuele kunsten;h) specifiek artistiek atelier: beeldhouwen en ruimtelijke kunst;i) specifiek artistiek atelier: digitale beeldende kunst;j) specifiek artistiek atelier: glasschilderkunst;k) specifiek artistiek atelier: interactieve media;l) specifiek artistiek atelier: keramiek;m) specifiek artistiek atelier: levend model;n) specifiek artistiek atelier: projectatelier;o) specifiek artistiek atelier: schilderkunst;p) specifiek artistiek atelier: tekenkunst;q) specifiek artistiek atelier: textiele kunst;r) specifiek artistiek atelier: grafiekkunst;s) waarnemingstekenen;t) wetenschappelijk tekenen;5° in de studierichting cineast in de vierde graad: a) digitale beeldverwerking;b) dramaturgie;c) expressie;d) kunst en cultuur;e) kunst- en cultuurfilosofie;f) ontwerpschetsen;g) specifiek artistiek atelier: animatiefilm;h) specifiek artistiek atelier: video- en filmkunst;i) waarnemingstekenen;j) wetenschappelijk tekenen;6° in de studierichting fotograaf in de vierde graad: a) digitale beeldverwerking;b) dramaturgie;c) expressie;d) kunst en cultuur;e) kunst- en cultuurfilosofie;f) ontwerpschetsen;g) specifiek artistiek atelier: fotokunst;h) waarnemingstekenen;i) wetenschappelijk tekenen;7° in de studierichting juweelontwerper/goudsmid in de vierde graad: a) digitale beeldverwerking;b) dramaturgie;c) expressie;d) kunst en cultuur;e) kunst- en cultuurfilosofie;f) ontwerpschetsen;g) specifiek artistiek atelier: juweelontwerp/edelmetaal;h) waarnemingstekenen;i) wetenschappelijk tekenen;8° in de studierichting kantwerker in de vierde graad: a) digitale beeldverwerking;b) dramaturgie;c) expressie;d) kunst en cultuur;e) kunst- en cultuurfilosofie;f) ontwerpschetsen;g) specifiek artistiek atelier: kantwerk;h) waarnemingstekenen;i) wetenschappelijk tekenen;9° in de studierichting ontwerper in de vierde graad: a) digitale beeldverwerking;b) dramaturgie;c) expressie;d) kunst en cultuur;e) kunst- en cultuurfilosofie;f) ontwerpschetsen;g) scenografie;h) specifiek artistiek atelier: architecturaal ontwerp;i) specifiek artistiek atelier: grafisch ontwerp en illustratie;j) specifiek artistiek atelier: interieurontwerp;k) specifiek artistiek atelier: modeontwerp;l) specifiek artistiek atelier: productontwerp;m) specifiek artistiek atelier: schoenontwerp;n) specifiek artistiek atelier: sounddesign;o) specifiek artistiek atelier: weefontwerp;p) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: boekkunst (boekbinden);q) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: glas-in-lood;r) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: glaskunst;s) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: hout-meubel;t) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: mozaïek;u) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: papier;v) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: polychromie;w) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: schilderen-fresco's;x) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: steen-beeld;y) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: textiel;z) waarnemingstekenen; aa) wetenschappelijk tekenen; 10° in de studierichting restauratievakman meubel in de vierde graad: a) digitale beeldverwerking;b) dramaturgie;c) expressie;d) kunst en cultuur;e) kunst- en cultuurfilosofie;f) ontwerpschetsen;g) specifiek artistiek atelier: meubelrestauratie;h) waarnemingstekenen;i) wetenschappelijk tekenen;11° in de studierichting siersmid/kunstsmid in de vierde graad: a) digitale beeldverwerking;b) dramaturgie;c) expressie;d) kunst en cultuur;e) kunst- en cultuurfilosofie;f) ontwerpschetsen;g) specifiek artistiek atelier: smeedwerk;h) waarnemingstekenen;i) wetenschappelijk tekenen;12° in de kortlopende studierichting beeldende en audiovisuele cultuur: a) beeldende en audiovisuele kritiek;b) digitale beeldverwerking;c) dramaturgie;d) expressie;e) initiatie tekenen;f) kunst- en cultuurfilosofie;g) kunstgeschiedenis;h) mediatraining;i) tentoonstellingsbeheer;j) de vakken vermeld in artikel 6 paragraaf 5, in artikel 8 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5, 6 en 7.13° in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten: alle vakken, vermeld in punt 4° tot en met 11°. De vakken beeldende en audiovisuele kritiek, dramaturgie, kunst en cultuur, kunst- en cultuurfilosofie, kunstgeschiedenis, mediatraining, tentoonstellingsbeheer en wetenschappelijk tekenen zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken. Afdeling 2. - Opties en vakken in het domein dans

Onderafdeling 1. - Opties

Art. 5.In het domein dans kunnen de volgende opties georganiseerd worden: 1° in de eerste graad: dans.2° in de tweede graad: dans;3° in de derde graad: a) hedendaagse dans;b) jazzdans;c) klassieke dans;d) urban;e) werelddans;4° in de studierichting choreograaf in de vierde graad: choreografie;5° in de studierichting vertolkend danser in de vierde graad: a) hedendaagse dans;b) jazzdans;c) klassieke dans;d) urban;e) werelddans;6° in de studierichting creërend danser in de vierde graad: a) hedendaagse dans;b) jazzdans;c) klassieke dans;d) urban;e) werelddans;7° in de kortlopende studierichting danscultuur: a) danscultuur;b) recensent: dans;8° in de kortlopende studierichting specialisatie dans: alle opties, vermeld in punt 4° tot en met 6°. Onderafdeling 2. - Vakken

Art. 6.§ 1. In de eerste graad in de optie dans kan het volgende vak georganiseerd worden: dansinitiatie. § 2. In de tweede graad in de optie dans kan het volgende vak georganiseerd worden: danslab. § 3. In de derde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° in de optie klassieke dans: danslab klassieke dans;2° in de optie hedendaagse dans: danslab hedendaagse dans;3° in de derde graad in de optie jazzdans: danslab jazzdans;4° in de derde graad in de optie urban: danslab urban;5° in de derde graad in de optie werelddans: a) danslab Spaanse dans;b) danslab volksdans;c) danslab Irish/soft shoe;d) danslab karakterdans;e) danslab tapdans. In de opties, vermeld in het eerste lid, kan elk vak vermeld in dit artikel als keuzevak gevolgd worden.

In de opties, vermeld in het eerste lid, kan het vak musical/muziektheater-dans als keuzevak gevolgd worden. § 4. In de vierde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° in de studierichting choreograaf: a) danscompositie en -improvisatie;b) scenografie;2° in de studierichting vertolkend danser in de optie klassieke dans: danslab klassieke dans;3° in de studierichting vertolkend danser in de optie hedendaagse dans: danslab hedendaagse dans;4° in de studierichting vertolkend danser in de optie jazzdans: danslab jazzdans;5° in de studierichting vertolkend danser in de optie urban: danslab urban;6° in de studierichting vertolkend danser in de optie werelddans: a) danslab Spaanse dans;b) danslab volksdans;c) danslab Irish/soft shoe;d) danslab karakterdans;e) danslab tapdans;7° in de studierichting creërend danser in de optie klassieke dans: danslab klassieke dans;8° in de studierichting creërend danser in de optie hedendaagse dans: danslab hedendaagse dans;9° in de studierichting creërend danser in de optie jazzdans: danslab jazzdans;10° in de studierichting creërend danser in de optie urban: danslab urban;11° in de studierichting creërend danser in de optie werelddans: a) danslab Spaanse dans;b) danslab volksdans;c) danslab Irish/soft shoe;d) danslab karakterdans;e) danslab tapdans. In de opties, vermeld in het eerste lid, kan elk vak vermeld in dit artikel als keuzevak gevolgd worden.

In de opties, vermeld in het eerste lid, kan het vak musical/muziektheater-dans als keuzevak gevolgd worden. § 5. In de kortlopende studierichting danscultuur kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° danskritiek;2° geschiedenis van de dans;3° voorstellingsanalyse dans;4° de vakken vermeld in artikel 4, 12°, in artikel 8 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5, 6 en 7. § 6. In de kortlopende studierichting specialisatie dans: alle vakken, vermeld in paragraaf 4. § 7. De vakken danskritiek, geschiedenis van de dans en voorstellingsanalyse dans zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken. Afdeling 3. - Opties en vakken in het domein woordkunst-drama

Onderafdeling 1. - Opties

Art. 7.In het domein woordkunst-drama kunnen de volgende opties georganiseerd worden: 1° in de eerste en tweede graad: woordkunst-drama: 2° in de derde graad: a) speltheater;b) spreken en vertellen;c) verteltheater;d) woordkunst-drama;3° in de studierichting vertolkend acteur in de vierde graad;a) speltheater;b) verteltheater;4° in de studierichting creërend acteur in de vierde graad: a) cabaret en comedy;b) kleinkunst;c) spreek- en verteltheater;d) theatermaker;5° in de studierichting theaterregisseur in de vierde graad: regie;6° in de kortlopende studierichting woordkunst- en dramacultuur: a) woordkunst- en dramacultuur;b) recensent woordkunst-drama;7° in de kortlopende studierichting schrijver: schrijver;8° in de kortlopende studierichting specialisatie woordkunst-drama: de opties, vermeld in punt 3° tot en met 5°. Onderafdeling 2. - Vakken

Art. 8.§ 1. In de eerste graad kan het volgende vak georganiseerd worden: woordinitiatie. § 2. In de tweede graad kan het volgende vak georganiseerd worden: woordatelier. § 3. In de derde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° in de optie speltheater: a) dramastudio;b) speltheater;2° in de optie spreek- en verteltheater: a) spreken en vertellen;b) woordstudio;3° in de optie verteltheater: a) dramastudio;b) story-telling;c) woordstudio;4° in de optie woordkunst-drama: woordlab; In de opties, vermeld in het eerste lid, kan elk vak vermeld in dit artikel als keuzevak gevolgd worden.

In de opties, vermeld in het eerste lid, kan het vak musical/muziektheater-drama als keuzevak gevolgd worden. § 4. In de vierde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° in de studierichting vertolkend acteur in de optie speltheater: a) dramalab;b) theater;2° in de studierichting vertolkend acteur in de optie verteltheater: a) dramalab;b) verteltheater-stemregie;3° in de studierichting creërend acteur in de optie spreek- en verteltheater: a) dramalab;b) radio maken;c) spreken en presenteren;d) storytelling;4° in de studierichting creërend acteur in de optie theatermaker: a) cabaret en comedy;b) dramaturgie;c) figuren- en poppentheater;d) improvisatietheater;e) dramalab;f) mime en bewegingstheater;g) procesdrama;h) rap- en slampoetry;i) theater maken;5° in de studierichting creërend acteur in de optie cabaret en comedy: a) cabaret en comedy;b) dramalab;6° in de studierichting creërend acteur in de optie kleinkunst: a) instrument: klassiek;b) instrument: oude muziek;c) instrument: jazz-pop-rock;d) instrument: folk- en wereldmuziek;e) dramalab;f) spel;g) tekstschrijven en -vertolken;7° in de studierichting theaterregisseur in de optie regie: a) dramaturgie;b) spelcoaching;c) theatergeschiedenis;d) theatertechnieken;e) theorie van de regie. In de opties, vermeld in het eerste lid, kan elk vak vermeld in dit artikel als keuzevak gevolgd worden.

In de opties, vermeld in het eerste lid, kan het vak musical/muziektheater-drama als keuzevak gevolgd worden. § 5. In de kortlopende studierichting woordkunst- en dramacultuur kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° literatuurgeschiedenis;2° theatergeschiedenis;3° theaterkritiek;4° voorstellingsanalyse woordkunst-drama;5° de vakken vermeld in artikel 4, 12°, in artikel 6 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5, 6 en 7. § 6. In de kortlopende studierichting schrijver kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° cabaret en comedy;2° dramacultuur;3° literaire facetten;4° schrijven;5° script;6° spreken en presenteren;7° performance. § 7. In de kortlopende studierichting specialisatie woordkunst-drama: de vakken, vermeld in paragraaf 4. § 8. De vakken dramacultuur, dramalab, dramaturgie, literaire facetten, literatuurgeschiedenis, theatergeschiedenis, theaterkritiek, theorie van de regie, en voorstellinganalyse woordkunst-drama zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken. Afdeling 4. - Opties, vakken en muziekinstrumenten in het domein

muziek Onderafdeling 1. - Opties

Art. 9.In het domein muziek kunnen de volgende opties georganiseerd worden: 1° in de eerste graad: muziekinitiatie;2° in de tweede graad: muziek;3° in de derde graad: a) experimentele muziek;b) folk- en wereldmuziek;c) jazz-pop-rock;d) klassiek;e) musical/muziektheater;f) muziek schrijven;g) oude muziek;4° in de studierichting vertolkend muzikant in de vierde graad: a) folk- en wereldmuziek;b) jazz-pop-rock;c) klassiek;d) musical/muziektheater;e) oude muziek;5° in de studierichting creërend muzikant in de vierde graad: a) experimentele muziek;b) folk- en wereldmuziek;c) jazz-pop-rock;d) klassiek;e) musical/muziektheater;f) muziekproductie;g) oude muziek;6° in de studierichting dirigent in de vierde graad: a) dirigent instrumentale muziek;b) dirigent vocale muziek;7° in de studierichting dj in de vierde graad: dj;8° in de kortlopende studierichting muziekcultuur: a) muziekcultuur;b) recensent: muziek;9° in de kortlopende studierichting muziekgeschiedenis: muziekgeschiedenis;10° in de kortlopende studierichting specialisatie muziek: alle opties, vermeld in punt 4° tot en met 7°. Onderafdeling 2. - Vakken

Art. 10.§ 1. In de eerste graad in de optie muziekinitiatie kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° groepsmusiceren;2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;5° groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;10° instrument: klassiek;11° instrument: oude muziek;12° instrument: jazz-pop-rock;13° instrument: folk- en wereldmuziek;14° muziekinitiatie. § 2. In de tweede graad in de optie muziek kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° groepsmusiceren;2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock; 5 groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek; 6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;10° instrument: klassiek;11° instrument: oude muziek;12° instrument: jazz-pop-rock;13° instrument: folk- en wereldmuziek;14° muzikale en culturele vorming;15° muzikale en culturele vorming: klassiek;16° muzikale en culturele vorming: oude muziek;17° muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;18° muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek. § 3. In de derde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° in de optie klassiek: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk: klassiek;d) compositie;e) groepsmusiceren;f) groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;g) groepsmusiceren vocaal: klassiek;h) hedendaagse muziek;i) improvisatie;j) instrument: klassiek;k) muziektheorie;l) muzikale en culturele vorming;m) muzikale en culturele vorming: klassiek;2° in de optie oude muziek: a) begeleidingspraktijk;b) begeleidingspraktijk: oude muziek;c) groepsmusiceren;d) groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;e) groepsmusiceren vocaal: oude muziek;f) historische uitvoeringspraktijk;g) improvisatie;h) instrument: oude muziek;i) muziektheorie;j) muzikale en culturele vorming;k) muzikale en culturele vorming: oude muziek;3° in de optie jazz-pop-rock: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk: jazz-pop-rock;d) compositie;e) groepsmusiceren;f) groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;g) groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;h) improvisatie;i) instrument: jazz-pop-rock;j) muziektheorie;k) muzikale en culturele vorming;l) muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;m) singer-songwriter;4° in de optie folk- en wereldmuziek: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek;d) compositie;e) groepsmusiceren;f) groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;g) groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;h) improvisatie;i) instrument: folk- en wereldmuziek;j) muziektheorie;k) muzikale en culturele vorming;l) muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek;5° in de optie musical/muziektheater: a) arrangeren;b) atelier: musical/muziektheater;c) compositie;d) groepsmusiceren;e) groepsmusiceren instrumentaal: musical/muziektheater;f) groepsmusiceren vocaal: musical/muziektheater;g) improvisatie;h) musical/muziektheater-dans;i) musical/muziektheater-drama;j) muziektheorie;k) muzikale en culturele vorming;l) zang musical/muziektheater;6° in de optie experimentele muziek: a) arrangeren;b) compositie;c) improvisatie;d) geluidsleer en opnametechniek;e) live/studio electronics;f) muziektheorie;g) muzikale en culturele vorming;h) klanklab 7° in de optie muziek schrijven: a) arrangeren;b) compositie;c) improvisatie;d) geluidsleer en opnametechniek;e) instrument: folk- en wereldmuziek;f) instrument: jazz-pop-rock;g) instrument: klassiek;h) instrument: oude muziek;i) klanklab;j) muzikale en culturele vorming;k) muziektheorie. § 4. In de vierde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden: 1° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie klassiek: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk: klassiek;d) geluidsleer en opnametechniek;e) groepsmusiceren;f) groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;g) groepsmusiceren vocaal: klassiek;h) improvisatie;i) instrument: klassiek;j) hedendaagse muziek;k) muziekgeschiedenis;l) muziektheorie;2° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie oude muziek: a) begeleidingspraktijk;b) begeleidingspraktijk: oude muziek;c) groepsmusiceren;d) groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek e) groepsmusiceren vocaal: oude muziek;f) historische uitvoeringspraktijk;g) improvisatie;h) instrument: oude muziek;i) muziekgeschiedenis;j) muziektheorie;3° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie jazz-pop-rock: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk: jazz-pop-rock;d) geluidsleer en opnametechniek;e) groepsmusiceren;f) groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;g) groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;h) improvisatie;i) instrument: jazz-pop-rock;j) muziektheorie;k) muziekgeschiedenis;l) singer-songwriter;4° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie folk- en wereldmuziek: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek;d) geluidsleer en opnametechniek;e) groepsmusiceren;f) groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;g) groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;h) improvisatie;i) instrument: folk- en wereldmuziek;j) muziektheorie;k) muziekgeschiedenis;5° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie musical/muziektheater: a) arrangeren;b) atelier: musical/muziektheater;c) danscompositie en -improvisatie;d) musical/muziektheater-dans;e) groepsmusiceren;f) groepsmusiceren instrumentaal: musical/muziektheater;g) groepsmusiceren vocaal: musical/muziektheater;h) musical/muziektheater-drama;i) muziekgeschiedenis;j) muziektheorie;k) zang musical/muziektheater.6° in de studierichting creërend muzikant in de optie klassiek: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk: klassiek;d) compositie: klassiek;e) instrument: klassiek;f) geluidsleer en opnametechniek;g) groepsmusiceren;h) groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;i) groepsmusiceren vocaal: klassiek;j) hedendaagse muziek;k) improvisatie;l) muziekgeschiedenis;m) muziektheorie;7° in de studierichting creërend muzikant in de optie oude muziek: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk: oude muziek;d) groepsmusiceren;e) groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;f) groepsmusiceren vocaal: oude muziek;g) historische uitvoeringspraktijk;h) improvisatie;i) instrument: oude muziek;j) muziekgeschiedenis;k) muziektheorie;8° in de studierichting creërend muzikant in de optie jazz-pop-rock: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk jazz-pop-rock;d) compositie: jazz-pop-rock;e) improvisatie;f) instrument: jazz-pop-rock;g) geluidsleer en opnametechniek;h) groepsmusiceren;i) groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;j) groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;k) muziektheorie;l) muziekgeschiedenis;m) singer-songwriter;9° in de studierichting creërend muzikant in de optie folk- en wereldmuziek: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek;d) compositie: folk- en wereldmuziek;e) geluidsleer en opnametechniek;f) groepsmusiceren;g) groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;h) groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;i) instrument: folk- en wereldmuziek;j) muziektheorie;k) muziekgeschiedenis;10° in de studierichting creërend muzikant in de optie experimentele muziek: a) arrangeren;b) begeleidingspraktijk;c) compositie: experimentele muziek;d) geluidsleer en opnametechniek;e) klanklab;f) live/studio electronics;g) muziekgeschiedenis;h) muziektheorie;11° in de studierichting creërend muzikant in de optie musical/muziektheater: a) arrangeren;b) atelier: musical/muziektheater;c) compositie: musical/muziektheater;d) danscompositie en -improvisatie;e) musical/muziektheater-dans;f) groepsmusiceren;g) groepsmusiceren instrumentaal: musical/muziektheater;h) groepsmusiceren vocaal: musical/muziektheater;i) musical/muziektheater drama;j) muziekgeschiedenis;k) muziektheorie;l) zang musical/muziektheater;12° in de studierichting creërend muzikant in de optie muziekproductie: a) arrangeren;b) geluidsleer en opnametechniek;c) klanklab;d) muziekgeschiedenis;e) muziekmanagement;f) muziekproductie;g) singer-songwriter;13° in de studierichting dirigent in de optie dirigent: vocale muziek: a) analyse en begeleidingspraktijk;b) arrangeren;c) geluidsleer en opnametechniek;d) koordirectie;e) muziektheorie;f) muziekgeschiedenis;14° in de studierichting dirigent in de optie dirigent: instrumentale muziek: a) analyse en begeleidingspraktijk;b) arrangeren;c) geluidsleer en opnametechniek;d) muziektheorie;e) directie instrumentale muziek;f) muziekgeschiedenis;15° in de studierichting dj in de optie dj: a) arrangeren;b) bedienen pro-apparatuur;c) compositie: dj;d) dj-vaardigheden;e) geluidsleer en opnametechniek;f) klanklab;g) muziekgeschiedenis. § 5. In optie muziekcultuur van de kortlopende studierichting muziekcultuur kunnen de volgende vakken worden georganiseerd: 1° muziekcultuur: klassiek;2° muziekcultuur: oude muziek;3° muziekcultuur: jazz-pop-rock;4° muziekcultuur: folk- en wereldmuziek;5° muziekcultuur: musical/muziektheater;6° muziekcultuur: experimentele muziek;7° de vakken vermeld in artikel 4, 12°, in artikel 6 paragraaf 5, in artikel 8 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 6 en 7. § 6. In optie recensent van de kortlopende studierichting muziekcultuur kunnen de volgende vakken worden georganiseerd: 1° muziekcultuur: klassiek;2° muziekcultuur: oude muziek;3° muziekcultuur: jazz-pop-rock;4° muziekcultuur: folk- en wereldmuziek;5° muziekcultuur: musical/muziektheater;6° muziekcultuur: experimentele muziek;7° muziekkritiek; 8 de vakken vermeld in artikel 4, 12°, in artikel 6 paragraaf 5, in artikel 8 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5 en 7. § 7. In de kortlopende studierichting muziekgeschiedenis kunnen de volgende vakken worden georganiseerd: 1° muziekgeschiedenis: klassiek;2° muziekgeschiedenis: oude muziek;3° muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;4° muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;5° muziekgeschiedenis: musical/muziektheater;6° muziekgeschiedenis: experimentele muziek;7° de vakken vermeld in artikel 4, 12°, in artikel 6 paragraaf 5, in artikel 8 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5 en 6. § 8. In de kortlopende studierichting specialisatie muziek: alle vakken, vermeld in paragraaf 4. § 9. In de opties, vermeld in artikel 9, met uitzondering van de optie muziekinitiatie, kan elk vak, vermeld in paragraaf 2, 3 en 4, als keuzevak gevolgd worden.

Een leerling kan het vak groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal, groepsmusiceren instrumentaal of begeleidingspraktijk van zijn optie vervangen door het vak groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal, groepsmusiceren instrumentaal of begeleidingspraktijk van een andere optie. Daarvoor is de toestemming van de directeur en de betrokken leerkrachten noodzakelijk. § 10. De vakken geluidsleer en opnametechniek, muziekcultuur: experimentele muziek, muziekcultuur: folk- en wereldmuziek, muziekcultuur: jazz-pop-rock, muziekcultuur: klassiek, muziekcultuur: musical/muziektheater, muziekcultuur: oude muziek, muziekgeschiedenis, muziekgeschiedenis: experimentele muziek, muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek, muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock, muziekgeschiedenis: klassiek, muziekgeschiedenis: musical/muziektheater, muziekgeschiedenis: oude muziek, muziekkritiek, muziekmanagement, muzikale en culturele vorming, muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek, muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock, muzikale en culturele vorming: klassiek en muzikale en culturele vorming: oude muziek zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken.

Onderafdeling 3. - Muziekinstrumenten

Art. 11.In het vak instrument: klassiek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden: 1° snaarinstrumenten (strijkers en tokkelinstrumenten): a) altviool;b) cello;c) contrabas;d) gitaar;e) harp;f) mandoline;g) viool;2° toetseninstrumenten: a) accordeon;b) bandoneon;c) beiaard;d) klavecimbel;e) klavierklas;f) orgel;g) piano;3° blaasinstrumenten: a) altfluit;b) althoorn;c) altklarinet;d) altsaxofoon;e) bariton;f) baritonsaxofoon;g) basblokfluit;h) basfluit;i) basklarinet;j) bassaxofoon;k) bastrombone;l) bastuba;m) blokfluit;n) bugel;o) contrafagot;p) dwarsfluit;q) Engelse hoorn;r) eufonium;s) fagot;t) hobo;u) hoorn;v) klarinet;w) kleine klarinet;x) kornet;y) piccolo;z) piccolotrompet; aa) sopraansaxofoon; ab) sopraninosaxofoon; ac) tenorsaxofoon; ad) trombone; ae) trompet; 4° slagwerk: a) melodisch slagwerk;b) orkestslagwerk;c) ritmisch slagwerk;5° zang: zang. In het eerste lid, 2°, e), wordt verstaan onder klavierklas: een cursus waarin tenminste twee van volgende toetsinstrumenten geïntegreerd aangeboden worden: piano, klavecimbel, clavichord, harmonium, pianoforte en orgel. De cursus is bedoeld om bepaalde leerlingen van verschillende toetsinstrumenten te laten proeven vooraleer een keuze te maken, of om een veelzijdige klavierspeler op te leiden.

Art. 12.In het vak instrument: oude muziek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden: 1° altviool;2° barokhobo;3° barokluit;4° barokmusette;5° bassethoorn;6° blokfluit;7° cello;8° contrabas;9° cornetto;10° fagot;11° gamba;12° historisch toetsinstrument;13° historische gitaar;14° historische harp;15° hobo d'amore;16° mandoline;17° natuurhoorn;18° natuurtrompet;19° renaissanceblokfluit;20° renaissanceluit;21° sackbut;22° theorbe;23° traverso;24° viool;25° zang. In het eerste lid, 12°, wordt verstaan onder historisch toetsinstrument: clavichord, klavecimbel, orgel, pianoforte of harmonium.

Art. 13.In het vak instrument: jazz-pop-rock kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden: 1° accordeon;2° altsaxofoon;3° baritonsaxofoon;4° basgitaar;5° bastuba;6° bugel;7° contrabas;8° kornet;9° dwarsfluit;10° elektrische en/of akoestische gitaar;11° hoorn;12° keyboard;13° klarinet;14° melodisch slagwerk;15° mondharmonica;16° piano;17° ritmisch slagwerk;18° sopraansaxofoon;19° tenorsaxofoon;20° trombone;21° trompet;22° viool;23° zang.

Art. 14.In het vak instrument: folk- en wereldmuziek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden: 1° bandoneon;2° blaasinstrumenten folk- en wereldmuziek;3° chromatische accordeon;4° concertina;5° contrabas;6° diatonische accordeon;7° doedelzak;8° draailier;9° folkgitaar;10° folkviool;11° historische- en slaginstrumenten;12° hommel;13° Keltische harp;14° mandoline;15° nyckelharpa;16° piano-accordeon;17° saz;18° ud;19° vedel;20° zang.

Art. 15.In artikel 14, 2° wordt verstaan onder blaasinstrumenten folk- en wereldmuziek, blaasinstrumenten eigen aan andere opties die ook gangbaar zijn in de folk- en wereldmuziek, evenals de blaasinstrumenten eigen aan de folk- en wereldmuziek.

In artikel 14, 11° wordt verstaan onder historische- en slaginstrumenten folk- en wereldmuziek, weinig voorkomende muziekinstrumenten die gebruikt worden in de folk- en wereldmuziek, evenals slaginstrumenten eigen aan de folk- en wereldmuziek. Afdeling 5. - De optie domeinoverschrijdende initiatieopleiding

Art. 16.In de optie domeinoverschrijdende initiatieopleiding wordt het vak domeinoverschrijdende initiatie georganiseerd. HOOFDSTUK 3. - Organisatie van het onderwijs Afdeling 1. - Lessenroosters in langlopende en kortlopende

studierichtingen

Art. 17.Conform artikel 23 van het decreet van 9 maart 2018 stelt de academie voor elke opleiding die ze organiseert een lessenrooster samen dat bestaat uit de vakken die conform artikel 4, 6, 8 en 10 van dit besluit georganiseerd kunnen worden in de desbetreffende studierichting en graad of in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding. De academie kiest de vakken in functie van de basiscompetenties, de specifieke eindtermen of de beroepskwalificatie die de leerlingen moeten bereiken.

De academie verdeelt de vakken en hun minimale studieomvang evenwichtig over de verschillende leerjaren naargelang de trajecten, vermeld in artikel 12 tot en met 20 van het decreet van 9 maart 2018, die ze aanbiedt.

Met behoud van de toepassing van artikel 22 van het decreet van 9 maart 2018 kan een academie voor een vak leeractiviteiten van een halve lestijd organiseren. Met uitzondering van de derde graad dans waarborgt de academie daarbij dat de teller van de opdrachtbreuk waarin de leraar wordt aangesteld een geheel getal is. Afdeling 2. - Beeldende en audiovisuele kunsten

Art. 18.§ 1. In de eerste graad wordt de minimale studieomvang van vier wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3 eerste lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan minstens één van de vakken, vermeld in artikel 4, 1°, van dit besluit. § 2. In de tweede graad wordt de minimale studieomvang van acht wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3 tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het aan de optie gelijknamige vak, vermeld in artikel 4, 2°, van dit besluit. § 3. In de derde graad voor jongeren worden ten minste achttien wekelijkse lestijden van de studieomvang van vierentwintig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het met de optie gelijknamige vak.

De resterende wekelijkse lestijden van de studieomvang van vierentwintig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, worden in de optie initiatieatelier besteed aan een of meer van de volgende keuzevakken: het gelijknamige vak van een andere optie, initiatieatelier, digitale beeldverwerking, kunstinitiatie, waarnemingstekenen of wetenschappelijk tekenen. § 4. In de derde graad voor volwassenen worden ten minste zes wekelijkse lestijden van de studieomvang van acht wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het met de optie gelijknamige vak.

De resterende wekelijkse lestijden van de studieomvang van acht wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, worden in de optie initiatieatelier besteed aan een of meer van de volgende keuzevakken: het gelijknamige vak van een andere optie, initiatieatelier, digitale beeldverwerking, kunstinitiatie, waarnemingstekenen of wetenschappelijk tekenen. § 5. In de vierde graad worden ten minste achtentwintig wekelijkse lestijden van de studieomvang van veertig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het gelijknamige specifiek artistiek atelier van de optie of in het geval van de optie scenografie van de studierichting ontwerper, het vak scenografie.

In afwijking van het eerste lid mogen maximaal twaalf wekelijkse lestijden van het specifiek artistiek atelier van de optie vervangen worden door het specifiek artistiek atelier van een andere optie.

In afwijking van het eerste lid worden in de optie cross-over-project de wekelijkse lestijden van het vak specifiek artistiek atelier ingevuld door een of meer specifieke artistieke ateliers van de andere opties, vermeld in artikel 4, 4° tot en met 12°.

De resterende wekelijkse lestijden van de studieomvang van veertig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, worden besteed aan een of meer van volgende keuzevakken: het gelijknamige specifiek artistiek atelier van een andere optie, digitale beeldverwerking, dramaturgie, expressie, kunst en cultuur, kunst- en cultuurfilosofie, ontwerpschetsen, scenografie, waarnemingstekenen of wetenschappelijk tekenen. Afdeling 3. - Dans

Art. 19.§ 1. In de eerste graad wordt de minimale studieomvang van twee lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, eerste lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak dansinitiatie. § 2. In de opties van de tweede, derde en vierde graad wordt de minimale studieomvang van respectievelijk acht, zeveneneenhalf en negen wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14 § 3 tweede, derde en vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het met de optie gelijknamige danslab.

In afwijking van het eerste lid wordt voor de optie werelddans in de derde en de vierde graad de minimale studieomvang van respectievelijk zeveneneenhalf en negen wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3 derde en vierde lid, van het voormelde decreet, besteed aan een van de vakken vermeld in respectievelijk artikel 6, § 3, eerste lid, 5°, en § 4, eerste lid, 6° en 11°, van dit besluit. Afdeling 4. - Woordkunst-drama

Art. 20.§ 1. In de eerste graad wordt de minimale studieomvang van twee lestijden, vermeld in artikel 16, § 3 eerste lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak woordinitiatie. § 2. In de tweede graad wordt de minimale studieomvang van vier lestijden, vermeld in artikel 16, § 3 tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak woordatelier. § 3. In de derde graad in de optie speltheater wordt de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 16 § 3 derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan de vakken speltheater en dramastudio.

In de derde graad wordt in de optie spreken en vertellen de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 16 § 3 derde lid, van het voormelde decreet, besteed aan de vakken spreken en vertellen en woordstudio.

In de derde graad in de optie verteltheater wordt de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 16 § 3, derde lid, van het voormelde decreet, besteed aan minstens een van de vakken storytelling, woordstudio of dramastudio.

In de derde graad wordt in de optie woordkunst-drama de minimale studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16 § 3, derde lid van het voormelde decreet, besteed aan het vak woordlab. § 4. In de vierde graad wordt in elke optie, met uitzondering van de optie regie, het vak dramalab georganiseerd.

Naast het vak dramalab worden in de volgende opties de volgende vakken georganiseerd: 1° in de optie speltheater: theater;2° in de optie verteltheater: verteltheater-stemregie;3° in de optie kleinkunst: instrumentvak, tekstschrijven en -vertolken, spel;4° in de optie cabaret en comedy: cabaret en comedy. Onder het instrumentvak in het tweede lid wordt verstaan: het vak instrument: klassiek, vermeld in artikel 11, het vak instrument: oude muziek, vermeld in artikel 12, het vak instrument: jazz-pop-rock, vermeld in artikel 13 of het vak instrument: folk- en wereldmuziek vermeld in artikel 14.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid organiseert de academie in de volgende opties een van de volgende vakken: 1° in de optie spreek- en verteltheater: story-telling, spreken en presenteren of radio maken.De academie kan in die optie ook meer dan één van die vakken aanbieden.; 2° in de optie theatermaker: theater maken, figuren- en poppentheater, mime en bewegingstheater, improvisatietheater, procesdrama, rap- en slampoetry, cabaret en comedy, dramaturgie.De academie kan in die optie ook meer dan één van die vakken aanbieden. § 5. In de optie regie worden drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak spelcoaching. Voor de resterende drie lestijden heeft de academie de keuze uit de vakken theorie van de regie, dramaturgie, theatertechnieken en theatergeschiedenis. Afdeling 5. - Muziek

Art. 21.§ 1. In de eerste graad wordt de minimale studieomvang van twee lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 eerste lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak muziekinitiatie. § 2. In de tweede graad jongeren worden minstens vier wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van twaalf lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan een van de volgende vakken: het vak muzikale en culturele vorming, muzikale en culturele vorming: klassiek; muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock, muzikale en culturele vorming: oude muziek of muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek. § 3. In de tweede graad volwassenen worden minstens drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van 9 lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan een van de volgende vakken: muzikale en culturele vorming, muzikale en culturele vorming: klassiek, muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock, muzikale en culturele vorming: oude muziek, muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek. § 4. In de derde graad worden drie lestijden van de minimale studieomvang van negen lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, in de volgende opties besteed aan de volgende vakken: 1° in de optie klassiek: instrument: klassiek;2° in de optie oude muziek: instrument: oude muziek;3° in de optie jazz-pop-rock: instrument: jazz-pop-rock;4° in de optie folk- en wereldmuziek: instrument folk- en wereldmuziek;5° in de optie musical/muziektheater: zang musical/muziektheater;6° in de optie experimentele muziek: live/studio electronics.7° in de optie muziek schrijven: muziektheorie. Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden in de volgende opties drie wekelijkse lestijden besteed aan de volgende vakken: 1° in de optie klassiek: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: klassiek, groepsmusiceren instrumentaal: klassiek of begeleidingspraktijk: klassiek;2° in de optie oude muziek: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: oude muziek, groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek, of begeleidingspraktijk: oude muziek;3° in de optie jazz-pop-rock: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock, groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock, of begeleidingspraktijk jazz-pop-rock;4° in de optie folk- en wereldmuziek: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek, groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek, of begeleidingspraktijk folk- en wereldmuziek;5° in de optie musical/muziektheater: atelier: musical/muziektheater; De resterende wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang, vermeld in het eerste lid, worden in de volgende opties besteed aan een of meer van de volgende vakken: 1° in de optie klassiek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 3, 1° ;2° in de optie oude muziek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 3, 2° ;3° in de optie jazz-pop-rock: de vakken, vermeld in artikel 10, § 3, 3° ;4° in de optie folk- en wereldmuziek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 3, 4° ;5° in de optie musical/muziektheater: de vakken, vermeld in artikel 10, § 3, 5° ;6° in de optie experimentele muziek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 3, 6°, 7° in de optie muziek schrijven: de vakken, vermeld in artikel 10, § 3, 7°. § 5. In de vierde graad studierichting vertolkend muzikant worden drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan de volgende vakken: 1° in de optie klassiek: instrument: klassiek;2° in de optie oude muziek: instrument: oude muziek;3° in de optie jazz-pop-rock: instrument: jazz-pop-rock;4° in de optie folk- en wereldmuziek: instrument: folk- en wereldmuziek;5° in de optie musical/muziektheater: zang musical/muziektheater. Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden drie wekelijkse lestijden in de optie musical/muziektheater besteed aan het vak atelier: musical/muziektheater.

De resterende wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, worden in de volgende opties besteed aan een of meer van de volgende vakken: 1° in de optie klassiek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 4, 1° ;2° in de optie oude muziek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 4, 2° ;3° in de optie jazz-pop-rock: de vakken, vermeld in artikel 10, § 4, 3° ;4° in de optie folk- en wereldmuziek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 4, 4°. § 6. In de vierde graad studierichting creërend muzikant worden drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan één van de volgende vakken: 1° in de optie klassiek: compositie: klassiek of instrument: klassiek;2° in de optie jazz-pop-rock: compositie: jazz-pop-rock of instrument: jazz-pop-rock;3° in de optie folk- en wereldmuziek: compositie: folk- en wereldmuziek of instrument: folk- en wereldmuziek;4° in de optie experimentele muziek: live/studio electronics;5° in de optie musical/muziektheater: compositie: musical/muziektheater of zang: musical/muziektheater;6° in de optie muziekproductie: muziekproductie;7° in de optie oude muziek: improvisatie of instrument: oude muziek De resterende wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 18, § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, worden in de volgende opties besteed aan een of meer van de volgende vakken: 1° in de optie klassiek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 4, 6° ;2° in de optie jazz-pop-rock: de vakken vermeld in artikel 10, § 4, 8° ;3° in de optie folk- en wereldmuziek: de vakken vermeld in artikel 10, § 4, 9° ;4° in de optie experimentele muziek: de vakken vermeld in artikel 10, § 4, 10° ;5° in de optie musical/muziektheater: de vakken vermeld in artikel 10, § 4, 11° ;6° in de optie muziekproductie: de vakken vermeld in artikel 10, § 4, 12° 7° in de optie oude muziek: de vakken vermeld in artikel 10, § 4, 7°. § 7. In de vierde graad van de studierichting dirigent worden in de optie dirigent vocale muziek drie lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan de vakken koordirectie en analyse en begeleidingspraktijk.

In de vierde graad van de studierichting dirigent worden in de optie dirigent instrumentale muziek drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3 vijfde lid, van het voormelde decreet, besteed aan de vakken directie instrumentale muziek en analyse en begeleidingspraktijk.

De resterende wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, worden in de volgende opties besteed aan een of meer van de volgende vakken: 1° in de optie dirigent: vocale muziek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 4, 13° ;2° in de optie dirigent: instrumentale muziek: de vakken, vermeld in artikel 10, § 4, 14°. § 8. In de vierde graad studierichting dj worden in de optie dj drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak dj-vaardigheden.

Art. 22.Het lessenrooster geldt voor alle leerlingen die zich voor de optie hebben ingeschreven, tenzij de leerling vrijgesteld is van een vak, conform artikel 34.

Een academie kan voor een opleiding verschillende alternatieve lessenroosters samenstellen waaruit de leerlingen een keuze kunnen maken.

Art. 23.§ 1. Conform artikel 73 § 2 van het decreet van 9 maart 2018 organiseert een academie gedurende het volledige schooljaar, met uitzondering van de vakantieperiodes en vakantiedagen, vermeld in artikel 25 en 26 van dit besluit, voor elk vak dat ze opneemt in haar lessenrooster, wekelijkse leeractiviteiten, naargelang het aantal lestijden dat ze in een bepaald leerjaar aan dat vak toewijst. § 2. Een academie kan de wekelijkse leeractiviteiten van een vak samenvoegen tot lesblokken als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de samenvoeging waarborgt de continuïteit van het leerproces in relatie tot de basiscompetenties, specifieke eindtermen of beroepskwalificaties en de leeftijd van de leerlingen;2° bij het begin van het schooljaar beschikt de academie over een jaarplanning waarin alle leeractiviteiten zijn weergegeven;3° bij de start van het schooljaar ontvangt de leerling de jaarplanning;4° de duurtijd van een lesblok is dezelfde als de som van de duurtijd van de lestijden die samengevoegd worden. § 3. Een academie kan een leeractiviteit als vermeld in artikel 3 35°, van het decreet van 9 maart 2018, of een lesblok als vermeld in paragraaf 2, vervangen door een extramurosactiviteit. De voorbereidings- en evaluatieverslagen liggen ter inzage voor de bevoegde inspectie.

Het eerste lid geldt niet voor extramurosactiviteiten die maar één dag duren.

In deze paragraaf wordt verstaan onder extramurosactiviteit: een leeractiviteit die plaatsvindt buiten de academie en georganiseerd wordt voor een of meer leerlingengroepen. § 4. Vanwege individuele artistieke redenen of vanwege deelname aan professionaliseringsactiviteiten kunnen leeractiviteiten op verzoek van de leraar verplaatst worden naar een ander tijdstip in de loop van het schooljaar als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de academie beschikt over een beoordelingskader om aanvragen tot lesverplaatsing te weigeren of toe te staan;2° de verplaatsing van de leeractiviteit wordt schriftelijk of elektronisch gemeld aan de leerlingen en betrokken personen;3° de academie houdt een register bij met aanvragen en beslissingen over verplaatsingen van leeractiviteiten, dat ter inzage aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en de onderwijsinspectie kan worden voorgelegd. Afdeling 6. - Leeractiviteiten op maat

Art. 24.Het schoolbestuur kan na onderhandelingmet het personeel in het lokaal comité de leeractiviteiten op maat vrij inplannen in de loop van het schooljaar naargelang de participatiemogelijkheden van de beoogde leerlingen.

De academie beschikt over een planning waarin de leeractiviteiten op maat zijn opgenomen, minstens twee weken voor die leeractiviteiten van start gaan.

De academie deelt de planning minstens twee weken vóór de leeractiviteiten van start gaan, schriftelijk of elektronisch mee aan alle leerlingen en afgestudeerden van de academie die in aanmerking komen voor deelname aan de leeractiviteiten op maat op basis van de toelatingsvoorwaarden die het schoolbestuur vooropstelt. Afdeling 7. - Organisatie van het schooljaar en de vakantieregeling

Art. 25.Het schooljaar begint op 1 september en eindigt op 31 augustus. Met behoud van de toepassing van artikel 64 van het decreet van 9 maart 2018, kunnen de leeractiviteiten op alle dagen van de week plaatsvinden.

Een academie is gedurende minstens veertig weken per jaar administratief geopend.

Art. 26.De volgende vakantieperioden worden vastgelegd: 1° de zomervakantie begint op 1 juli en eindigt op 31 augustus;2° de herfstvakantie begint op de maandag van de week waarin 1 november valt en duurt één week.Als 1 november op een zondag valt, dan begint de herfstvakantie op 2 november; 3° de kerstvakantie begint op de maandag van de week waarin 25 december valt en duurt twee weken.Als 25 december op een zaterdag of een zondag valt, dan begint de kerstvakantie op de maandag na 25 december; 4° de krokusvakantie begint op de zevende maandag voor Pasen en duurt één week;5° de paasvakantie begint op de eerste maandag van april en duurt twee weken.Als Pasen in maart valt, dan begint de paasvakantie op de maandag na Pasen. Als Pasen na 15 april valt, dan begint de paasvakantie op de tweede maandag voor Pasen.

Art. 27.Als ze niet tijdens een vakantieperiode vallen, is er bovendien vakantie op de volgende dagen: 1° 1 november;2° 11 november;3° 25 december;4° Pasen;5° paasmaandag;6° 1 mei;7° Hemelvaartsdag;8° Pinksteren;9° pinkstermaandag.

Art. 28.Een academie kan bijkomend twee facultatieve vakantiedagen organiseren.

De leeractiviteiten kunnen voor alle leerlingen of voor een groep van leerlingen maximaal twee dagen per schooljaar geschorst worden om pedagogische studiedagen voor de leraren te houden. Die pedagogische studiedagen kunnen niet opgesplitst worden.

Art. 29.De dag voor, van en na de bij wet of decreet bepaalde parlementaire, provinciale of gemeentelijke verkiezingen of volksraadpleging kunnen de lessen geschorst worden in de vestigingsplaats waarvan lokalen gebruikt zijn naar aanleiding van die verkiezingen of volksraadpleging. HOOFDSTUK 4. - Rechten en plichten van leerlingen Afdeling 1. - Toegang tot een opleiding

Art. 30.§ 1. Bij zijn inschrijving voor een opleiding die deel uitmaakt van een langlopende studierichting toont een leerling aan dat hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 29 tot en met 33 van het decreet van 9 maart 2018.

Voor wat de leeftijdsvoorwaarden betreft, legt de leerling een geldig identiteitsbewijs voor.

Om aan te tonen dat hij de vereiste basiscompetenties verworven heeft, legt de leerling een van de volgende schriftelijke of elektronische documenten voor: 1° een bewijs van competenties van de graad die hij met goed gevolg in het desbetreffende domein heeft afgewerkt;2° een studiebewijs van een inhoudelijk gelijkwaardige artistieke opleiding dat uitgereikt is door een erkende instelling voor secundair of hoger onderwijs;3° een studiebewijs van een inhoudelijk vergelijkbare opleiding dat uitgereikt is door een Syntra-opleidingscentrum of centrum voor volwassenenonderwijs, of een buitenlandse onderwijsinstelling;4° een competentiedocument dat uitgereikt is door een organisatie in het jeugdwerk, de sector voor amateurkunsten, de erfgoedsector of het sociaal-cultureel werk. In het derde lid, 4°, wordt verstaan onder competentiedocument: een schriftelijk of elektronisch document dat de competenties beschrijft die een deelnemer aan het jeugdwerk, de sector van de amateurkunsten, de erfgoedsector en het sociaal-cultureel werk heeft verworven, hetzij door vorming, hetzij door een vrijwillig engagement op te nemen bij een organisatie die in een van die sectoren actief is.

De leerling start in het eerste leerjaar van zijn opleiding, tenzij de directeur in samenspraak met de betrokken leerkrachten oordeelt dat de leerling in een hoger leerjaar kan starten. De leerling kan evenwel niet verplicht worden om in een hoger leerjaar te starten. § 2. Een leerling die bij zijn inschrijving niet kan aantonen dat hij de vereiste basiscompetenties verworven heeft, kan voorlopig ingeschreven worden voor een toelatingsperiode in de opleiding van zijn keuze als hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 29 van het decreet van 9 maart 2018.

In het eerste lid wordt verstaan onder toelatingsperiode: periode van voorlopige toelating tot een opleiding om te bepalen of de leerling beschikt over de competenties om de opleiding in kwestie succesvol te volgen.

Uiterlijk twee maanden na de start van het schooljaar beoordeelt de directeur op advies van de betrokken leerkrachten of de leerling over voldoende competenties beschikt om de opleiding voort te zetten en geeft daarover schriftelijke of digitale feedback aan de leerling.

De academie houdt een register bij met de aanvragen en gemotiveerde beslissingen over de toelatingsperiodes, dat ter inzage aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en aan de onderwijsinspectie kan worden voorgelegd.

Art. 31.§ 1. Bij zijn inschrijving voor een opleiding die deel uitmaakt van een kortlopende studierichting, toont een leerling aan dat hij aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 29 van het decreet van 9 maart 2018, voldoet, evenals aan de leeftijdsvoorwaarden die het schoolbestuur bepaalt.

Voor wat de leeftijdsvoorwaarden betreft, legt de leerling een geldig identiteitsbewijs voor. § 2. Om na te gaan of een leerling over de motivatie, de competenties en het potentieel beschikt om een kortlopende studierichting specialisatie te volgen, kan een academie een selectieactiviteit organiseren of een toelatingsperiode opleggen.

De academie informeert alle belanghebbenden over het tijdstip en het opzet van de selectieactiviteiten.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de evaluatie van de vierde graad als selectieactiviteit gelden.

De directeur beslist over de toelating tot een kortlopende studierichting specialisatie in samenspraak met de betrokken leerkrachten, en motiveert ze naar de leerling. In geval van een toelatingsperiode kan de directeur uiterlijk een maand na de start van het schooljaar beslissen.

Art. 32.De academie bezorgt de gegevens, vermeld in artikel 49 van het decreet van 9 maart 2018, uiterlijk 31 oktober van het betrokken schooljaar.

De minister bepaalt de wijze waarop de gegevens bezorgd moeten worden. Afdeling 2. - Volgen van een opleiding

Onderafdeling 1. - Indeling in klasgroepen

Art. 33.Met behoud van de toepassing van artikel 54, tweede lid van het decreet van 9 maart 2018 kunnen leerlingen die hetzelfde vak volgen, samen les volgen.

Leerlingen kunnen voor de algemene vakken, vermeld in artikel 4, tweede lid, artikel 6 § 7, artikel 8 § 8 of artikel 10 § 10 over de domeinen gegroepeerd worden in functie van de te bereiken basiscompetenties, specifieke eindtermen of beroepskwalificaties.

Onderafdeling 2. - Vrijstelling van een vak

Art. 34.Een leerling die zijn competenties kan aantonen via een bewijs van competenties, of een bewijs van beroepskwalificatie dat is uitgereikt in het deeltijds kunstonderwijs, of een studiebewijs dat is uitgereikt door een instelling voor voltijds secundair onderwijs, het volwassenenonderwijs of het hoger onderwijs, kan geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden voor een vak.

Het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het studiebewijs, vermeld in het eerste lid, kunnen zowel in schriftelijke als elektronische vorm worden voorgelegd.

De directeur kan het verzoek om vrijstelling weigeren via een met redenen omklede motivering.

De directeur kan ook vrijstelling verlenen voor een vak om pedagogische redenen. De directeur motiveert de vrijstelling in een document dat de verworven competenties beschrijft.

Onderafdeling 3. - Les volgen in verschillende academies

Art. 35.Een leerling kan een of meer vakken die tot het lessenrooster van dezelfde opleiding behoren, in verschillende academies volgen na schriftelijke of digitale elektronische toestemming van de directeurs van de academies.

De leerling schrijft zich in de verschillende academies in en verklaart zich akkoord met het academiereglement en het artistiek-pedagogisch project van elke academie.

De leerling betaalt het inschrijvingsgeld, conform artikel 90 tot en met 92 van het decreet van 9 maart 2018, in de academie waar hij zich het eerst aanmeldt.

Voor de berekening van de omkadering, vermeld in artikel 68 tot en met 72 van het voormelde decreet, wordt de leerling in maximaal twee academies voor 50% in rekening gebracht.

Elke academie organiseert de leerlingenbegeleiding, vermeld in artikel 4, tweede lid, 2°, van het voormelde decreet, en de leerlingenevaluatie, vermeld in artikel 59 tot en met 62 van het voormelde decreet, voor het gedeelte van de opleiding dat de leerling in die academie volgt. De academies maken afspraken over de uitwisseling van gegevens over de leerlingenbegeleiding en de leerlingenevaluatie. Afdeling 3. - Certificering

Art. 36.§ 1. Aan een leerling die alle basiscompetenties van een graad van een langlopende studierichting heeft verworven, reikt de academie een bewijs van competenties uit conform artikel 59 van het decreet van 9 maart 2018.

Aan een leerling die alle competenties van een beroepskwalificatie heeft verworven, reikt de academie een bewijs van beroepskwalificatie uit conform artikel 59 van het voormelde decreet.

Aan een leerling die een relevant gedeelte van de competenties van een beroepskwalificatie heeft verworven, reikt de academie een bewijs van competenties uit conform artikel 59 van het voormelde decreet.

De academie kan ook een bewijs van competenties uitreiken aan leerlingen die met goed gevolg een leerjaar van een bepaalde studierichting gevolgd hebben. § 2. Aan leerlingen die deelgenomen hebben aan leeractiviteiten op maat, conform artikel 4 derde lid van het decreet van 9 maart 2018, of leerlingen die een individueel aangepast curriculum conform artikel 52 van het voormelde decreet hebben gevolgd, reikt de academie een leerbewijs uit. Het leerbewijs omschrijft de verworven competenties. § 3. Als een leerling zijn opleiding in meer academies volgt, bepalen de directeurs in onderling overleg welke academie het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs, al naargelang van toepassing conform paragraaf 2, uitreikt. § 4. De academie kan vrij het model van het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs bepalen. Het document vermeldt: 1° de tekst "Bewijs van competenties, verworven in het deeltijds kunstonderwijs", "Bewijs van beroepskwalificatie, behaald in het deeltijds kunstonderwijs" of "Leerbewijs deeltijds kunstonderwijs", aangevuld met de opleidingsbenaming al naargelang van toepassing conform paragraaf 2;2° in geval van een bewijs van beroepskwalificatie: de beroepskwalificatie en het niveau en het logo van de Vlaamse Kwalificatiestructuur, vermeld in 14 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur;3° de studieomvang van de opleiding, uitgedrukt als de som van de gevolgde wekelijkse lestijden;4° de toegekende eindbeoordeling en graad van verdienste, als dat van toepassing is;5° de officiële naam van alle academies waar de leerling zijn opleiding geheel of gedeeltelijk gevolgd heeft;6° dat het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs, al naargelang van toepassing conform paragraaf 2, wordt uitgereikt conform de bepalingen van: a) het decreet van 9 maart 2018;b) dit besluit;7° alle voornamen, de naam, en de geboortedatum en -plaats van de leerling;8° in geval van een bewijs van competenties: dat aan het document een bijlage is toegevoegd met een opsomming van alle verworven competenties;9° de plaats en datum van de uitreiking;10° de naam en de handtekening van de directeur van de academie die het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs, al naargelang van toepassing conform paragraaf 2, uitreikt;11° een verwijzing naar de documenten die de academie als supplement toevoegt. Het bewijs van beroepskwalificatie wordt bekleed met het zegel van de academie die het uitreikt.

De academie kan de volgende documenten als supplement toevoegen: 1° een toelichting van het gehanteerde puntensysteem, de toekenning van graden van verdienste en het systeem om te bepalen wanneer een leerling geslaagd is;2° het portfolio, het repertoire dat de leerling heeft opgebouwd of een verwijzing naar een elektronische drager die die informatie bevat. HOOFDSTUK 5. - Personeelsformatie Afdeling 1. - Bestuurs- en onderwijzend personeel

Art. 37.Dit hoofdstuk is van toepassing op het gefinancierd of gesubsidieerd deeltijds kunstonderwijs.

Art. 38.De ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel mogen uitoefenen, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld: 1° wervingsambt in de domeinen beeldende en audiovisuele kunsten, dans, muziek en woordkunst-drama en in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding: leraar;2° wervingsambt in de domeinen muziek en dans: begeleider;3° bevorderingsambt in de domeinen beeldende en audiovisuele kunsten, dans, muziek en woordkunst-drama en in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding: directeur.

Art. 39.Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen in ambten van het onderwijzend personeel, vermeld in artikel 38, 1° en 2°, van dit besluit, dat een academie kan organiseren, is afhankelijk van het aantal lestijden dat die academie voor een bepaald schooljaar volgens de omkaderingsberekening, vermeld in artikel 69 tot en met 72 van het decreet van 9 maart 2018, toegewezen krijgt.

De lestijden van de eerste, tweede en derde graad en de lestijden van de vierde graad die de academie conform artikel 74 van het voormelde decreet overdraagt naar een andere graad, worden gedeeld door 22 voor het ambt van leraar in de structuuronderdelen van de eerste, tweede en derde graad. De eenheden van het quotiënt zijn gelijk aan het aantal volledige betrekkingen. De decimalen zijn gelijk aan een evenredige deeltijdse betrekking.

De lestijden voor de structuuronderdelen van de vierde graad en de kortlopende studierichtingen worden gedeeld door twintig voor het ambt van leraar in die structuuronderdelen. De eenheden van het quotiënt zijn gelijk aan het aantal volledige betrekkingen. De decimalen zijn gelijk aan een evenredige deeltijdse betrekking.

Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen in het ambt van directeur, vermeld in artikel 38, 3°, van dit besluit, wordt toegekend conform artikel 77 van het voormelde decreet.

Art. 40.De lestijden die een kunstacademie voor een bepaald schooljaar op grond van artikel 76, § 1, eerste en tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018 verwerft voor beleidsondersteuning of die een academie op grond van artikel 76, § 1, derde lid, van het voormelde decreet, voor een bepaald schooljaar verwerft voor pedagogische coördinatie, worden gedeeld door twintig tot op de eenheid. Het quotiënt is gelijk aan het aantal volledige betrekkingen in het ambt van leraar. Afdeling 2. - Aanwerven van voordrachtgevers

Art. 41.Een academie kan, na onderhandeling in het lokaal comité, maximaal 5% van de omkadering voor langlopende en kortlopende studierichtingen aanwenden voor de aanwerving van voordrachtgevers.

Het krediet voor voordrachtgevers wordt in het schooljaar 2018-2019 vastgesteld door het aantal lestijden dat de academie op die manier wil aanwenden, om te rekenen naar leeractiviteiten op schooljaarbasis, conform artikel 73, § 3 van het decreet van 9 maart 2018, en vervolgens te vermenigvuldigen met 58 euro.

Vanaf het schooljaar 2019-2020 wordt het bedrag, vermeld in het tweede lid, vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die voor een schooljaar (X, X+1) berekend wordt met de volgende formule: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij: 1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2. De A-coëfficiënt wordt voor 100% in rekening gebracht.

Het krediet wordt toegekend met een voorschot van 60% van het krediet in de loop van de maand november van het schooljaar in kwestie en het resterende saldo van 40% in de loop van de maand februari die daarop volgt. Maximaal de helft van de middelen kunnen overgedragen worden naar het krediet van het volgende schooljaar.

Art. 42.Het schoolbestuur bepaalt met toepassing van de regelgeving inzake overleg en onderhandelingen de wijze waarop het een voordrachtgever in dienst neemt en bepaalt zijn vergoeding. De rechtspositieregeling in het onderwijs is niet van toepassing.

In het eerste lid wordt verstaan onder rechtspositieregeling in het onderwijs: het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding en het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs. Afdeling 3. - Leeractiviteiten op maat

Art. 43.Een geheel van leeractiviteiten op maat wordt gelijkgesteld met een vak als vermeld in artikel 4, 6, 8 of 10, op basis van de bekwaamheidsbewijzen waarover het personeelslid beschikt dat in die leeractiviteiten wordt aangesteld. Afdeling 4. - Ondersteunend personeel en opvoedend hulppersoneel

Art. 44.De ambten die personeelsleden mogen uitoefenen, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld: 1° personeelscategorie ondersteunend personeel: administratief medewerker;2° personeelscategorie opvoedend hulppersoneel: studiemeester-opvoeder.

Art. 45.Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen in de ambten ondersteunend en opvoedend hulppersoneel, vermeld in artikel 44, 1° en 2°, van dit besluit, dat een academie kan organiseren, is afhankelijk van het aantal administratieve omkaderingseenheden dat die academie voor een bepaald schooljaar volgens de omkaderingsberekening, vermeld in artikel 79 of artikel 81 van het decreet van 9 maart 2018, toegewezen krijgt.

Art. 46.§ 1. Administratief omvat een volledige opdracht in het ambt van administratief medewerker 38 prestatie-eenheden. Elke omkaderingseenheid, vermeld in artikel 45, stemt overeen met een prestatie-eenheid.

Een ambt met onvolledige prestaties wordt administratief altijd uitgedrukt in een geheel aantal van de prestatie-eenheden, vermeld in het eerste lid. § 2. De effectieve wekelijkse prestaties van een volledige opdracht in het ambt van administratief medewerker omvat op weekbasis 36 klokuren.

In het eerste lid wordt verstaan onder effectieve wekelijkse prestaties: de feitelijke werktijd per week van de administratief medewerker.

Een onvolledige opdracht in het ambt van administratief medewerker omvat het evenredige deel van de klokuren, vermeld in het eerste lid.

Voor het bepalen van het voormelde evenredige deel, wordt de omrekeningstabel gebruikt die is opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. § 3. Een volledige opdracht in het ambt van studiemeester-opvoeder omvat op weekbasis 32 uren. HOOFDSTUK 6. - Inschrijvingsgeld Afdeling 1. - Bewijsstukken recht op verminderd inschrijvingsgeld

Art. 47.Om aan te tonen dat ze aan de leeftijdsvoorwaarde voldoen om in aanmerking te komen voor het tarief, vermeld in artikel 91, 2°, 3° of 4° van het decreet van 9 maart 2018, of om het recht op vermindering te genieten, conform artikel 92, § 3 van het voormelde decreet, leggen leerlingen een geldig identiteitsbewijs voor.

Art. 48.§ 1. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 1° of 2° van het decreet van 9 maart 2018 aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor: 1° een attest uitgereikt door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling;2° een attest uitgereikt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. § 2. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 10°, van het decreet van 9 maart 2018 aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor: 1° een attest van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming door het ziekenfonds dat is uitgereikt door de overheidsinstantie die de uitkering betaalt of een attest op grond van artikel 92 § 1 3°, van het voormelde decreet;2° een UiTPAS met kansenstatuut op naam, uitgereikt door de gemeente waar de leerlingen wonen, als de gemeente de criteria, vermeld in artikel 92 § 1 3°, 4°, 7° of 10° van het voormelde decreet, hanteert om het kansenstatuut toe te kennen. § 3. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 5° van het decreet van 9 maart 2018, aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor: 1° een attest dat het recht aantoont op een tegemoetkoming aan personen met een handicap dat is uitgereikt door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;2° een rekeninguittreksel waaruit een tegemoetkoming aan personen met een handicap blijkt van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;3° een European Disability Card conform het protocolakkoord van 10 oktober 2016 over het project European Disability Card tussen de Federale Regering, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering, de Franse Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Regering. § 4. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 6° van het decreet van 9 maart 2018, aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor: 1° een attest van de ziekteverzekering als dat document een geldigheidsperiode vermeldt en een graad van arbeidsongeschiktheid of mindervaliditeit van ten minste 66%;2° een attest van de Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering conform artikel 100 § 1 van de wet 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;3° een attest van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, met vermelding van "vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen". § 5. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 7° van het decreet van 9 maart 2018 aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor: 1° een attest van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, dat het recht op een toeslag voor het kind aantoont;2° een attest van een kinderbijslagfonds of van het Federaal agentschap voor de kinderbijslag als het attest uitdrukkelijk vermeldt dat er een verhoogde kinderbijslag toegekend wordt wegens een handicap van ten minste 66%. § 6. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 8° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een verklaring voor van de directie van de instelling waar ze verblijven. § 7. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 9° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor: 1° een attest uitgereikt door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen;2° een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister in de gemeente waar de leerling verblijft;3° een identiteitsbewijs voor vreemdelingen. § 8. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 3° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een attest afgeleverd door het OCMW voor. § 9. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 4° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een attest afgeleverd door de Rijksdienst voor Pensioenen voor.

Art. 49.Een leerling die conform artikel 92 § 2 van het decreet van 9 maart 2018 recht heeft op het verminderd inschrijvingsgeld, toont via een document uitgereikt door de gemeentelijke administratie dat hij tot dezelfde leefeenheid behoort als de persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in 92 § 1 van hetzelfde decreet.

Een leerling die conform artikel 92 § 3, 1° van het decreet van 9 maart 2018 recht heeft op het verminderd inschrijvingsgeld, toont via een document uitgereikt door de gemeentelijke administratie dat hij tot dezelfde leefeenheid behoort als een persoon die het inschrijvingsgeld al heeft betaald in dezelfde of een andere academie.

Een leerling die conform artikel 92 § 3, 2° van het decreet van 9 maart 2018 recht heeft op het verminderd inschrijvingsgeld, toont via een document uitgereikt door de gemeentelijke administratie dat hij of zij kind, broer of zus is van een persoon die het inschrijvingsgeld al heeft betaald in dezelfde of een andere academie.

Art. 50.De attesten, vermeld in artikel 47 tot en met 49, kunnen zowel in schriftelijke als elektronische vorm voorgelegd worden.

Het Agentschap voor Onderwijsdiensten beslist of een attest uitgereikt door een andere Belgische of buitenlandse overheidsinstantie gelijkwaardig bevonden wordt met de attesten, vermeld in artikel 47 tot en met 49. Afdeling 2. - Betalingsmodaliteiten en -termijnen voor schoolbesturen

Art. 51.Het inschrijvingsgeld, conform artikel 93 van het decreet van 9 maart 2018, wordt betaald in twee stortingen: uiterlijk op 15 november en op 15 april. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten maakt daarvoor een vorderingsdossier op en bezorgt de factuur aan het schoolbestuur.

Het schoolbestuur betaalt het inschrijvingsgeld voor elk van zijn academies afzonderlijk. HOOFDSTUK 7. - Erkenningsaanvragen, programmatieaanvragen en het verwerven van onderwijsbevoegdheid Afdeling 1. - Erkennings- en programmatieaanvraag

Art. 52.Een schoolbestuur dat conform artikel 101 van het decreet van 9 maart 2018 een voorlopige erkenning voor zijn academie wil aanvragen, dient uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting het formulier dat is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten.

In afwijking van het eerste lid dient het schoolbestuur een aanvraag tot voorlopige erkenning voor een oprichting van een academie die start vanaf het schooljaar 2018-2019, in voor 1 mei 2018.

Art. 53.Het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 111 van het decreet van 9 maart 2018 voor een academie financiering of subsidiëring wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting het formulier dat is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten.

In afwijking van het eerste lid dient het schoolbestuur zijn financierings- of subsidiëringsaanvraag voor een oprichting van een academie die start vanaf het schooljaar 2018-2019, in voor 1 mei 2018.

Art. 54.Het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 102 en 111 § 2, van het decreet van 9 maart 2018, voor een onderdeel van een academie erkenning en financiering of subsidiëring wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april het formulier dat is opgenomen in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd, in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten.

In het eerste lid wordt verstaan onder onderdeel: 1° een nieuw domein;2° de uitbreiding naar een nieuwe vestigingsplaats van een structuuronderdeel dat de academie al in een of meer vestigingsplaatsen organiseert;3° de oprichting van een nieuw structuuronderdeel van een domein waarvan de academie al een of meer structuuronderdelen organiseert in een bestaande of nieuwe vestigingsplaats. In afwijking van het eerste lid dient het schoolbestuur zijn financierings- of subsidiëringsaanvraag voor een oprichting van een onderdeel van een academie die start vanaf het schooljaar 2018-2019, in voor 1 mei 2018. De minister neemt voor 15 mei een beslissing op basis van het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, de adviescommissie en in voorkomend geval het samenwerkingsforum, vermeld in artikel 56 paragraaf 2. Als het schoolbestuur de gevraagde onderwijsbevoegdheid verkrijgt, is die geldig tot en met 30 september van het tweede schooljaar dat volgt op de datum van het verkrijgen van de bevoegdheid. Als de goedgekeurde clusters, opties of instrumenten binnen die periode niet georganiseerd worden, vervalt de bevoegdheid.

In afwijking van het eerste lid neemt de minister voor aanvragen tot onderwijsbevoegdheid die ingaan op 1 september 2018 een beslissing voor 31 augustus 2018. Afdeling 2. - Onderwijsbevoegdheid

Art. 55.§ 1. Het schoolbestuur dat conform artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018 onderwijsbevoegdheid voor een cluster van opties, een cluster van muziekinstrumenten, of een muziekinstrument in een academie wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 maart bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten een aanvraag in die de volgende elementen bevat: 1° de visie van het schoolbestuur over vernieuwing en verbreding van het aanbod;2° een indicatie dat er een leerlingenpotentieel is voor de aangevraagde onderwijsbevoegdheid;3° op de ingangsdatum voldoen aan de vereisten voor de infrastructuur en de leermiddelen;4° een ondertekend protocol van het lokaal comité van het aanvragende schoolbestuur. De indeling van opties en muziekinstrumenten in clusters, vermeld in het eerste lid, is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.

In afwijking van het eerste lid dient het schoolbestuur aanvragen voor onderwijsbevoegdheid voor het schooljaar 2018-2019 in voor 1 mei 2018. § 2. Met behoud van de toepassing van de eerste paragraaf motiveert het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018 onderwijsbevoegdheid voor een unieke optie, een cluster van unieke opties, wil verkrijgen, hoe de vraag tot onderwijsbevoegdheid aansluit op het lokale of regionale immaterieel of materieel cultureel erfgoed of aansluit bij de lokale amateurkunstbeoefening. Een unieke optie kan door maximaal vijf academies per provincie worden georganiseerd tenzij de minister een afwijking verleent vanwege het lokale immaterieel of materieel cultureel erfgoed of de aansluiting bij de lokale amateurkunstbeoefening. Het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt voor deze bepaling beschouwd als een provincie. § 3. Het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018 onderwijsbevoegdheid voor de domeinoverschrijdende initiatieopleiding wil verkrijgen, hoeft dat alleen te melden, en toont in haar melding aan dat ze voldoet aan het principe dat er ten minste twee domeinen maximaal worden aangeboden. § 4. Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie klassiek kan onderwijsbevoegdheid verwerven voor een of meer clusters van klassieke muziekinstrumenten, vermeld in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.

Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie oude muziek, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de muziekinstrumenten, vermeld in artikel 12.

Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie jazz-pop-rock, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de muziekinstrumenten, vermeld in artikel 13.

Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie folk- en wereldmuziek, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de muziekinstrumenten, vermeld in artikel 14.

Een academie kan maximaal drie muziekinstrumenten aanbieden uit een cluster waarvoor ze geen onderwijsbevoegdheid heeft, als ze voor elk van die muziekinstrumenten onderwijsbevoegdheid aanvraagt en verkrijgt. § 5. Een schoolbestuur kan meerdere aanvragen tot onderwijsbevoegdheid gelijktijdig indienen. Het gebruikt daarvoor het formulier dat opgenomen is in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 56.§ 1. De ingediende aanvragen worden door het Agentschap voor Onderwijsdiensten ontvankelijk verklaard als bij de aanvraag een ondertekend protocol van het lokaal comité van het aanvragende schoolbestuur is gevoegd.

De ontvankelijk verklaarde aanvragen worden voor advies aan de Vlaamse Onderwijsraad bezorgd en vervolgens beoordeeld door een adviescommissie die bestaat uit vertegenwoordigers van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, het Departement Onderwijs en Vorming en de onderwijsinspectie.

Bij de beoordeling van de aanvragen houdt de adviescommissie rekening met al de volgende criteria: 1° de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid sluit aan bij de visie van het schoolbestuur over vernieuwing en verbreding van het aanbod;2° er is een indicatie dat er een potentieel aan leerlingen bestaat voor de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid;3° de academie beschikt op de ingangsdatum over de nodige infrastructuur en expertise voor de organisatie van de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid. § 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 formuleert het netoverschrijdend samenwerkingsforum deeltijds kunstonderwijs Brussel, vermeld in artikel 27 van het decreet van 9 maart 2018, een advies over de aanvragen die ingediend zijn door een schoolbestuur van een academie waarvan de hoofdvestigingsplaats gevestigd is in het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad.

Het samenwerkingsforum, vermeld in het eerste lid, bepaalt zelf zijn beoordelingscriteria, rekening houdend met zijn opdracht, conform artikel 27 van het decreet van 9 maart 2018. § 3. De minister neemt vóór 15 mei een beslissing op basis van het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, de adviescommissie en in voorkomend geval het samenwerkingsforum, vermeld in paragraaf 2. Als het schoolbestuur de gevraagde onderwijsbevoegdheid verkrijgt, is die geldig tot en met 30 september van het tweede schooljaar dat volgt op de datum van het verkrijgen van de bevoegdheid. Als de goedgekeurde clusters, opties of instrumenten binnen die periode niet georganiseerd worden, vervalt de bevoegdheid.

In afwijking van het eerste lid neemt de minister voor aanvragen tot onderwijsbevoegdheid die ingaan op 1 september 2018 een beslissing vóór 31 augustus 2018.

Art. 57.De academie kan de cluster van opties of muziekinstrumenten waarvoor ze onderwijsbevoegdheid heeft verworven, organiseren in elke vestigingsplaats waar ze een structuuronderdeel organiseert dat opgenomen is in de financierings- of subsidiëringsregeling en waarin de optie of het muziekinstrument aangeboden wordt in een studierichting en graad die conform artikel 98 van het decreet van 9 maart 2018 ondergebracht is het desbetreffende structuuronderdeel.

Als een academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor een cluster waarvan de opties of muziekinstrumenten in verschillende structuuronderdelen voorkomen, kan ze die opties of muziekinstrumenten alleen organiseren in haar structuuronderdelen die in de financierings- of subsidiëringsregeling zijn opgenomen.

Art. 58.Een schoolbestuur kan onderwijsbevoegdheid aanvragen voor een optie die niet in artikel 3, 5, 7 of 9 voorkomt of een muziekinstrument dat niet in artikel 11 tot en met 14 voorkomt. Het schoolbestuur kan daarbij een voorstel tot een nieuw vak toevoegen.

In het geval, vermeld in het eerste lid, dient het schoolbestuur een gemotiveerde aanvraag in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten, dat de ontvankelijkheid beoordeelt conform artikel 56, § 1, eerste lid. Het agentschap legt de vraag vervolgens voor aan de Vlaamse Onderwijsraad en een commissie bestaande uit de Onderwijsinspectie, het Agentschap voor Onderwijsdiensten en het Departement Onderwijs en Vorming. Op basis van dat advies neemt de Vlaamse Regering een beslissing.

Bij de beoordeling van de aanvragen houdt de adviescommissie, naast de criteria vermeld in artikel 56 § 1 derde lid, rekening met de volgende criteria: 1° de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument zich onderscheidt van het bestaande aanbod, vermeld in artikel 3 tot en met 15;2° de leerbehoefte die werd vastgesteld met het oog op hetzij vervolgonderwijs, hetzij kunstbeoefening in de vrije tijd of op de arbeidsmarkt;3° de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument het potentieel heeft om nieuwe doelgroepen te bereiken;4° de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument inspeelt op een actuele tendens in de kunsten of bijdraagt tot het bewaren van het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen door nieuwe restauratietechnieken of inzichten over de uitvoeringspraktijk. Als aan minstens drie van de vier criteria werd voldaan, kan er een gunstig advies gegeven worden.

De Vlaamse onderwijsraad bepaalt zelf zijn beoordelingscriteria, conform zijn opdracht, vermeld in artikel 69 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad. HOOFDSTUK 8. - Terugvorderingen en sancties

Art. 59.De overtredingen, vermeld in artikel 88, § 1 van het decreet van 9 maart 2018, worden door de daartoe gemachtigde ambtenaren van het Agentschap voor Onderwijsdiensten vastgesteld.

Met toepassing van artikel 88, § 2 van het voormelde decreet wordt de gemotiveerde beslissing tot de financiële sanctie met een aangetekende brief meegedeeld aan het schoolbestuur in kwestie.

Art. 60.Het schoolbestuur kan binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van de brief, vermeld in artikel 59, tweede lid, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten. De herfstvakantie, kerstvakantie, krokusvakantie, paasvakantie en zomervakantie schorten de voormelde termijn van dertig kalenderdagen op.

Uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangst van het aangetekende beroep neemt het Agentschap voor Onderwijsdiensten er een beslissing over. De indiener van het beroep heeft het recht om binnen die periode gehoord te worden. Het agentschap kan de financiële sanctie bevestigen, aanpassen of vernietigen. De gemotiveerde beslissing wordt met een aangetekende brief aan het schoolbestuur meegedeeld. HOOFDSTUK 9. - Wijzigingsbepalingen

Art. 61.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011 betreffende de regeling van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker en voor bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in het onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt tussen de woorden "secundair onderwijs" en de woorden "of het volwassenenonderwijs" de zinsnede ", het deeltijds kunstonderwijs" ingevoegd;2° in punt 3° worden de woorden "of van het deeltijds kunstonderwijs" opgeheven. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen

Art. 62.De volgende besluiten worden opgeheven: 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans", het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Beeldende kunst", het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;3° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;4° het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 2007 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het Deeltijds Kunstonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;5° het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2007 betreffende de goedkeuring van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs vanaf het schooljaar 2007-2008, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;6° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 betreffende de administratieve omkadering in het deeltijds kunstonderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;7° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs, gewijzigd bij voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;8° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2014 betreffende het prestatiestelsel van opstellers in het deeltijds kunstonderwijs;9° het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014 tot wijziging van diverse besluiten betreffende het deeltijds kunstonderwijs met het oog op een aantal maatregelen voor de inhoudelijke vernieuwing. Afdeling 2. - Overgangsbepalingen

Art. 63.Een leerling die in het schooljaar 2017-2018 een leerjaar van een opleiding in de oude structuur met goed gevolg heeft afgewerkt, kan zich in het schooljaar 2018-2019 inschrijven in het volgende leerjaar van de overeenkomstige opleiding van de nieuwe structuur, of in een vervolgopleiding van de nieuwe structuur, als hij voldoet aan al de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 29 tot en met 33 van het decreet van 9 maart 2018.

Een leerling die in het schooljaar 2017-2018 een leerjaar van een opleiding in de oude structuur niet met goed gevolg heeft afgewerkt, kan zich in het schooljaar 2018-2019 inschrijven in hetzelfde leerjaar van de overeenkomstige opleiding van de nieuwe structuur, als de directeur en de betrokken leerkrachten conform artikel 62 van het voormelde decreet oordelen dat een verlengd leertraject zinvol is voor de leerling.

De overeenstemming van de opleidingen van de nieuwe structuur met de opleidingen van de oude structuur is vastgesteld in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 64.De academies van het gemeenschapsonderwijs die op 30 juni 1994 beschikten over bezoldigde ambten van secretaris-rekenplichtige, suppoost, klerk en klerk-typist, kunnen die ambten behouden zolang ze worden ingenomen door de titularissen van dat ogenblik en die de betrekking in dezelfde administratieve toestand en zonder onderbreking blijven uitoefenen. Het volume van de opdracht mag niet hoger worden dan wat het was op 30 juni 1994.

Art. 65.Een gefinancierde of gesubsidieerde academie heeft vanaf 1 september 2018 onderwijsbevoegdheid voor alle opties en muziekinstrumenten waarvan ze de overeenkomstige optie of het overeenkomstige instrument in de oude structuur organiseerde in het schooljaar 2017-2018 en de leerlingen ervan meegeteld werden in de omkaderingsberekening.

Met uitzondering van de clusters van unieke opties en bijbehorende muziekinstrumenten heeft een academie daarenboven onderwijsbevoegdheid voor alle opties en muziekinstrumenten die behoren tot een cluster waartoe een optie of een muziekinstrument behoort, waarvoor ze krachtens het eerste lid onderwijsbevoegdheid verworven heeft.

Een academie die het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van het decreet 9 maart 2018 tenminste 4 barokinstrumenten inricht, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de cluster oude muziek.

De overeenstemming van de opties en muziekinstrumenten van de nieuwe structuur met de opties en muziekinstrumenten van de oude structuur is vastgesteld in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 66.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 161 van het decreet van 9 maart 2018 worden de tijdelijke projecten, vermeld in artikel II.53 tot en met II.57 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, gecodificeerd op 28 oktober 2016, op 31 augustus 2018 stopgezet. § 2. In afwijking van artikel 65 kunnen de academies die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project conceptuele kunst organiseerden, met behoud van de toepassing van artikel 57, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie beeldende en audiovisuele kunsten in de vierde graad van de studierichting beeldend kunstenaar en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, organiseren.

In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project integratiekunst mozaïek organiseerde, met behoud van de toepassing van artikel 57, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie kunstambacht mozaïek in de vierde graad van de studierichting beeldend kunstenaar en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten organiseren.

In afwijking van artikel 65 kunnen de academies die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project muziektheater organiseerden, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie musical/muziektheater in de derde graad en vierde graad van de studierichtingen vertolkend en creërend muzikant en in de kortlopende studierichting specialisatie muziek, organiseren.

In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project schoenontwerpen organiseerde, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie schoenontwerp in de vierde graad van de studierichting ontwerper en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, organiseren.

In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project geluidsleer en opnametechniek organiseerde, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie experimentele muziek in de derde graad en vierde graad van de studierichting creërend muzikant en in de kortlopende studierichting specialisatie muziek, organiseren.

In afwijking van artikel 65 kunnen de academies die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project regie podiumkunsten organiseerden, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie regie in de vierde graad van de studierichting theaterregisseur en in de kortlopende studierichting specialisatie woordkunst-drama, organiseren.

In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project sounddesign organiseerde, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie sounddesign in de vierde graad van de studierichting ontwerper en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, organiseren. § 3. Artikel 63 is van toepassing op de inschaling van de leerlingen die in het schooljaar 2017-2018 een tijdelijk project volgden. Afdeling 3. - Inwerkingtreding

Art. 67.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2018, met uitzondering van de bepalingen, vermeld in artikel 52 tot en met 58 die met onmiddellijke ingang in werking treden op de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad.

De bepalingen, vermeld in artikel 3 tot en met 16 treden met onmiddellijke ingang in werking op de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad, in de mate dat dit noodzakelijk is voor de toepassing van de artikelen 52 tot en met 58.

Art. 68.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 mei 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^